Toen de Kans kuiam Haarle 19e JAARGA FEUILLETON Bijkantoor Vc Aan di nu een vrouw door haar moederschap ongeschikt voor onderwijzeres? Integen deel, een moeder heeft juist beter begrip van de eigenaardige wendingen in de ziel van het kind dan ieder ander. De Waal Malefijt: 't slechtste! ütto: Ik ken die apodictische uitspra ken, maar laat mij daardoor toch 'niet van mijn stuk brengen. Spr. polemiseert met den heer Van Kessel over riiet-prin- cipieele punten waarop deze uitroept: de principieele quaestie geeft den doorslag. De heer Otto vervolgt: In vele verorde ningen komt eene regeling voor voor het geval van zwangerschap; dat kan ook hier. V at de leeftijd betreft een onder wijzer te ontslaan bij ongeschiktheid is moeilijk; noch door huwelijk noch door leef tijd is de ongeschiktheid bepaald. B. en W. zouden echter daar wel iets op kunnen vinden, maar dit alles toegege ven kan men niet zeggen: we ontslaan zë allemaal. Mr. Luden: Wat u wil gebeurt juist in dit voorstel. Otto: Ik kom nu tot de moreele over wegingen. Zooals de heer v. Kessel hier spreekt zou men juist kinderbeperking kunnen veroorzaken. Bij ontslag van ge huwde onderwijzeressen, maakt men dat er minder getrouwd wordt en dat men toch als man en vrouw gaat leven. Hogenbirk: Als dat openbaar wordt, kan men toch ingrijpen! Otto: Ik bepleit niet het volgen van die gedragslijn, maar 't een staat tegen over 't ander. Laan: Ze moeten toch zijn van goed zedelijk gedrag? Otto: In ietwat grootere plaatsen is dat niet te controleeren, 't komt alreeds in genoegzame mate voor (stemmen: ei, ei!). Wat de leeftijd betreft bij oudere men- schen is 't constateeren van ongeschikt heid het moeilijkste; aannemelijk zou misschien zijn te bepalen dat B. en W. in elk afzonderlijk geval van 65 jarigen leeftijd een afzonderlijke beslissing ne men. Weth. Van Nederhasselt: Dat staat er juist in. Otto: Dan kan ik me met het 2e ge deelte van de voordracht vereenigen. Schulz: De heer De Waal Malefijt acht 't noodig- in de bepaalde omstandigheden aan de onderwijzeres vacantie te geven; maar met ziekte dan! daarvoor heeft men in de verordening nog langere ter mijnen gesteld dan bij zwangerschap noodig zou zijn. De tegenstanders staan m.i. zwak, vooral na het uitnemende be toog van den heer Ottohier komen niet de onderwijsbelangen ter sprake, de kin deren zien ook buiten de school zwangere vrouwen genoeg; de invloed van de on derwijzeres zelve is in dat opzicht van veel beteekenis. Wat de leeftijdsquaestie betreft, alleen bij positiebe blijken van ongeschiktheid wil ik ontslaan. Otto: ik ben bij nader inzien als het 2e punt zoo blijft als het nu geredigeerd is, ook daartegen. De heer Born water: ik ook; er moet wel een grens zijn, ook in het belang der menschen zeiven, maar absoluut er uit. dat gaat niet aan. Weth. van Nederhasselt: Het voor en tegen in deze overbekende en principieele quaestie is alom en beter gezegd, dan ik het kan doen. Ik merk alleen op, dat onze gewone ambtenaren staan in een mindere conditie dan de onderwijzers nu: B. en W. willen deze onbillijkheid t.z.t. doen verdwijnen; in zake de dubbele salaris sen sta ik aan de zijde van den heer v. Kessel; dat er 'n groot overcompleet van werkelooze onderwijzers is, blijkt hier o.a. uit 't inkomen van 50 sollicitatie's aan de school der Bloemendaalsche Schoolvereeniging. De voorzitter: laat ons eerst punt 2 behandelen. Otto: Is dat nu gewijzigd? Weth. van Nederhasselt: de gemeente raad kan op voorstel van B. en W. het gegeven ontslag intrekken. Otto: 't Is sterk, op 65 jarigen leeftijd beginnen iemand te ontslaan; dan moet juist de quaestie aan de orde komen, of hij zal worden ontslagen; er moet vast staan dat B. en W. ten aanzien van eiken 65-jarigen met een voorstel bij den Raad komen, laten B. en W. 't voorstel anders redigeeren. Weth. Laan: Ik kom daar sterk tegen op, ze moeten beginnen ontslag te hebben en de Raad moet zich dan van jaar tot jaar kunnen uitspreken over handhaven, anders blijven ze praktisch gesproken toch in hun betrekking rond loopen. Weth. van Nederhasselt: ik moet den heer Otto opmerken, dat wat wij voor stellen woordelijk 't zelfde is als wat de wet zegt, zoodanig ontslag staat er ge schiedt door B. en W., echter kan de Raad bepalen, dat het anders gebeurt. Otto: Maar de wet dwingt ons niet dit aan te nemen, er moet m.i. steeds een voorstel komen van B. en W. 't zij tot ontslag 't zij tot handhaving. Weth. van Nederhasselt: er staat dui delijk in de wet „zoodanig ontslag ge schiedt alsdan (te weten als de Raad een maal bij verordening het wetsbegïnsel heeft overgenomen) door B. en W." Otto: Wat de vorm betreft is er dan niet veel aan te doen. Er wordt gestemd. Het eerste deel van de voordracht wordt aangenomen met 11 tegen 3 stemmen, het tweede met 13 tegen 1 stem. Punt 11. Afwijzend preadvies B. en W. in zake vergunning tot verbouwing- van Thalatta afd. Hooge Duin en Daal- sche weg. Otto: De belanghebbende heeft B. en W. gevraagd de Raad te brengen. Weth. Laan: Ze is al eens aangehou den. Otto: Belanghebbende weet nog niet of 't anders kan. 't Haat om eenê kleine verandering; praktisch is er geen reden voor afwijzing; er staat 'n gebouwtje van 6000, men wil dit verwerken in een huis, 't plan is aardig; een uitspringende hoek brengt aanraking met de verorde ning; het bestaande gebouwtje is mooi. Weigering der vergunning verplicht den man tot afbreken. Laat men het ter plaatse met belanghebbende bekijken. Weth. Laan: Het kan niet toegestaan worden; het is een tuinhuis, een houten ding. Otto: de voeting is van steèn. Weth. Laan: We laten hier niet van hout bouwen. Otto: Het andere deel maakt hij geheel van steen. Weth. Laan: Hij staat 5 M. uit de schei ding; 't wordt knoeien, hij zou vlak op de scheiding van de naastgelegen r.k. inrichting komen en heeft vrij terrein genoeg. De heer Otto blijft aanhouden, wil het advies der nieuwe commissie van pu blieke werken, waar de heer Laan ook trotsch op zegt te zijn; Otto's voorstel tot aanhouding wordt aangenomen met 8 tegen 6 stemmen. Punt 12. (Ingekomen stukken), Voor kennisgeving worden aangenomen: 1. het proces-verbaal van kasopname van den ontvanger; 2. het verslag over de Volks huisvesting 1924. Het verzoek van den heer Monun tot restitutie van de halve z.i. ten onrechte betaalde registratie-rechten, wordt afge wezen met 1 stem voor, die van den heer Otto, die over deze zaak moedig in debat zaak nog niet in den ging, maar dén Raad niet kon overtui gen. 1 De voorzitter deelt bij de „te laat inge komen stukken" mee dat Ged. Staten de zaken verkoop grond aan Möhringer en Reuter hebben verdaagd. Bij de rondvraag vraagt de lieer Schulz naar het lot van zijn motie, die is toch vroeg genoeg, immers reeds in de vorige vergadering ingediend. (B. en W. knikken toestemmend). Schulz: Misschien is bedoeld, dat het preadvies van B. en W. te laat is inge komen. Weth. Laan: De raadsstukken voor de ze vergadering waren de vorige week reeds weg. Schulz: We ontvangen wel meer daar na nog stukken. Naar aanleiding van de vraag van den lieer Van Kessel hoe 't staat met 't vraag stuk een douche-badhuis, wordt besloten die zaak ter bestudeering te geven aan de commissie voor sociale belangen. Ten slotte zegt de voorzitter: Door mij is toegezegd te antwoorden op de vraag van den heer hoe heet-ie ook weer (stem men: Van Kessel) over het niet verlee- nen door B. en W. van vergunning een eerepoort te plaatsen op den openbaren weg bij de huizen der woningvereeniging St. Benedictus. In de vergadering van B. en W. was de heer Laan afwezig, ter wijl de heer Van Nederhasselt met mij van eene tegengestelde meening was; ten einde gevoelens van de anders denkenden die er wonen niet te kwetsen, waartoe wellicht aanleiding had bestaan (er wo nen 10 niet r.k. gezinnen, 5 woningen zijn ter beschikking van het Rijk) heb ik een vergunning niet mee willen helpen ver- leenen, die aanleiding zou kunnen geven tot eene voor andersdenkenden pijnlijke betooging. De heer Van Kessel hierop het woord nemende, zegt: aan andere categorieën der bevolking wordt wel vergunning- verleend; wanneer er betoogingen zijn voor 11. M. de Koningin zijn er ook wel ingezetenen, die zich daaraan kunnen stooten; ik heb niet gesproken van r.k. inwoners, ze blijven inwoners van onze gemeente en aan hen als zoodanig had u de vergunning niet mogen weigeren; het is trouwens een van het verkeer af gesloten complex huizen. Ik moet con stateeren, dat de r.k. inwoners anders behandeld worden De voorzitter valt in: Dat is absoluut niet waar. Van Kessel: De praktijk leert het an ders. Voorz.: Wat dan? Van Kessel: De eerepoort aan den De Genestetweg. Weth. Laan: Ik wensch te doen uit komen, dat ik hier buiten sta; was ik er geweest, dan had ik het heel goed gevon den. Voorzitter: Ik aanvaard de volle ver antwoordelijkheid voor mij alleen; we moeten allen trachten de gevoelens van andersdenkenden te ontzien. De heer Schulz: Ik vind dat men zoo veel mogelijk aan alle richtingen gele genheid moet geven hunne vreugde te uiten ook als 't iemand geldt als prof. Willenborg (stemmen: pastoor), van wien zijne richting meent, dat hij in 't belang van het algemeen een tijd werkzaam is geweest; ik zou hierin wel een uitspraak wenschen van den Raad. De voorz.: Voor de woning van den pastoor was het iets anders geweest. Schulz: U hebt alleen als motief aan gevoerd gevoelens van andersdenkenden niet te kwetsen. Voorz.: van die daar wonen. Schulz: Ik zou mij niet gekwetst ge voeld hebben als een eereboog voor iemand van andere richting naast mijne woning werd opgericht, die eereboog staat er dan niet voor mij. Weth. Van Nederhasselt merkt op, dat zeer veel andersdenkenden hebben bijge dragen tot de versiering. Voorz.: Bij kerk of pastorie zou ik geen bezwaar hebben gehad. Otto: Ik acht een ruime opvatting ge- wenscht, maar ik sta perplex van de op vatting van den heer Laan; aan wie is dit te beoordeelen? 't Is toch een zuivere politie-quaestie? Weth. van Nederhasselt: Neen 't gaat B. en W. aan. Otto: Is zoo de verordening? Voorzitter: Ja, de plaatselijke veror dening. (Sluiting discussie). Hierna klaagt de heer Schulz over het feit, dat veel wancïelaars op de rijwiel paden loopen; een politie-agent heeft hem eens gezegd: ik kan ze niet er af krijgen; in 't algemeen belang (lees: ter handha ving van' de „openbare orde" Red. Bl.W.) wenscht hij dat de politie bevelen krijgt voetgangers van de rijwielpaden te ver wijderen. B. en W., speciaal de Burg., zullen deze zaak onder de oogen zien. Het blijkt dat de heer Schulz doelt op het fietspad langs den Brederodeweg; de heer Van Nederhasselt wijst in dit verband ook op hét nieuwe fietspad langs de Julianalaan. De vergadering wordt gesloten. NABETRACHTING. Het rustig schrijven van het uitge werkt jaarverslag geeft ons aanleiding nog op enkele punten terug te komen. Het wil ons voorkomen dat de Raad on billijk heeft gehandeld tegenover dege nen die als kiezers achter den heer Schulz staan en evenzeer tegenover die genen der talrijke arbeidersklasse, welke niet tot zijne politieke geestverwanten behooren, door dezen raadsheer niet te benoemen in de raadscommissie van bijstand voor de sociale belangen; het is duidelijk, dat die commissie meestal werk zal hebben te verrichten voor de ingezetenen, die niet vermogend genoeg zijn om zelf uit eigen middelen in de meeste hunner sociale belangen te voor zien; men vreesde hier blijkbaar voor een soort complotteeren van de heeren Van Kessel en Schulz en dies voor de gemeentekas; wat binnendeurs geschiedt weten wij niet, maar de opmerking kun nen wij niet achterwege laten, dat het openbaar optreden der heeren Schulz en Van Kessel o.i. zulk een vrees als hier boven geschetst, nog niet wettigthad men het dan niet eens kunnen probeeren? De Raad houdt toch altijd in zijn geheel de koorden der beurs in handen? En de heer Van Nederhasselt zou er dan toch ook nog altijd zijn geweest. Dat dit in- tusschen voor den heer De Roo van Al- defwerelt aanleiding had moeten zijn om eenmaal benoemd aan de algemeene vrij zinnige bedankwoede zouden we haast zeggen, mee te doen, willen we niet bewe ren; integendeel, het deel der ingezete nen, dat hem heeft afgevaardigd moet hem daarvoor dank weten. Bij punt 2 is iets om den hoek komen kijken waarop wij willen wijzen. De Raad zondigt sedert jaren tegen den uitne- m enden regel van artikel 8 van de Grond wet. Dit artikel luidt aldus: „Ieder heeft het recht om verzoeken, mits schriftelijk, aan de bevoegde macht in te dienen. Elk verzoek moet dooi- den verzoeker onder teekend zijn. Onderteekening namens an deren kan alleen geschieden krachtens schriftelijk bij het verzoek overgelegde volmacht, enz." Herhaaldelijk komt het voor dat een architect, een makelaar of een rentmees ter teekent p.o. van zijn principaal en dat de Raad beraadslaag! en besluit alsof de Grondwet was nageleefd. Zulke dingen loopen altijd goed af, zoo lang men met rechtschapen menschen te doen heeft; juist omdat dit tot dusver het geval is geweest, kunnen we er nu over schrijven voor dat de gemeente eens de dupe wordt van dit tegenover niet geheel zuivere menschen gevaarlijk ge mis aan formalisme bij haren Raad. Het zal den getrouwen lezer onzer overzichten niet verwonderen, dat wij met voldoening constateerden dat Ged. Staten de door ons gemaakte opmer king over de onwettigheid der aangeno men retributie-verordening (zie Punt 4) blijkbaar hebben gedeeld. Ter zake van het ontslag der onder 45 jaar huwende onderwijzeres hebben wij twee opmerkingen. Het debat was breed eh diep, maar o.i. nog niet genoeg. Hoe komt 't dat niemand de vraag aansneed wat er voor een kind eigenlijk voor on zedelijks in is eene zwangere vrouw voor zich te zien; achten kinderen huime moe der minder, omdat vermeerdering van het gezin wordt verwacht? Zoo ja, wordt het dan geen tijd, dat onze kinderen in geheel andere richting worden opgevoed! Dan was men in de Middeneeuwen, wier groote kunstenaars de Heilige Maagd in positie met groote liefde en den diepstek' eerbied afbeeldden, moreel al heel wat volwassenen dan tegenwoordig; de vrouw die 't kind draagt, dat zij verwacht en met smart ter wereld zal brengen, heeft aan spraak op den diepsten eerbied van oud en jong; wil men de gehuwde onderwij zeres tegen het vaak ontbreken van dien eerbied in bescherming nemen? Dat ge luid is van geene enkele zijde vernomen. Hier.bleek het gemis van het vrouwelijk element in onzen Raad. Verder werd onze aandacht getrokken door de hoop van den heer De Waal Malefijt, dat het binnenkort in de ingeslagen richting (uitsluiting van de vrouw, die moeder kan worden uit het openbare leven) nog een beetje verder zal gaan. De heer De Waal Malefijt is een geestverwant van den tegenwoordigen minister van onder wijs. Wij hopen in den loop van dit jaar in de gelegenheid te zijn onze lezers in ken nis te brengen met eene studie van Prof. dr. J. J. Buytendijk over het Wezens verschil tusschen het mannelijke en het vrouwelijke en komen dan op deze moei lijke zaak terug. In zijn antwoord aan den heer Van Kessel heeft de burgemeester een teere snaar aangeroerd; dat de heer Laan den heer Van Kessel gul bijviel en de bur gemeester spontaan reageerde tegen de opmerking van dezen laatste die meende te kumren constateeren, dat hij onder scheid maakte tusschen zijne roomsche en niet-roomsche ingezetenen, valt beide met genoegen te constateeren; die con stateering van den heer Van Kessel had iets van een demagogische suggestie, die als zij kwaadwillig wordt uitgebuit allerlei akeligheid na zich sleepen kan. Zou het niet gewenscht zijn dat de heer Van Kessel en de zijnen eens de hand in eigen boezem staken en zichzelf rui terlijk afvroegen of niet zekere bekee- ringsijver, zeker propageeren van afschei ding en van uitsluiting van andersden kenden van eigen terrein, op menigeen den indruk moeten maken dat zijne ge loof sgenooten ten koste van heel veel het gansche Nederlandsche openbare le ven met hun stempel willen bedekken? 't Is maar een vraag. Uit het Amerikaansch door HOMER CROY 14) Meneer Arnhalt vond van zichzelf, dat zijn toespraken 't best insloegen, als hij zich aan de dames kon refereeren. Nu nam hij 'n doos in de hand: „Bedenkt nu eens, hoe dit door schoone vrouwehanden is ingepakt" me neer Arnhalt bewoog zijn vingers, om zoo een voorstelling van zulk een hand te geven „het is om het hart van een eenvoudig man te doen trillen. Denkt aan de pasjes, die de schoone dame bij het gereedmaken in de keu ken zette! Herhaaldelijk kwamen haar blanke vingertjes daarbij met deze heerlijke ver snapering in aanraking, waarbij mogelijk haar bekoorlijke lippen een lied deden weer klinken!" Daarbij wierp hij een onweerstaan baar verleidelijken glimlach in de richting van eenige vrij verwelkte vrouwen. „Nu, wie wil nu de eer hebben het eerste bod te doen?" Het bieden begon en toen de doos geopend werd, wees het bijgevoegde strookje papier uit, dat zij afkomstig was van mevrouw Gropper. De verkoop ging voort en de heer Arnhalt bleef zijn best doen om voor de ver langde grappen daarbij te zorgen. Eensklaps boog Guy zich voorover. De doos die nu aan de beurt was, was in blauw zijdepapier ge wikkeld. Die was van Bee. Hetsucces van zijn promotie-avond had Guy den moed gegeven Bee te vragen deze bijeenkomst bij te wonen. Hij vreesde echter t groote vreeze. Zou zij wel naar zulk een burgerlijk pretje heen willen gaan? Zou zij hem niet uitlachen? Met kloppend hart belde hij haar op en zij nam het aan. Toen I ging hij weer de klanten helpen en had daarbij een prettig gevoel, dat zijn eigen zaak goed marcheerde. En toen hadden zij nog een afspraak gemaakt omtrent dat zijde papier. Arnhalt dreunde zijn aanprijzingen weer op. „Denk eens aan de heerlijke dingen, die hierin zitten; 'n gebraden kippetje, taart, pastei, vruchtenmarmelade. Hmmmm! Moet u er nog niet van watertanden?" En hij gaf een zoo aanschouwelijk mogelijke voorstel ling van iemand, die daaraan pnderhevig was. „Steekt nu van wal, jongens! Wat hoor ik bieden? Vijftig cents? Schaam u, broeder. Het kuikentje met de gele pootjes, dat kier inzit, is veel meer waard. Wie biedt er meer?" Guy bracht 't klaar te zeggen: „Een dol lar." Het kwam hem voor, dat allen, die in de kamer waren, hem moesten aankijken. „Nu, wie heeft er nog een druppel sport- bloed in zijn aderen? Niemand wil toch voor zoo'n prijsje dat heerlijke kuikentje zijn neus laten voorbijgaan? Welke knappe kerel heeft er nog een dollar vijftig op zak? Denkt eraan, dat je niet alleen het fijnste soupertje krijgt, dat je ooit geproefd hebt, maar nog een lieve dame op den koop toe! Wie biedt er meer? Ah! Een dollar vijftig! Maak er twee van! Dat is nog eens een man, die de schoonheid weet te waardeeren. Hoor ik daar twee en een half? Nu, vooruit jongens, vooruit!" Het gebeurde zelden dat een doos, zelfs bij geforceerd opbieden, meer dan drie dollars opbracht. Guy knikte. „Ah! Hmmmm! Alweer een verstandig i man!" Eén van de mannen in den hoek stootte j een ander aan en wees op Guy, die op zijn stoel vooruit geschoven was met gloeiende j wangen. Er moest een bepaalde reden be staan, waarom Guy juist deze doos wilde hebben.- Dat was dus een gelegenheid om „op te jagen" iets, waar iedereen op uit was bij dergelijke gelegenheden. Want als iemand eenmaal blijk gegeven had de doos van zijn uitverkorene dame te willen koopen en zich die dan door iemand anders zou laten wegpikkeh, gold dat als een bewijs, dat hij geen zier gevoel voor de ware sport had. De man, die aangestooten was, heette Ed Hoecker. Hij had een commissie-handel en was een eerste sportsman. Zijn kleeding demonstreerde dit laatste zoo duidelijk mo gelijk en zijn dasspeld vertoonde een diaman ten vraagteeken. Hoecker kocht eieren op om die naar de markten van Kansas City en Omaha te verzenden. Eiken morgen kreeg hij per telefoon de marktberichten en no- 1 teerde die dan op een lei, welke hij buiten de deur hing, Als de boeren dan met hun eieren aankwamen, maakte hij geen lange praatjes met hen, zooals de kruideniers de den; hij zei, dat hij zijn tijd niet kon/ver morsen. Zijn lessenaar stond bij een breed raam; telkens als er een meisje voorbij- j kwam, keek hij op. De prijs, dien hij voor de eieren betaalde was nooit zoo hoog als de kruideniers gaven maar 't was contant. Men behoefde bij hem nooit een rekening te hebben. Hij had altijd gereed geld. Hoecker stond op; zijn hand verdween in zijn broekzak en hij liet zijn geldstukken rammelen. „Ik geef drie dollars!" Iedereen wist nu, dat 't opjagen begonnen was. Arnhalt ratelde: „Nu zit de goede geest j erin. Wees maar niet bang om te zeggen, wat je op je geweten hebt! Hoeveel is 't vol gende bod?" Hij richtte zich rechtstreeks tot Gity. Deze aarzelde: hij kon dien leelijken, dikken commissionair de doos niet laten i houden. Hij slaagde erin uit te brengen: „Drie vijf en twintig." „Ik maak er vier van." „Zoo mag ik het hooren," riep Arnhalt. Al het geld kwam aan de kerk ten goede en hoe meer er inkwam, hoe grooter eer voor den afslager. „Maakt, dat je er bij komt, jongens. Nog nimmer heeft een bloodaard de hand eener edele dame gewonnen." Hier en daar werd een paar maal geboden, maar al gauw bepaalde de strijd zich tot Hoecker en Guy. De doos stond nu al voor zes dollars in bod. Zelden was een doos hooger „geloopen" dan tot tien dollars en zulk een gebeurtenis verschafte dan voor we kenlang stof tot gesprek. „Tien dollars voor één maaltje eten". De menschen beke ken zoo'n geval van alle kanten. „Bij de beste inkomsten zou je op die manier nog van honger kunnen sterven." Het gezicht van Hoecker vertoonde een trek van overwinning. „Dan zal ik de tien maar vol maken." Een verhooging van vier dollars ineens! Zooiets was nog nooit vertoond. Arnhalt was onmenschelijk in zijn schik. „O, de heer Hoecker is een man met een zeldzaam helder verstand. Hij is er niet de man naar om zich iets goeds te laten ont nemen. Wie zal nu de edele dame winnen? Hij wendde zich weer naar Guy. „Twaalf vijftig." Arnhalt behoefde niet eens wat te zeggen. „Vijftien dollars," riep.Hoecker. Stoelen werden verschoven; de menschen stonden op. Zulk bieden had de kerk nog nooit beleefd. Er kwam een gesuis in Guy's ooren en hij zag de gezichten om zich heen nog maar ondüidelijk. „Wie zal de dame nu hebben?" kraaide Arnhalt. „Wie is nu de beste zakenman? Wie biedt er zestien?" Aller oogen waren op Guy gericht en hij voelde zichzelf machinaal knikken. „Zoo mag ik het zien. Twee mannen wil len hetzelfde hebben en beiden behandelen het geval goed zakelijk. Wie nu? Het bod" liep op tot achttien. Hoecker be gon voorzichtig te worden; op hoeveel zou hij Guy moeten taxeeren? Hij moest toch oppassen, dat hij niet aan de doos „bleef hangen". Zelfs voor een commissionair was het een heele hand met geld. „Het wordt interessant," zei Arnhalt. „Twee jonge mannen dingen naar de hand van dezelfde edele dame, maar slechts één kan haar krijgen. Wat hoor ik daar? Twin- „Zeker," zei Hoecker. Arnhalt wendde zich naar Guy. „Wie neemt de doos voor een en twintig?" „Goed, een en twintig," zei Guy met droge keel. Hoecker was nog in het strijdperk, maar niet meer zoo erg gerust. Zijn handen waren in zijn broekzakken geklemd maar zijn geld rammelde nu niet. Hij bood twee en twintig. Arnhalt liep het voetpad over en ging tusschen de beide mededingers in staan, waar hij zich van den een naar den ander draaide. Wordt vervolgd). Abonnement per jaar f 3.51 De prijs Abonnement Dit nummer best EERST Pastoor Willenborg Bloeme.ndaa Onze eerwaarde heeft j.l. Zondag vc parochie van den k zij z.i. Het Bloemei moesten lezen. Z.ï nadere inlichtingen ingewonnen. Wij h( heid gebruik gemaa wij door den past kende hjj genoemde te hebben gegeven welken grond leg nummer 40 van Weekblad voor on zie, daar was mei streept een artike godsdienst, die bew te zijn dan het Chi door 'n ander z(jne hij vond het voor bedenkelijk. Wij kc vereenigen. Waaro Dagblad, de Stadse neutrale bladen vei toch ook vaak arti pelijken aard, die passen. Ja, daarom bladen, voerde de Wij hebben her de N. H. Ct. te abo den heer W. ove lezen van die ande dan wel zijn bezw ons blad wil hers niet mogelijk. V zeker niet. Maar die moet toch ons wij van gedachte bizonderlijk in ons scheidenheid van scheidenheid van neering op; alleen neering over stam b.v. omdat men v eigen geloof kan dan moet men, meening, zich vai eenzettingen van gevoelen en wille; daartegen moet o worden, dat onze genooten zei ven dil Hunne redeneerend in de eerste plaat Maar er kwam Willenborg, en toe tikeltje dat hemz verhaaltje over z Hoppen, een kolor kon de geloovige iets wat hem heil wij zoo bij den toen gevoelden v had, en wij belo te verklaren, het) en wij zijn hem op opmerkzaam h doel is niemand standpunt hij ook wing moge uitga In het gesprek kwam verder aai en door slechte nog voortdurend pastoor heeft will het Bloemendaals omdat hij niet, m wilden schrijven, heeft er blijkbaa God andere wege dan de zijne en Goedheid zelfs d< men daal en mr. en vertrouwelijk bracht om ook ir boven den leuger Het Bloemend; blijft neutraal in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 10