TWEEDE BLAD Bet Bloemendaalscb Weekblad Koning Adelbout heeft hoofdpijn. No. 41 ZATERDAG 16 OCTOBER 1926 ONTVANGEN BOEKEN ONZE PLANTENDOKTER In Florence. „Een kluchtige zomerreis", door A. M. de Jong, met 79 teekenimgen van Jordaan, is de titel van het lezenswaardige, eenigen tijd geleden door Em. Querido samen met de N.V. Ontwikkeling uitge geven hoekje van een kleine 200 bladzijden, waar mee evenzeer van wege de illustratie'® als de tekst onze leestafels inderdaad zijn verrijkt. De Jong en Jordaan zijn met van Doorn op stap ge weest. Over Wight met 'n boot van de Mij. Neder land naar Algiers en Genua en toen verder ozer Florence, Venetië en Parijs naar huis. 'Het leven aan boord in autocar of hotel en op straat wordt hier van uit het gezichtspunt van twee kritiscïie, maar steeds welgemutste Hollanders genoeglijk be keken, een enkele maal komt er wat stemming in; naar aanleiding van het moderne dansen ain boord komt de Jong op blz. 75 eventjes niet malsc'i los; sympathiek is ook zijn afkeer als van suffe burgerlijkheid van het befaamde Campo Santo- kerkhof in Genua, blz. 116. Aan het welhaast te groot genie van Michel Angelo, die in tragiese eenzaamheid zijn titanen-droom droomt, waardoor hij wordt verteerd, wijdt de schrijver een hoofd stukje, -dat op zichzelf reeds -het boekje voldoende waard maakt, 't Is reislectuur of lectuur over reizen, eerste rangs journalistiek zonder pretentie, m iar daardoor des te beter leesbaar. Van de geestige teekeningen van Jordaan kunnen wij door welv/il- lendheid van den uitgever eenige voorbeelden af drukken. De uitgever Em. Querido heeft velen aan zich verplicht door bet werk van A. K. Nielsen: De halve wereld rond, door mej. Claudine Bienfait uit 'het Deensc'h vertaald, goed gedrukt, en met ongeveer 'honderd illustratie's voorzien uit te geven. -De buitenlandsche correspondenten wonen in Moskou in het Savoyhotel. Er zijn bijzonder be kwamen journalisten onder; maar ook het niet onge wone type, dat met -de hulp van een Russische tolk, een hoop courantenuitknipsels en de laatste nieuwtjes en kletsverhalen van de middagthee in het hotel, eiken dag weer stof genoeg hebben voor hun dagelijksch spoed telegram aan hun blad, waarin zij „de waarheid" vertellen over het com munisme in Rusland. Ik mis de eerzucht om uren te zitten in een wachtkamer van het ministerie in de hoop een gesprek van eengie minuten te voeren met een van de beroemde of beruchte aanvoerders der com munisten of om mij door een van de adjudanten te laten rondrijden en te zien wat een vreemde ling zien mag. Ik dwaal dagen lang rond om din gen te zien en menschen te spreken, waar ik be lang in stel. Nergens wordt mij iets in den weg gelegd of wil men uitvorschen wat ik hier doe. Aage Krarup Nielsen heeft een heldere manier van vertellen; hij gaat over Indië, Bengalen en Si- am naar China, en ten letse naar Moskou. Uit het laatste hoofdstuk „Mijn Russische dagen" nemen we het volgende over om duidelijk te maken dat zoo Een fascistje. Evenmin zijn de tegenstanders van 'het Bolsje wisme bang om hun meening te zeggen over de toestanden in Rusland. Ik bezoek verschillende ziekenhuizen en groote poliklinieken en maak ken nis met vele doctoren. Ze hebben heel wat doorge maakt, maar nu hun traktement verhoogd is, en ze het recht hebben om particuliere praktijk uit te oefenen, kunnen ze er tenminste komen zonder gebrek te lijden. De ziekenhuizen zien er dikwijls slecht onderhouden uit, maar aan den anderen kant past men de nieuwste methoden van behandeling toe, en men schijnt geen gebrek te hebben aan medicijnen. De poliklinieken staan wat hun werken betreft op de zelfde hoogte als die van West- Europa. Ik breng verscheidene avonden door in een kring van jonge doctoren. Een van hen woont vlak bij het Alexanderhospitaal. Zijn 'huis staat den heelen nacht voor zijn vrienden open. De samovaar raast voortdurend, menschen komen en gaan, zij drinken thee bij emmers, eten roggebrood en radijs en zure room en roo'ken massa's sigaretten. Men heeft uit het hospitaal vodka medegenomen, maar die is gauw op. Er wordt gezongen, gespeeld en ook over poli tiek gepraat; ze zijn allemaal vurige tegenstanders van de Sovjet-regeering, maar niemand is het eens hoe men haar moet bestrijden en hoe Rusland be stuurd moet worden. Men praat en praat uren wel inhoud als stijl dit boek voor liefhebbers van j 1ané zooals alle Russen dat kunnen, om eindelijk reizen op hun stel zeer aannemelijk maakt. Met het laa! h1 den nacht tot -het besluit te komen dat potret van Nielsen kunnen wij hier een illustratie Rusland, zooals de toestanden nu zijn een tranen- afdrukken, weergevende een 'Hindoe van hooge dal is« 'van alle éoede £oden verlaten, en dan drinkt kaste, studeerende in gewijde boeken. m^n nog meer thee en zingt weemoedige liederen en zigeuner wijsjes om den volgenden avond het nuttelooze gesprek voort te zeten. Onder hen, die in den loop van den avond ver schijnen, zijn een paar zonen van families, die vroe ger schatrijk waren en nu tot de bedelstaf verval len zijn. Ze hebben nooit iets anders geleerd dan geldmtgeven en beschouwden het leven als één onafgebroken feest, maar al is het „feest" bloedig en wreed geëindigd, ze zijn nog altijd dezelfde be minnelijke lichtzinnige luiaards, die zich niet be kommeren orn den honger van den volgenden dag, maar elke shilling met hun vrienden opmaken als een van hen in alle stilte een postwissel van een vriend in het buitenland heeft gekregen. Met een van deze slachtoffers van de omwente ling in Rusland, dwaal ik op een nacht door Mos kou. In een nis bij den ingang van een groot deftig j buis op de Prokovski Boulevard zit een oude bede- laar met wit haar, gewikkeld in een versleten deken en slaapt met een viool tegen zich aange drukt. Ik heb hem daar overdag zien zitten en met zijn oude bevende hand steeds de zelfde couplet ten van de marseillaise hooren spelen in een me lancholiek marsch-lempo. Mijn metgezel, die den oude wakker maakt en hem een pakje sigaretten §eeft, vertelt me, dat het een van zijn vader's oude vrienden is, die in zijn goede dagen het mooie paleis bezat in welks poort hij nu zit te slapen. De bezitting is nu ge nationaliseerd en geheel bedorven; ze wordt door arbeidersgezinnen bewoond, die echter ondanks den klassenhaat nog zooveel medelijden hebben, dat ze hem het eten verschaffen, dat hij noodig heeft, terwijl hij den heelen dag met zijn drocf- geestigen marseillaise, die kennelijk de eenige revo lutie-melodie is, die hij kent, een kleinigheid krijgt van de voorbijgangers. Mijn gids vertelt mij deze geschiedenis zonder eenige bitterheid, als iets, dat niet anders kan; En als we later een van de groote speelclubs 'be zoeken, die het Sovjet-bewind weer geopend heeft, en waar hij vroeger stapels gouden roebels liet rollen, kijkt hij met een berustenden glimlach naar die merkwaardige verzameling Joodsche specu lanten, communisten in kielen, vliegeniers van het roode leger in bont-uniform, elegante avonturiers en communistische jonge meisjes met kort haar, die zich nu om de speeltafels scharen met hun stapels papieren geld. Het-eenige verschil is, dat zij, die het groote spel verloren hebben, plaats heb ben moeten maken aan de groene tafel voor andere spelers, want ondanks alle omwentelingen in de maatschappij blijft de menschelijke hartstocht het zelfde. Een stiaattafeieeltje in Genua. 41. Reeds een paar maal héb ik geschreven over ziekten van de aardappelplant op het tijd stip dat deze op 'het veld konden worden waar genomen. Nu de aardappelen zijn gerooid, is het tijd te wijzen op een paar ziekten, die aan de knollen kunnen worden opgemerkt. Daar is in de eerste plaats de gewone schurft- ziekte der knollen, die we onderscheiden in vlak en diepschurfb Het eerstgenoemde euvel is eigen lijk slechts >en „schoonheidsgebrek", maar voor den handel is het van grooter beteekenis, Diep- séhurft is ook voor de keuken van ernstigen aard, omdat het schillen er lastig door wordt, terwijl een groot deri der knollen moet worden wegge sneden. Er is dus alle reden om te trachten de schurftziekte der knollen tegen te gaan of als het kan te voorkomen. De ziekte wordt veroorzaakt door zwammen van het geslacht Actinomyces, als hoedanig ge woonlijk nog A.s c a b i e s wordt genoemd, want eerst onderzoekingen van den laatsten tijd heb ben geleerd, dat deze zwam niet de eenige is, die schurft doet optreden. (De schimmels leven in den grond en wel op •do ode organische stoffen, dus saprop'hytisch. Maar als deze organische stoffen ontbreken of in slechts geringe mate aanwezig zijn, dan worden ook de aardappelknollen in wording aangetast en ook wel bieten, naar pas is gebleken. Aldus kunnen we ook verklaren, waarom de schurft het sterkst op treedt op land, dat met kalk of kalkhoudende stoffen is bemest, wijl door deze bemesting de or ganische stoffen snel worden omgezet. Maar we hebben aan deze wetenschap óók een goed voorbehoedmiddel te danken, n.l. de groen- bemesting, aan de cultuur van aardappelen voor afgaande op grond, waarop schurft te verwachten is. Als zulk een groenbemesting kan dienst doen snijrogge of jong gras, waarvan 2.5 tot 5 K.G. per are wordt ondergespit. Overigens is 't gewenscht kalk en kalkhoudende stoffen te vermijden, evenzeer als physiologisch alkalische meststoffen, waarjuist de zure bemesting op haar plaats is. En tenslotte hebben we de ontsmetting der knollen, waarover volgende week. 42. Na de gewone schurft, die we de vorige weok behandelden, noem ik de lakschurft, aldus genoemd omdat er op de aardappelknollen bruin zwarte korstjes zijn te vinden, die er over ver spreid zijn alsof er brieflak op is gemorst. Men kan deze korstjes van de knollen af brabben en ziet dan, dat de huid van de aardappel zelfs niet is beschadigd. W e hebben hier een opmerkelijk ver schil met de gewone schurft en zouden geneigd zijn de lakschurft als van zeer geringe beteekenis te beschouwen. Dit zou onjuist zijn, want de korstjes zijn de sclerotien, vast in elkander gegroeide schimmel- draden, van de zwam Rhizoctonia solan i. Als we aardappelen met zulke sclerotien het vol gende voorjaar als poters gebruiken, dan loopen we het groote gevaar zeer ongewenschte ver schijnselen te zien optreden. Uit de" sclerotien loo pen n.l. de zwamdraden uit als de poters gaan groeien en deze draden tasten de spruiten aan. Het gevolg van een vroegtijdige aantasting is dat de spruiten zelfs niet boven den grond komen of, als zij het zoover brengen, toch nog spoedig sterven. Maar een aantal zal zeker boven den grond komen en flink opgroeien, tot wellicht een tiental c.M. hoogte, om dan pas te sterven door de aantasting aan den voet, waar de stengel afrot. Maar het kan óók gebeuren, dat de stengels ge heel volgroeien en eerst op een zonnigen zomer dag in den top slap worden en later steeds meer, terwijl het loof daar krult en geel wordt. Er wor den soms knollen gevormd boven den grond in de oksels der onderste bladeren en in den bodem komt van knolvorming weinig terecht. De knollen blijven gering in aantal en klein en vallen juist hierdoor later het eerst in de termen om als poters te dienen. 'Hel is dus goed deze ziekte zoo mogelijk te voorkomen en we kunnen dit door de lakschurft te bestrijden, n we kunnen hiertoe te eerder over gaan, omdat meteen de gewone schurft wordt be streden voor zoover deze ziekte op de knollen zit. Trouwens, ook de sclerotien van Rhizoctonia kunnen in den bodem zijn, waarmee steeds moet warden gerekend. We ontsmetten de aardappelknollen door ze ge durende anderhalf uur onder te dompelen in water van mistens 5 gr. C., waarin op 50 L. 50 gram van het zeer giftige sublimaat is opgelost, We hebben aan deze 50 L. genoeg voor een H.L. knollen en mogen de vloeistof twee- tot driemaal gebrui ken, als de knollen vooral zijn gewasschen. De ontsmette knollen worden goed gedroogd en daar na voor den winter opgeborgen. Gebruik ze alleen als poters en niet als voedsel! WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat 25 gram zonnebloemenzaad in één seizoen genoeg nieuw zaad opbrengen om 6 Hectaren land te bezaaien? dat 25 gram tomatenzaad in één enkele gene ratie onge veer 35 K.G. zaad produce erd of vol doende voor 3.000.000.000 K.G. tomaten? dat het duurste zaad is dat van van de dub bele petunia (een bloem), hetwelk ongeveer 4000 per pond kost? 1 d a t dit zaad door een zeer moeilijk kunst matig proces verkregen kan worden en dat de jaarlijksche productie wel in een gewone enve loppe geborgen kan worden? dat een kwart ons zaad van de roode gloxinia (bloem met klokkelken) een paar jaar geleden 8000.opbracht? door JOB STEYNEN. H (Slot) „Burger? Burger? Jij 'bent een burger en die vent daar is een burger. Of nee, die is nog niet eens een burger. Die is een stucadoor.... Maar, zeg me nu'eens oprecht. Het is toch allemaal maar voor de grap?" „Majesteit bedoel je, kerel van niks. Jullie bent allemaal kerels van niks. Allemaal met jullie re publiek.... of hoe of zoo'n ding heeten mag. El lendelaars, Ellendelaars! Dat 'had mijn grootvader moeten bijwonen! O, 'n man, die jullie nog niet met een tang had aangepakt, jou niet, en je stuca door niet, en je heele republiek niet! O, o.wat een meer dan misselijken toestand!" En met de beide armen ten hemel gestrekt holde de vorst als een waanzinnige het vertrek uit en door de voorhal, waar de bedienden, die hadden staan luisteren, wild uiteen stoven, de straat op. Meer dood dan levend viel hij op een bank in een plantsoen neer. En wed vele uren zat hij daar en in al dien tijd zag hij er geen kans toe de vol komen afgrijselijkheid van wat er gébeurd was in zich op te nemen. De werkelijkheid was te bar: hij kon er niet in gelooven. Toen zag hij iets, dat zijn haren schier te berge njzen deed. Dé bank was aan het buitenste paadje van het plantsoen en zooals de ex-vorst daar zat, had hij een ruim gezicht op den grooten buiten- boulevard, die slechts door een hekje van het plantsoen gescheiden was. En op den boulevard zag hij plotseling het door vier schimmels getrok ken koninklijke rijtuig aankomJen, met Ali, den neger, op den bok en Pompon, de kleine chasseur achterop. Het koninklijk rijtuig, waarin hij en vóór hiern zijn vader en daarvoor zijn grootvader zulke onvergetelijke oogenblikken had doorgebracht. Maar het ergste was: wie er in dat oude, eerbied waardige familierijtuig zat. Het was niemand min der dan man, wiens portret in de spreekkamer boven den schoorsteenmantel hing: die president, of, met andere woorden, de stucadoor. De vorst hoorde tot overmaat van narigheid het gejuich van het volk en dit mat de maat van zijn razernij vol. Hij stiet een ijzig woesten lach uit en als een koortslijder zoo begon hij te ijlen: „O, snoode on dank van mijn volkGisteren een koninkrijk nog, en schreeuwden ze tot vervelens toe zoodra ik mijn neus maar buiten de deur stak: „Leve de Koning!", vandaag een republiek en schreeuwt dat zelfde volk net zoo hard: „Leve deleve de stucadoor!" En in zijn akelige stemming begon hij al het gebeurde uit den ouden tijd, toen hij nog in goe den doen was, zich voor den zieken geest te halen, en bij stukjes en beetjes ging hij zich alles herlik- neren wat in de laatste oogenblikken van zijn ge zegende regeering met hem voorgevallen was; Hij zag zich op den avond van audiënties en de bezoe ken aan fancy-fair en kerkhof en d'e feestvierende achterbuurt, dood-op in zijn kamer zitten. Hij voel de de vreeselijke hoofdpijn weer. Hij zag hoe hij zijn oude beige incognito aanschoot en do'or een achter deur het paleis verliet. Hij zag zich door de buiten straten wandelen; hij zag de apotheek en den slaapdronken apotheker. Hij herinnerde zich, hoe de man hem den poeder had bereid en dat hij dezen op staanden voet innam. En toen zag hij niets meer. Of liever, hij zag nu alles, hij begreep nu alles. Hij had met den poeder de vergetelheid tot zich genomen. Wie weet hoevele jaren die ge duurd 'had. O, hij zou opnieuw die vergetelheid tot zich willen nemen. Zijn leven was toch bedor ven. Hij was een vorst, die geen aftrek had De tijd der vorsten leek in Angustorië voorbij. Ja, als 'hij nu nog een stucadoor was of iets dergelijks Ah, hij wist wat hem te doen stond: hij zou opnieuw naar den apotheker kuieren, en hij zou daar nog eenmaal zoo'n vreemdsoortigen hoofdpijn poeder zien te krijgen. Maar nu in een grootere dosis nog en hij zou zich zoodoende een vergetel heid koopen, een vergételheid, waarvan de vorige om zoo te zeggen nog maar de generale repetitie geweest was Hij ging op weg en vond dadelijk de juiste rich ting. Al 'heel spoedig stond hij in dezelfde apotheek als op dien noodlottigen avond. En jawel, dezelfde apotheker was er ook nog; hij herkende den vent aan zijn mageren neus en aan zijn groote brille- glazen; het opvallende verschil met dien avond was, dat de man er heel wat ouder uitzag. D'e apotheker, die gedurende vijftien jaar herhaalde malen in zijn- slapelooze nachten met de verschij ning van zijn ellendig slachtoffer was gekweld, herkende den vorst natuurlijk op staanden voet. Met wijd open gesperde oogen staarde hij den klant aan en hij dacht niet anders of de geest van den door zijn toedoen afgestorvene kwam zich nu ook op klaarlichten dag aan 'hem manifeste eren; Op den rand des grafs vanwege den schrik, hield hij zich feitelijk nog staande door met de handen op de toonbank te leunen, en met een sidderende stem klonk van zijn lippen de beproefde clausule: „Wat blieft u, mijnheer?" Met een veel- ja met een allesbeteekenenden 'blik zei de klant op geheimzinnigen fluisterenden toon, dat hij een poeder tegen de hoofdpijn wenschte. Het ikoude zweet droop den ongelukkigen apo theker van het 'bleeke gelaat, smeekend strekte hij de bevende handen om erbarming uit, en stond op het punt voor het wrekende spook op de knieën te vallen, toen de bezoeker er aan toevoegde: „Juist zoo'n zelfde poeder als u eens zoo vriende lijk was, mij indertijd ook te geven.... eens zien, hoe lang is 'het wel geleden?" „Vijftien jaar," onderbrak de apotheker wild zijn klappertanden. „Wel wel, dat is geen uur of dag," mompelde de bezoeker somber, „geef me er dan nu een voor minstens tweemaal vijftien jaar. Maar dadelijk, alsjeblieft." Even aarzelde de apotheker, dan bibberde zijn zeer gevoileerde stem: „Meent u het?" En als d'e bezoeker met nadruk van ja knikte, boog hij het verschrikte hoofd naar dezelfde kleine doos als voor vijftien jaar, woog de gevraagde dosis van 'het •witte poeder af, stortte het over in een glas water, en reikte het glas dan aan den klant, die het uit dronk, snel achtereen en zonder zich een oogenblik to bedenken. Daarna verliet hij zonder een groet, zonder een woord, ja, zonder te betalen den winkel.. De apotheker bemerkte dit nauwelijks, in beslag genomen als zijn 'hersens waren door de gedachte: „Ziezoo, dat is waai lijk nog de eenige oplossing. Het moet ter-minste al heel raar loopen, wil hij nog bij zijn leven tot zijn positieven 'komen. Zóó jong is hij niet meer. Neen, daar kraait geen haan meer naar." En zoo geschiedde ook. Geen haan ter wereld kraaide er ooit.meer naar: het groote publiek ver nam noch door de pers noch langs eenigen anderen weg ooit meer iets van den ongelukkigen koning. Ook omtrent zijn overlijden meldt de historie niets. Echter mag met groote waarschijnlijkheid worden aangenomen, dat dit plaats had, want juist der tig jaar na den datum van het tweede verdwijnen van den vorst was Angustorië, na afwisselend weer koninkrijk en republiek geweest te zijn, op nieuw wederom een koninkrijk, en men kan ervan verzekerd zijn, dat de ex-koning, ware hij toen nog in leven geweest, op welke manier ook, zijn aanspraken op d'en troon zijner vaderen had doen gelden. Hiermede kan het verhaal van het ijselijk avon tuur van koning Adelbout den Dertiende als ge ëindigd woorden beschouwd. Een enkele bijzonder heid mag vanwege haar tragischen aard 'hier echter niet onvermeld blijven. Ook ditmaal werd de vorst, (aldus mijn zegsman, die er absoluut op staat, zijn naam geheim te houden), ook ditmaal werd de vorst opgepikt en in een asyl voor on- noozelen ondergebracht, en toen hij bij zijn aan komst zijn geteisterd zenuwgestel bij den aanblik van de stijfselpot, dien men vóór hem plaatste, hem ziek van walging maakte en er juist witwerk in het gesticht te doen was, zette men hem aan het stucadoorenEn dat was toch wel héél 'bar: d'e stucadoor regeerder, en de regeerder stucadoor! Waarachtig het wreede noodlot had wel een klein beetje delicater kunnen zijn tegen over Adelbout, den dertienden vorst van dien naam over Angustorië. Job Steynen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1926 | | pagina 5