HUMOR IN WOORD EN BEELD HUMOR EN SATYRE heer Timmer met je naam er op en wie het mooi ste heeft geteekend krijgt van mij een mooi boek. En het plaatje komt in de krant. Zijn er veel dan maken wij er een tentoonstelling van.. Dag jon gens, dag meisjes. Oom Vosseman, De ware en vermakelijke historie van RIJNTJE VAN DER SCHALK, Markies vam eierstruiven, grootmeester van het kippenhok en vrijheer van de druiven. Toen, nog, in overouden tijd, De beesten konden spreken, Toen was er eens een looze Vos, Vol listen en vol streken. Hij heette Reintje van der Schalk, Uit edel bloed geboren. Hij droeg een rok van groen satijn, En bellen in zijn ooren. Een wijde broek, van geel damast, En schoenen aan zijn voeten. Ook zag men al het woudgediert' Met eerbied hem begroeten. Maar in zoo lomp een eerbewijs Vond Reintje geen genoegen. Hij sprak: „Ik wil mij in Parijs, „Aan 's Konings hof vervoegenl" Daar stapt sinjeur in zijn karos, Bespannen met vier katten Een olifant was zijn koetsier, En zijn lakeien ratten. En toen hij in de groote stad Zeer deftig was gekomen, Toen riep het volk, geheel verbaasd: „Daar rijdt de Paus van Romen!" En als hij afstapte aan 't paleis Van 's Vorsten residentie, Vroeg hem de Koning zeer beleefd: „Wat blieft uwe Excellentie?" „Ik ben", sprak Reintje van der Schalk, „Markies van Eierstruiven, „Grootmeester van het Kippenhok, „En Vrijheer van de Druiven," „Treed binnen!" sprak Zijn Majesteit, „Ik wil u welkom heeteml" En weldra is de looze Vos Op 's Konings troon gezeten. Maar nauwlijks had hij in zijn' poot Den schepter nog gegrepen, Of Reintje kreeg al aanstonds lust Tot honderd duizend knepen. Hij maakte een' ezel Kanselier, De wolven Raad van Staten, De bokken tot Ambassadeurs, Bloedzuigers Advocaten, Hij sierde 't hoofd van aap en os Met groene lauwerkransen; En 's a vonds, op het bal masqué, Liet hij de beren dansen. Het beeld der Wijsheid voor 't Stadhuis, Brak hij aan duizend stukken Aan tafel riep hij: „Breng me een kipt „Ik zal haar zelf wel plukken!" Hij was geen minnaar van den wijn, Of van het glazen'klinken, En daarom maakte hij een wet: Uit schotels melk te drinken. Maar als hij nu een week of zes, Dus had gespeeld voor Koning, Toen dacht hij: 't Is reeds lang genoeg! „Ik ga weer naar mijn woning." En wat er verder is geschied, Dat vindt gij in het volgend lied. (Wordt vervolgd, kinderen!). Ik kan een rijk meisje trouwen, waar ik niet van houd en een arm meisje, waar ik veel van houd. Wat zal ik doen? Het arme trouwen en gelukkig zijn. En en, apropos, kun je me niet eens aan dat andere meisje voorstellen? De spreker van den avond was verschrikkelijk langdradig. Een der gasten viel dan ook in slaap. De voorzitter, die naast hem zat, tikte hem met den voorzittershamer op het 'hoofd, om hem wak ker te maken. Maar dadelijk daarop viel de man weer in slaap en nu snurkte hij zoo hard, dat de voorzitter hem een flinke tik gaf. Even sloeg hij de oogen op en zei: Sla nog wat harder! Ik hoor 'm nog steeds. De professor kwam laat thuis en was verstrooi der dan ooit. Toen hij zijn slaapkamer binnen kwam, hoorde hij iemand onder het bed. Is daar iemand, riep de professor. Neen antwoordde een stem. Eigenaardig, mompelde de professor. Ik dacht be slist dat er iemand was. Jonge fat: Ik wou een hond hebben, zóó groot en ongeveer zóó 'dik, een soort hazewind, maar de staart is korter en de kop grooter en de pooten zijn niet zoo lang en zijn neus is wat stomper. Heeft U dat soort? Koopman: Neen, meneer, die verdrink ik. Hij verliet haar, op het moment, dat ze in het huwelijk vereenigd zouden worden. Verliet zijn moed hem op het laatste oogen- bli'k? Neen, die kwam juist terug. Uit deze bulten kan ik zien, dat U twistziek is, zei de schedelkundige. Twistziek? Ik twistziek? Zeg dat nog eens, dan zal ik je een klap geven, dat je omvalt. Weet jij een manier om een spijker in te slaan, zonder dat ik op mijn vingers tik? De hamer met twee handen vast houden! Kwitantielooper: Ik kom morgen terug en dan hoop ik, dat U me zult betalen. Slechte betaler: Dat is goed, loop eens aan. Ik vind 'het prettig met zoo'n optimist te praten als U! Meneer Krap zocht zijn neef op, in de hoop ten eten gevraagd te worden. De tijd voor het middag maal verstreek echter en nog steeds wachtte Krap op zijn uitnoodiging: Ten slotte vroeg bij, zoo spe lenderwijs aan zijn kleine achterneefje: Hoe laat j eten jullie eigenlijk? Het antw ord was: Gewoonlijk om 6 uur, maar als er visite is, wachten we, tot ze weg zijn. Aan een officieele plechtigheid in een klein plaatsje namen ook de vertegenwoordigers van de verschillende godsdienstige richtingen gezamenlijk deel. De burgemeester was over deze verdraag zaamheid zoo verheugd, dat hij in zijn toespraak uitriep: „Ik wil dan maar zeggen, dames en hee- ren, dat als een man zijn hart op de rechte plaats heeft, dan doet het er niks toe, tot welke sexe hij behoort Herman Zeur kocht een kanarie, maar kwam eiken dag in de winkel terug, om allerlei vragen te doen omtrent het voedsel, het drinken en het baden van zijn Pietje. Op een goeden dag zei hij: Ja, wat voor naam zou ik het beestje geven? Ik weet niet of het een mannetje of een vrouwtje is. Dat moet ik dus eerst weten. Hoe kom ik daar achter? O, zei de koopman, dat is heel eenvoudig. U steekt een klontje suiker tusschen de tralies. Als hij het opeet, is het een mannetje, en als zij het opeet, is het een vrouwtje. De rechter 'keek den man, met het roode gezicht streng aan. Dus U schopte Uw huisbaas de trap pen af, zei hij. Meent U, dat U als huurder daartoe het recht heeft? Ik zal U mijn huurcontract eens laten zien, zei de man met het roode gezicht, en datn zult U toch met me eens zijn, dat ik het recht heb om alles te doen, wat niet in mijn contract verboden is. Sondagsnisse-Strix, Stockholm. Sydney Bulletin, Australië. „Toen ik hoorde schreeuwen dat er brand was, heb ik me kalm aangekleed, mijn das omgedaan, mijn haar geborsteld en een sigaar opgestoken. Dat is toch tegenwoordigheid van geest, niet!" „Oh, je moet niet zoo huilen!" „Ik kan 't niet helpen, maar ik ken geen andere manier!" Kasper, Stockholm. Melbourne Punch, Australië. „Ik heb een rekening voor uw man. „Hij is de stad uit." die ik zou willen betalen." „Hij komt over een half uur terug!" Hij„Zit je nieuwe gebit niet goed Zij: Jawel!" Hij „Dan werd er zeker geklopt Le Rire, Parijs. „Zij doet met dien ouden baron wat zij wil!" „Ja, op het oogenblik tast zij hem in zijn zwakste punt aan!" Londen Mail, Londen. Zij„Ze is in de halve rouw." Hij„In de kleinste helft zeker Vikingen, Oslo. „Zeg, wat zou je liever willendat je er stommer uitziet dan je bent, of dat je stom mer bent dan je er uitziet?" „Nou, dan zou ik nog maar 't liefst stom mer zijn dan ik er uitzie." „Onmogelijk Londen Mail, Londen. Zij: Het is gevaarlijk om te flirten meteen ander zijn vrouw." Hij: „Het is gevaarlijker te flirten met zijn weduwe!" Le Rire, Parijs. „Nu, laat me dat uilskuiken van een kind geen stuk aan mijn tooneelspel heel!!" „Ik zou hem opleiden tot dramatisch kritikus Ray Bias, Parijs. „Het traktement van de rechterlijke macht is onvoldoende." „Dan hoop ik, dat zij staken!" Vikingen, Oslo. Predikant: Is het waar, Piet, dat je je vrouw eiken Zondag alléén naar de kerk laat gaan? Piet: Ja dominee, maar dat is mijn schuld niet. Ik kan haar niet in huis houden! Buen Humor, Madrid. „Oom, is het al gauw St. Nicolaas?" „Waarom vraag je dat?" „Om te weten of ik al beginnen moet een zoete jongen te zijn."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 7