Rubriek van den Arbeid.
OPROEPING.
HUMOR EN SATYRE
DRUKKERIJ TIMMER
belast zich met het plaatsen
van advertentiën in elk
daarvoor op te geven blad,
zonder prijsverhooging
Bezuiniging op de kosten der
Sociale Verzekering
SPOR
SCHAAKRI
probleem n<
eindspelstud:
Maar, zegt men, de mest der geweide dieren
komt aan het bedrijf ten goede. Tot op zekere
hoogte is dit waar. Als men aanneemt, dat op een
H.A. grasland een volslagen koe wordt gehouden,
dan komt een deel der mest aan het bedrijf ten
goede; als men beschikt over een goed sluitende
gierput, dan zelfs een zeer belangrijk deel. Maar
vele, zeer veie Noord- en Zuid-Hollandsche be
drijven missen nog den gierkelder, en dan gaat het
beste deel van den mest de gier vrijwel ver
loren, althans gedurende den staltijd, d.i. ongeveer
de halve mest. De heer Often, Rijkslandbouwcon-
sulent te Meppel, berekent de mest van 10 koeien
op 769 K.G. stikstof, 750 K.G. kali, 314 K.G. phos-
phorzuur, dus per koe op 77 K.G. stikstof, 75 K.G.
kali, 31.4 K.G. phosphoi;zuur.
De stikstof rekent deze deskundige op de helft
van de waarde van die in Chilisalpeter. Wc kun
nen het dus meer eenvoudig' aldus uitdrukken: De
mest van een volslagen koe, vaste en vloeibare
uitwerpselen, bevat de stikstof uit ruim twee baal
Chilisalpeter, de kali uit zes baal kainiet, de phos"
phorzuur uit twee baal superphospiiaat, zoodat we
tekort komen:
Acht baal Chilisalpeter,
Tien baal Kainiet,
Twee baal Superphosphaat.
Als we nu nog even opmerken, dat nog een be
langrijk deel der stikstof in stalmest en gier, zelfs
bij de meest zorgvuldige mestbewaring verloren
gaat, dan is duidelijk dat de graslanden, niet min
der dan de bouwlanden, behoefte hebben aan kunst
mest. Men kan het verlies aanvullen door het
voeren van krachtvoer: koeken meel, enz. maar
dat komt heel duur.
En proefnemingen hebben aangetoond, dat met
name -een stikstofbemesting op grasland zeer ren
dabel is, t Is vooral professor Elema, de bekende
bemesting deskundige, die dat heeft aangetoond.
In een voegend artikel zullen wij daaromtrent
iets vertellen. Nu zij alleen medegedeeld, dat een
bemesting met 200, 300, ja zelfs 400 K.G. Chili op
grasland nog een flink voordeel opleverde.
B. v. L.
Vakopleiding en beroepsverandering.
Waar alle goede dingen uit drieën bestaan, zul
len wij aan het werkloosheidsvraagstuk alsnog een
derde beschouwing wijden. Bij dit vraagstuk toch
doet zich het feit voor, dat eenerzijd's groote troe
pen van arbeiders met werkloosheid te kampen
hebben, terwijl anderzijds in verschillende vakken
een gebrek aan (meestal geschoolde) arbeiders be
staat. Dit verschijnsel is al eenige jaren terug ge
bleken, toen door de geweldige vraag naar bouw
vakarbeiders overal een tekort aan metselaars en
timmerlieden bestond, terwijl daarentegen in an
dere vakken, in het bijzonder in de sigarenindustrie,
ta' van arbeiders werkloos waren. Er is toen in
verschillende plaatsen, o.a. in 's-Hertogen'bosch,
Leiden en Haarlem, getracht werkloozen uit an
dere vakken zoowel als ongeschoolden uit de bouw
vakken tot metselaars op te leiden. Talrijke moei
lijkheden, die zich daarbij voordeden, hebben ge
maakt, dat deze pogingen geen onverdeeld succes
waren, doch aan den anderen kant hebben zij
toch er toe bijgedragen verschillende werkloozen,
die zonder eenig uitzicht, een nieuw perspectief
voor hun verder leven te geven.
In den laatsten tijd1 zijn nu, in het bijzonder te
Utrecht en Leiden, wederom pogingen in het werk
gesteld in deze richting iets te bereiken. De Minis
ter van Arbeid, die van deze pogingen kennis heeft
genomen, acht deze aangelegenheid van zooveel
belang, dat hij een commissie van deskundigen
heeft benoemd, die 19 Maart j.l. door hem werd
geïnstalleerd en die zal trachten overal in den
lande, waar dit mogelijk en gewenscht is, derge
lijke pogingen aan te moedigen en bij de uitwer
king daarvan nader van advies te dienen. De Mi
nister en ook de Voorzitter van de commissie, de
heer A. Folmer, Directeur van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling,
hebben in hunne bij de installatie uitgesproken
redevoeringen er den nadruk opgelegd, dat zij zeer
wel beseffen, dat door deze commissie het werk
loosheidsvraagstuk zelf niet zou worden opgelost.
Waar echter het gebrek aan geschoolde werklieden
eenerzijds en het rondloopen van werklooze ar
beiders anderzijds zich in vrijwel el'ke plaats voor
doen, meenen zij, dat door goede voorlichting en
leiding op dit gebied althans iets zou kuhnen wor
den gedaan om de verhoudingen te verbeteren en
wat ten slotte het voornaamste is een aantal ar
beiders met hunne gezinnen, die door de voort
durende werkloosheid het vertrouwen in de toe
komst hebben verloren, uitzicht te geven op een
nieuw leven.
Men moet n.l. niet vergeten, dat in sommige
bedrijven geen werk kan worden aangenomen, om
dat te weinig geschoolde krachten bestaan, komen
er nieuwe geschoolden, dan zullen deze een kern
vormen, die wederoTn werkgelegenheid scheppen
voor tal van geoefende en ongeschoolde arbeiders.
Daarnaast zal het indirecte gevolg van de werk
zaamheden van de Commissie zijn, dat allerwege
wordt gewezen op de funeste mentaliteit, die in
de laatste jaren ingang heeft gevonden, vooral bij
de jongelui van 18 tot 22 jaar, dat het niet noodig
is om een vak te leeren, omdat men ook zonder al
die drukte zijn kost wel kan verdienen. In het
tijdperk van hoog-conjunctuur, dat wij gehad heb
ben en waarbij de loonen der ongeschoolden boven
mate zijn opgedreven, was dit misschien niet on
juist, doch thans wreekt dit zich, en ziet men tal
van werkloozen, die, wanneer zij voldoende vak
kennis zouden 'hebben, waarschijnlijk werk zouden
kunnen vinden. Want dit blijft een feit, een goed
vakarbeider vindt ten slotte overal zijn brood wel,
is 'het niet in Holland dan wel in Amerika of waar
dan ook.
Met groote belangstelling mogen de resultaten
van de nieuwe commissie worden afgewacht in de
hoop, dat zij ruime medewerking zal krijgen van
Overheid, werkgevers en arbeiders, want dat is
allereerst noodig. Voor belangstellenden' zij nog
medegedeeld, det het secretariaat van de com
missie gevestigd1 is in het Ministerie van Arbeid
te 's-Gravenhage.
Het lijkt ons juist iets voor verschillende onzer
lezers, om gevolg te geven aan onderstaande op
roep. Ook wij zijn bereid gelden voor dit doel in
ontvangst te nemen en op te zenden. Elk bedrag
is welkom. Laten wij het gauw doen.
Radiotoestellen op de Nederlandsche
lichtschepen.
(Een Oproeping).
De vele Nederlanders, die in den huiselijken kring
dagelijks genieten van allerlei uitingen van kunst
en wetenschap, welke door den draadloozen om
roep tot hen komen en, die ook wel waardeeren,
wat de radio voor misdeelden en verpleegden op
afgelegen plaatsen en in ziekenhuizen beteekent,
hebben er vermoedelijk nimmer over gedacht, hoe
de bewakers van Neerlands kusten op de vijf licht
schepen tot heden van dat genot verstoken zijn,
zooals zij feitelijk ook grootendeels buiten de
samenleving staan.
Om deze mannen van de zee met die samen
leving in nauwer aanraking te brengen, zonder dat
zij zich aan hun nuttige taak behoeven te onttrek
ken, is de radio het aangewezen middel.
Deze overwegingen 'hebben het Hoofdbestuur er
toe gebracht de Nederlanders in binnen- en buiten
land in de gelegenheid te stellen bij te dragen aan
de schenking van een radio-toestel voor elk der
vijf lichtschepen, waarmede een som van ongeveer
1500 gld, is gemoeid.
Het zou een geschenk moeten worden van het
Nederlandsche volk aan zijn kustwachters.
Wij vertrouwen, dat velen voor dit doel een bij
drage zullen willen zenden, wel'ke wij het liefst
zien gestort op het gironummer van het A, N. V.:
38825.
In Neerlandia zullen de ingekomen gelden worden
verantwoord.
Het Dag. Bestuur,
P. J. de Kanter, A'lg. Voorzitter.
J'hr. Mr. J. L. W. C. von Weiier, Ondervoorz.
Mr. B. de Gaay Fortman, Alg. Secr.-Penn.
Mevr. Nieuwbruid: Nou, 'kijk nu eens wat je
gedaan hebt! Je gooit zoo maar mijn kookboek
op den grond! Nou weet ik niet meer, op welke
bladzijde het stond en ik heb er geen flauw idee
van, wat ik aan 'het maken ben!
Conducteur: Hééé meneer, wacht U effe! Springt
U niet van den wagen af, voordat -die stil satat. Als
U een paar beenen breekt, hebt ik er de last van!
Ons Museum heeft een nieuwe Rembrandt
gekregen!
Nu, het werd tijd, die andere werd erg oud
hoor!
Deze kuikens worden uitgebroed in een
broedmachine.
Lieve Hemel, en ze zien er net uit, of ze
echt zijn!
O, meneer Glibber, zpi het nieuwsgierige jonge
tje, dat een oogenblik alleen was met den bezoe
ker, „waarom heeft U heelemaal geen haar op Uw
hoofd?"
Dat komt, omdat ik zoo verschrikkelijk hard
met mijn hoofdi werk, zie' je. Mijn hersens zijn zoo
druk 'bezig, dat mijn haar geen tijd heeft te groeien!
O, zei het jongetje nadenkend, nou begrijp ik,
waarom moeder geen snor krijgt!
Het 'bleeke jongmensch dampte lustig aan zijn
sigaar, niettegenstaande de oude dame heftig zat
te hoesten en een pijnlijk gezicht zette.
Jongeman, zei ze, toen haar hoestbui over was,
weet je wel dat het heel slecht is te rooken?
Zoo, zei het jongemensch, nu ik rook anders juist
voor mijn gezondheid!
Gezondheid? riep het slachtoffer uit. Onzin, ik
heb nog nooit van iemand gehoord, die van rooken
genezen is!
Toch wel, zei het jongemensch verwaand, ze ge
nezen er varkens mee.
0, zei het slachtoffer, dan is alle hoop nog niet
voor je verloren.
Nou, zei Haasman, ik heb het hem eens flink
ronduit in zijn gezicht gezegd, dat kan ik je ver
zekeren! Ik heb hem precies gezegd, hoe ik over
hem dacht, 'dat ik hem geen1 knip voor zijn neus
waard vond, en nóg eenige lieflijkheden. Grooter
dan ik? 'Dat zou ik denken, 'hij is wel drie hoofden
grooter dan ik en zoo sterk als een stier. Nou en
een humeurtje heeft ie, als een vuurspuwende berg!
Bij het minste geringste woord, dat hem niet be
valt, slaat hij d'r op!
Dat weet ik, sprak de vriend, en daarom be
grijp ik het niet. Ik bedoel, was je niet bang, dat
hij je op je gezicht zou slaan?
Heelemaal niet, zei (Haasmans, Zie je, toen ik
klaar met 'hem was, legde ik kalm de telefoon
weer op den haak en ben naar huis gegaan.
Keesje moest gaan slapen en hij moest dadelijk
zijn oogen dicht doen en ze niet meer open maken,
zei moeder. Een kwartier later zag moeder, dat hij
toch met wijdopen oogen lag. Toen hem gevraagd
werd, waarom hij dat deed', gaf de kleinie deugniet
ten antwoord';
O, ik dee ze alleen maar open, om te zien, of
ze wel goed dicht waren!
BLOEMENDAAL, TEL. 22003
„Maar hoe kan ik me in vredesnaam verstaan
baar maken en een doofstom meisje ten dans
vragen?" vroeg hij.
„O, je lacht en buigt maar tegen haar," ant-
woord'de de dokter.
De jongeman zocht dus een all rliefst meisje
uit, boog en lachte. Zij boog en lachte ook en zij
dansten. Niet één dans, maar wel 10, achter el
kaar. Hij was juist van plan haar voor de 11de
keer te vragen, toen een man naar het meisje
toekwam en norsch zei: Zeg, schat, wanneer dan
sen wij nu weer eens samen? Onze laatste dans
is al een uur geleden!
Ik weet het, zei het meisje, maar lieverd, ik weet
niet 'hoe ik van dit heertje af moet komen, de
man is doofstom!
-De onderwijzer zei: En nu jongens zullen we het
over tweevoeters en viervoeters hebben. Dat zijn
twee soorten dieren, beesten met 4 pooten en
j beesten met 2. Viervoeters zijn 'bijvoorbeeld paar-
den, koeien, honden. Tweevoeters zijn dieren
als 'ns kijken ja, daar (wijzend op een plaat
aan den muur), ganzen, eenden, enz. Wij zijn alle
maal tweevoeters. 'Nu, wat ben ik nu?
Ademlooze stilte en dan kwam een aarzelend
antwoord: Een eend, meneer.
Vrouw: Lieveling!
Haar echtgenoot: Wat is er, schat!
Vrouw: Doe niet zoo idioot, Herman, ik riep de
poes!
Mevrouw: Keer je eiken dag de matrassen om?
Meisje: Nee, mevrouw, ik wacht altijd tot het
eind van de week, en dan keer ik ze zeven keer
om, één keer voor eiken dag.
Heb je al gehoord, dat juffrouw Edel'hart
haar goede naam heeft verloren'?
Is het toch waar?! Wat heeft ze uitgevoerd?
Een man getrouwd, die Boefmans heet.
Dokter, kunt U mij niet van snorken genezen?
Uk snork zoo hard, dat ik er zelf wakker van word!
In dat geval zou ik U adviseeren in een an
dere kamer te gaan slapen.
Hij was vreemdeling in de streek en een vriend
van 'hem, dokter van een gesticht, introduceerde
hem op een bal van het doofstommentehuis.
Bill: Het spijt me, oude jongen, dat mijn kip
losbrak en jouw tuin overhoop haalde.
Boll: O, da's in orde, zeg, mijn hond heeft jouw
kip opgegeten!
Bill: Prachtig! En ik heb net jouw hond over
reden!
„Hoe laat is het meneer?", vroeg het jongetje
zeker voor de tiende keer in 5 minuten aan den
parkwachter.
„Dat heb je me nu al 10 keer gevraagd," zei
de goedige oude man, „ben je dat nu al vergeten?
Het is zes minuten over zessen."
„Dank U wel meneer," zei het jonget'es netjes,
„ziet U ik vind het zoo 'leuk om te zien hoe U met
lippen spat als U zegt „zes!"
li.
„Voorkomen is 'beter dan genezen" is een waar
heid, waarvan ieder denkend mensch de juistheid
wel zal erkennen. 'Het spreekwoord werkt het ge-
dachtenbeeld op van een zieke, doch men pleegt
het ook vaak overdrachtelijk te bezigen. Toegepast
op 'het terrein der schadeverzekering in het alge
meen ziet het woord „genezen" op het vergoeidien
van een vermogensverlies, waartegen de betreffen
de verzekering dekking biedt.
Wat een ieder als een juiste leidraad van
handelen pleegt te beschouwen heeft vaak de wet
gever als richtsnoer in een wetsbepaling voorge
legd. Dit is ook het geval bij de verzekering; im
mers de algemeen e bepaling van art. 283 Wetboek
van Koophandel verplicht den verzekerde „om
alle vlijt en naarstigheid in het werk te stellen ten
einde de schade 'te voorkomen of te verminderen."
Het is natuurlijk vooreerst, omdat de verzekerde
het gemakkelijkst in staat is voor de nakoming van
deze verplichting zorg te dragen, dat de wet de
verplichting aan hem oplegt. Maar bovendien is
hiervoor nog een reden, gelegen in het feit dat
helaas vele menschen de belangen van de weder
partij bij een overeenkomst minder goed 'beharti
gen 'dan zij als „goede huisvader" (in verschillende
wetsbepalingen aan een ieder als voorbeeld van
een goe'dl belangen'verzorger gesteld) ten aanzien
van eigen goed doen.
De wetgever heeft terecht ingezien dat in het
eigen belang de grootst mogelijke prikkel tot voor
koming van schade ligt en dat men minder be
vreesd behoeft te zijn dat hij, die ten aanzien van
de eene of andere schade eigen risico 'draagt, niet
naarst'iglijk tegen het ontstaan van die schade zal
waken dan dat iemand, 'die zijn risico aan een
ander overdroeg, zoo nalatig is.
Overgaande tot het speciale terrein der sociale
verzekering 'krijgt Idle voorkoming van schade bij
zondere beteekenlis; 'hier toch bestaat de schade
uit geldelijke gevolgen, 'die de arbeider of zijn ge
zin ondervindt van een of ander evenement dat
het arbeidersvermogen van 'den verzekerde ver
mindert of vernietigt als bijv. ziekte, ongeval, in
validiteit, ouderdom of overlijden. Maar de meeste
dezer evenementen brengen behalve financieel na
deel ook nog persoonlijk leed voor den betrokken
arbeider en zijn gezin mede.
Eventueele voorkoming van dergelijke evenemen
ten is daarom uit humanitei'tsoverwegingen een
belang van de allereerste orde dat nog voorgaat
boven het herstel van de geschokte gezondheid
welke het in 'belangrijkheid wederom wint van de
Vergoeding van de geldelijke schade.
Stel nu, dat is aan te toonen dat een bepaald
stelsel van sociale verzekering in grootere mate
tot intensieve voorkoming van dergelijke schaden
Leidt dan andere stelsels, ligt 'het dan niet op
den weg der Regeering om voor dit stelsel de
beste levenskansen tè scheppen, omdat het in de
eerste plaats een juiste behartiging van de be
langen: der verzekerden in de hand werkt?
Daarbij komt nog, dat voorkoming van de cala
miteiten, waartegen de sociale verzekering dek
king biedt, niet alleen in het geestelijk zoowel als
in het materieel belang der verzekerden is, maar
ook dat de bestrijding van deze gevaren leidt tot
i verlaging van de netto-verzekeringslasten, die op
het bedrijfsleven en meestal in het bijzonder op
den ondernemer rusten.
Wij herinneren in dit verbanid aan het rapport,
dat de Nijverhei'dsraaü' kort 'geleden aan den Mi
nister van Arbeid, Nijverheid en Handel uitbracht
en waarin er o.m. op gewezen wordt dat de Neder
landsche nijverheid, vergeleken 'bij de buitenland-
sc'he industrie, imi een nadeelige positie is gekomen,
niet alleen omdat in Nederland door een reeks
van omstandigheden de levensstandaard veel ihoo-
iger is dan die 'in de aangrenzende staten,doch
ook omdat alhier de sociale verzekering op menig
punt veel meer is uitgewerkt en vooral ook veel
nauwkeuriger wordt toegepast 'dan in die landen.
Wanneer vast staat, dat het particulier bedrijf
meer dan het openbare bedrijf tot beperking van
gevaar leidt en dat de belangen der verzekerden
bij het eerste even goed vaak soms zelfs beter
gewaarborgd! zijn dan- bij het laatstgenoemde,
brengt de voorkeur, gegeven aan uitvoering door
het particulier initiatief, mede dat de in deze pa
rallel Ioopende belangen van ondernemer en ar
beider beter gediend worden dan bij de staatsver
zekering.
Wie zal kunnen ontkennen dat, wanneer de hier-
voren geponeerde stelling 'juist is, het de plicht
van Re'geering en Volksvertegenwoordiging is om
met alle kracht, die haar ten dienste staat, het
particulier bedrijf op het terrein der sociale ver
zekering meer naar voren te brengen en het open
baar bedrijf slechts bij wijze van aanvulling toe te
laten?
Aan ons dus de taak om 'de juistheid dezer stel
ling aan onze le'zers duidelijk te maken. Voorwaar
een gemakkelijke opgave, waar reeds zóóveel ver
schillende deskundigen tot de hiervoren bedoelde
conclusie 'kwamen, d'at deze bijkans een axioma is
geworden.
Wij moeten ons hiervoor speciaal begeven op
het gebied der ongevallenverzekering voor handel
en industrie, zOoals de Ongevallenwet 1921 die
regelt. Daar toch vinden wij in de practijk drieër
lei soort van verzekering, die elk van voldoenden
omvang zijnde, reeds gedurende tal van jaren
naast elkander werken, te weten de verzekering
bij het openbaar bedrijf (Rijksverzekeringsbank),
de verzekering bij winstbeoogendle maatschappijen
op aandeelen en de verzekering bij een op onder-
lingen grondslag werkende vereeniging, waarin de
werkgevers zich organiseeren. Bij andere takken
van sociale verzekering van deze voorwaarden
voor een onderlinge vergelijking óf wel óf niet in
voldoende mate in de practijk aanwezig.
Bij de Rijksverzekeringsbank vindt de verzeke
ring plaats volgens het premiestelsel, hetgeen wil
zeggen dat de aan deze instelling aangesloten
werkgevers een premie te betalen hebben, die ge
durende de tariefsperiode, over welke de premie
geldt, per gulden arbeidsloon constant blijft. Aan
't premietarief van den Rijksbank ligt de veronder
stelling ten grondslag dat het over de tariefs
periode te ontvangen premiebedrag voldoende zal
zijn tot dekking van de kosten der in die periode
plaats vindende ongevallen en van de in die periode
voor rekening van het Ongevallenfonds komende
administratiekosten. Het kan echter niet meer dan
een veronderstelling zijn, want zoowel de in de
toekomst te ontvangen premiën als de te verwach
ten kosten moeten worden geschat. De groote ver
anderlijkheid van vele van de factoren, die tezamen
het bedrijfsrisico bepalen (men denke aan veran
deringen in de bedrijfsdrukte, dë samenstelling van
het personeel dier onderneming, wat leeftijd, ge
slacht en huwelijken staat betreft, in werkwijzen,
machinale productie, in de genleeskundige behan
deling van ongevalspatiënten enz., enz.) maakt het
onmogelijk een tarief vast te stellen, dat de kosten
eener tariefsperiode geheel dekt, m.a.w. noch te
kort noch surplus oplevert.
Een van de oorzaken van dit bezwaar is ook
nog dat, mede door de groote uitvoerigheid en tot
in uitersten voortgezette detailleering van het
Rijksbanktarief, de verwerking van de statische ge
gevens bij de Rijksverzekeringsbank, welke noo
dig wordt geacht voor de samenstelling van elk
nieuw tarief, zulk een groote vertraging ondervindt
dat het gemeenlijk 7 a 8 jaren na den aanvang en
2 a 3 jaren na het einde van elke 5-jaarlijksche
tariefsperiode duurt alvorens een nieuw tarief tot
stand komt. Wanneer daarbij nog komt, dat het
Rijksverzekeringsbanktarief zooveel mogelijk aan
de veiligen kant moet zijn, Ss 'daardoor verklaard
•dat de aangeslotenen der Rijksinstelling in den
regel meer zullen hebben op te brengen dan tot
dekking van de ongevalslasten noodig is.
Stelt men daartegenover de verzekering volgens
het onderlinge stelsel, zooals deze werkt bij de
bekende Centrale Werkgevers Risico Bank met
hare direct-aangeslotenen en de risico-vereenigitt-
gen voor tal van bedrijven als leden. In die orga
nisatie brengen de aangeslotenen per 'boekjaar de
kosten op, die gebleken zijn werkelijk noodig te
zijn voor de plaats gehad hebbende ongevallen.
Schatting als bij de Rijksverzekeringsbank en
bij d'e premieverzekering bij winstbeoogende maat
schappijen -behoeft niet plaats te vinden; met
een veiligheidsmarge behoeft geen rekening te
Worden gehouden; een winstsaldo als bij de
maatschappijen komt aan de leden en niet aan
directie, commissarissen en. vreemd werkkapitaal
ten goede.
Herinneren wij ons thans wat in den aanvang
van dit artikel werd gezegd omtrent de prikkel tot
voorkoming van schaden. De ervaring heeft geleerd
dat het ongevallengevaar door bedrijfsbeveiliging
er. goede geneeskundige verzorging van ongevals
patiënten (fabrie'ksarts) met zeer gunstige resultaten
'kan worden bestreden. Wanneer wij nu zien, dat
het verantwoordelijkheidsgevoel voor het goed van
anderen, zich ten deze uitend in de zorg voor voor
koming van schade, kans loopt te verslappen, wan
neer die schade niet voor rekening van den ver-
ze'keringsnemer komt, is bet begrijpelijk dat de
hienbedoelde prikkel minder sterk werkt vöor de
werkgevers die er met betaling van een vaste
premie, hetzij aan 'Rijksverzekeringsbank, hetzij
aan een premiemaatschappij, „af" zijn. Zij daaren
tegen, 'die tezamen de Werkelijke kosten der on
gevallen onderling dragen en geen cent meer of
minder (die dus tezamen' de verzekeringsn'emers
zijn), hebben er alle belang bij die.kosten laag te
houden. Alles wat de ondernemer tot voorkoming
van ongevallen en verbetering van de bestrijding
der ongevalsgevolgen doet komt aan 'de gezamen
lijke bedrijf&genooten waaronder hij zelf ten
gcede of als de werkgever bij de Risico-Bank eigen
risico draagt (direct-aangeslotene) aan hem zelf al
leen.
Tegen 'het vorenstaande zou kunnen worden aan
gevoerd: a. dat het premiestelsel niet noodzakelijk
verbonden' behoeft te zijn aan het openbaar be
drijf en 'b. Idla't Rijksverzekeringsbank en premie
maatschappij bij behoud van bedoeld stelsel nog
tot ongevallenvoorkoming kunnen prikkelen door
toekenning van een lager gevarencijfer 'dan het ge
middelde aan goed beveiligde ondernemingen en
door hooger indeeling dan het gemiddelde van
slechts ingerichte ondernemingen.
Wat het eerste argument betreft, valt op te
merken dat het premiestelsel bij de Rijksbank nu
eenmaal geldt en ondanks herhaalde aanbevelingen,
o.a. van den Wiskundig Adviseur der instelling, om
tot een omslagstelsel met kapitaaldekking over te
gaan, toch maar niet weg te krijgen is. Daarbij
komt dat, ondanks de daaraan verbonden nadeelen,
voor het premiestelsel bij de Rijksverzekeringsbank
te zeggen valt dat het de gelegenheid tot verzeke
ring opent voor die werkgevers, die aan een vaste
premie de voorkeur geven, omdat zij precies van
te voren kunnen uitrekenen, hoeveel zij zullen heb
ben 'te betalen. En ten derde en die achten
wij het voornaamste omdat het omslagstelsel,
bij de Rijksverzekeringsbank toegepast, naar alle
waarschijnlijkheid zou gelden voor de geheele
kring van risico's, die bij de Bank zijn verzekerd,
waarin dan alleen door classificatie de gewenschte
deta'illeering zou worden gebracht. Men behoudt
dan het bezwaar dat deze differentieering op schat
ting berust. 'Elke verzekering is in wezen niet an
ders dan een bijeenvoeging van zekere door be
langhebbenden opgebrachte bedragen tot een fonds,
waaruit de middelen moeten worden gevonden om
ten behoeve van de verzekerden zekere uitkeerin-
gen te doen, ingeval het onzekere voorval zich
voordoet, waartegen de verzekering dekking biedt.
Naar mate er 'echter meer belanghebbenden zijn,
zal elk hunner minder van den band tusschen hem
en den verzekeraar gevoelen. Bij zulk een grooten
kring van risico's als het totaal der aangeslotenen
bij de Rijksverzekeringsbank uitmaakt, blijft de
prikkel tot voorkoming van schade ook bij een
omslagstelsel dus zeer gering.
'Deze prikkel is ook niet voldoende sterk in het
huidig stelsel van verzekering bij Rijksverzekerings
bank of premie-maatschappij ondanks de moge
lijkheid van verhoogde of verlaagde indeeling.
De beteekenis van het streven van de Risico-
Bank om door voorkoming van ongevallen ten
gevolge van de zorg der werkgevers voor bedrijfs
beveiliging het leed en de schade voor d'e werk
lieden en de kosten voor d'e ondernemingen tot
het uiterste te beperken, is onomwonden erkend' in
het rapport van de Commissie tot 'het instellen
van een onderzoek naar de resultaten, waartoe de
risico-overdracht 'bij de uitvoering der Ongevallen
wet 1901 heeft geleid. Op bladzijde 27 van dat
rapport zal de lezer het volgende kunnen aan
treffen:
„In 'die aldus (d.i, in geval van aansluiting aan de
„Risico-Bank) door de vakgenooten onderling of
„elkander uitgeoefende controle betreffende de
„beveiliging bunner ondernemingen, waarbij le er
„varingen van den eenen vakgenoot ten dienste
„staan van den anderen en' waarbij een zeker
„schaamtegevoel voor zijn collega's den werkgever,
„in wiens onderneming met betrekking tot de he-
„veiliging het een en ander ontbreekt, er toe zal
„drijven zijne ondernemingen niet bij die van all
uderen te doen achterstaan, meent de commissie,
„met volledige appreciatie overigens van hetgeen
„door de Rijksverzekeringsbank op dit gebied wordt
„gedaan, 'dien meest krachtigen prikkel tot he-
„drijfsbeveiliging te moeten zien".
Wanneer aldus vaststaat dat bij het thans be
staande stelsel der ongevallenverzekering voor
handel en industrie de risico-overdracht "iet-
tegenstaande de belemmeringen, die dit stelsel aan
de risico-overdracht noodwendig in den weg W
den werkgever den meest krachtigen prikke'
tot zorg voor bedrijfsbeveiliging geeft, ligt het o.i
in de rede deze belemmeringen weg te nemen et
daardoor de mogelijkheid van 'breedere ontplooiing
van het particulier initiatief nog te vergrooten,
OPGERICHT
VOETBA
Het Paaschprogramma vo
mede in verhand met den op
in het Stadion te spelen inte
NederlandTsjeCho-Slowakije
Een combinatie speelt Mar
uur aan den Brederodeweg
damsch Kantoorelftal in de
N. van Gek
J. v. Maren
H. Loerakker G. v. Da
J. Cassee G Strik Ad. Cass
Het vierde speelt den eersl
er, wel tegen I.V.O. 3 op he
'aan den Meerweg te Heemste
Nu de kans van het derde
groote nederlaag, welke dit
leed zoo goed als verkeken
anders dan op Wories c.s. g
De volgende spelers zuller
wijzen:
'K. Akkern
J. Huijer 1
J. Kohier L. v. d. Me
C. Vogel J. v. id. Meij Fr. i
Th.
Oplossingen, bijdragen, ena
Schaakredacteur van dit bl
2.3, BloemendaaL
M. KARSTEDT
Mat in vier
Stand der stukken:
Wit: Kb3, Db8, Tb5, Pc8,
Zwart: Kd4, Dh6, Th5, Lhi
f4, gó, g7, h3.
le prijs in het 2e int. t'
Neusten Nachrichten".
Wij 'hebben hier te doen
van den eersten rang. De sl<
bedacht zijn.
M. LISSb
Wit aan ze
Stand der stukken:
Wit: Kg4, Pf3, c3, e5.
Zwart: Kd3, b4, c4, c5.
Schaaklite:
Begin Mei a.s. verschijn
Schaakspel" door Dr. Ema
stemming van den schrijve
werkt door W. A. T. Schel!
men, ing. ƒ- 3.90, ge'b.
Rotterdam.
Zoo dra het werk in ons
op terug te komen.
OPLOSSING PROC
Stand der stukken:
Wit: Kh5, Db5, Lb3Lf2
Zwart: Ke4, Pcó, Pe3, b!
1. Pf5, Pd4; 2 Pd6:t, Kf4
1Pb4; 2. Pg3f, Kf'
1Pe5; 2. Le3:, Pc4
(2
1Pe7; 2. Pdó:f, KI