Atelier voor Fotografische Kunst g. h. van delft A. DE braaf, Tel. 222Q0 Bloemendaal Toen de hans huiam S J. WALTER, BloemeiMl FIRMA J. P. STAAL eioemendaaiscneuieo o. rei. 22387 VIOOLLES E. VAR DER BOSCH BRAN DSTOFFEN A.F.KORS - GARAGE Meisje. 1RANDST0FFENHANDEL F. DE GRAAF - OVERVEEN |H. J. CASSEE NI HOENDERDOS VUNDERINK'S WEIJERT VAN ZANEN Verhuur- en Reparatie-Inrichting Rijwielen - Automobielen Apt lier „UNION" RIJWIELEN J. J. LANSDORP TELEHOH 10970 Plaatst uwadvertentiën in dit blad DE „HELENA MARIA" Stock - Michelin Fl HOUTGRAAF l BOLSBNBROEK Internationaal Meubeltransport onder garantie Ex| Voor de kinderen. 0 1900 1925 0 GI1SBERTUS GERARDUS VAN BEEM MAARTIE VAN BEEM-BUSTER Dag*tweede meisje tevens Kindermeisje Keu ken-Werkmeisje Dag-Tweedemeisje B.S.A.- EN BATAVUS RIJWIELEN P. H. Brinkman, Fa. Wed. J. de Reiger WÊÊUm BAAN 17 Fotografiën in Aquarel en Pastel FOTO SCHETSEN Fijne Wasch- Glans- en Strijkinrichting P. J. STEFFENS Verhuur van Luxe Automobielen Stalling en Onderhoud BLOEMENDAAL BANKETBAKKERIJ KOKERIJ Zljlweg hoek Anslijnstr., Haarlem Stock Michelin HUDSON ESSEX A. F. W. KLE1ST wordt gegeven door ORANJE NASSAULAAN 9 - OVERVEEN DOMPVLOEDSLAAN 35 AANLEG EN ONDERHOUD VAN TUINEN AANLEG EN ONDERHOUD VAN TENNISBANEN Haarlem's Ingezetenen Herstelplaats van Auto's, Motoren en Rijwielen Luxe Auto's te huur FEUILLETON 19e JAARGA Be Mei is het portretje van een wever, gemaakt door J. L. Visser. Vervolgens brengt dit nummer verdere mededeelingen over het eeuwfeest der fotografie te Parijs gevierd en bespreekt nu het werk der uitvinders. In een volgen^ artikel wordt een kleine stereocamera behandeld en de voordeelen voor opnamen op reis daarvan in het licht gesteld. De rubrek „Beginnershoekje" brengt een aardig artikel, dat zeer animee- rend geschreven is over het onderwerp „Vacantie in het zicht", terwijl we onder de ingezonden stukken een geestig artikel vin den over den invloed der fotografie op de schilderkunst. Verder de gewone kleine rubrieken als „Ons Matglas", „Recepten en Wenken" enz. Tafeltje, dek jel Ezeltje, strek jel Knuppel uit den zak I y. (Slot.) Toen allen aanwezig waren, spreidde de jongste een groot laken in 't midden van de kamer, bracht den ezel binnen en zei: „Let nu goed op, en vooral jij, middelste broer". Vervolgens zei hij „Ezeltje, strek je" en het ezeltje nieste van voren goud en wierp van achteren goud en het beestje hield niet op, voordat de jongste zoon aan ieder der aan wezigen vijf en twintig flonkerende goudstukken had gegeven. „Nu breng ik het diertje naar den stal, want het heeft zijn haver wel verdiend. Gaat gij lieden maar vast rond de tafel zitten, want daarna zullen wij onzen maaltijd gebruiken". Toen de jongste terugkwam, zaten om alle tafels en op alle stoelen en banken en vensters en kisten en drempels, ja tot op de haardplaat, de stoven en de potten en de pannen toe al de ge- noodigden. „Wat wilt gij eten?" vroeg hij. Daar allen reeds vroolijk en blij waren door de vijf en twintig goudstukken, die zij in hun zak hadden, lieten zij zich niet onbetuigd. „Snertriep de een, „pannekoek" riep de ander, „gort met suiker" riep een derde en het klonk alles door elkaar„boonen met spek", „rijste- brei met klonten", „dikke pap", „zuurkool met worst", „een worst zoo dik als mijn pols, zoo dik als mijn arm, zoo dik als mijn been", totdat er een riep, „een ham, zoo rood als een roos en zoo blank als melk en zoo groot als een kalf". „Goed!" riep de jongste zoon telkens en nadat allen hun wenschen kenbaar hadden gemaakt, zette hij het tafeltje in hun midden, op de eenigste plaats, waar nog ruimte genoeg was en hij sprak: „Tafeltje, <bk je". Toen kwamen de worsten en de boonen en het spek en de brei en de panne koeken en de erwtensoep. Ieder haalde wat hij verlangd had en als het tafeltje leeg was, was het na een paar tellen weer vol, totdat er ein delijk een ham op kwam te liggen, zóó groot als nog nooit iemand gezien had Het vleesch geleek op bloeiende rozen en het vet op gestolten room. Drie mannen waren noodig om de ham op te beuren en allen aten en aten totdat ze zuchtende moesten ophouden, met hun hand hun mond af veegden en tegen elkander zeiden„Jammer is het, maar ik beu zoo vol als een emmer, die in den put onder water hangt." Allen dankten den jongsten zoon hartelijk. Maar voordat zij weggingen zei deze„Wacht nog even, dan zal ik u iets vertellen." En hij vertelde van zijn knuppel en van den waard en hoe de knuppel op zijn rug had rond gesprongen, en hoe de dief alles had teruggegeven, wat hij gestolen had. Allen lachten hartelijk. Maar de jonge man zei„Wanneer er nu onder u iemand is die iets heeft dat een ander toebe hoort, wanneer onder u iemand is, die van zijn medemensch kwaad heeft gesproken, wanneer onder u iemand is, die zijn naaste heeft bedrogen, wanneer onder u iemand is, die slechte waar voor goede heeft verkocht, die zijn melk met water heeft vervalscht, die een arme niet heeft gehol pen of een oude van dagen zonder brood heeft weggezonden, dan zeg ik u, dat zij dit alles vóór morgen moeten herstellen, want dat ik met mijn knuppeltje in den zak óveral komen zal Toen zwegen velen. Toen keken velen beschaamd voor zich. In dien avond en in dien nacht waren velen op pad, denkende aan de woorden van den jongsten zoon en bevreesd, niet voor het knuppeltje in den zak, maar voor het knuppeltje uit den zak, terwijl in hun ooren het zuchten en kreunen en kermen van den waard klonk als een duidelijke waarschuwing. De jongste gaf 't „tafeltje, dek je" aan den oud sten broer, 't „ezeltje, strek je" aan den tweeden, maar voor zichzelf hield hij 't „knuppeltje, in den zak" en zorgde er voor, dat er in de heele streek niet werd gestolen en gelogen en dat voor de armen en ouden werd gezorgd en dat geen sterke een zwakke mishandelde. De oude kleermaker legde naald en draad aan den kant en zoo leefden albn gelukkig en tevreden en er heerschte rechtvaardigheid en blijdschap. Wat was er echter geworden van de geit, die door haar leugens aanvankelijk zooveel kwaad had gebrouwen Het beest schaamde zich vreeselijk over zijn kaalgeschoren kop en vreesde, dat iedereen, mensch zoowel als dier, hem zou uitlachen en bespotten. Daarom kroop hij in een vossenhol en verstopte zich. Toen nu de vos naar huis kwam en in zijn hol wilde sluipen, fonkelden hem twee groote vurige groene oogen tegen uit een zoo zonderlingen kop als hij nog nooit gezien had, terwijl hij daarachter een harig lichaam meende te zien. Hij schrok en liep terug. De vos kwam den beer tegen en omdat de vos er zoo droefgeestig uit zag en zijn staart zoo drui lerig liet hangen, zei hij: „Wel, Reintje, watiser nu gebeurd, dat zelfs jij zoo uit 't veld bent ge slagen „Ach, vriend Bruin, een grimmig woest dier heeft bezit genomen van mijn huis en nu zwerf ik dakloos rond, want wie zou zijn leven durven wagen voor mij en terwille van mij den strijd willen wagen tegen dat monster met zijn vurige oogen „Kom, kom," zei de beer, die zich naast Rein erg groot en sterk gevoelde, „kom, kom. laten we maar eens samen gaan kijken bij je woning." De vos en de beer gingen naar Reintje's hol. De vos bleef, bij 't hol gekomen, een beetje achter en de beer keek eerst voorzichtig in de opening. Een onbekende reuk kwam hem tegen. Wat kon dat voor een beest zijn Hij dook met zijn dikken kop naar beneden, want hij was veel te groot en te lomp om heelemaal in 't hol te kunnen binnen gaan. Daar zag hij eveneens twee vurige oogen en een kop zoo als hij nog nooit gezien had. Zoo glad als van een slang, maar het lichaam, dat zag de beer duidelijk, was lang behaard. Neen hoor! daar moest hij niets van hebben. „Ik kan niet in dat kleine hol van jou binnengaan, Rein," verontschul digde hij zich, „en hoe zou ik er dan kunnen vechten? Kom mee, laten we maken dat we weg komen. Als 't niet anders kan, logeer je vannacht bij mij." Zoo gingen ze samen weg. Toen kwamen ze de bij tegen. Zoodra de bij bemerkte, dat er iets bij den beer en den vos haperde vroeg hij wat er aan scheelde, want de bij is vriendelijk en wil graag met ieder een op goeden voet blijven. „Heer Bruin, wat is er voor ernstigs gebeurd dat u zoo somber kijkt en dat zelfs de slimste van ons allen, de listige vriend Rein, met een liang- staart naast u loopt?" „Ja, praat en gons jij maar," zei de beer, „daar zit een vreemd beest, half naakt, half behaard in het hol van Rein. Het heeft kool-oogen en het ruikt zooals geen fatsoenlijk dier uit de bosschen ooit geroken heeft. Geen van ons durft of kan het monster wegjagen. Het dier is te groot voor Rein, het hol is te klein voor mij." „Odan is 't juist iets voor mij. Onbehaarde dieren kan ik het best aanvallen en voor zijn kool- oogen ben ik niet bang, en ruimte is er voor mij al gauw genoeg. Laten we 't probeeren." Met hun drieën gingen ze naar 't hol waar de geit zich verscholen had. „Ieder van u moet aan een kant van den uit gang gaan staan," zei de bij. „dan zal ik pro! eeren of ik het beest niet kan wegjagen." De reuk kwam de bij niet onbekend voor. Zij vloog plotseling pijlsnel naar binnen en stak haar angel diep tusschen de fonkeloogen van den geit door de kaalgeschoren huid in het vleesch. De geit vloog op, schreeuwde geweldig en rende het hol uit. De beer gaf het beest een klap, de vos gaf haar een knauw en onder een luid „mèh. mèh" ijlde de geit het bosch in. Na dit laatste „mèh, mèh" heeft nooit meer iemand iets van de leugengeit gehoord RAADSELS. Oplossingen. 1. Epse, Heilo, Edarn, Ommen, Breda. 2. Egmond. 3. hofstede (hoed, feest). 4. dit, die, de. is, stil, stel, steil, stilde, tel. til, te, teil, tilde, es, el, els, ets, ei, les, let, lid, lei, lest, lies, list. 5. aard rein mina bob adem naar deka Armband. 6. De visch verdrinkt nooit. Nieuwe Raadsels. t. Ladderraadsel. x eeu lekkernij x -.= een meisjesunam x planten (werkwoord). x doet men om 'n handkar voor uit te krijgen. x niet klein. x een schoeisel. x iets dat aan 't begin en eind van een brood zit. x vandaag. 2. Welken plaatsnaam maakt ge uit de woorden „helm aar" 3. 1, 7, 8, 6 lichaamsdeel. 4, 8, 9, 2 klein diertje dat in groot aantal bij elkaar leeft. 1, 3, 5, 9, 7 niet weggaan. Mijn geheel is een plaats van 9 letters in N -Holland. 4. xxxxxxxx= heerlijke tijd. plaats in N.-Holland. x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x XXX x x x een rond figuur. groote vogel. richting. woonplaats v. duiven. noemt ieder zichzelf. kanaal in N.-Friesl. 5. Met w om te verkoopen. Met 1 plaats in 't Gooi. Met h op je hoofd. Met b ook wel golven. Met g om te naaien. Met j duidt ouderdom aan. Met p gaan 2 samen. Met v doe je op het water. 6. Hoeveel eieren kan de reus Goliath, als hij uitgehongerd is, nuchter opeten (Uit een boekje met oud-Hollandsche raadsels). I to oooaoooo og, Q Den 29sten Augustus a.s- (3 qhopen onze geliefde Ouders^ EN 0 t (3 den dag te herdenken dat ze 0 13 voor 25 jaar in den echt zijn 0 KERKPLEIN 285 - BLOEMENDAAL ■nmnlTELEFOON 2 2 18 6 1. verbonden. Hun dankbare kinderen JOHAN. BEP. CHRIS. O ver veen, Binnenpad 10. 0 Receptie Zondag 23 Aug. v. 2-5 uur. 0 a ocjoooaoo oi Mevrouw THÖNE Kerkplein 19, Bloemendaal, vraagt een niet jonger dan 18 jaar. Aanmelden 's avonds na half acht Gevraagd in het park Duin en Daal te Bloemendaal tegen half September een en een van acht tot zes uur. Brieven onder No. 8194 bureau Haarlem's Dagblad. Telefoon 10773 VERWULFT 7 Opgericht 1819 -- TELEF. 12155 Groote sorteering FIJN MANDENWERK TUIN- EN SERRE-MEUBELEN N.B. Specialiteit in eigen gemaakte Reis- en Waschmanden, Fietsmanden, enz., enz. REPARATIE-INRICHTING Bloemendaalsche Straatweg 1, BLOEMENDAAL - Tel. 22242 OPGERICHT 1845 - COMESTIBLES - FIJNE VLEESCHWAREN Nassaulaan 60 HAARLEM Automobielen - Motorrijwielen Pension voor alle soorten huisdieren. Verschillende rashonden te koop HOUTVAARTPAD 206 post OVERVEEN LEVERING VAN ALLE SOORTEN HEESTERS STAAKT HAAR DIENST OP ZAANDAM, omdat alle Haarlemmers alleen naar MARKEN willen. Vanaf heden vaart de „Helena Maria" naar Marken. Dinsdags en Donderdags vertrek 8.30 vanaf de Koudenhorn. Maandag, Woensdag en Vrijdag vertrek 8.15 vanaf de Turfmarkt. Groot Orkest aan boord. Attracties. Uitstekend buffet. Prijs f 2.— p. p. Kinderen ben. 10 j. f 1.—. H. J. FEYE, Dir. Kantoor Savelingsteeg. Telef. 11292. BESTELHUIZEN KLEVERLAAN 139, BLOEMENDAAL, Tel. 22444 BLOEMENDAALSCHEN WEG 265, OVERVEEN, TELEFOON 3816 Werkpl. Schapenplein, Woonpl. Rustenburgen 14r Korte Kleverlaan 23 Tel. 22299 Boschlaan 7 Uit het Amerikaansch door HOMER CROY 7) Als hij aan dit bureau zat te schrij ven, deed hij zijn schoenen uit, want zijn voeten waren nog steeds niet gewend aan de hardheid der straten. Soms stond hij dan op en liep zachtjes de kamer op en neer. Soms bleef hij daarbij plotseling staan, sloeg hard met de vlakke hand op den grooten bijbel met de vergulde letters, daarbij dei een of anderen hartstochtelijken uitroep Ha kend. „Ik denk, dat je mij een dwaas zult vin den," zei zijn vader, terwijl hij ging zitten. „Dat is een van de voorrechten van de jeugd, Maar ik heb langer geleefd dan jij; ik heb al veel mensehen gadegeslagen op hun pal door het leven en ik heb gezien hoe het hun ver gaan is. Slecht gezelschap, dat is 't ergste van alles. De groote moraal uit het verhaal van den Verloren Zoon is, dat hij zich met slecht gezelschap inliet. Daardoor oogst men niet alleen slechts kaf, maar, wat nog erger is, slechte ideeën. Gisteravond wilde ik met jou naar huis terugwandelen, Guy, maar toen ik naar je uitkeek, was je al weg, zonder zelfs aan mij gedacht te hebben. Soms bezoe ken menschen de gewijde plaatsen alleen maar om te spotten, en een wijle kunnen zij dat doen. Maar zeker komt het oogenblik, dat zij voor God ter neder zinken." De oogen vast op Guy gevestigd, zijn stem vol aandoening, ging hij na een oogenblik voort: „Maar o! de diepe smart, het weenen op dien dag! Dit is alles beschreven in Het Boek. Als er soms een twijfel oprijst in je geest, Guy, zou je dan niet naar mij toe willen komen? Twijfel en mistrouwen en de vergiftiging van den geest worden zo alge meen in deze dagen." Plummer wendde zijn blik af naar de verte en kreeg een visioen van den Chaos. Toen slikte hij eens en zijn vingers sloten zich in een snel, doch vast besluit. Bij tijden, juist als hij overweldigd scheen, kwam dit gevoel van hernieuwden moed over hem en opnieuw trok hij dan op ten strijde. „Ik wil niet streng zijn," zeide hij en zijn groote, zware spieren trokken zich samen, „maar ik wil, dat jij de dingen voor jezelf uitdenktJe redevoering van gisteravond was werkelijk schitterend." Dit was het eerste directe compliment, dat hij Guy ooit van zijn leven gemaakt had. Nu, na dit gezegd te hebben, gevoelde hij zich lichter van geest. Guy was zijn wonderkind en nu, in deze minuten in de studeerkamer, had hij het gevoel, dat zij elkander naderbij gekomen waren, dat zij elkander begrepen. Hij had Guy nu alles verteld, wat hij wensehte en Guy had dit zonder tegenstreven aangehoord. De angst, die hem den avond tevoren had aangegrepen, was overwonnen, opzij gezet. Hij liep nu fiksch over het houten overloopje naar de schuur, fluitende. Zijn laatste gemeente vóór Junction City had hem een paard en een buggy geschonken als blijk van waardeering voor zijn werk en nu was Prince tegelijk het voorwerp van zijn groot ste zorg en genoegen. Hij deed zijn jas uit en hing die op aan een pin voor het paar- detuig. De mouwen van zijn overhemd wer den op hun plaats jgehouden door een paar, prachtig met bloemetjes geborduurde op houders. In zijn lange, armzalige dagen op de hoeve had hij die groote]ijks bewonderd en ernaar verlangd en nu, nu hij ze betalen kon, droeg hij ze dan ook altijd. Maar Guy vond 't een verschrikkelijk gezicht. Niemand an ders in heel Junction City zou zulke ouder- wetsche prullen willen dragen. Plummer begon Prince te rossen. Rap-rap- rap ging de roskam tegen de planken van de afscheiding, waarachter het paard stond. Hij hield even met fluiten op om Prince op den schouder te kloppen. „Goeie ouwe jon gen!" zei hij, „goeie ouwe jongen!" Prinee draaide zich wat om, om hem ver wonderd aan te kijken. Guy had een gevoel van opluchting, toen hij de studeerkamer uitkwam. Per slot van rekening had dan toch dat onheil-spellende voorgevoel niets te beteekenen gehad. Zijn vader had wel Chew bedoeld, maar feitelijk gezegd had hij niets. Guy vond, dat hij volkomen in staat was op zichzelf te passen: hij was een denker en hij had zijn eigen ideeën; hij wist z'n weetje wel. Toen hij de stad inkwam, gevoelde hij, dat de oogen der wereld op hem gevestigd wa ren. De weg des levens scheen zoo recht en vlak en afgebakend voor hem te liggen. Het moest gemakkelijk te overwinnen zijn. En voortwandelned bewoog hij zich met zekere praal, keek eenigszins neer op hen, die hem voorbijkwamen, vond daaronder degenen, die niet zoo hoog gestegen waren als zijn eigen toekomstbeelden het hemzelf beloofden te doen, nauwelijks de moeite van het aankijken waard. Hij kwam een man tegen, die er wat kaal begon uit te zien; die zou het nooit tot iets brengen. De menschen hielden Guy staande, riepen hem van den overkant van de straat toe, veranderden van richting om hem aan te spreken. Hij antwoordde opge wekt en als een dame hem groette, nam hij met een breeden zwaai zijn hoed af. Wat was zijn vader toch anders. Als die een dame ontmoette, maakte hij een onzeker gebaar met zijn arm, alsof hij een anderen man goedendag wuifde en eindigde dan met de vingers aan den rand van zijn hoed te bren gen, als een soort schikking, die niet van harte ging. Wat was hij toch een betere ver schijning dan zijn vader; soms schaamde hij zich zelfs voor hem. Er was nu heelemaal niets elegants aan zijn vader en om een heer te kunnen zijn was dat toch onmisbaar, naar Guy's meening. Dat men den hoed op de behoorlijke manier wist af te nemen, was van het grootste belang. Guy begaf zich naar de publieke Carnegie leeszaal en verdiepte zich daar in Bryee's American Commonwealth, met een air van er geheel in op te gaan, maar ieder oogenblik gluurde hij over den rand van het boek om te zien of er nog niemand naar hem keek. Toen doorbladerde hij eenige magazines, be keek het in een koperen houder geschoven weerbericht en bestudeerde de isothermische lijnen daarop een poosje, alsof hij daaruit diepzinnige conclusies putte. Deze weervoor spelling was van den vorigen dag. Aan den muur hing een staalgravure van Lincoln; hij bleef eronder staan, draaide zijn hoofd van den eenen kant naar den anderen met de uitdrukking van een autoriteit op kunst gebied, die alleen die details kon waardee- ren, welke te fijn geteekend waren om door minder geoefenden zelfs maar opgemerkt te kunnen worden. (Wordt vervolgd). Abonnemei per jaar f 3.5C De prij Abonnement* De directie der L. zoekt ten behoeve der die genegen zijn geri richtgever voor een blad genoemde plaat: van vergaderingsvers haar te richten, on< woordige betrekking zending van eene pr beoordeeling van ham Ook dames en jonge 22 Augustus. Nadr Wie het voorrei een plek, waar nat elkaar raken, kan die hij ontvangt, scheiden. Er zijn de natuur intrekk rust van bosch of te zoeken en ande mee te gaan flar der stad. Over 't algeme noemden voor opp den schijn vergaf rusteloozen stroor verkiezen boven en dennen? Is het armoe, deze vree gezelschap van mi Het komt mij een oordeel een tegenover de andf van bestaan heeft, in tegenstelling r bedenkelijke zijde. Eeden, die in he Kleinen Johannes lucht door ze als doen neerstrijken domein, later dez zijn rekening heel in het derde deel v tezamentrekt op c van den scharensl Het is, vooral i de natuur praalt makkelijk af te j schen", die haar in dezen afkeer vlucht uit de m in menschenschuv ongezonds en ietsli zjjn vaak onsmak makkelijkvan men zoo'n last al gevaarlijker dan slangen, opdringei gen. Maar ze vori schap; ze zijn vle bloed van ons b] bestemming van liefde leeren ken vriendschap, zijn ziel vervullen me moeder is een i zijn menschen. En wanneer v oude vrouw onti zoo terugstootend te bedenken,dat d is en dat de stra; zoo driftig makei De mensch is de natuur wordt heerlijkt. Menschi van zwakte; hel zich nog niet h tot het begrijpei wikkelde, maar toch altijd buitei wezen: de mensc een bewijs, dat n door uiterlijke b moet doorgraven te gerakeneen kleinzeerigheid. 1 menschen kunne oorzaken, maar wonden, bescherr Men veroordee door haar te ont' zichzelf. Natuurlijk hee keerzijde; men k de menschen hec kelen in het klui

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 4