i TWEEDE BLAD Toen de kans kwam. No. 5. ZATERDAG 6 FEBRUARI 1926. Het Bloemendaalseh Weekblad GEMEENTERAAD KWEEKERIJ „AELBERTSBERG" A. van der Werff Gz. PLAATSELIJK NIEUWS BLOEMENDAAL HAARLEM. SPAARNDAM. TOONEEL FEUILLETON Openbare vergadering van den Raad der gemeente Blcemendaal, te houden op Donderdag 11 Febr. 1926, des namiddags 2 uur op het Raadhuis te Overveen. Agenda: Voorstel tot het aangaan van een tweetal ov r- eenkomsten betreffende de exploitaie der Zeeweg terreinen met de Erven Van der Vliet. De commissie van bijstand in het beheer der gemeentebedrijven heeft een uitvoerig rapport in gediend in antwoord op het verzoek van den Raad om te willen nagaan hoeveel de kosten van aan leg van electriciteit-, gas- en waterleiding in den Zeeweg zouden bedragen. Een uittreksel uit dat rapport is aan de bladen verstrekt. Voor de electrische kabels zal 90.000 noodig zijn. Uit het uittreksel blijkt ons niet of onder de 90.000 ook begrepen zijn de kosten voor trans- formatorerihuisjes en lantaarns, zooneen, hoeveel j voor een en ander nog extra is uit te trekken. Voor de gasleidingen met inbegrip van pers- inrichting is ook rond 90.000.geraamd; vóór- j dat uit de gasdistributie uit die leidingen winst wordt gemaakt zal langs den Zeeweg ongeveer gebruikt moeten worden van de hoeveelheid gas, die nu door de geheele gemeente wordt afge nomen. Voor de waterleidingen met de noodige automatische pomp in richting moet volgens de commissie in totaal op 103.000 worden gere kend; zullen deze leidingen en inrichtingen ren dabel zijn, dan moet minstens 100.000 M3. water per jaar (de geheele tegenwoordige gemeente van pl.m. 13000 zielen, gebruikt hoogstens 3 maal zoo veel) langs den Zeeweg verkocht worden. In totaal zal dus, met voorbehoud van het bo venstaande wat betreft de mogelijkheid van ren dabiliteit, met den aanleg van een en ander 283.000 gemoeid zijn. De commissie concludeert dat eene bijdrage van hoogstens 80.000 genoemd in het ontwerp-con- tract, een te geringe bijdrage in de te maken kos ten vertegenwoordigt, die in verre niet in ver houding staat tot de risico, die de gemeente op zich neemt, zoodat het hoogst noodzakelijk zal zijn, wil de gemeente zich voor groote, jaarlijks terugkeerende uitgaven aan het P. E. N. en de gemeentebedrijven vrijwaren, dat deze bijdrage aanzienlijk verhoogd wordt. Zijn wij goed ingelicht, dan zal de Raad van den belanghebbenden de mededeeling bereiken, dat men bereid is de bijdrage te verhoogen. Intusschen ontvingen wij over deze zaak het vol gende ingezonden stuk van het Gemeenteraadslid, den heer Schulz. SANTPOORT, 2 Febr. '26. Geachte Rédaktie, Het zij mij vergund, naar aanleiding van uw be schouwing over de inderdaad zeer belangrijke kwestie van de exploitatie van de gronden langs den Zeeweg, een paar opmerkingen te maken. Of de voorstellen van B. en W. staatsrechterlijk toelaatbaar zijn, weet ik niet, maar waar de overeenkomsten zijn opgemaakt in overleg met den advocaat van de gemeente, Mr. v. Styrum, meeln ik, dat we ons als raadslid daarover niet al te ongerust behoeven te maken en rustig het oordeel van Ged. Staten, eventueel de Kroon, kunnen afwachten. Een andere kwestie is, of het billijk is, om de Erven van Vliet vrij te stellen van eventueele baatbelasting, etc. in onze gemeente te heffen en die vraag moet mijn inziens bevestigend worden beantwoord. Het zou toch al zeer onbillijk zijn om eerst pl.m. 370.000 in eens te ontvangen als bijdrage in de kosten van aanleg van den zeeweg en later dan nog eens opnieuw in den vorm van eene baatbelasting. Dit zou op mijn juridisch niet geschoolde hersens de indruk maken van zeer otabillij-k te zijn.* Maar bovendien heft de gemeente op het oogenblik in het geheel1 nog geen baat belasting ook niet van die deelen der gemeente, die kort geleden in exploitatie zijn gekomen. Dat behoeft ook niet, indien de gemeente slechts zorgt, dat geen gronden in exploitatie komen, al vorens eene regeling is getroffen voor aanleg van wegen, gas, electr. etc. Toegegeven kan natuur lijk worde'n» dat de bepalingen in het contract met de Erven v. Vliet de gemeente in meerdere of mindere mate binden. Dat daartoe moet wor den overgegaan, is mijn inziens het gevolg van twee feiten: lo. dat de gemeente den zeeweg heeft aange legd zonder vooraf de regelingen hierboven genoemd te treffen, en 2o, dat toen de gemeente op billijke voorwaar- waarden eigenaresse van genoemde ter reinen was geworden, een dusdanige hetze daartegen werd opgezet, dat die koop on gedaan werd gemaakt. Wat nu het onder lo. genoemde aangaat, dient er rekening mede gehouden, dat de aanleg van den zeeweg geschiedde tégen den zin van de eigenares van den grond en, dat onteigening noo dig was om tot aanleg te kunnen komen; een aan leg, dien men zag, als te zijn in het algemeen be lang. Het gevaarlijke (nu in eene actie, zooals ten opzichte van deze zaak werd en nu weer wordt ontwikkeld, is, dat de overheid zich wel 10 maal zal bedenken, alvorens dergelijke zaken van al gemeen belang aan te vatten, met als onvermijde lijk gevolg, dat ze niet gebeuren, of zóódanig, dat alléén gezien wordt naar het voordeel, dat een particulier exploitant er van hebben ka'n. Het onder sub 2 genoemde is, voorzoover ik het zien kan, echter nog veel belangrijker: Terecht merkt ge in uw beschouwing op, dat dergelijke duinterreinen het bezit behoorden te zijn van de gemeenschap. Helaas, toen de ge meente de 'hand had gele»gd op een belangrijk ge deelte, werd deze van alle kanten aangevallen en voor zoover ik mij herinner, door uw blad niet in bescherming genomen, indien gij u tenminste niet bij de aanvallers schaardet. Zoodat we nu achter af kunnen betreuren, dat die zeeweg-terreineü geen gemeente-eigendom zijn, maar de schuld daarvan niet in de eerste plaats het gemeente bestuur treft, maar dengenen, die de actie ont ketend hebben, in casu de heeren Otto c. s. U zult kunnen begrijpen, dat ik de bespreking van de amendementen van de heeren Kremer c.s. bewaar tot de openbare raadszitting, maar meende goed te doen even te waarschuwen tegen het afbreken zonder meer, want, en hier gaat het toch om, indien deze voordracht verworpen wordt, wat moet er dan gebeuren. Op deze vraag is nog nimmer een behoorlijk antwoord gekomen. De eenigste die het geprobeerd heeft te geven, is de burgemeester, die een berekening gaf van, hetgeen een baatbelasting zou kunnen opbrengen, maar daarbij een berekening maakte van de waardevermeerdering van den grond, die kant noch wal raakte. In het slot van uwe beschou wing zegt ge wél, dat een behoorlijke expl. niet afhankelijk is van deze transactie, maar verzuimt te zeggen, 'hoé en nu lijkt het mij gevaarlijk iets te gaan verwerpen, zonder er iets beters voor in de plaats te kunnen stellen. Ik hoop dan ook, dat het uw redaktie mogelijk zal zijn, deze vraag te beantwoorden, want dat we als raadslid voor een zeer moeilijke beslissing komen te staan, is vol komen met u eens Uw dw. dnr. C. SCHULZ. Wij veroorloven ons hierbij de volgende korte aanteekeningen te maken. Wij hebben grond om aan te nemen, dat alge meen in de gemeente betwijfeld wordt of de rechtsgeleerde raadsman der gemeente op denzelf den voet als de raadslieden der andere partijen van den aanvang der onderhandelingen af aan het dagelijksch bestuur geregeld bijstand heeft ver leend. Is, zooals wij hooren verluiden, het ont werp der overeenkomst met een of meer vragen van beperkte strekking aan hem voorgelegd, dan zal het van den iinhoud dier vragen afhangen of aan zijn advies de verre strékking is toe te ken nen, die de geachte inzender, veronderstellender- wijs, er aan toekent. Ook is tot dusver niet gebleken of het advies van den raadsman bij het definitief vaststellen van hét door B. en W. aangeboden ontwerp, in allen deele is gevolgd. Ziet, wat de questie der vrijstelling van „baat belasting" en in verband daarmede de billijkheid betreft, de geachte inzender niet over het hoofd, dat in het ontwerp niet alleen sprake is van ont heffing of restitutie van baatbelasting (de heffing van art. 242 d der Gemeentewet) maar ook van die bedoeld in art. 242 b en c? en, dat, wat de op de kaart zwartgekleurde grond betreft die tot aan Jagtlust loopt een restitutie van belasting wordt toegezegd, niettegenstaande die gronden voor zoo ver ze zegge meer dan een mijl van den Zeeweg gelegen zijn, door den aanleg van dien weg zeker niet van aard zijn veranderd? Wanneer men in dit verband aanvoert, dat die restitutie dadelijk op houdt zoodra die gronden als bouwterrein produc tief worden gemaakt, gelde dat zij ook nog op verschillende andere wijze productief zijn te ma ken, men kan er terreinen voor allerlei nut en vermaak van maken, 'die vruchten of inkomsten op leveren, zonder dat ze daardoor als bouwterrein kunnen» worden gequalificeerd. De inzender ge- vaagt (evenmin als, uit den aard der zaak de commissie van bijstand deed) niet van de kosten van rioleering. Dat langs den Zeeweg, evenzeer als op de andere zandgronden in onze gemeente vuil afvoer door rioleering noodig zal zijn, schijnt toch wel vast te staan. Wij kunnen de andere beschouwingen van den geachten inzender niet deelen. Juist doordat de Zeeweg is aangelegd tegen den zin der eigenares en alleen door onteigening kon worden doorge dreven staat o. i. de gemeente tegenover hare op volgers vrijer dan anders het geval zou zijn ge weest. In 'hoever de actie der heeren Otto c.s. tegen den definitieven aankoop van een gedeelte der Zeewegterreinen (wij meenen ons te herinnieren tegen een hooge koopsom en onder tal van bezwa rende voorwaarden) op den duur zal blijken het algemeen belang te hebben geschaad of gebaat is nu ni'et aan de orde, evenmin als de vraag welke rol ons blad dat toen zeer onder den invloed van den heer Otto en onder een géheel andere redac tie stond, daarbij als orgaan van een deel der pu blieke opinie heeft vervuld. *Noot v. d.Red.: Die zit, zei de Schoolmeester, toen hij z'n vlakke hand plaatste tegen 'het oor van een leerling. *Wij hopen dat B. en W. het advies of uittrek sels daarvan bij de Raadsstukken, die voor de leden en de Pers ters inzage liggen, voegen) zal op dat allerwege het vormen van een helder oordeel over de o. i. zeer belangrijke Staatsrechtelijke questie die wij aansneden bevorderd kan wordén. Eenig besef van den rechtsgrond waarop wij samenleven is ieder Nederlander die eenig onder wijs genoot of een verstandige vader had eigen. De ontwikkeling van dien kiem bij de burgerij geeft haren regeerders vaak richting en zekerheid. De slotopmerkingen van den heer Schulz joegen ons eene lichte konde aan. Omdat men het voor nemen tot een maatregel van zeer wijde strekking die door geen enkelen drang van noodzakelijkheid wordt voorgeschreven, maar waarvan men niet ze ker weet of hij goed is, niet door een beter kan vervangen zou men als overheidspersoon dit voor nemen mogen, ja moeten ten uitvoer brengen. Het komt ons voor, dat juist 't omgekeerde 't geval is. Moet reeds elk mensch in zijn bijzondere leven zich onthouden van die handelingen, waarvan hij twij felt of ze wél goed zijn, hoeveel te sterker spreekt •die plicht van de overheid wier beslissingen, zoo diep-ingrijpen in het leven en de welvaart vain tal- looze anderen, niet alleen nu, maar ook in de toe komst! In dulbüs abstine. „In twijfelachtige din gen, onthoud U", is al een oude leus; op zien ko men spelen, 'het er maar op wagen, zijn dingen, die allerminst liggen op den weg van die regeeren en besturen. Ten slotte de vraag: Wanneer deze ontwerpen verworpen worden, wat dan? Wel, óf de terrei nen langs den Zeeweg als natuurmonument be houden of indien de eigenaren of hunne recht verkrijgend éni tot exploitatie willen overgaan, deze exploitatie bij onderling overleg leggen in de handen van de gemeenschap in den vorm van het zoogenaamde gemengd (overheids-en-particulier) bedrijf, een vorm van samenwerking, waarmede men in Indië begonnen is en die ook in Europa, allengs meer vasten voet krijgt; in dezen vorm vloeien, als het goed gaat, de voordeeleto) van initiatief, zuinig en werkzaam beheer van den par ticulier van zelf samen met die van voorzienigheid en blijvende controle der overheid. Er is alle reden om dit thema met betrekking tot de onder havige zaak (die in 'de komende jaren onverwacht door meerdere soortgelijke kan worden gevolgd: exploitatie's Wildhoefs, Elswout e.d.) verder in bizonderheden rustig uit te werken; daarvoor is nog alle tijd. Ten slotte een woordje over de „hetze". Wij zijn ons niet bewust dat deze thans wordt gevoerd, allerminst dat wij daaraan zouden hebben mede gedaan. De burgerij op te wekken en in te lichten, daarna ons oor te luisteren te leggen, alles onpar tijdig, s onze plicht. Wij hebben daaraan naar ons gebrekkige, maar beste weten voldaan. Wij ken nen geen» enkel systeem, waaraan wij met macht, list of geweld, gesteld dat wij daarover beschik ten, den voorrang zouden willen opdringen. Zoo- als het komt, zal het wel goed zijn, wanneer allen in wier handen het lot van dit voorstel rust, uit sluitend zijn bezield met het verlangen 'het belang onzer goede gemeente te dienen, iets waaraan wij niet twijfelen. Uit den brouwketel der Onder scheiden meeningen 'die ieder op zich zelf altijd iets gebrekkigs en eenzijdigs hebben (daarvoor zijn wij allen menschen) komt ten slotte het objectief beste naar voren. Een jong jurist schreef ons in een privé brief o.a. „Naar aanleiding van uw schrijven, over den Zeeweg mag ik u wel eens wijzen op Duguit's Traité de droit constitutionnel; het onderscheid van publiek recht en privaatrecht zit alleen in de wijze waarop ze zich realiseeren (in de werkelijkheid laten gelden. Red.), hun verschillende sanctie; waarom zou eene gemeente dan niet zich als elk an der die iets belooft, kunnen verbinden om belas tingpenningen die men blijft heffen, ini andere muntstukken te gaan betalen aan gemachtigden van de belastingschuldigen? Wij antwoorden daarop Artikel 175 der Grond wet: „Geene privliegen kunnen in 'het stuk van belastingen worden verleend." is duidelijk ge noeg. Ook langs een omweg kan het niet. Wij kunnen rechtsfilosofische beschouwingen over het verschil van publiekrecht en privaatrecht hier buiten laten. Wel willen wij nog opmerken, dat toepassing der overeenkomsten eventueel misschien zelfs zal afstuiten op den privaatrechtelijken regel, dat geene overeenkomst daarvoor vatbaar is, die strijdt >NMMtWNM»HN» Rots- en Vaste Planten Boomen en Bloemheesters Prijzen zeer billijk Bloemenmagazijn: Korte Kleverlaan 26, Tel. 22149 MOMWOMIMNI eeeM»»«e«MMM met de openbare orde, waartoe in de eerste plaats behoort onze staatsinrichting. Dat het strijdig is met het algemeen belang een deel eener gemeente voor eeuwig voor te trekken boven een ander deel bij elke wijziging van omstandigheden (de eventu eele privaatrechtelijke overeenkomst kan noodt meer door welke bepaling of verordening ook der gemeente te niet gedaan worden) lijkt ons ook vanzelf sprekend. Dezer dagen is ingebroken door intrappen van een planken beschot, itn een ververschingshuisje, staande aan de Zandvoortsche laan. Vermist wordt een partij chocolade, sigaretten en koek. De politie doet onderzoek. Donderdagavond werd de heer de S. vroeger alhier woonachtig, te Haarlem in een tramwagen ter hoogte van de Jansstraat door een toeval over vallen. Twee Bloemendaalsche dames begaven zich naar de Groote markt om de hulp in te roe pen van een daar geposten politieagent. Deze trok zich van het geval niets aan en zeide blijkbaar utt de volle overtuiging van zijn even ijskoud als door reglementen verbasterd gemped: „O daar hebben wij niets mede te maken". De wagetovoerder, op zijn eenmanswagen, nu behalve chauffeur en con ducteur, ook dokter, apotheker, boedelbered- deraar en burgemeester, redde zich met behulp van een paar passagiers en Jansstraters zoo goed mogelijk uit de misère. Het tramverkeer kwam door eén» en ander in de war. Heden bezocht de Gezondheidscommissie deze Gemeente. Een groot aantal ingezetenen had haar 'hulp ingeroepen om er tegen te waken, dat de voorgenomen nieuwbouw van gemeentelijke wo ningen niet plaats heeft op vuil van de Haarlem- sche belt. Wij komen» in ons volgend nummer op deze zaak terug. Nederlandsch Schoolmuseum te Amsterdam. In de afge'loopen maand Januari noteerde de Ho stelling 220 bezoeken en 40 aanwinsten. Tifla Durieux heeft gisteravond in „Der Schat ten" van Niccodemi, al§ Berta Tregnier door haar spel het publiek van den Stadsschouwburg sterk aangegrepen. Het stuk zou door een vrouw geschreven kunnen zijn en is in ieder geval voor vrouwen geschreven. Maar Till'a Durieux speelde forsch als een man. Wij komen terug op deze op voering, die voor deze groote vrouw weder een volledig succes was. Uit het Amerikaansch door HOMER CROY. 29 Nu begon hij over den schommel. „Zou die goed gaan, als je er met zijn tweeën aan denzelfden kant op zit?" Hij liet 'het voorkomen, alsof dit vol strekt niet met henzelf in verhand stond. „Pa en ik doen 't soms." „Ik geloof, dat hij aan dezen kant verzakt is", zei hij en begon één' van de palen te onderzoe ken. Het was volstrekt niets gevaarlijks. Toen hij terug kwam bleef hij naast haar staan en leunde tegen de zitplank, steeds doorpratend. Eindelijk zat hij ook; zij konden er maar net in. Een oogen blik aarzelde hij nog, maar zocht toen haar hand. Eerst 'hield zij die terug, maar eindelijk gaf zij toe. Hij legde zijn arm op de leuning achter haar en raakte licht 'haar kraagje aan; toen liet hij snel een vinger over haar schouder glijden en deed alsof dat slechts per ongeluk gebeurde. Daarop liet hij zijn hated op haar schouder rusten. Beiden begon nen fluisterend te spreken en leunden hoe langer hoe dichter tegen elkander aan. Ten slotte sloeg 'hij zijn arm om haar heen. Hij was over zichzelf verbaasd, verrukt. Nu, nu zij In zijn armen geko men was kon 'hij haar n'iet meer opgerven. Hij wilde haar kussen. Zij bleven fluisteren. De torenklok sloeg mid dernacht. „Lieve hemel! En 't is net of- we hier maar een minuut gezeten hebben!" Beiden waren verbaasd over de kortheid van den tijd. „Ik moet maken, 'dat ik stilletjes weg kom, of je pa schopt me nog van het erf." „Verbeeld je, 'dat die beste pa zoo iets zou doen." „Ik zei 't ook maar, omldat 't zoo'n algemeen ge bruikte uitdrukking is", zeide hij. „En als de we reld meent, dat iets zus of zoo is, kun je er tame lijk zeker van zijn, dat 't juist omgekeerd is. Let maar eens op de evolutie en de dolle honden! On langs las ik nog, dat watervrees feitelijk niet eens bestaat." Guy weidde medelijdend nog ver uit over de onwetendheid der wereld. „En dan te bedenken, dat wij hier besluiten met een praatje over dolle hon'den!" riep Bee uit. Beiden lachten; bet was dan ook belachelijk. „Zeg, a-propos", zei Bee, „ik ben van plate om een „armoedzaaiers"-partij te geven. Zou jij ook willen komen?" Zulke feestjes waren populair in Junction Gty, waarbij ieder zijn oudste en slechtste kleeren op de grappigst mogelijke manier moest dragete'. Men had dan steeds veel plezier. Gny aarzelde. Bij Bee in huis! Maar in zijn toe stand van 'hooge gelukzaligheid scheen het ge makkelijk, „Nu graag", zeide hij. „Ik zal wel kunnen. Be dankt voor de uitnoodiging." Zij dachten, dat zij nooit met praten zouden kun nen ophouden, zoo bracht het eene onderwerp hen op het andere. Toen zij afscheid begonnen te ne men, was Guy er niet zeker va» of 'hij haar zou durven kussen. Zijn hart bonsde, „Goeden nacht", zei Bee, onverwacht nog, en stak haar hand uit. Hij hevon'd, dat hij haar 'hand vormelijk drukte ete' een oogenbli'k later was hij op weg langs het kronkelende pad. Alles was zoo gauw gegaan, dat het nog niet goed tot h'em door gedrongen was. Hij smachtte naar meer teederheid. HOOFDSTUK VIII. Guy kon den avond van de armoedzaaierspartij haast niet afwachten en ook was het hem erg moeilijk te bepalen welke kleeren hij zou aan trekken. Eindelijk besloot hij als landl'ooper te gaan. Een artist, die zichzelf bliksemsnel in aller lei verschillende persoonlijkheden kom veran deren, was eens naar Junction City gekomen en had van zoo'n landlooper op een lezingavond eens 'een voorstelling gegeven, waarmee Guy zich kos telijk geamuseerd had. De man verdween achter een scherm en toen hij er weder achter vandaan kwam, was hij boersch gekleed, met eete' eigen gemaakte pijp in den mond, terwijl zijn haren door den bol van zijn 'hoed heenstaken. Op een eento nig wijsje had hij toen een komisch liedje gezon gen. Guy herinnerde er zich nog maar twee regels van, maar hij maakte er zelf vele bij. Hij wilde het middelpunt van den avond worden. Toen ver diepte hij zich weer in lange denkbeeldige tweege sprekken die er altijd op uitliepen, dat hij in den geest het woord richtte tot Bee. Maar de winkel' was er ook nog die nooit eindigende medikamenten-affaire en die halve belofte aan zijin vader. Er stegen wolken op aan zijn horizon. Hij gevoelde wrok. Moest 't leven nu zoo zijn? vroeg hij zich af. Moest er nu altijd iets zijn om je te plagen en te 'hinderen Waarom kon nu alles niet zoo prettig en vlot gaan, als 't in de boeken staat! Toen kwam er weer iemand den winkel binnen en tapte een mop. Guy voelde zich weer beter. Het leven was beslist de moeite waard. Toe'n Guy aankwam baadde het huis in een zee van licht en het geluid van vrool'ijke begroetingen stroomde hem buiten al tegemoet. Toen hij Bee te zien kreeg, kreeg hij een schok. Zij was gekleed als een waarzeggende Zigeunerin. Kon dat vreem de persoontje met dat uitheemsche uiterlijk nu dezelfde zijn, die hij in zijn armen gehouden had? Gelach onttrok hem aan zijn gedachten. Er ont stond een gedrang en 'de pretmakers spoedden zich naar de deur. „'Hooi strooi" commandeerde een stem en op de stoep verscheen Har'lan Thompson m'et Pearl' Duncan. „Geef een ongelukkig man een aalmoes!" riep hij, een bedelaar nabauwend. Een koord aan Pearl vastbindend deed hij alsof zij een gedresseerde aap was. In eens was hij de ziel van het gezelschap. Het feest vorderde. Men ha'd Bee verzocht iets op de piano et spelen; als zij haar handen moest kruisen, boog zij zich 'daarbij met levendige elegance voorover. Guy dacht, dat hij nog nooit zoo iets bekoorlijks gezien ha'd. De muziek ontroer de hem en deed hem in liefelijke droomerijen verzinkete'. Wat leek zij weer ver boven hem! Wat kon zij toch zien in zoo'n botterik als hij was. Hij zou haar altijd op de handen dragen. Als zij het eerst stierf, zou hij in een donkeren nacht op haar versch gedolven graf zelfmoord plegen. Dan zouden zij weer vereenigd zijn in een an dere wereld.of? Ja, het moest; waarom zou het anders aan twee menschenkinderen gegeven zijn om elkander zoo te beminnen'? Dit was een grootsehe gedachte. Hij had grootsche gedachten. Eens zou hij daaraan ongetwijfeld uiting weten te geven. Zijn naam zou dan op aller lippete zijn; men zou banieren door de straten dragen, groote feestmaaltijden zouden te zijner eere gegeven worden. Zich omwendend zou hij dan zijn hand op haar verzilverde haren leggen en zeggen: „Gij be wijst eer aan den verkeerde; deze hüer is het". Hij deed mee aan 't applaus, waarmede Bee's spel beloond werd en toen Harlan zoo onhebbelijk haar spel parodieerde, kon hij zich haast niet weerhouden van 'hem de straat op te ranselen. Een van de atracties van den avond werd ge vormd doordat de gasten hun portretten uit hun prille jeugd hadden moeten meebrengen, die nu met behulp van een soort tooverlantaarn ver groot werden weergegeven op een scherm tot vermaak van 't algemeen. Er werden potlooden en blaadjes' papier rondgedeeld en er werd een prijs uitgeloofd voor dengene die de m'eeste der portretten zou hebben herkend. 'Guy nam zijn velletje papier ijverig aan; hij zou Bee eens laten zien hoeveel slimmer hij was dan al die andere jonge snuiters van de stad. Toen die grillige, ouderwetsche portretjes op 'het linnen geprojecteerd werden, ontstonden er hier en daar uitbarstingen van lachen; door de luidste schateringen 'heen bleven Harlan's moppen toch nog verstaanbaar. Daar tikte het toestel weer en nu verscheen het beeld van een baby in een badje, de dikke handjes en beentjes over den rand. Een oogenblik stilte en dam barste het ge- gekscheer weer los. Hoe konden de menschen er toch toe komete om kleine kinderen in zulke ongepaste en belachelijke houdingen te laten kie ken? Door eene onwillekeurige beweging van den heer Chew, die 'de tooverlantaarn bediende, had Guy begrepen, dat 't Bee was. Een zonder ling gloeiend beschaamd gevoel kwam over hem. Was 'dit onmogelijke, naakte ding d'e schitterende, wonderbaarlijke Bee? Hij kon echter niet nalaten naar deze mummelende, bolwangige, dikke klomp te blijven kijken, hoewel hij toch het gevoel had, dat dit haar op eeteige onbestemde, onbeschrijf bare wijze profaneerde. Terwijl hij zoo bleef kij ken voelde hij een vreemde, gloeiende tinteling. 'Hoe zou zij er nu wel uitzien? Die gedachte drong zich als vanzelf aan hem op en meteen was hij er beschaamd over. Zelfs in zijn oogenblikke» van hoogste reinheid en idealisme met 'haar hield hij ervan de lichte indrukken op te vangen van de vermoede slanke vormen van haar beemen, hoewel hij zich daarover ook steeds 'eerlijk schaamde. De Bijbel bood geen verontschuldiging aan voor de zulken, die zoodanige gedachten koesterden. Zelfs wanneer die gedachten opgesloten bleven in de diepste 'diepten van zijn gemoed, wist hij toch maar al te goed, dat hij hen had; hij kon zichzelf niet ontloopen. Al mochten ook anderen het niet ver moeden, zelf wïst hij het wel en als de Bijbel waarheid sprak.Maar hij begon hoe langer hoe minder aan den Bijbel te denken. Die was niet geschreven voor menschen, die iets van ge schiedenis afwisten. Zijn vader was van een an dere generatie; dat was alles. Alle menschen hadden vroeger zoo gedacht, maar nu \yas het mode daarmee te breken. En zijn oogen dwaalden terug naar Bee's bekoorlijkheid. Zijn vinger in den mond stekend, gaf Harlan een imitatie vain een zuigeling, die om voedsel zeurt. „Stil", heet Guy hem toe, „wees niet stommer dan een ezel." Maar Harlan, die geheel' in zijn voorstelling op ging, sloeg er geen acht op. Toen de foto weggenomen was, kon Guy eerst Bee niet aankijken. Zou hij wel ooit geschikt, be tamelijk, goed genoeg voor haar worden? Hij teekende dit portretje aan als zijnde van Pearl Duncan en aan het einde van 'den wedstrijd be merkte hij tot zijn verwondering, dat Dessie Arn- halt gewonnen 'had. Menschen, van wie 'hij nu totaal niets verwachtte,deden altijd verrassende dingen. Het leven scheen toch gecompliceerder te zijn, date- hij eerst gedacht had. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1926 | | pagina 5