Toen de Kans kuiam
Haarle
19e JAARGA
FEUILLETON
Bijkantoor
Vc
Aan di
nu een vrouw door haar moederschap
ongeschikt voor onderwijzeres? Integen
deel, een moeder heeft juist beter begrip
van de eigenaardige wendingen in de
ziel van het kind dan ieder ander.
De Waal Malefijt: 't slechtste!
ütto: Ik ken die apodictische uitspra
ken, maar laat mij daardoor toch 'niet
van mijn stuk brengen. Spr. polemiseert
met den heer Van Kessel over riiet-prin-
cipieele punten waarop deze uitroept: de
principieele quaestie geeft den doorslag.
De heer Otto vervolgt: In vele verorde
ningen komt eene regeling voor voor het
geval van zwangerschap; dat kan ook
hier. V at de leeftijd betreft een onder
wijzer te ontslaan bij ongeschiktheid is
moeilijk; noch door huwelijk noch door
leef tijd is de ongeschiktheid bepaald.
B. en W. zouden echter daar wel iets op
kunnen vinden, maar dit alles toegege
ven kan men niet zeggen: we ontslaan zë
allemaal.
Mr. Luden: Wat u wil gebeurt juist in
dit voorstel.
Otto: Ik kom nu tot de moreele over
wegingen. Zooals de heer v. Kessel hier
spreekt zou men juist kinderbeperking
kunnen veroorzaken. Bij ontslag van ge
huwde onderwijzeressen, maakt men dat
er minder getrouwd wordt en dat men
toch als man en vrouw gaat leven.
Hogenbirk: Als dat openbaar wordt,
kan men toch ingrijpen!
Otto: Ik bepleit niet het volgen van
die gedragslijn, maar 't een staat tegen
over 't ander.
Laan: Ze moeten toch zijn van goed
zedelijk gedrag?
Otto: In ietwat grootere plaatsen is dat
niet te controleeren, 't komt alreeds in
genoegzame mate voor (stemmen: ei, ei!).
Wat de leeftijd betreft bij oudere men-
schen is 't constateeren van ongeschikt
heid het moeilijkste; aannemelijk zou
misschien zijn te bepalen dat B. en W.
in elk afzonderlijk geval van 65 jarigen
leeftijd een afzonderlijke beslissing ne
men.
Weth. Van Nederhasselt: Dat staat er
juist in.
Otto: Dan kan ik me met het 2e ge
deelte van de voordracht vereenigen.
Schulz: De heer De Waal Malefijt acht
't noodig- in de bepaalde omstandigheden
aan de onderwijzeres vacantie te geven;
maar met ziekte dan! daarvoor heeft men
in de verordening nog langere ter
mijnen gesteld dan bij zwangerschap
noodig zou zijn. De tegenstanders staan
m.i. zwak, vooral na het uitnemende be
toog van den heer Ottohier komen niet
de onderwijsbelangen ter sprake, de kin
deren zien ook buiten de school zwangere
vrouwen genoeg; de invloed van de on
derwijzeres zelve is in dat opzicht van
veel beteekenis. Wat de leeftijdsquaestie
betreft, alleen bij positiebe blijken van
ongeschiktheid wil ik ontslaan.
Otto: ik ben bij nader inzien als het 2e
punt zoo blijft als het nu geredigeerd is,
ook daartegen.
De heer Born water: ik ook; er moet
wel een grens zijn, ook in het belang
der menschen zeiven, maar absoluut er
uit. dat gaat niet aan.
Weth. van Nederhasselt: Het voor en
tegen in deze overbekende en principieele
quaestie is alom en beter gezegd, dan ik
het kan doen. Ik merk alleen op, dat onze
gewone ambtenaren staan in een mindere
conditie dan de onderwijzers nu: B. en
W. willen deze onbillijkheid t.z.t. doen
verdwijnen; in zake de dubbele salaris
sen sta ik aan de zijde van den heer v.
Kessel; dat er 'n groot overcompleet van
werkelooze onderwijzers is, blijkt hier
o.a. uit 't inkomen van 50 sollicitatie's
aan de school der Bloemendaalsche
Schoolvereeniging.
De voorzitter: laat ons eerst punt 2
behandelen.
Otto: Is dat nu gewijzigd?
Weth. van Nederhasselt: de gemeente
raad kan op voorstel van B. en W. het
gegeven ontslag intrekken.
Otto: 't Is sterk, op 65 jarigen leeftijd
beginnen iemand te ontslaan; dan moet
juist de quaestie aan de orde komen, of
hij zal worden ontslagen; er moet vast
staan dat B. en W. ten aanzien van eiken
65-jarigen met een voorstel bij den Raad
komen, laten B. en W. 't voorstel anders
redigeeren.
Weth. Laan: Ik kom daar sterk tegen
op, ze moeten beginnen ontslag te hebben
en de Raad moet zich dan van jaar tot
jaar kunnen uitspreken over handhaven,
anders blijven ze praktisch gesproken
toch in hun betrekking rond loopen.
Weth. van Nederhasselt: ik moet den
heer Otto opmerken, dat wat wij voor
stellen woordelijk 't zelfde is als wat de
wet zegt, zoodanig ontslag staat er ge
schiedt door B. en W., echter kan de
Raad bepalen, dat het anders gebeurt.
Otto: Maar de wet dwingt ons niet dit
aan te nemen, er moet m.i. steeds een
voorstel komen van B. en W. 't zij tot
ontslag 't zij tot handhaving.
Weth. van Nederhasselt: er staat dui
delijk in de wet „zoodanig ontslag ge
schiedt alsdan (te weten als de Raad een
maal bij verordening het wetsbegïnsel
heeft overgenomen) door B. en W."
Otto: Wat de vorm betreft is er dan
niet veel aan te doen.
Er wordt gestemd. Het eerste deel van
de voordracht wordt aangenomen met
11 tegen 3 stemmen, het tweede met 13
tegen 1 stem.
Punt 11. Afwijzend preadvies B. en
W. in zake vergunning tot verbouwing-
van Thalatta afd. Hooge Duin en Daal-
sche weg.
Otto: De belanghebbende heeft B. en
W. gevraagd de
Raad te brengen.
Weth. Laan: Ze is al eens aangehou
den.
Otto: Belanghebbende weet nog niet
of 't anders kan. 't Haat om eenê kleine
verandering; praktisch is er geen reden
voor afwijzing; er staat 'n gebouwtje van
6000, men wil dit verwerken in een
huis, 't plan is aardig; een uitspringende
hoek brengt aanraking met de verorde
ning; het bestaande gebouwtje is mooi.
Weigering der vergunning verplicht den
man tot afbreken. Laat men het ter
plaatse met belanghebbende bekijken.
Weth. Laan: Het kan niet toegestaan
worden; het is een tuinhuis, een houten
ding.
Otto: de voeting is van steèn.
Weth. Laan: We laten hier niet van
hout bouwen.
Otto: Het andere deel maakt hij geheel
van steen.
Weth. Laan: Hij staat 5 M. uit de schei
ding; 't wordt knoeien, hij zou vlak op
de scheiding van de naastgelegen r.k.
inrichting komen en heeft vrij terrein
genoeg.
De heer Otto blijft aanhouden, wil het
advies der nieuwe commissie van pu
blieke werken, waar de heer Laan ook
trotsch op zegt te zijn; Otto's voorstel
tot aanhouding wordt aangenomen met
8 tegen 6 stemmen.
Punt 12. (Ingekomen stukken), Voor
kennisgeving worden aangenomen: 1. het
proces-verbaal van kasopname van den
ontvanger; 2. het verslag over de Volks
huisvesting 1924.
Het verzoek van den heer Monun tot
restitutie van de halve z.i. ten onrechte
betaalde registratie-rechten, wordt afge
wezen met 1 stem voor, die van den heer
Otto, die over deze zaak moedig in debat
zaak nog niet in den
ging, maar dén Raad niet kon overtui
gen. 1
De voorzitter deelt bij de „te laat inge
komen stukken" mee dat Ged. Staten de
zaken verkoop grond aan Möhringer en
Reuter hebben verdaagd.
Bij de rondvraag vraagt de lieer
Schulz naar het lot van zijn motie, die
is toch vroeg genoeg, immers reeds in de
vorige vergadering ingediend. (B. en
W. knikken toestemmend).
Schulz: Misschien is bedoeld, dat het
preadvies van B. en W. te laat is inge
komen.
Weth. Laan: De raadsstukken voor de
ze vergadering waren de vorige week
reeds weg.
Schulz: We ontvangen wel meer daar
na nog stukken.
Naar aanleiding van de vraag van den
lieer Van Kessel hoe 't staat met 't vraag
stuk een douche-badhuis, wordt besloten
die zaak ter bestudeering te geven aan de
commissie voor sociale belangen.
Ten slotte zegt de voorzitter: Door mij
is toegezegd te antwoorden op de vraag
van den heer hoe heet-ie ook weer (stem
men: Van Kessel) over het niet verlee-
nen door B. en W. van vergunning een
eerepoort te plaatsen op den openbaren
weg bij de huizen der woningvereeniging
St. Benedictus. In de vergadering van
B. en W. was de heer Laan afwezig, ter
wijl de heer Van Nederhasselt met mij
van eene tegengestelde meening was; ten
einde gevoelens van de anders denkenden
die er wonen niet te kwetsen, waartoe
wellicht aanleiding had bestaan (er wo
nen 10 niet r.k. gezinnen, 5 woningen zijn
ter beschikking van het Rijk) heb ik een
vergunning niet mee willen helpen ver-
leenen, die aanleiding zou kunnen geven
tot eene voor andersdenkenden pijnlijke
betooging.
De heer Van Kessel hierop het woord
nemende, zegt: aan andere categorieën
der bevolking wordt wel vergunning-
verleend; wanneer er betoogingen zijn
voor 11. M. de Koningin zijn er ook wel
ingezetenen, die zich daaraan kunnen
stooten; ik heb niet gesproken van r.k.
inwoners, ze blijven inwoners van onze
gemeente en aan hen als zoodanig had
u de vergunning niet mogen weigeren;
het is trouwens een van het verkeer af
gesloten complex huizen. Ik moet con
stateeren, dat de r.k. inwoners anders
behandeld worden
De voorzitter valt in: Dat is absoluut
niet waar.
Van Kessel: De praktijk leert het an
ders.
Voorz.: Wat dan?
Van Kessel: De eerepoort aan den De
Genestetweg.
Weth. Laan: Ik wensch te doen uit
komen, dat ik hier buiten sta; was ik er
geweest, dan had ik het heel goed gevon
den.
Voorzitter: Ik aanvaard de volle ver
antwoordelijkheid voor mij alleen; we
moeten allen trachten de gevoelens van
andersdenkenden te ontzien.
De heer Schulz: Ik vind dat men zoo
veel mogelijk aan alle richtingen gele
genheid moet geven hunne vreugde te
uiten ook als 't iemand geldt als prof.
Willenborg (stemmen: pastoor), van wien
zijne richting meent, dat hij in 't belang
van het algemeen een tijd werkzaam is
geweest; ik zou hierin wel een uitspraak
wenschen van den Raad.
De voorz.: Voor de woning van den
pastoor was het iets anders geweest.
Schulz: U hebt alleen als motief aan
gevoerd gevoelens van andersdenkenden
niet te kwetsen.
Voorz.: van die daar wonen.
Schulz: Ik zou mij niet gekwetst ge
voeld hebben als een eereboog voor
iemand van andere richting naast mijne
woning werd opgericht, die eereboog
staat er dan niet voor mij.
Weth. Van Nederhasselt merkt op, dat
zeer veel andersdenkenden hebben bijge
dragen tot de versiering.
Voorz.: Bij kerk of pastorie zou ik
geen bezwaar hebben gehad.
Otto: Ik acht een ruime opvatting ge-
wenscht, maar ik sta perplex van de op
vatting van den heer Laan; aan wie is
dit te beoordeelen? 't Is toch een zuivere
politie-quaestie?
Weth. van Nederhasselt: Neen 't gaat
B. en W. aan.
Otto: Is zoo de verordening?
Voorzitter: Ja, de plaatselijke veror
dening. (Sluiting discussie).
Hierna klaagt de heer Schulz over het
feit, dat veel wancïelaars op de rijwiel
paden loopen; een politie-agent heeft hem
eens gezegd: ik kan ze niet er af krijgen;
in 't algemeen belang (lees: ter handha
ving van' de „openbare orde" Red. Bl.W.)
wenscht hij dat de politie bevelen krijgt
voetgangers van de rijwielpaden te ver
wijderen. B. en W., speciaal de Burg.,
zullen deze zaak onder de oogen zien.
Het blijkt dat de heer Schulz doelt
op het fietspad langs den Brederodeweg;
de heer Van Nederhasselt wijst in dit
verband ook op hét nieuwe fietspad langs
de Julianalaan.
De vergadering wordt gesloten.
NABETRACHTING.
Het rustig schrijven van het uitge
werkt jaarverslag geeft ons aanleiding
nog op enkele punten terug te komen.
Het wil ons voorkomen dat de Raad on
billijk heeft gehandeld tegenover dege
nen die als kiezers achter den heer
Schulz staan en evenzeer tegenover die
genen der talrijke arbeidersklasse, welke
niet tot zijne politieke geestverwanten
behooren, door dezen raadsheer niet te
benoemen in de raadscommissie van
bijstand voor de sociale belangen; het is
duidelijk, dat die commissie meestal
werk zal hebben te verrichten voor de
ingezetenen, die niet vermogend genoeg
zijn om zelf uit eigen middelen in de
meeste hunner sociale belangen te voor
zien; men vreesde hier blijkbaar voor
een soort complotteeren van de heeren
Van Kessel en Schulz en dies voor de
gemeentekas; wat binnendeurs geschiedt
weten wij niet, maar de opmerking kun
nen wij niet achterwege laten, dat het
openbaar optreden der heeren Schulz en
Van Kessel o.i. zulk een vrees als hier
boven geschetst, nog niet wettigthad
men het dan niet eens kunnen probeeren?
De Raad houdt toch altijd in zijn geheel
de koorden der beurs in handen? En de
heer Van Nederhasselt zou er dan toch
ook nog altijd zijn geweest. Dat dit in-
tusschen voor den heer De Roo van Al-
defwerelt aanleiding had moeten zijn om
eenmaal benoemd aan de algemeene vrij
zinnige bedankwoede zouden we haast
zeggen, mee te doen, willen we niet bewe
ren; integendeel, het deel der ingezete
nen, dat hem heeft afgevaardigd moet
hem daarvoor dank weten.
Bij punt 2 is iets om den hoek komen
kijken waarop wij willen wijzen. De Raad
zondigt sedert jaren tegen den uitne-
m enden regel van artikel 8 van de Grond
wet. Dit artikel luidt aldus: „Ieder heeft
het recht om verzoeken, mits schriftelijk,
aan de bevoegde macht in te dienen. Elk
verzoek moet dooi- den verzoeker onder
teekend zijn. Onderteekening namens an
deren kan alleen geschieden krachtens
schriftelijk bij het verzoek overgelegde
volmacht, enz."
Herhaaldelijk komt het voor dat een
architect, een makelaar of een rentmees
ter teekent p.o. van zijn principaal en
dat de Raad beraadslaag! en besluit
alsof de Grondwet was nageleefd.
Zulke dingen loopen altijd goed af, zoo
lang men met rechtschapen menschen te
doen heeft; juist omdat dit tot dusver
het geval is geweest, kunnen we er nu
over schrijven voor dat de gemeente eens
de dupe wordt van dit tegenover niet
geheel zuivere menschen gevaarlijk ge
mis aan formalisme bij haren Raad.
Het zal den getrouwen lezer onzer
overzichten niet verwonderen, dat wij
met voldoening constateerden dat Ged.
Staten de door ons gemaakte opmer
king over de onwettigheid der aangeno
men retributie-verordening (zie Punt 4)
blijkbaar hebben gedeeld.
Ter zake van het ontslag der onder 45
jaar huwende onderwijzeres hebben wij
twee opmerkingen. Het debat was breed
eh diep, maar o.i. nog niet genoeg. Hoe
komt 't dat niemand de vraag aansneed
wat er voor een kind eigenlijk voor on
zedelijks in is eene zwangere vrouw voor
zich te zien; achten kinderen huime moe
der minder, omdat vermeerdering van
het gezin wordt verwacht? Zoo ja, wordt
het dan geen tijd, dat onze kinderen in
geheel andere richting worden opgevoed!
Dan was men in de Middeneeuwen, wier
groote kunstenaars de Heilige Maagd in
positie met groote liefde en den diepstek'
eerbied afbeeldden, moreel al heel wat
volwassenen dan tegenwoordig; de vrouw
die 't kind draagt, dat zij verwacht en met
smart ter wereld zal brengen, heeft aan
spraak op den diepsten eerbied van oud
en jong; wil men de gehuwde onderwij
zeres tegen het vaak ontbreken van dien
eerbied in bescherming nemen? Dat ge
luid is van geene enkele zijde vernomen.
Hier.bleek het gemis van het vrouwelijk
element in onzen Raad. Verder werd
onze aandacht getrokken door de hoop
van den heer De Waal Malefijt, dat het
binnenkort in de ingeslagen richting
(uitsluiting van de vrouw, die moeder
kan worden uit het openbare leven) nog
een beetje verder zal gaan. De heer De
Waal Malefijt is een geestverwant van
den tegenwoordigen minister van onder
wijs.
Wij hopen in den loop van dit jaar in
de gelegenheid te zijn onze lezers in ken
nis te brengen met eene studie van Prof.
dr. J. J. Buytendijk over het Wezens
verschil tusschen het mannelijke en het
vrouwelijke en komen dan op deze moei
lijke zaak terug.
In zijn antwoord aan den heer Van
Kessel heeft de burgemeester een teere
snaar aangeroerd; dat de heer Laan den
heer Van Kessel gul bijviel en de bur
gemeester spontaan reageerde tegen de
opmerking van dezen laatste die meende
te kumren constateeren, dat hij onder
scheid maakte tusschen zijne roomsche
en niet-roomsche ingezetenen, valt beide
met genoegen te constateeren; die con
stateering van den heer Van Kessel had
iets van een demagogische suggestie, die
als zij kwaadwillig wordt uitgebuit
allerlei akeligheid na zich sleepen kan.
Zou het niet gewenscht zijn dat de heer
Van Kessel en de zijnen eens de hand
in eigen boezem staken en zichzelf rui
terlijk afvroegen of niet zekere bekee-
ringsijver, zeker propageeren van afschei
ding en van uitsluiting van andersden
kenden van eigen terrein, op menigeen
den indruk moeten maken dat zijne ge
loof sgenooten ten koste van heel veel
het gansche Nederlandsche openbare le
ven met hun stempel willen bedekken?
't Is maar een vraag.
Uit het Amerikaansch
door
HOMER CROY 14)
Meneer Arnhalt vond van zichzelf, dat zijn
toespraken 't best insloegen, als hij zich aan
de dames kon refereeren. Nu nam hij 'n doos
in de hand: „Bedenkt nu eens, hoe dit door
schoone vrouwehanden is ingepakt" me
neer Arnhalt bewoog zijn vingers, om zoo
een voorstelling van zulk een hand te geven
„het is om het hart van een eenvoudig man
te doen trillen. Denkt aan de pasjes, die de
schoone dame bij het gereedmaken in de keu
ken zette! Herhaaldelijk kwamen haar blanke
vingertjes daarbij met deze heerlijke ver
snapering in aanraking, waarbij mogelijk
haar bekoorlijke lippen een lied deden weer
klinken!" Daarbij wierp hij een onweerstaan
baar verleidelijken glimlach in de richting
van eenige vrij verwelkte vrouwen. „Nu, wie
wil nu de eer hebben het eerste bod te doen?"
Het bieden begon en toen de doos geopend
werd, wees het bijgevoegde strookje papier
uit, dat zij afkomstig was van mevrouw
Gropper. De verkoop ging voort en de heer
Arnhalt bleef zijn best doen om voor de ver
langde grappen daarbij te zorgen. Eensklaps
boog Guy zich voorover. De doos die nu aan
de beurt was, was in blauw zijdepapier ge
wikkeld. Die was van Bee.
Hetsucces van zijn promotie-avond had
Guy den moed gegeven Bee te vragen deze
bijeenkomst bij te wonen. Hij vreesde echter
t groote vreeze. Zou zij wel naar zulk
een burgerlijk pretje heen willen gaan? Zou
zij hem niet uitlachen? Met kloppend hart
belde hij haar op en zij nam het aan. Toen
I ging hij weer de klanten helpen en had
daarbij een prettig gevoel, dat zijn eigen
zaak goed marcheerde. En toen hadden zij
nog een afspraak gemaakt omtrent dat zijde
papier.
Arnhalt dreunde zijn aanprijzingen weer
op. „Denk eens aan de heerlijke dingen, die
hierin zitten; 'n gebraden kippetje, taart,
pastei, vruchtenmarmelade. Hmmmm! Moet
u er nog niet van watertanden?" En hij gaf
een zoo aanschouwelijk mogelijke voorstel
ling van iemand, die daaraan pnderhevig
was. „Steekt nu van wal, jongens! Wat hoor
ik bieden? Vijftig cents? Schaam u, broeder.
Het kuikentje met de gele pootjes, dat kier
inzit, is veel meer waard. Wie biedt er meer?"
Guy bracht 't klaar te zeggen: „Een dol
lar." Het kwam hem voor, dat allen, die in
de kamer waren, hem moesten aankijken.
„Nu, wie heeft er nog een druppel sport-
bloed in zijn aderen? Niemand wil toch voor
zoo'n prijsje dat heerlijke kuikentje zijn neus
laten voorbijgaan? Welke knappe kerel
heeft er nog een dollar vijftig op zak? Denkt
eraan, dat je niet alleen het fijnste soupertje
krijgt, dat je ooit geproefd hebt, maar nog
een lieve dame op den koop toe! Wie biedt
er meer? Ah! Een dollar vijftig! Maak er
twee van! Dat is nog eens een man, die de
schoonheid weet te waardeeren. Hoor ik daar
twee en een half? Nu, vooruit jongens,
vooruit!"
Het gebeurde zelden dat een doos, zelfs bij
geforceerd opbieden, meer dan drie dollars
opbracht.
Guy knikte.
„Ah! Hmmmm! Alweer een verstandig
i man!"
Eén van de mannen in den hoek stootte j
een ander aan en wees op Guy, die op zijn
stoel vooruit geschoven was met gloeiende j
wangen. Er moest een bepaalde reden be
staan, waarom Guy juist deze doos wilde
hebben.- Dat was dus een gelegenheid om
„op te jagen" iets, waar iedereen op uit
was bij dergelijke gelegenheden. Want als
iemand eenmaal blijk gegeven had de doos
van zijn uitverkorene dame te willen koopen
en zich die dan door iemand anders zou
laten wegpikkeh, gold dat als een bewijs,
dat hij geen zier gevoel voor de ware sport
had.
De man, die aangestooten was, heette Ed
Hoecker. Hij had een commissie-handel en
was een eerste sportsman. Zijn kleeding
demonstreerde dit laatste zoo duidelijk mo
gelijk en zijn dasspeld vertoonde een diaman
ten vraagteeken. Hoecker kocht eieren op
om die naar de markten van Kansas City
en Omaha te verzenden. Eiken morgen kreeg
hij per telefoon de marktberichten en no- 1
teerde die dan op een lei, welke hij buiten
de deur hing, Als de boeren dan met hun
eieren aankwamen, maakte hij geen lange
praatjes met hen, zooals de kruideniers de
den; hij zei, dat hij zijn tijd niet kon/ver
morsen. Zijn lessenaar stond bij een breed
raam; telkens als er een meisje voorbij- j
kwam, keek hij op. De prijs, dien hij voor de
eieren betaalde was nooit zoo hoog als de
kruideniers gaven maar 't was contant.
Men behoefde bij hem nooit een rekening te
hebben. Hij had altijd gereed geld.
Hoecker stond op; zijn hand verdween in
zijn broekzak en hij liet zijn geldstukken
rammelen. „Ik geef drie dollars!" Iedereen
wist nu, dat 't opjagen begonnen was.
Arnhalt ratelde: „Nu zit de goede geest
j erin. Wees maar niet bang om te zeggen, wat
je op je geweten hebt! Hoeveel is 't vol
gende bod?" Hij richtte zich rechtstreeks tot
Gity. Deze aarzelde: hij kon dien leelijken,
dikken commissionair de doos niet laten i
houden.
Hij slaagde erin uit te brengen: „Drie vijf
en twintig."
„Ik maak er vier van."
„Zoo mag ik het hooren," riep Arnhalt. Al
het geld kwam aan de kerk ten goede en
hoe meer er inkwam, hoe grooter eer voor
den afslager.
„Maakt, dat je er bij komt, jongens. Nog
nimmer heeft een bloodaard de hand eener
edele dame gewonnen."
Hier en daar werd een paar maal geboden,
maar al gauw bepaalde de strijd zich tot
Hoecker en Guy. De doos stond nu al voor
zes dollars in bod. Zelden was een doos
hooger „geloopen" dan tot tien dollars en
zulk een gebeurtenis verschafte dan voor we
kenlang stof tot gesprek. „Tien dollars
voor één maaltje eten". De menschen beke
ken zoo'n geval van alle kanten. „Bij de
beste inkomsten zou je op die manier nog
van honger kunnen sterven."
Het gezicht van Hoecker vertoonde een
trek van overwinning.
„Dan zal ik de tien maar vol maken."
Een verhooging van vier dollars ineens!
Zooiets was nog nooit vertoond. Arnhalt was
onmenschelijk in zijn schik.
„O, de heer Hoecker is een man met een
zeldzaam helder verstand. Hij is er niet de
man naar om zich iets goeds te laten ont
nemen. Wie zal nu de edele dame winnen?
Hij wendde zich weer naar Guy.
„Twaalf vijftig."
Arnhalt behoefde niet eens wat te zeggen.
„Vijftien dollars," riep.Hoecker.
Stoelen werden verschoven; de menschen
stonden op. Zulk bieden had de kerk nog
nooit beleefd.
Er kwam een gesuis in Guy's ooren en hij
zag de gezichten om zich heen nog maar
ondüidelijk.
„Wie zal de dame nu hebben?" kraaide
Arnhalt. „Wie is nu de beste zakenman? Wie
biedt er zestien?"
Aller oogen waren op Guy gericht en hij
voelde zichzelf machinaal knikken.
„Zoo mag ik het zien. Twee mannen wil
len hetzelfde hebben en beiden behandelen
het geval goed zakelijk. Wie nu?
Het bod" liep op tot achttien. Hoecker be
gon voorzichtig te worden; op hoeveel zou
hij Guy moeten taxeeren? Hij moest toch
oppassen, dat hij niet aan de doos „bleef
hangen". Zelfs voor een commissionair was
het een heele hand met geld.
„Het wordt interessant," zei Arnhalt.
„Twee jonge mannen dingen naar de hand
van dezelfde edele dame, maar slechts één
kan haar krijgen. Wat hoor ik daar? Twin-
„Zeker," zei Hoecker.
Arnhalt wendde zich naar Guy. „Wie
neemt de doos voor een en twintig?"
„Goed, een en twintig," zei Guy met droge
keel.
Hoecker was nog in het strijdperk, maar
niet meer zoo erg gerust. Zijn handen waren
in zijn broekzakken geklemd maar zijn
geld rammelde nu niet. Hij bood twee en
twintig.
Arnhalt liep het voetpad over en ging
tusschen de beide mededingers in staan,
waar hij zich van den een naar den ander
draaide.
Wordt vervolgd).
Abonnement
per jaar f 3.51
De prijs
Abonnement
Dit nummer best
EERST
Pastoor Willenborg
Bloeme.ndaa
Onze eerwaarde
heeft j.l. Zondag vc
parochie van den k
zij z.i. Het Bloemei
moesten lezen. Z.ï
nadere inlichtingen
ingewonnen. Wij h(
heid gebruik gemaa
wij door den past
kende hjj genoemde
te hebben gegeven
welken grond leg
nummer 40 van
Weekblad voor on
zie, daar was mei
streept een artike
godsdienst, die bew
te zijn dan het Chi
door 'n ander z(jne
hij vond het voor
bedenkelijk. Wij kc
vereenigen. Waaro
Dagblad, de Stadse
neutrale bladen vei
toch ook vaak arti
pelijken aard, die
passen. Ja, daarom
bladen, voerde de
Wij hebben her
de N. H. Ct. te abo
den heer W. ove
lezen van die ande
dan wel zijn bezw
ons blad wil hers
niet mogelijk. V
zeker niet. Maar
die moet toch ons
wij van gedachte
bizonderlijk in ons
scheidenheid van
scheidenheid van
neering op; alleen
neering over stam
b.v. omdat men v
eigen geloof kan
dan moet men,
meening, zich vai
eenzettingen van
gevoelen en wille;
daartegen moet o
worden, dat onze
genooten zei ven dil
Hunne redeneerend
in de eerste plaat
Maar er kwam
Willenborg, en toe
tikeltje dat hemz
verhaaltje over z
Hoppen, een kolor
kon de geloovige
iets wat hem heil
wij zoo bij den
toen gevoelden v
had, en wij belo
te verklaren, het)
en wij zijn hem
op opmerkzaam h
doel is niemand
standpunt hij ook
wing moge uitga
In het gesprek
kwam verder aai
en door slechte
nog voortdurend
pastoor heeft will
het Bloemendaals
omdat hij niet, m
wilden schrijven,
heeft er blijkbaa
God andere wege
dan de zijne en
Goedheid zelfs d<
men daal en mr.
en vertrouwelijk
bracht om ook ir
boven den leuger
Het Bloemend;
blijft neutraal in