OFFEN
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang
GEMASKERD BAL.
A. H. v. STEUR Jr.
No. 22240
>AK
:emstede,
lorigaza"
selpapier
Haarlem
Fotografisch Atelier DJCHE
Amateurskiekjes.
19e JAARGANG
n
ACIET
per H.L.
chip
i advies
to artikelen
Bloementen-
onzen stand
alle formaten,
rjaarsbloemen
J prachtige
schoorsteen-
en en tafel-
ans tegen zéér
prijzen
j - HAARLEM
gaarne verstrekt
5NS
ZATERDAG 9 MEI 1925
No. 18
Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324.
Raadsoverzicht.
HEEREN- EN DAMESKLEERMAKER
Het beste adres voor EERSTE KLAS
KLEED ING tegen billijke prijzen
v« -
r.
van
Telefoon 10744
K U1TN00D1GEND
ol
HAARLEM
rU'f daar naderde. Deze
ing was nog niet gereed
Majesteit was bezig zijn
raan hij altijd groote be
naar moest de nagels van
Ook moest hij nog ont-
iteit was erg lui en dus
-.wam een meisjeshoofd te
heldere stem vroeg dat!
>r al? tt
iets van „vrouwvolk" en
rok het meisjeshoofd zich
haar luid en blij zeggen:
dat u reeds klaar bent nu
igen".
i hem heelemaal niet. en
heelemaal niet aardig
;h de prinses!" De prinses
haar vader. Zij was mooi
en haar hart was ook goed
rins Beowulf de poort
igenlijk alles nog in de war.
inbehoorlijk. Maar dit wer
prinses in haar wit zij e
id.
SUa (Wordt vervolgd
appen.
School.
waarom geef jij éee
S „Hij heeft een heele zuut'
ter, en daarom kan hij a'
BLOEMENDAALSGH WEEKBLAD
■*C r- -
-/ rv 11
Abonnement:
Voor een half jaar
LOSSE NUMMERS 5 CENT.
WERELDS LOON.
As goeie werk geen dank mag vind
Wees daarvoor niet ontdaan nie:
n Moeder verwag ook geen dank van haar kind
Wat haar weldaad nie verstaan nie.
Die hoogste werk het sij eie vreugd
In sij vrijdom van dank en vrees;
Steeds wereldbeloond, sou seker die deugd
Geen deugd meer wees.
(Uit Afrikaansche gedichten van Jan Celliers).
si) zijn.
eie eigen.
MODERNE DAMES- EN V>A LM-J
ft Gr. Houtstr. 169, Tel. 13472
HEERENPORTRETTEN
(Nadruk verboden).
Wat kan het toch zijn, dat aan de ge
maskerde bals, waarop men in de Vasten
tijd zoo verzot is, die eigenaardige beko
ring geeft? Ten onrechte meent men, dat
het de uitgelatenheid is van dit pleizier.
Het is iets anders, en dit iets komt tege
moet aan een zoo ernstige behoefte van de
menschelijke ziel, dat wij eigenlijk alle
maal een gemaskerd bal noodig hébben.
Er ligt voor mij in het gemaskerd bal
iets meer dan aantrekkelijks. Het gemas
kerd bal is voor mij de rechtvaardiging
van de menschelijke natuur. En nu bedoel
ik niet de natuur, zooals men dat noemt,
in lageren zin, maar wel degelijk de natuur
in hoogeren zin. Ik durf de volle verant
woording dragen, wanneer ik zeg, dat aan
het gemaskerd bal een gezond zedelijk be
ginsel ten grondslag ligt en dat wij het
gemaskerd bal noodig hebben, zoolang ons
maatschappelijk leven dit gezond zedelijk
beginsel verwaarloost.
Ik houd nu eenmaal van het algemeen
menschelijke en universeele. Zeker, namen
en groepen en beroepen zijn noodig, maar
het zijn bijkomstigheden, hulpmiddelen
gelijk de etiquetten op de fleschjes in de
apotheek. Er is meer overeenkomst en
meer verwantschap tusschen de menschen
dan onze veelvuldige indeeling zou doen
vermoeden. In ons hart zijn wij allen
mensch, maar wij durven dit onderling
niet bekennen. Wij doen jegens elkaar, of
wij louter vertegenwoordigers zijn van
verschillende families, standen en beroe
pen, die niet het minste met elkander te
maken hebben en even weinig zich leenen
tot onderlinge vermenging als water en
olie.
Wij ontmoeten elkaar op straat, op een
partijtje, of ja zelfs in de kerk. En we
monsteren elkaar en weten terstond, of
we elkaar mogen groeten, met elkaar mo
gen praten, tot elkaar in nauwe betrek
king mogen treden. Grondt zich dit oor
deel op onze wederzijdsche hoedanighe
den? Kennen wij elkaar naar elkanders
verstand, geestigheid of karakter? Neen,
maar ik heet zus en hij heet zooik ben
familie van deze en hij van gene; ik oefen
dit beroep uit en hij dat. En daarom zijn
wij op elkaar aangewezen of voor elkaar
vreemd. Och arme, hoe dwaas en benepen
is onze keuze!
Is het geen noodwendigheid geweest,
dat men althans in onze maatschappij één
gelegenheid heeft geschapen, waarbij men
zonder aanzien van naam, stand of beroep
elkander als mensch kan ontmoeten? Het
gemaskerd bal is de tijdelijke gemeen-
I schap van de naamloozen, de stamloozen
en de beroeploozenhet is de tijdelijke
gemeenschap van menschen als zoodanig.
Welk een verademing is er in het incog
nito gelegenMen behoeft nog geen prins
I van den bloede te zijn, om gedrukt te gaan
onder de conventioneele verplichtingen, die
een bepaalde omgeving aan een bepaald
individu stelt. Men zoekt dikwijls onop
rechtheid achter de snoepreisjes van een
dorpsnotaris en neemt het een dominee
-kwalijk, zoo men hem te Amsterdam in
den schouwburg betrapt, dien hij thuis ten
J overstaan van zijn gemeente loochenen
I moet. Maar een dorpsnotaris en een domi-
nee zijn behalve dorpsnotaris en dominee
I ook mensch en hunkeren naar een gelegen-
I heid waar zij, zij het slechts zeer kortston-
I dig, van hun conventioneel etiquet zijn
I verlost. Waarlijk, men behoeft bij een bui-
1 tenlandsche reis niet terstond aan onoor-
I m vermaken te denkende aantrekke
lijkheid ervan bestaat louter in het genot,
■zich eens natuurlijk en ongedwongen als
I mensch onder menschen te kunnen bewe-
|gen.
£emeenschap van naamloozen,
I andloozen, beroeploozen. Hier zou Faust
de ontboezeming herhalen, die hij slaakte
op zijn befaamde wandeling buiten de
poort, waar de Paaschgangers langs de
wegen krioelden. Ook op het gemaskerd
bal zou hij, de universeele, uitroepen:
„Hier ben ik mensch, hier mag ik 't zijn!"
Wat wel het allermerkwaardigst is van
een gemaskerd bal, is dat men achter zijn
masker en in zijn vermomming zijn eigen
natuurlijk wezen, zichzelf ontmaskert.
Men is wie men is en wordt hiernaar be
oordeeld. Ongedwongen en onbeschroomd
onthult men zijn bizondere hoedanigheden
onbevangen en zonder terughouding
zoekt men zijn omgang met wie men toe
vallig ontmoet.
Met het démasqué gaan de maskers
weer voor. Want, terwijl men het zwarte
kapje omhoogschuift, vliedt de mensch
terug achter het conventioneele mom:
men herkent weer elkander als naam,
stand en beroep. Men schaamt zich, zoo
men zich met den mensch, met wien men
zich zoo geestig en zoo trouwhartig heeft
onderhouden, blijkt te hebben geëncanail-
leerd, nu men ontdekt, dat hij ondanks
zijn prettige eigenschappen een minder
netten naam draagt of een minder net
beroep uitoefent dan men had vermoed.
Of men verstart onmiddellijk zijn gelaat
tot een koeie vijandelijkheid, nu blijkt,
dat de gemoedelijke vriend, met wien
men meende te doen te hebben, een te
genstander is in zaken of in de politiek.
Achter het masker zijn veeten en te
genstellingen vergeten. Het masker is de
algemeene vergeving, de algemeene
kwijtschelding, de algemeene verbroede
ring. Ware de heele wereld een gemas
kerd bal, het zou pais en vree zijn alom.
Want de meeste onaangenaamheden doén
wij elkaar niet aan op grond van ons
mensch-zijn, maar slechts in verband
met ons etiquet, relatie, negotie, gezindte
of landaard betreffend.
In de maatschappij zijn wij partij of
kerk, familie of natie, handelshuis of
doctrine. Daar zijn wij een marionet, een
belichaming, een plakbriefje. Eerst als wij
onze maatschappelijke verhouding mas-
keeren, ontmaskeren wij ons als mensch.
Hoe paradoxaal het klinkt, wij loopen
slechts zonder masker op een gemaskerd
bal. C.
Die lui van de Bloemendaalsche Reddingsbri
gade zijn, 'tmoet tot hun eer gezegd, lui met durf.
Maar dat is waarschijnlijk toe te schrijven aan de
nabijheid van d'e zee. 'Want 't is bekend, dat de
zee helden kweekt, meer dan hei of hosch of veen
gronden. Wie heeft er b.v, ooit gehoord van hei-
helden, boschhelden of veengrondhelden?
Niemand immers, evenmin als van klei-
of zand. of andere-grondsoort-helden. Maar zee
helden! O, bij heele ritsjes weet elke schooljon
gen ze op te noemen. Onze oude kerken liggen
er vol van. En vraag eens aan een schooljongen
den naam van een of anderen Engelschen leger-
held. Tien tegen een, dat hij met z'n mond vol
tanden staat. Maar vraag niet naar Engelsche zee
helden. Want dan komen Prins Robert, Mon'k,
Drake, Nelson en de rest. Enfin, bewijzen genoeg
om mijn bewering te staven, dat de zee helden
kweekt. Slechts dit eene nog. Wie heeft er ooit
gehoord van Van WassenaarObdam, zoolang hij
nog cavalerie-officier was? Maar zoodra was hij
niet op de vloot of hij liet zich uit louter heldhaf
tigheid met z'n schip in de lucht vliegen. Maar
om nu tot die lui van de Bloemendaalsche Red
dingsbrigade terug te keeren: 't feit, dat zij Zater
dagavond aan 't feestvieren trekken stempelt hen
tot lui met durf. Want is er zooveel reden tot
feestvieren? Worden zij zoodanig door het publiek
gesteund in hun edel en menschlievend streven,
dat 't hart hen tot feestvieren noopt? Zie, dat wil
de ik bij dezen en genen eens informeeren. Wat
ik zoo al te weten kwam, was nu niet zoo bizon
der opwekkend. In de eerste plaats zij geconsta
teerd, dat 't Bloemendaalsche publiek zich al bi
zonder weinig aan de brigade laat gelegen liggen.
Zij, die de brigade financieel steunen, zijn te tel
len. Gelukkig dat de gemeente de brigade een
goed hart toedraagt en haar een flinken steun in
den rug geeft, anders kon zij haar bootjes wel
opbergen, tenminste, als zij in 't bezit was van een
boot. Maar dat is al evenmin 't geval als met de
sympathie van 't publiek. En een boot zal toch in
de toekomst een noodzakelijk iets worden. Stel
voor, dat een zwemmer in een mui raakt en hij
drijft een paar honderd meter uit de kust. Niet
bekend met de Tactiek, die men in een dergelijk
geval moet toepassen, tobt hij zich af om de kust
te bereiken en vermoeit zich dermate, dat hij, in
stiller water gekomen, niet meer bij machte is,
't land te balen. Wat kan een redder nu doen?
Er naar toezwemmen en den drenkeling de be
hulpzame hand bieden. Maar nu? Ja, nu komt 't er
op aan, den drenkeling aan land te brengen. Maar
dat valt niet mee. En 't resultaat zal misschien
zijn, dat de zee haar greep doet naar twee men-
schenlevens, Is er nu een boot in zee, dan is de
kans veel grooter, dat beiden behouden aan land
komen.
't Is maar goed, dat de ernstige leden van de
B. R. B. zich niet laten ontmoedigen door de nog
gebrekkige hulpmiddelen, of 't gemis aan hulpmid
delen waarmede zij te kampen hebben en nog
optimisme genoeg hebben, om Zaterdagavond aan
't feestvieren te gaan. Wie nu feestavond-houden
en slecht-bij-kas-zijn slecht te rijmen vindt, ver
tel ik onder de roos, dat, dank zij de „welwillen
de medewerking" van een aantal uit- en enkele
ingezetenen, deze heele feestavond zonder be
zwaar van de kas gehouden wordt.
Ja, dat zelfs de kas er nog iets bij winnen zal,
als 't publiek in flinken getale opkomt. Toch kost
't het publiek geen sou. Maar dat zijn nu juist de
geheimen van 't vak. Er is, om 't nu maar eens te
verklappen, een weddenschap mee annex.
Maar ik laat de B. R. B. voorloopig los en keer
terug naar 't strand en de zee. Ieder, die bekend
is met de gevaren der zee, zal moeten toegeven,
dat de z.g.n. „muien" de grootste zijn. Om hen,
die niet bekend zijn met deze verraderlijke vijan
den van den zwemmer, even op de hoogte te bren
gen, kan deze verklaring wellicht volstaan.
Ieder kent de „zwinnen", die £ardige binnen-
zeetjes", waarin de kinderen zoo heerlijk kunnen
ploeteren en plassen. Bij afloopend getij loopen
deze zwinnen door een opening in de afscheiden
de zandbank, leeg en veroorzaken een sterken
stroom naar de zee. Dit is de mui. Jammer, dat
deze muien zich verplaatsen, zoodat de waarschu
wingsborden ook verplaatst moeten worden. Waar
nu de mui de groote boosdoener is, zou 't m.i.
aanbeveling verdienen, vooral daarop de aandacht
te vestigen op 't strand.
Bij de afritten naar 't strand zouden dan b.v. bor
den geplaatst kunnen worden met de voorloopige
waarschuwing: „Wacht U voor de muien", 't Bloe
mendaalsche strand heeft niet zooveel afritten,
dus 't aantal dezer borden behoeft niet zoo groot
te zijn. Voorts zouden de borden, die de plaats
der muien aangeven, in sprekende kleuren ge
schilderd kunnen worden met een zeer duidelijke
waarschuwing en desgewenscht een grijnzende
doodskop er op. Tenslotte is 't misschien mogelijk,
bij politieverordening strafbaar te stellen, in de
buurt van muien te zwemmen. Zelfs voel ik iets
voor de wensch, door een brigadelid geuit, om
leden der brigade aan te stellen tot onbezoldigd
rijksveldwachter op 't strand, zoodat zij bij over
treding van 't muienverbod tot bekeuring kunnen
overgaan. En als de wensch van een meer be
scheiden lid in vervulling ging, om elk lid, belast
met strandwaebt, van een watervliegtuigje te voor
zien, dan gaf ik me den daarop volgenden dag nog
op als kustwacht-brigade-lid.
Ik eindig, zooals ik begon. Ik vind die lui van
de B. R. B, lui met durf, om met zulke groote
gevaren en nog zoo weinige hulpmiddelen, naar
't strand te tochten om in geval van gevaar hulp
te gaan verleenen. Maar als ook alles in de puntjes
was, dan zou er veel van den durf bij ingeboet
worden. Ik voor mij vind een bad bij Stoop of
aan de Kleverlaan nog wel zoo veilig, als in de
zilte golven, 'k Hoop echter, dat gemeente en par
ticulier initiatief tegemoet zullen komen aan hen,
die in zee hun element zoeken. DIXI.
Wat hebben we vroeger toch heel andere raads
zittingen mogen bijwonen dan thans.
Vroeger was het 'n schouwtooneel waar mees
tentijds blijspelen werden gegeven.
De heer Laan had dan altijd de hoofdrol in han
den, doch werd goed en trouw bijgestaan door
de heeren Bornwater, Verdegaal en meer anderen.
Maar vooral door de heeren Bornwater en Ver
degaal. Dat ging dan zoo.
De Voorzitter deed 'n voorstel of lichtte een
voorstel toe. Paste er vooral op dat hij recht de
zaal in keek om den heer Laan niet wakker te
maken.
De heer Laan was echter meestentijds reeds
wakker en zoo niet dan gaf de een of ander hem
een gemoedelijk knipoogje, daarmede willende
zeggen: de eer is aan U, spreek. De heer Born
water nam dan een buigende houding aan, keek
j over zijn bril, wreef de handen tusschen de knieën,
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting.
Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels
1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde
plaats speciaal tarief.
waarbij dan zijn hoofd opzwol en rood werd van
ingehouden pret.
Dat ter aanmoediging.
De heer Verdegaal stemde stereotyp tegen elk
voorstel wat geld kostte, behalve dan wanneer het
Vogelenzang gold en het was dus de stem waarop
de heer Laan kon rekenen.
De heer Noorman knipoogde den heer Laan
steeds goedig toe, waarbij het puntje van zijn neus
dan optrok van genoegen. Wat de pret heel groot
dan kreeg zijn buurman een duw onder de tafel.
De heer Hogenbirk keek dan met een medelij
denden blik naar de tafel waar aanzaten de B.
en de W.'s, althans als 'het zoo'n beetje op een
complot ging gelijken tegen voornoemde B. en W.'s.
En zoo zou ik voort kunnen gaan. Ieder speelde
z'n rol naar behooren en de pers, als eenige luiste
raar, was in; zijn hum.
Dat was dan toch alleen maar als er een voor
stel ter tafel kwam waarbij de gemeente-finan-
ciën in het spel kwamen, zult U opmerken. Doch
U weet, zoo goed als ik, dat, indien B. en W. met
een voorstel ter tafel komen er altijd geld bij moet,
Oogenschijnlijk dacht men soms: dat kost nu
eens geen geld, letterlijk niets, doch dat kwam dan
omdat zoo'n voorstel met zóóveel zorg was samen
gesteld dat het oogenschijnlijk een voordeeltje be-
teekende, doch ging men de zaak goed na dan
zag men dat men door B. en W. bij den neus
was genomen, of nee, zoo erg was 't niet, doch het
had er dan toch wel een beetje van weg. Want
geld moest er bij.
Men heeft mij wel eens gezegd dat de toenma
lige wethouder, de heer de Waal Malefijt, daar
specialiteit in was, dat wil zeggen in het zoo sma
kelijk mogelijk iets voorleggen.
Doch de heer Laan was als de ratten. Hij rook
er even aan, doch kwam niet over de wip.
Zijn plaatsvervanger was de heer Van Kessel,
met dat verschil dat de heer Laan trouw ter zijde
werd gestaan, er geen sigaret minder om rookte
en het zuiver als amusement beschouwde.
De heer Van Kessel maakte er echter ernst van,
wond zich soms dermate op dat men niet met hem
mee durfde gaan en hij stond dan gansch alleen
Zelfs het politiebureau was ten slotte voor hem
niet veilig meer.
De pret was er dan ook af voor ons toehoorders
en de pret bleef er af.
Van gemoedelijkheid was geen sprake meer, ook
niet toen de heer Otto de raadszaal binnenstapte
en deze zich begaf op het pad wat reeds door de
heeren Laan en Van Kessel was verlaten.
De gevolgen zijn. U bekend.
De heer Otto kwam nog meer alleen te staan
dan de heer Van Kessel, daar zelfs de pers een
gereserveerde houding aannam. (Behoudens dan
toch de schrijver van deze overzichten. Red.)
Doch ook die toestand behoort weer tot het
verleden en we zijn thans zoover gekomen dat
van alle kanten verzet komt tegen de handelingen
van de B. of van de B. en W.'s.
Soms ten onrechte.
Maar zoo gaat het op dit ondermaansche.
In de jongste raadszitting was pas de zitting be
gonnen of daar had je de poppen al aan 't dansen
De Voorzitter stelde n.l. voor als eerste punt
te behandelen: de Wijziging en aanvulling der Ver
ordening tot heffing eener belasting onder den
naam van „Leges", daar anders dit jaar geen leges
voor het afgeven der jachtacten meer zouden kun
nen worden geheven.
In beginsel prachtig. Wie jagen wil, moet jacht-
gronden tot zijn beschikking hebben en wie zich
die weelde kan permitteeren kan ook wel een
klein bedrag in de gemeentekas storten voor het
verkrijgen eener acte. Zijn schietgereedschap moet
hij toch ook betalen? En dat de Voorzitter dit
punt allereerst wilde behandeld zien, al was dan
ook pas één of twee dagen tevoren het ontwerp
aan de Raadsleden toegezonden, getuigde m.i. van
een zuiver democratisch beleid.
Men moet het ijzer smeden als het heet is en
waar pas een paar dagen vóór de Raadszitting
bedoeld ontwerp was gereed gekomen, was het
nog heet. En waar bovendien nu eens gezorgd
werd dat geld wordt gevorderd van menschen die
iets te missen hebben, noem ik dit democratisch.
Althans 't is een poging om democratisch te gaan
doen.
Want 't is zoover niet gekomen.
Ik lees n.l. in het raadsverslag:
Na eenige bespreking stelt de Voorzitter voor
dit punt aan te houden tot een volgende verga
dering.
De heer Schulz komt op tegen deze houding van
het Dagelijksch Bestuur. Men gooit eerst dit punt
met een te groote haast ter tafel, zonder dat men
er kennis van heeft kunnen nemen, doch er was
zoo'n groote haast mee, vanwege de jachttijd en
nu zegt de Voorzitter dat er waarschijnlijk dit
jaar toch niet veel voordeel van zou te halen zijn.
Spreker moet toch werkelijk de noodige ernst
gaan betwijfelen.
Dat is nu weer eens net iets voor den heer
Schulz.
Eerst wordt er zoolang en zoo overredend ge-
KLEVERPARKWEG 154 TELEFOON 10303
tegenover oe middelbare technische school
OPGERICHT 1903
sproken totdat de Voorzitter van meening is ver
anderd en Z.Ed. zelfs voorstelt om de zaak maar
aan te houden, daar er dit jaar toch niet veel zal
terecht komen van het heffen van leges voor de
jachtacten en als het dan zoover is gekomen dat
de Voorzitter voorstelt wat hij oorspronkelijk niet
had willen voorstellen en wat hij oorspronkelijk
had voorgesteld terugneemt, dan vraagt de heer
Schulz of het wel ernst is.
En er werd zoowaar nog om gelachen ook.
Met dat uitbreidingsplan zijn we dan nu toch
zoover gekomen dat er geen tweede bureau voor
Publieke Werken komt, doch dat dit zoo veel
mogelijk op ons eigen bouwbureau zal worden
klaar gemaakt, natuurlijk onder leiding van een
specialist, n.l. de heer Cuypers.
Doch vooraf alweer hommeles.
Nu was het weer de heer de Roo van Aldter-
werelt die het Dag. Bestuur verweet fouten ge
maakt te hebben en thans den gemeenteraad voor
een fait a compli te stellen. De heer Otto liet zich
eveneens hooren en stelde niets minder voor dan
het voorstel van B. en W. niet aan te nemen, doch
dit zaakje, althans zooveel mogelijk door ons eigen
corps teekenaren te laten opknappen. En zoowaar,
de heer Hogenbirk viel den heer Otto bij.
Het werd den Voorzitter wel moeilijk gemaakt.
Ik las zoo van zijn aangezicht: Hoe heb ik het nu
met jullie. Toen ik mijn, mannen in de groene tent
door dik en dun verdedigde, van hen geen kwaad
woord wilde hooren, toen deugde het niet en nu
ik kom vertellen dat zij voor dit werkje niet be
kwaam zijn, nu keeren jullie het blaadje precies
om en komen mij vertellen dat zij heusch niet zoo
onbekwaam zijn voor dat karweitje, als ik wel
denk.
Meer nog dan de Voorzitter kwam de heer Van
Nederhasselt in het hoekje, waar de slagen vielen.
Hij verdedigde de voordracht van B. en W. met
alle argumenten die er bij te halen waren. Dus:
't Bureau P.W. kan er niets van. Ho! zei de heer
Otto, zoo gaat 'het niet. Tot nu toe maakte het
bureau van P.W. alle uitbreidingsplannen. B en
W, vonden hen alleszins bekwaam. Maar toen de
heer Cuypers van Roermond er dngedraaid
(de heer Otto moffelde dit woord weg, maar blijk
baar had hij het op zijn tong) moest worden, toen
was P.W. plotseling tot niets meer bekwaam en
vertelden de wethouders, dat ze maar eenvoudig
een kaart namen en een liniaal en dan maar lijnen
trokken. Waarom neemt men dan niet een Bloe-
mendaalschen architect als er toch een architect
bij noodig is?
In werkelijkheid is het ook zeer moeilijk.
Maar we zullen er het beste maar van hopen
en aannemen wat door de heeren Schulz en Otto
werd gezegd, n.l. dat wij 'bekwame teekenaars heb
ben, of zooals de heer Otto zeide moeten aan
nemen, ze te hebben.
Vast staat nu wel dat van d'e beschikbaar ge
stelde 10.000.voor dit werkje eenige 'holland-
sche guldens over zullen blijven en daarnaast dat
over een jaar dit plan gereed zal zijn.
Zonder dat iemand er aan dacht om eens een
lans te breken voor de Openbare lagere school
te Overveen, komt een katholiek raadslid ons vra
gen of het geen tijd wordt om dat gebouw als
onderwijs-instituut voor onbruikbaar te verklaren
en naar een geschikter gelegenheid om te zien.
Dat getuigt van een ruime opvatting van, dat
raadslid. Alleen zegt het voor mij dat, nu een ka
tholiek raadslid er mee aankomt het toch minstens
een urgente zaak is en de heer Hoekstra, het
hoofd dier school, zoo spoedig mogelijk een be
tere gelegenheid zal worden aangeboden,
De woorden, geuit door de heeren Otto en Ho
genbirk betreur ik. Hoe goed dan ook door hen
■BE