Atelier voor Fotografische Kunst
g. h. van delft
A. DE braaf, Tel. 222Q0 Bloemendaal
Toen de hans huiam
S
J. WALTER, BloemeiMl
FIRMA J. P. STAAL
eioemendaaiscneuieo o. rei. 22387
VIOOLLES
E. VAR DER BOSCH
BRAN DSTOFFEN
A.F.KORS - GARAGE
Meisje.
1RANDST0FFENHANDEL
F. DE GRAAF - OVERVEEN
|H. J. CASSEE
NI HOENDERDOS
VUNDERINK'S
WEIJERT VAN ZANEN
Verhuur- en Reparatie-Inrichting
Rijwielen - Automobielen
Apt lier „UNION" RIJWIELEN
J. J. LANSDORP
TELEHOH 10970
Plaatst uwadvertentiën in dit blad
DE „HELENA MARIA"
Stock - Michelin
Fl HOUTGRAAF l BOLSBNBROEK
Internationaal Meubeltransport onder garantie
Ex|
Voor de kinderen.
0 1900 1925
0 GI1SBERTUS GERARDUS VAN BEEM
MAARTIE VAN BEEM-BUSTER
Dag*tweede meisje
tevens Kindermeisje
Keu ken-Werkmeisje
Dag-Tweedemeisje
B.S.A.- EN BATAVUS
RIJWIELEN
P. H. Brinkman, Fa. Wed. J. de Reiger
WÊÊUm BAAN 17
Fotografiën in Aquarel en Pastel
FOTO SCHETSEN
Fijne Wasch- Glans- en Strijkinrichting
P. J. STEFFENS
Verhuur van Luxe Automobielen
Stalling en Onderhoud
BLOEMENDAAL
BANKETBAKKERIJ
KOKERIJ
Zljlweg hoek Anslijnstr., Haarlem
Stock
Michelin HUDSON ESSEX
A. F. W. KLE1ST
wordt gegeven door
ORANJE NASSAULAAN 9 - OVERVEEN
DOMPVLOEDSLAAN 35
AANLEG EN ONDERHOUD VAN TUINEN
AANLEG EN ONDERHOUD VAN TENNISBANEN
Haarlem's Ingezetenen
Herstelplaats van Auto's, Motoren en
Rijwielen Luxe Auto's te huur
FEUILLETON
19e JAARGA
Be
Mei
is het portretje van een wever, gemaakt door
J. L. Visser. Vervolgens brengt dit nummer
verdere mededeelingen over het eeuwfeest
der fotografie te Parijs gevierd en bespreekt
nu het werk der uitvinders.
In een volgen^ artikel wordt een kleine
stereocamera behandeld en de voordeelen
voor opnamen op reis daarvan in het licht
gesteld. De rubrek „Beginnershoekje"
brengt een aardig artikel, dat zeer animee-
rend geschreven is over het onderwerp
„Vacantie in het zicht", terwijl we onder de
ingezonden stukken een geestig artikel vin
den over den invloed der fotografie op de
schilderkunst.
Verder de gewone kleine rubrieken als
„Ons Matglas", „Recepten en Wenken" enz.
Tafeltje, dek jel Ezeltje, strek jel
Knuppel uit den zak I
y. (Slot.)
Toen allen aanwezig waren, spreidde de jongste
een groot laken in 't midden van de kamer, bracht
den ezel binnen en zei: „Let nu goed op, en vooral
jij, middelste broer". Vervolgens zei hij „Ezeltje,
strek je" en het ezeltje nieste van voren goud en
wierp van achteren goud en het beestje hield niet
op, voordat de jongste zoon aan ieder der aan
wezigen vijf en twintig flonkerende goudstukken
had gegeven.
„Nu breng ik het diertje naar den stal, want
het heeft zijn haver wel verdiend. Gaat gij lieden
maar vast rond de tafel zitten, want daarna zullen
wij onzen maaltijd gebruiken".
Toen de jongste terugkwam, zaten om alle tafels
en op alle stoelen en banken en vensters en
kisten en drempels, ja tot op de haardplaat, de
stoven en de potten en de pannen toe al de ge-
noodigden.
„Wat wilt gij eten?" vroeg hij.
Daar allen reeds vroolijk en blij waren door
de vijf en twintig goudstukken, die zij in hun zak
hadden, lieten zij zich niet onbetuigd.
„Snertriep de een, „pannekoek" riep de ander,
„gort met suiker" riep een derde en het klonk
alles door elkaar„boonen met spek", „rijste-
brei met klonten", „dikke pap", „zuurkool met
worst", „een worst zoo dik als mijn pols, zoo dik
als mijn arm, zoo dik als mijn been", totdat er
een riep, „een ham, zoo rood als een roos en
zoo blank als melk en zoo groot als een kalf".
„Goed!" riep de jongste zoon telkens en nadat
allen hun wenschen kenbaar hadden gemaakt,
zette hij het tafeltje in hun midden, op de eenigste
plaats, waar nog ruimte genoeg was en hij sprak:
„Tafeltje, <bk je". Toen kwamen de worsten en
de boonen en het spek en de brei en de panne
koeken en de erwtensoep. Ieder haalde wat hij
verlangd had en als het tafeltje leeg was, was
het na een paar tellen weer vol, totdat er ein
delijk een ham op kwam te liggen, zóó groot als
nog nooit iemand gezien had Het vleesch geleek
op bloeiende rozen en het vet op gestolten room.
Drie mannen waren noodig om de ham op te
beuren en allen aten en aten totdat ze zuchtende
moesten ophouden, met hun hand hun mond af
veegden en tegen elkander zeiden„Jammer is
het, maar ik beu zoo vol als een emmer, die in
den put onder water hangt."
Allen dankten den jongsten zoon hartelijk.
Maar voordat zij weggingen zei deze„Wacht
nog even, dan zal ik u iets vertellen."
En hij vertelde van zijn knuppel en van den
waard en hoe de knuppel op zijn rug had rond
gesprongen, en hoe de dief alles had teruggegeven,
wat hij gestolen had.
Allen lachten hartelijk.
Maar de jonge man zei„Wanneer er nu onder
u iemand is die iets heeft dat een ander toebe
hoort, wanneer onder u iemand is, die van zijn
medemensch kwaad heeft gesproken, wanneer
onder u iemand is, die zijn naaste heeft bedrogen,
wanneer onder u iemand is, die slechte waar voor
goede heeft verkocht, die zijn melk met water
heeft vervalscht, die een arme niet heeft gehol
pen of een oude van dagen zonder brood heeft
weggezonden, dan zeg ik u, dat zij dit alles vóór
morgen moeten herstellen, want dat ik met mijn
knuppeltje in den zak óveral komen zal
Toen zwegen velen.
Toen keken velen beschaamd voor zich.
In dien avond en in dien nacht waren velen op
pad, denkende aan de woorden van den jongsten
zoon en bevreesd, niet voor het knuppeltje in
den zak, maar voor het knuppeltje uit den zak,
terwijl in hun ooren het zuchten en kreunen en
kermen van den waard klonk als een duidelijke
waarschuwing.
De jongste gaf 't „tafeltje, dek je" aan den oud
sten broer, 't „ezeltje, strek je" aan den tweeden,
maar voor zichzelf hield hij 't „knuppeltje, in den
zak" en zorgde er voor, dat er in de heele streek
niet werd gestolen en gelogen en dat voor de armen
en ouden werd gezorgd en dat geen sterke een
zwakke mishandelde.
De oude kleermaker legde naald en draad aan
den kant en zoo leefden albn gelukkig en tevreden
en er heerschte rechtvaardigheid en blijdschap.
Wat was er echter geworden van de geit, die
door haar leugens aanvankelijk zooveel kwaad had
gebrouwen
Het beest schaamde zich vreeselijk over zijn
kaalgeschoren kop en vreesde, dat iedereen, mensch
zoowel als dier, hem zou uitlachen en bespotten.
Daarom kroop hij in een vossenhol en verstopte zich.
Toen nu de vos naar huis kwam en in zijn hol
wilde sluipen, fonkelden hem twee groote vurige
groene oogen tegen uit een zoo zonderlingen kop
als hij nog nooit gezien had, terwijl hij daarachter
een harig lichaam meende te zien. Hij schrok en
liep terug.
De vos kwam den beer tegen en omdat de vos
er zoo droefgeestig uit zag en zijn staart zoo drui
lerig liet hangen, zei hij: „Wel, Reintje, watiser
nu gebeurd, dat zelfs jij zoo uit 't veld bent ge
slagen
„Ach, vriend Bruin, een grimmig woest dier
heeft bezit genomen van mijn huis en nu zwerf
ik dakloos rond, want wie zou zijn leven durven
wagen voor mij en terwille van mij den strijd
willen wagen tegen dat monster met zijn vurige
oogen
„Kom, kom," zei de beer, die zich naast Rein
erg groot en sterk gevoelde, „kom, kom. laten we
maar eens samen gaan kijken bij je woning."
De vos en de beer gingen naar Reintje's hol.
De vos bleef, bij 't hol gekomen, een beetje achter
en de beer keek eerst voorzichtig in de opening.
Een onbekende reuk kwam hem tegen. Wat kon
dat voor een beest zijn Hij dook met zijn dikken
kop naar beneden, want hij was veel te groot en
te lomp om heelemaal in 't hol te kunnen binnen
gaan. Daar zag hij eveneens twee vurige oogen en
een kop zoo als hij nog nooit gezien had. Zoo glad
als van een slang, maar het lichaam, dat zag de
beer duidelijk, was lang behaard. Neen hoor! daar
moest hij niets van hebben. „Ik kan niet in dat
kleine hol van jou binnengaan, Rein," verontschul
digde hij zich, „en hoe zou ik er dan kunnen
vechten? Kom mee, laten we maken dat we weg
komen. Als 't niet anders kan, logeer je vannacht
bij mij."
Zoo gingen ze samen weg.
Toen kwamen ze de bij tegen.
Zoodra de bij bemerkte, dat er iets bij den beer
en den vos haperde vroeg hij wat er aan scheelde,
want de bij is vriendelijk en wil graag met ieder
een op goeden voet blijven.
„Heer Bruin, wat is er voor ernstigs gebeurd
dat u zoo somber kijkt en dat zelfs de slimste van
ons allen, de listige vriend Rein, met een liang-
staart naast u loopt?"
„Ja, praat en gons jij maar," zei de beer, „daar
zit een vreemd beest, half naakt, half behaard in
het hol van Rein. Het heeft kool-oogen en het
ruikt zooals geen fatsoenlijk dier uit de bosschen
ooit geroken heeft. Geen van ons durft of kan het
monster wegjagen. Het dier is te groot voor Rein,
het hol is te klein voor mij."
„Odan is 't juist iets voor mij. Onbehaarde
dieren kan ik het best aanvallen en voor zijn kool-
oogen ben ik niet bang, en ruimte is er voor mij
al gauw genoeg. Laten we 't probeeren."
Met hun drieën gingen ze naar 't hol waar de
geit zich verscholen had.
„Ieder van u moet aan een kant van den uit
gang gaan staan," zei de bij. „dan zal ik pro! eeren
of ik het beest niet kan wegjagen." De reuk kwam
de bij niet onbekend voor. Zij vloog plotseling
pijlsnel naar binnen en stak haar angel diep tusschen
de fonkeloogen van den geit door de kaalgeschoren
huid in het vleesch.
De geit vloog op, schreeuwde geweldig en rende
het hol uit. De beer gaf het beest een klap, de vos
gaf haar een knauw en onder een luid „mèh. mèh"
ijlde de geit het bosch in.
Na dit laatste „mèh, mèh" heeft nooit meer
iemand iets van de leugengeit gehoord
RAADSELS.
Oplossingen.
1. Epse, Heilo, Edarn, Ommen, Breda.
2. Egmond.
3. hofstede (hoed, feest).
4. dit, die, de. is, stil, stel, steil, stilde, tel. til,
te, teil, tilde, es, el, els, ets, ei, les, let, lid,
lei, lest, lies, list.
5. aard
rein
mina
bob
adem
naar
deka Armband.
6. De visch verdrinkt nooit.
Nieuwe Raadsels.
t. Ladderraadsel.
x eeu lekkernij
x -.= een meisjesunam
x planten (werkwoord).
x doet men om 'n handkar voor
uit te krijgen.
x niet klein.
x een schoeisel.
x iets dat aan 't begin en eind van
een brood zit.
x vandaag.
2. Welken plaatsnaam maakt ge uit de woorden
„helm aar"
3. 1, 7, 8, 6 lichaamsdeel.
4, 8, 9, 2 klein diertje dat in groot aantal
bij elkaar leeft.
1, 3, 5, 9, 7 niet weggaan.
Mijn geheel is een plaats van 9 letters in
N -Holland.
4. xxxxxxxx= heerlijke tijd.
plaats in N.-Holland.
x x x x x x x
x x x x x x
x x x x x
x x x x
XXX
x x
x
een rond figuur.
groote vogel.
richting.
woonplaats v. duiven.
noemt ieder zichzelf.
kanaal in N.-Friesl.
5. Met w om te verkoopen.
Met 1 plaats in 't Gooi.
Met h op je hoofd.
Met b ook wel golven.
Met g om te naaien.
Met j duidt ouderdom aan.
Met p gaan 2 samen.
Met v doe je op het water.
6. Hoeveel eieren kan de reus Goliath, als hij
uitgehongerd is, nuchter opeten
(Uit een boekje met oud-Hollandsche raadsels).
I to oooaoooo og,
Q Den 29sten Augustus a.s- (3
qhopen onze geliefde Ouders^
EN
0 t
(3 den dag te herdenken dat ze 0
13 voor 25 jaar in den echt zijn 0
KERKPLEIN 285 - BLOEMENDAAL
■nmnlTELEFOON 2 2 18 6 1.
verbonden.
Hun dankbare kinderen
JOHAN.
BEP.
CHRIS.
O ver veen, Binnenpad 10.
0 Receptie Zondag 23 Aug. v. 2-5 uur. 0
a ocjoooaoo oi
Mevrouw THÖNE Kerkplein 19,
Bloemendaal, vraagt een
niet jonger dan 18 jaar.
Aanmelden 's avonds na half acht
Gevraagd in het park Duin en
Daal te Bloemendaal tegen half
September een
en een
van acht tot zes uur.
Brieven onder No. 8194 bureau
Haarlem's Dagblad.
Telefoon 10773
VERWULFT 7 Opgericht 1819 -- TELEF. 12155
Groote sorteering
FIJN MANDENWERK TUIN- EN SERRE-MEUBELEN
N.B. Specialiteit in eigen gemaakte Reis- en Waschmanden,
Fietsmanden, enz., enz. REPARATIE-INRICHTING
Bloemendaalsche Straatweg 1, BLOEMENDAAL - Tel. 22242
OPGERICHT 1845
- COMESTIBLES -
FIJNE VLEESCHWAREN
Nassaulaan 60 HAARLEM
Automobielen - Motorrijwielen
Pension voor alle soorten
huisdieren. Verschillende
rashonden te koop
HOUTVAARTPAD 206
post OVERVEEN
LEVERING VAN ALLE SOORTEN HEESTERS
STAAKT HAAR DIENST OP ZAANDAM,
omdat alle Haarlemmers alleen naar MARKEN
willen.
Vanaf heden vaart de „Helena Maria" naar Marken.
Dinsdags en Donderdags vertrek 8.30 vanaf
de Koudenhorn.
Maandag, Woensdag en Vrijdag vertrek 8.15
vanaf de Turfmarkt.
Groot Orkest aan boord. Attracties. Uitstekend buffet.
Prijs f 2.— p. p. Kinderen ben. 10 j. f 1.—.
H. J. FEYE, Dir.
Kantoor Savelingsteeg. Telef. 11292.
BESTELHUIZEN KLEVERLAAN 139, BLOEMENDAAL, Tel. 22444
BLOEMENDAALSCHEN WEG 265, OVERVEEN, TELEFOON 3816
Werkpl. Schapenplein, Woonpl. Rustenburgen 14r
Korte Kleverlaan 23
Tel. 22299
Boschlaan 7
Uit het Amerikaansch
door
HOMER CROY
7)
Als hij aan dit bureau zat te schrij
ven, deed hij zijn schoenen uit, want zijn
voeten waren nog steeds niet gewend aan de
hardheid der straten. Soms stond hij dan
op en liep zachtjes de kamer op en neer.
Soms bleef hij daarbij plotseling staan, sloeg
hard met de vlakke hand op den grooten
bijbel met de vergulde letters, daarbij dei
een of anderen hartstochtelijken uitroep Ha
kend.
„Ik denk, dat je mij een dwaas zult vin
den," zei zijn vader, terwijl hij ging zitten.
„Dat is een van de voorrechten van de jeugd,
Maar ik heb langer geleefd dan jij; ik heb al
veel mensehen gadegeslagen op hun pal door
het leven en ik heb gezien hoe het hun ver
gaan is. Slecht gezelschap, dat is 't ergste
van alles. De groote moraal uit het verhaal
van den Verloren Zoon is, dat hij zich met
slecht gezelschap inliet. Daardoor oogst men
niet alleen slechts kaf, maar, wat nog erger
is, slechte ideeën. Gisteravond wilde ik met
jou naar huis terugwandelen, Guy, maar toen
ik naar je uitkeek, was je al weg, zonder
zelfs aan mij gedacht te hebben. Soms bezoe
ken menschen de gewijde plaatsen alleen
maar om te spotten, en een wijle kunnen zij
dat doen. Maar zeker komt het oogenblik,
dat zij voor God ter neder zinken."
De oogen vast op Guy gevestigd, zijn stem
vol aandoening, ging hij na een oogenblik
voort: „Maar o! de diepe smart, het weenen
op dien dag! Dit is alles beschreven in Het
Boek. Als er soms een twijfel oprijst in je
geest, Guy, zou je dan niet naar mij toe
willen komen? Twijfel en mistrouwen en de
vergiftiging van den geest worden zo alge
meen in deze dagen."
Plummer wendde zijn blik af naar de verte
en kreeg een visioen van den Chaos. Toen
slikte hij eens en zijn vingers sloten zich in
een snel, doch vast besluit. Bij tijden, juist
als hij overweldigd scheen, kwam dit gevoel
van hernieuwden moed over hem en opnieuw
trok hij dan op ten strijde.
„Ik wil niet streng zijn," zeide hij en zijn
groote, zware spieren trokken zich samen,
„maar ik wil, dat jij de dingen voor jezelf
uitdenktJe redevoering van gisteravond
was werkelijk schitterend."
Dit was het eerste directe compliment, dat
hij Guy ooit van zijn leven gemaakt had. Nu,
na dit gezegd te hebben, gevoelde hij zich
lichter van geest. Guy was zijn wonderkind
en nu, in deze minuten in de studeerkamer,
had hij het gevoel, dat zij elkander naderbij
gekomen waren, dat zij elkander begrepen.
Hij had Guy nu alles verteld, wat hij
wensehte en Guy had dit zonder tegenstreven
aangehoord. De angst, die hem den avond
tevoren had aangegrepen, was overwonnen,
opzij gezet. Hij liep nu fiksch over het houten
overloopje naar de schuur, fluitende. Zijn
laatste gemeente vóór Junction City had hem
een paard en een buggy geschonken als blijk
van waardeering voor zijn werk en nu was
Prince tegelijk het voorwerp van zijn groot
ste zorg en genoegen. Hij deed zijn jas uit
en hing die op aan een pin voor het paar-
detuig. De mouwen van zijn overhemd wer
den op hun plaats jgehouden door een paar,
prachtig met bloemetjes geborduurde op
houders. In zijn lange, armzalige dagen op
de hoeve had hij die groote]ijks bewonderd en
ernaar verlangd en nu, nu hij ze betalen kon,
droeg hij ze dan ook altijd. Maar Guy vond
't een verschrikkelijk gezicht. Niemand an
ders in heel Junction City zou zulke ouder-
wetsche prullen willen dragen.
Plummer begon Prince te rossen. Rap-rap-
rap ging de roskam tegen de planken van
de afscheiding, waarachter het paard stond.
Hij hield even met fluiten op om Prince op
den schouder te kloppen. „Goeie ouwe jon
gen!" zei hij, „goeie ouwe jongen!"
Prinee draaide zich wat om, om hem ver
wonderd aan te kijken.
Guy had een gevoel van opluchting, toen
hij de studeerkamer uitkwam. Per slot van
rekening had dan toch dat onheil-spellende
voorgevoel niets te beteekenen gehad. Zijn
vader had wel Chew bedoeld, maar feitelijk
gezegd had hij niets. Guy vond, dat hij
volkomen in staat was op zichzelf te passen:
hij was een denker en hij had zijn eigen
ideeën; hij wist z'n weetje wel.
Toen hij de stad inkwam, gevoelde hij, dat
de oogen der wereld op hem gevestigd wa
ren. De weg des levens scheen zoo recht en
vlak en afgebakend voor hem te liggen. Het
moest gemakkelijk te overwinnen zijn. En
voortwandelned bewoog hij zich met zekere
praal, keek eenigszins neer op hen, die hem
voorbijkwamen, vond daaronder degenen, die
niet zoo hoog gestegen waren als zijn eigen
toekomstbeelden het hemzelf beloofden te
doen, nauwelijks de moeite van het aankijken
waard. Hij kwam een man tegen, die er wat
kaal begon uit te zien; die zou het nooit
tot iets brengen. De menschen hielden Guy
staande, riepen hem van den overkant van
de straat toe, veranderden van richting om
hem aan te spreken. Hij antwoordde opge
wekt en als een dame hem groette, nam hij
met een breeden zwaai zijn hoed af. Wat was
zijn vader toch anders. Als die een dame
ontmoette, maakte hij een onzeker gebaar
met zijn arm, alsof hij een anderen man
goedendag wuifde en eindigde dan met de
vingers aan den rand van zijn hoed te bren
gen, als een soort schikking, die niet van
harte ging. Wat was hij toch een betere ver
schijning dan zijn vader; soms schaamde hij
zich zelfs voor hem. Er was nu heelemaal
niets elegants aan zijn vader en om een heer te
kunnen zijn was dat toch onmisbaar, naar
Guy's meening. Dat men den hoed op de
behoorlijke manier wist af te nemen, was
van het grootste belang.
Guy begaf zich naar de publieke Carnegie
leeszaal en verdiepte zich daar in Bryee's
American Commonwealth, met een air van
er geheel in op te gaan, maar ieder oogenblik
gluurde hij over den rand van het boek om
te zien of er nog niemand naar hem keek.
Toen doorbladerde hij eenige magazines, be
keek het in een koperen houder geschoven
weerbericht en bestudeerde de isothermische
lijnen daarop een poosje, alsof hij daaruit
diepzinnige conclusies putte. Deze weervoor
spelling was van den vorigen dag. Aan den
muur hing een staalgravure van Lincoln;
hij bleef eronder staan, draaide zijn hoofd
van den eenen kant naar den anderen met
de uitdrukking van een autoriteit op kunst
gebied, die alleen die details kon waardee-
ren, welke te fijn geteekend waren om door
minder geoefenden zelfs maar opgemerkt te
kunnen worden. (Wordt vervolgd).
Abonnemei
per jaar f 3.5C
De prij
Abonnement*
De directie der L.
zoekt ten behoeve der
die genegen zijn geri
richtgever voor een
blad genoemde plaat:
van vergaderingsvers
haar te richten, on<
woordige betrekking
zending van eene pr
beoordeeling van ham
Ook dames en jonge
22 Augustus.
Nadr
Wie het voorrei
een plek, waar nat
elkaar raken, kan
die hij ontvangt,
scheiden. Er zijn
de natuur intrekk
rust van bosch of
te zoeken en ande
mee te gaan flar
der stad.
Over 't algeme
noemden voor opp
den schijn vergaf
rusteloozen stroor
verkiezen boven
en dennen? Is het
armoe, deze vree
gezelschap van mi
Het komt mij
een oordeel een
tegenover de andf
van bestaan heeft,
in tegenstelling r
bedenkelijke zijde.
Eeden, die in he
Kleinen Johannes
lucht door ze als
doen neerstrijken
domein, later dez
zijn rekening heel
in het derde deel v
tezamentrekt op c
van den scharensl
Het is, vooral i
de natuur praalt
makkelijk af te j
schen", die haar
in dezen afkeer
vlucht uit de m
in menschenschuv
ongezonds en ietsli
zjjn vaak onsmak
makkelijkvan
men zoo'n last al
gevaarlijker dan
slangen, opdringei
gen. Maar ze vori
schap; ze zijn vle
bloed van ons b]
bestemming van
liefde leeren ken
vriendschap, zijn
ziel vervullen me
moeder is een i
zijn menschen.
En wanneer v
oude vrouw onti
zoo terugstootend
te bedenken,dat d
is en dat de stra;
zoo driftig makei
De mensch is
de natuur wordt
heerlijkt. Menschi
van zwakte; hel
zich nog niet h
tot het begrijpei
wikkelde, maar
toch altijd buitei
wezen: de mensc
een bewijs, dat n
door uiterlijke b
moet doorgraven
te gerakeneen
kleinzeerigheid. 1
menschen kunne
oorzaken, maar
wonden, bescherr
Men veroordee
door haar te ont'
zichzelf.
Natuurlijk hee
keerzijde; men k
de menschen hec
kelen in het klui