i
TWEEDE BLAD
Toen de kans kwam.
No. 5.
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1926.
Het Bloemendaalseh Weekblad
GEMEENTERAAD
KWEEKERIJ
„AELBERTSBERG"
A. van der Werff Gz.
PLAATSELIJK NIEUWS
BLOEMENDAAL
HAARLEM.
SPAARNDAM.
TOONEEL
FEUILLETON
Openbare vergadering van den Raad der gemeente
Blcemendaal, te houden op Donderdag 11 Febr.
1926, des namiddags 2 uur op het Raadhuis te
Overveen.
Agenda:
Voorstel tot het aangaan van een tweetal ov r-
eenkomsten betreffende de exploitaie der Zeeweg
terreinen met de Erven Van der Vliet.
De commissie van bijstand in het beheer der
gemeentebedrijven heeft een uitvoerig rapport in
gediend in antwoord op het verzoek van den Raad
om te willen nagaan hoeveel de kosten van aan
leg van electriciteit-, gas- en waterleiding in den
Zeeweg zouden bedragen. Een uittreksel uit dat
rapport is aan de bladen verstrekt.
Voor de electrische kabels zal 90.000 noodig
zijn. Uit het uittreksel blijkt ons niet of onder de
90.000 ook begrepen zijn de kosten voor trans-
formatorerihuisjes en lantaarns, zooneen, hoeveel j
voor een en ander nog extra is uit te trekken.
Voor de gasleidingen met inbegrip van pers-
inrichting is ook rond 90.000.geraamd; vóór- j
dat uit de gasdistributie uit die leidingen winst
wordt gemaakt zal langs den Zeeweg ongeveer
gebruikt moeten worden van de hoeveelheid gas,
die nu door de geheele gemeente wordt afge
nomen. Voor de waterleidingen met de noodige
automatische pomp in richting moet volgens de
commissie in totaal op 103.000 worden gere
kend; zullen deze leidingen en inrichtingen ren
dabel zijn, dan moet minstens 100.000 M3. water
per jaar (de geheele tegenwoordige gemeente van
pl.m. 13000 zielen, gebruikt hoogstens 3 maal zoo
veel) langs den Zeeweg verkocht worden.
In totaal zal dus, met voorbehoud van het bo
venstaande wat betreft de mogelijkheid van ren
dabiliteit, met den aanleg van een en ander
283.000 gemoeid zijn.
De commissie concludeert dat eene bijdrage van
hoogstens 80.000 genoemd in het ontwerp-con-
tract, een te geringe bijdrage in de te maken kos
ten vertegenwoordigt, die in verre niet in ver
houding staat tot de risico, die de gemeente op
zich neemt, zoodat het hoogst noodzakelijk zal
zijn, wil de gemeente zich voor groote, jaarlijks
terugkeerende uitgaven aan het P. E. N. en de
gemeentebedrijven vrijwaren, dat deze bijdrage
aanzienlijk verhoogd wordt.
Zijn wij goed ingelicht, dan zal de Raad van den
belanghebbenden de mededeeling bereiken, dat
men bereid is de bijdrage te verhoogen.
Intusschen ontvingen wij over deze zaak het vol
gende ingezonden stuk van het Gemeenteraadslid,
den heer Schulz.
SANTPOORT, 2 Febr. '26.
Geachte Rédaktie,
Het zij mij vergund, naar aanleiding van uw be
schouwing over de inderdaad zeer belangrijke
kwestie van de exploitatie van de gronden langs
den Zeeweg, een paar opmerkingen te maken.
Of de voorstellen van B. en W. staatsrechterlijk
toelaatbaar zijn, weet ik niet, maar waar de
overeenkomsten zijn opgemaakt in overleg met
den advocaat van de gemeente, Mr. v. Styrum,
meeln ik, dat we ons als raadslid daarover niet al
te ongerust behoeven te maken en rustig het
oordeel van Ged. Staten, eventueel de Kroon,
kunnen afwachten.
Een andere kwestie is, of het billijk is, om de
Erven van Vliet vrij te stellen van eventueele
baatbelasting, etc. in onze gemeente te heffen en
die vraag moet mijn inziens bevestigend worden
beantwoord. Het zou toch al zeer onbillijk zijn
om eerst pl.m. 370.000 in eens te ontvangen als
bijdrage in de kosten van aanleg van den zeeweg
en later dan nog eens opnieuw in den vorm van
eene baatbelasting. Dit zou op mijn juridisch niet
geschoolde hersens de indruk maken van zeer
otabillij-k te zijn.* Maar bovendien heft de gemeente
op het oogenblik in het geheel1 nog geen baat
belasting ook niet van die deelen der gemeente,
die kort geleden in exploitatie zijn gekomen. Dat
behoeft ook niet, indien de gemeente slechts
zorgt, dat geen gronden in exploitatie komen, al
vorens eene regeling is getroffen voor aanleg van
wegen, gas, electr. etc. Toegegeven kan natuur
lijk worde'n» dat de bepalingen in het contract
met de Erven v. Vliet de gemeente in meerdere
of mindere mate binden. Dat daartoe moet wor
den overgegaan, is mijn inziens het gevolg van
twee feiten:
lo. dat de gemeente den zeeweg heeft aange
legd zonder vooraf de regelingen hierboven
genoemd te treffen, en
2o, dat toen de gemeente op billijke voorwaar-
waarden eigenaresse van genoemde ter
reinen was geworden, een dusdanige hetze
daartegen werd opgezet, dat die koop on
gedaan werd gemaakt.
Wat nu het onder lo. genoemde aangaat, dient
er rekening mede gehouden, dat de aanleg van
den zeeweg geschiedde tégen den zin van de
eigenares van den grond en, dat onteigening noo
dig was om tot aanleg te kunnen komen; een aan
leg, dien men zag, als te zijn in het algemeen be
lang. Het gevaarlijke (nu in eene actie, zooals ten
opzichte van deze zaak werd en nu weer wordt
ontwikkeld, is, dat de overheid zich wel 10 maal
zal bedenken, alvorens dergelijke zaken van al
gemeen belang aan te vatten, met als onvermijde
lijk gevolg, dat ze niet gebeuren, of zóódanig, dat
alléén gezien wordt naar het voordeel, dat een
particulier exploitant er van hebben ka'n.
Het onder sub 2 genoemde is, voorzoover ik
het zien kan, echter nog veel belangrijker:
Terecht merkt ge in uw beschouwing op, dat
dergelijke duinterreinen het bezit behoorden te
zijn van de gemeenschap. Helaas, toen de ge
meente de 'hand had gele»gd op een belangrijk ge
deelte, werd deze van alle kanten aangevallen en
voor zoover ik mij herinner, door uw blad niet in
bescherming genomen, indien gij u tenminste niet
bij de aanvallers schaardet. Zoodat we nu achter
af kunnen betreuren, dat die zeeweg-terreineü
geen gemeente-eigendom zijn, maar de schuld
daarvan niet in de eerste plaats het gemeente
bestuur treft, maar dengenen, die de actie ont
ketend hebben, in casu de heeren Otto c. s.
U zult kunnen begrijpen, dat ik de bespreking
van de amendementen van de heeren Kremer c.s.
bewaar tot de openbare raadszitting, maar
meende goed te doen even te waarschuwen tegen
het afbreken zonder meer, want, en hier gaat het
toch om, indien deze voordracht verworpen
wordt, wat moet er dan gebeuren. Op deze vraag
is nog nimmer een behoorlijk antwoord gekomen.
De eenigste die het geprobeerd heeft te geven,
is de burgemeester, die een berekening gaf van,
hetgeen een baatbelasting zou kunnen opbrengen,
maar daarbij een berekening maakte van de
waardevermeerdering van den grond, die kant
noch wal raakte. In het slot van uwe beschou
wing zegt ge wél, dat een behoorlijke expl. niet
afhankelijk is van deze transactie, maar verzuimt
te zeggen, 'hoé en nu lijkt het mij gevaarlijk iets
te gaan verwerpen, zonder er iets beters voor in
de plaats te kunnen stellen. Ik hoop dan ook, dat
het uw redaktie mogelijk zal zijn, deze vraag te
beantwoorden, want dat we als raadslid voor een
zeer moeilijke beslissing komen te staan, is vol
komen met u eens
Uw dw. dnr.
C. SCHULZ.
Wij veroorloven ons hierbij de volgende korte
aanteekeningen te maken.
Wij hebben grond om aan te nemen, dat alge
meen in de gemeente betwijfeld wordt of de
rechtsgeleerde raadsman der gemeente op denzelf
den voet als de raadslieden der andere partijen
van den aanvang der onderhandelingen af aan het
dagelijksch bestuur geregeld bijstand heeft ver
leend. Is, zooals wij hooren verluiden, het ont
werp der overeenkomst met een of meer vragen
van beperkte strekking aan hem voorgelegd, dan
zal het van den iinhoud dier vragen afhangen of
aan zijn advies de verre strékking is toe te ken
nen, die de geachte inzender, veronderstellender-
wijs, er aan toekent.
Ook is tot dusver niet gebleken of het advies
van den raadsman bij het definitief vaststellen van
hét door B. en W. aangeboden ontwerp, in allen
deele is gevolgd.
Ziet, wat de questie der vrijstelling van „baat
belasting" en in verband daarmede de billijkheid
betreft, de geachte inzender niet over het hoofd,
dat in het ontwerp niet alleen sprake is van ont
heffing of restitutie van baatbelasting (de heffing
van art. 242 d der Gemeentewet) maar ook van
die bedoeld in art. 242 b en c? en, dat, wat de op
de kaart zwartgekleurde grond betreft die tot aan
Jagtlust loopt een restitutie van belasting wordt
toegezegd, niettegenstaande die gronden voor zoo
ver ze zegge meer dan een mijl van den Zeeweg
gelegen zijn, door den aanleg van dien weg zeker
niet van aard zijn veranderd? Wanneer men in dit
verband aanvoert, dat die restitutie dadelijk op
houdt zoodra die gronden als bouwterrein produc
tief worden gemaakt, gelde dat zij ook nog op
verschillende andere wijze productief zijn te ma
ken, men kan er terreinen voor allerlei nut en
vermaak van maken, 'die vruchten of inkomsten op
leveren, zonder dat ze daardoor als bouwterrein
kunnen» worden gequalificeerd. De inzender ge-
vaagt (evenmin als, uit den aard der zaak de
commissie van bijstand deed) niet van de kosten
van rioleering. Dat langs den Zeeweg, evenzeer als
op de andere zandgronden in onze gemeente vuil
afvoer door rioleering noodig zal zijn, schijnt toch
wel vast te staan.
Wij kunnen de andere beschouwingen van den
geachten inzender niet deelen. Juist doordat de
Zeeweg is aangelegd tegen den zin der eigenares
en alleen door onteigening kon worden doorge
dreven staat o. i. de gemeente tegenover hare op
volgers vrijer dan anders het geval zou zijn ge
weest.
In 'hoever de actie der heeren Otto c.s. tegen
den definitieven aankoop van een gedeelte der
Zeewegterreinen (wij meenen ons te herinnieren
tegen een hooge koopsom en onder tal van bezwa
rende voorwaarden) op den duur zal blijken het
algemeen belang te hebben geschaad of gebaat is
nu ni'et aan de orde, evenmin als de vraag welke
rol ons blad dat toen zeer onder den invloed van
den heer Otto en onder een géheel andere redac
tie stond, daarbij als orgaan van een deel der pu
blieke opinie heeft vervuld.
*Noot v. d.Red.: Die zit, zei de Schoolmeester,
toen hij z'n vlakke hand plaatste tegen 'het oor
van een leerling.
*Wij hopen dat B. en W. het advies of uittrek
sels daarvan bij de Raadsstukken, die voor de
leden en de Pers ters inzage liggen, voegen) zal op
dat allerwege het vormen van een helder oordeel
over de o. i. zeer belangrijke Staatsrechtelijke
questie die wij aansneden bevorderd kan wordén.
Eenig besef van den rechtsgrond waarop wij
samenleven is ieder Nederlander die eenig onder
wijs genoot of een verstandige vader had eigen.
De ontwikkeling van dien kiem bij de burgerij geeft
haren regeerders vaak richting en zekerheid.
De slotopmerkingen van den heer Schulz joegen
ons eene lichte konde aan. Omdat men het voor
nemen tot een maatregel van zeer wijde strekking
die door geen enkelen drang van noodzakelijkheid
wordt voorgeschreven, maar waarvan men niet ze
ker weet of hij goed is, niet door een beter kan
vervangen zou men als overheidspersoon dit voor
nemen mogen, ja moeten ten uitvoer brengen. Het
komt ons voor, dat juist 't omgekeerde 't geval is.
Moet reeds elk mensch in zijn bijzondere leven zich
onthouden van die handelingen, waarvan hij twij
felt of ze wél goed zijn, hoeveel te sterker spreekt
•die plicht van de overheid wier beslissingen, zoo
diep-ingrijpen in het leven en de welvaart vain tal-
looze anderen, niet alleen nu, maar ook in de toe
komst! In dulbüs abstine. „In twijfelachtige din
gen, onthoud U", is al een oude leus; op zien ko
men spelen, 'het er maar op wagen, zijn dingen, die
allerminst liggen op den weg van die regeeren en
besturen.
Ten slotte de vraag: Wanneer deze ontwerpen
verworpen worden, wat dan? Wel, óf de terrei
nen langs den Zeeweg als natuurmonument be
houden of indien de eigenaren of hunne recht
verkrijgend éni tot exploitatie willen overgaan, deze
exploitatie bij onderling overleg leggen in de
handen van de gemeenschap in den vorm van het
zoogenaamde gemengd (overheids-en-particulier)
bedrijf, een vorm van samenwerking, waarmede
men in Indië begonnen is en die ook in Europa,
allengs meer vasten voet krijgt; in dezen vorm
vloeien, als het goed gaat, de voordeeleto) van
initiatief, zuinig en werkzaam beheer van den par
ticulier van zelf samen met die van voorzienigheid
en blijvende controle der overheid. Er is alle
reden om dit thema met betrekking tot de onder
havige zaak (die in 'de komende jaren onverwacht
door meerdere soortgelijke kan worden gevolgd:
exploitatie's Wildhoefs, Elswout e.d.) verder in
bizonderheden rustig uit te werken; daarvoor is
nog alle tijd.
Ten slotte een woordje over de „hetze". Wij
zijn ons niet bewust dat deze thans wordt gevoerd,
allerminst dat wij daaraan zouden hebben mede
gedaan. De burgerij op te wekken en in te lichten,
daarna ons oor te luisteren te leggen, alles onpar
tijdig, s onze plicht. Wij hebben daaraan naar ons
gebrekkige, maar beste weten voldaan. Wij ken
nen geen» enkel systeem, waaraan wij met macht,
list of geweld, gesteld dat wij daarover beschik
ten, den voorrang zouden willen opdringen. Zoo-
als het komt, zal het wel goed zijn, wanneer allen
in wier handen het lot van dit voorstel rust, uit
sluitend zijn bezield met het verlangen 'het belang
onzer goede gemeente te dienen, iets waaraan wij
niet twijfelen. Uit den brouwketel der Onder
scheiden meeningen 'die ieder op zich zelf altijd iets
gebrekkigs en eenzijdigs hebben (daarvoor zijn wij
allen menschen) komt ten slotte het objectief
beste naar voren.
Een jong jurist schreef ons in een privé brief o.a.
„Naar aanleiding van uw schrijven, over den
Zeeweg mag ik u wel eens wijzen op Duguit's
Traité de droit constitutionnel; het onderscheid van
publiek recht en privaatrecht zit alleen in de wijze
waarop ze zich realiseeren (in de werkelijkheid
laten gelden. Red.), hun verschillende sanctie;
waarom zou eene gemeente dan niet zich als elk an
der die iets belooft, kunnen verbinden om belas
tingpenningen die men blijft heffen, ini andere
muntstukken te gaan betalen aan gemachtigden
van de belastingschuldigen?
Wij antwoorden daarop Artikel 175 der Grond
wet: „Geene privliegen kunnen in 'het stuk van
belastingen worden verleend." is duidelijk ge
noeg. Ook langs een omweg kan het niet. Wij
kunnen rechtsfilosofische beschouwingen over
het verschil van publiekrecht en privaatrecht hier
buiten laten.
Wel willen wij nog opmerken, dat toepassing
der overeenkomsten eventueel misschien zelfs zal
afstuiten op den privaatrechtelijken regel, dat
geene overeenkomst daarvoor vatbaar is, die strijdt
>NMMtWNM»HN»
Rots- en Vaste Planten
Boomen en Bloemheesters
Prijzen zeer billijk
Bloemenmagazijn:
Korte Kleverlaan 26, Tel. 22149
MOMWOMIMNI eeeM»»«e«MMM
met de openbare orde, waartoe in de eerste plaats
behoort onze staatsinrichting. Dat het strijdig is
met het algemeen belang een deel eener gemeente
voor eeuwig voor te trekken boven een ander deel
bij elke wijziging van omstandigheden (de eventu
eele privaatrechtelijke overeenkomst kan noodt
meer door welke bepaling of verordening ook der
gemeente te niet gedaan worden) lijkt ons ook
vanzelf sprekend.
Dezer dagen is ingebroken door intrappen van
een planken beschot, itn een ververschingshuisje,
staande aan de Zandvoortsche laan. Vermist wordt
een partij chocolade, sigaretten en koek. De politie
doet onderzoek.
Donderdagavond werd de heer de S. vroeger
alhier woonachtig, te Haarlem in een tramwagen
ter hoogte van de Jansstraat door een toeval over
vallen. Twee Bloemendaalsche dames begaven
zich naar de Groote markt om de hulp in te roe
pen van een daar geposten politieagent. Deze trok
zich van het geval niets aan en zeide blijkbaar utt
de volle overtuiging van zijn even ijskoud als door
reglementen verbasterd gemped: „O daar hebben
wij niets mede te maken". De wagetovoerder, op
zijn eenmanswagen, nu behalve chauffeur en con
ducteur, ook dokter, apotheker, boedelbered-
deraar en burgemeester, redde zich met behulp
van een paar passagiers en Jansstraters zoo goed
mogelijk uit de misère. Het tramverkeer kwam
door eén» en ander in de war.
Heden bezocht de Gezondheidscommissie deze
Gemeente. Een groot aantal ingezetenen had haar
'hulp ingeroepen om er tegen te waken, dat de
voorgenomen nieuwbouw van gemeentelijke wo
ningen niet plaats heeft op vuil van de Haarlem-
sche belt. Wij komen» in ons volgend nummer op
deze zaak terug.
Nederlandsch Schoolmuseum te Amsterdam.
In de afge'loopen maand Januari noteerde de Ho
stelling 220 bezoeken en 40 aanwinsten.
Tifla Durieux heeft gisteravond in „Der Schat
ten" van Niccodemi, al§ Berta Tregnier door
haar spel het publiek van den Stadsschouwburg
sterk aangegrepen. Het stuk zou door een vrouw
geschreven kunnen zijn en is in ieder geval voor
vrouwen geschreven. Maar Till'a Durieux speelde
forsch als een man. Wij komen terug op deze op
voering, die voor deze groote vrouw weder een
volledig succes was.
Uit het Amerikaansch door HOMER CROY.
29
Nu begon hij over den schommel. „Zou die goed
gaan, als je er met zijn tweeën aan denzelfden
kant op zit?" Hij liet 'het voorkomen, alsof dit vol
strekt niet met henzelf in verhand stond.
„Pa en ik doen 't soms."
„Ik geloof, dat hij aan dezen kant verzakt is",
zei hij en begon één' van de palen te onderzoe
ken. Het was volstrekt niets gevaarlijks. Toen hij
terug kwam bleef hij naast haar staan en leunde
tegen de zitplank, steeds doorpratend. Eindelijk
zat hij ook; zij konden er maar net in. Een oogen
blik aarzelde hij nog, maar zocht toen haar hand.
Eerst 'hield zij die terug, maar eindelijk gaf zij toe.
Hij legde zijn arm op de leuning achter haar en
raakte licht 'haar kraagje aan; toen liet hij snel een
vinger over haar schouder glijden en deed alsof
dat slechts per ongeluk gebeurde. Daarop liet hij
zijn hated op haar schouder rusten. Beiden begon
nen fluisterend te spreken en leunden hoe langer
hoe dichter tegen elkander aan. Ten slotte sloeg
'hij zijn arm om haar heen. Hij was over zichzelf
verbaasd, verrukt. Nu, nu zij In zijn armen geko
men was kon 'hij haar n'iet meer opgerven. Hij
wilde haar kussen.
Zij bleven fluisteren. De torenklok sloeg mid
dernacht.
„Lieve hemel! En 't is net of- we hier maar een
minuut gezeten hebben!"
Beiden waren verbaasd over de kortheid van
den tijd.
„Ik moet maken, 'dat ik stilletjes weg kom, of
je pa schopt me nog van het erf."
„Verbeeld je, 'dat die beste pa zoo iets zou
doen."
„Ik zei 't ook maar, omldat 't zoo'n algemeen ge
bruikte uitdrukking is", zeide hij. „En als de we
reld meent, dat iets zus of zoo is, kun je er tame
lijk zeker van zijn, dat 't juist omgekeerd is. Let
maar eens op de evolutie en de dolle honden! On
langs las ik nog, dat watervrees feitelijk niet eens
bestaat."
Guy weidde medelijdend nog ver uit over de
onwetendheid der wereld.
„En dan te bedenken, dat wij hier besluiten met
een praatje over dolle hon'den!" riep Bee uit.
Beiden lachten; bet was dan ook belachelijk.
„Zeg, a-propos", zei Bee, „ik ben van plate om
een „armoedzaaiers"-partij te geven. Zou jij ook
willen komen?"
Zulke feestjes waren populair in Junction Gty,
waarbij ieder zijn oudste en slechtste kleeren op
de grappigst mogelijke manier moest dragete'. Men
had dan steeds veel plezier.
Gny aarzelde. Bij Bee in huis! Maar in zijn toe
stand van 'hooge gelukzaligheid scheen het ge
makkelijk,
„Nu graag", zeide hij. „Ik zal wel kunnen. Be
dankt voor de uitnoodiging."
Zij dachten, dat zij nooit met praten zouden kun
nen ophouden, zoo bracht het eene onderwerp hen
op het andere. Toen zij afscheid begonnen te ne
men, was Guy er niet zeker va» of 'hij haar zou
durven kussen. Zijn hart bonsde,
„Goeden nacht", zei Bee, onverwacht nog, en
stak haar hand uit. Hij hevon'd, dat hij haar 'hand
vormelijk drukte ete' een oogenbli'k later was hij op
weg langs het kronkelende pad. Alles was zoo
gauw gegaan, dat het nog niet goed tot h'em door
gedrongen was. Hij smachtte naar meer teederheid.
HOOFDSTUK VIII.
Guy kon den avond van de armoedzaaierspartij
haast niet afwachten en ook was het hem erg
moeilijk te bepalen welke kleeren hij zou aan
trekken. Eindelijk besloot hij als landl'ooper te
gaan. Een artist, die zichzelf bliksemsnel in aller
lei verschillende persoonlijkheden kom veran
deren, was eens naar Junction City gekomen en
had van zoo'n landlooper op een lezingavond eens
'een voorstelling gegeven, waarmee Guy zich kos
telijk geamuseerd had. De man verdween achter
een scherm en toen hij er weder achter vandaan
kwam, was hij boersch gekleed, met eete' eigen
gemaakte pijp in den mond, terwijl zijn haren door
den bol van zijn 'hoed heenstaken. Op een eento
nig wijsje had hij toen een komisch liedje gezon
gen. Guy herinnerde er zich nog maar twee regels
van, maar hij maakte er zelf vele bij. Hij wilde het
middelpunt van den avond worden. Toen ver
diepte hij zich weer in lange denkbeeldige tweege
sprekken die er altijd op uitliepen, dat hij in
den geest het woord richtte tot Bee.
Maar de winkel' was er ook nog die nooit
eindigende medikamenten-affaire en die halve
belofte aan zijin vader. Er stegen wolken op aan
zijn horizon. Hij gevoelde wrok. Moest 't leven nu
zoo zijn? vroeg hij zich af. Moest er nu altijd iets
zijn om je te plagen en te 'hinderen Waarom kon
nu alles niet zoo prettig en vlot gaan, als 't in de
boeken staat! Toen kwam er weer iemand den
winkel binnen en tapte een mop. Guy voelde zich
weer beter. Het leven was beslist de moeite
waard.
Toe'n Guy aankwam baadde het huis in een zee
van licht en het geluid van vrool'ijke begroetingen
stroomde hem buiten al tegemoet. Toen hij Bee
te zien kreeg, kreeg hij een schok. Zij was gekleed
als een waarzeggende Zigeunerin. Kon dat vreem
de persoontje met dat uitheemsche uiterlijk nu
dezelfde zijn, die hij in zijn armen gehouden had?
Gelach onttrok hem aan zijn gedachten. Er ont
stond een gedrang en 'de pretmakers spoedden
zich naar de deur.
„'Hooi strooi" commandeerde een stem en
op de stoep verscheen Har'lan Thompson m'et
Pearl' Duncan. „Geef een ongelukkig man een
aalmoes!" riep hij, een bedelaar nabauwend. Een
koord aan Pearl vastbindend deed hij alsof zij
een gedresseerde aap was. In eens was hij de
ziel van het gezelschap.
Het feest vorderde. Men ha'd Bee verzocht iets
op de piano et spelen; als zij haar handen moest
kruisen, boog zij zich 'daarbij met levendige
elegance voorover. Guy dacht, dat hij nog nooit
zoo iets bekoorlijks gezien ha'd. De muziek ontroer
de hem en deed hem in liefelijke droomerijen
verzinkete'. Wat leek zij weer ver boven hem!
Wat kon zij toch zien in zoo'n botterik als hij
was. Hij zou haar altijd op de handen dragen. Als
zij het eerst stierf, zou hij in een donkeren nacht
op haar versch gedolven graf zelfmoord plegen.
Dan zouden zij weer vereenigd zijn in een an
dere wereld.of? Ja, het moest; waarom zou
het anders aan twee menschenkinderen gegeven
zijn om elkander zoo te beminnen'? Dit was een
grootsehe gedachte. Hij had grootsche gedachten.
Eens zou hij daaraan ongetwijfeld uiting weten
te geven. Zijn naam zou dan op aller lippete zijn;
men zou banieren door de straten dragen, groote
feestmaaltijden zouden te zijner eere gegeven
worden. Zich omwendend zou hij dan zijn hand op
haar verzilverde haren leggen en zeggen: „Gij be
wijst eer aan den verkeerde; deze hüer is het".
Hij deed mee aan 't applaus, waarmede Bee's
spel beloond werd en toen Harlan zoo onhebbelijk
haar spel parodieerde, kon hij zich haast niet
weerhouden van 'hem de straat op te ranselen.
Een van de atracties van den avond werd ge
vormd doordat de gasten hun portretten uit hun
prille jeugd hadden moeten meebrengen, die nu
met behulp van een soort tooverlantaarn ver
groot werden weergegeven op een scherm tot
vermaak van 't algemeen. Er werden potlooden
en blaadjes' papier rondgedeeld en er werd een
prijs uitgeloofd voor dengene die de m'eeste der
portretten zou hebben herkend. 'Guy nam zijn
velletje papier ijverig aan; hij zou Bee eens laten
zien hoeveel slimmer hij was dan al die andere
jonge snuiters van de stad.
Toen die grillige, ouderwetsche portretjes op
'het linnen geprojecteerd werden, ontstonden er
hier en daar uitbarstingen van lachen; door de
luidste schateringen 'heen bleven Harlan's moppen
toch nog verstaanbaar. Daar tikte het toestel
weer en nu verscheen het beeld van een baby in
een badje, de dikke handjes en beentjes over den
rand. Een oogenblik stilte en dam barste het ge-
gekscheer weer los. Hoe konden de menschen
er toch toe komete om kleine kinderen in zulke
ongepaste en belachelijke houdingen te laten kie
ken? Door eene onwillekeurige beweging van
den heer Chew, die 'de tooverlantaarn bediende,
had Guy begrepen, dat 't Bee was. Een zonder
ling gloeiend beschaamd gevoel kwam over hem.
Was 'dit onmogelijke, naakte ding d'e schitterende,
wonderbaarlijke Bee? Hij kon echter niet nalaten
naar deze mummelende, bolwangige, dikke klomp
te blijven kijken, hoewel hij toch het gevoel had,
dat dit haar op eeteige onbestemde, onbeschrijf
bare wijze profaneerde. Terwijl hij zoo bleef kij
ken voelde hij een vreemde, gloeiende tinteling.
'Hoe zou zij er nu wel uitzien? Die gedachte drong
zich als vanzelf aan hem op en meteen was hij er
beschaamd over. Zelfs in zijn oogenblikke» van
hoogste reinheid en idealisme met 'haar hield hij
ervan de lichte indrukken op te vangen van de
vermoede slanke vormen van haar beemen, hoewel
hij zich daarover ook steeds 'eerlijk schaamde. De
Bijbel bood geen verontschuldiging aan voor de
zulken, die zoodanige gedachten koesterden. Zelfs
wanneer die gedachten opgesloten bleven in de
diepste 'diepten van zijn gemoed, wist hij toch maar
al te goed, dat hij hen had; hij kon zichzelf niet
ontloopen. Al mochten ook anderen het niet ver
moeden, zelf wïst hij het wel en als de Bijbel
waarheid sprak.Maar hij begon hoe langer
hoe minder aan den Bijbel te denken. Die was
niet geschreven voor menschen, die iets van ge
schiedenis afwisten. Zijn vader was van een an
dere generatie; dat was alles. Alle menschen
hadden vroeger zoo gedacht, maar nu \yas het
mode daarmee te breken. En zijn oogen dwaalden
terug naar Bee's bekoorlijkheid.
Zijn vinger in den mond stekend, gaf Harlan een
imitatie vain een zuigeling, die om voedsel zeurt.
„Stil", heet Guy hem toe, „wees niet stommer
dan een ezel."
Maar Harlan, die geheel' in zijn voorstelling op
ging, sloeg er geen acht op.
Toen de foto weggenomen was, kon Guy eerst
Bee niet aankijken. Zou hij wel ooit geschikt, be
tamelijk, goed genoeg voor haar worden? Hij
teekende dit portretje aan als zijnde van Pearl
Duncan en aan het einde van 'den wedstrijd be
merkte hij tot zijn verwondering, dat Dessie Arn-
halt gewonnen 'had. Menschen, van wie 'hij nu
totaal niets verwachtte,deden altijd verrassende
dingen. Het leven scheen toch gecompliceerder te
zijn, date- hij eerst gedacht had.
(Wordt vervolgd).