TWEEDE BLAD
Raadsverslag
Het Bloemendaalsch Weekblad
No. 14
C. en Mejuffrouw J. B. Paesi naar de openbare lagere
school E. hebben wij de eer U het navolgende te
berichten:
Tengevolge van de handhaving van Mevr. Klinken
berg aan school E. kan haar jaarwedde, zoolang zij
aan die school verbonden blijft, aan het Rijk worden
gedeclareerd op grond van Art. VIII van de Wet van
30 Juni 1924, Stbl. 319, tot wijziging van de L.O.wet
1920.
Het 2e lid van dat artikel bepaalt, dat de rijksvergoe
ding, bedoeld in art. 56 der Wet over de dienstjaren
1924 tot en met 1929 wordt berekend volgens de vóór
1924 geldende regelen, met dien verstande, dat daarbij
buiten aanmerking blijven de onderwijzers, die te
rekenen van 1 Juli 1924 in dienst treden boven het
aantal, dat thans tot 1 Januari 1930 in Art. 28 der
Wet is gesteld (48 leerlingen per onderwijzer).
Hieruit volgt, dat indien Mevr. Klinkenberg aan school
E. wordt onttrokken, voor die school tot 1 Januari
1930 slechts de jaarwedde van het Hoofd door het
Rijk wordt vergoed en een nieuw aan te stellen of
over te plaatsen onderwijzeres voor rekening der ge
meente komt.
Indien dus Mejuffrouw Paesi aan school E. zou worden
verbonden, zou haar jaarwedde thans bedragende
2016.- voor rekening der gemeente komen.
Van het personeel, dat verbonden is aan de o.l. school
C. kunnen aan het Rijk in rekening worden gebracht
de jaarwedden van 't hoofd en 3 onderwijzers (essen)
van bijstand (3 leerkrachten zijn tot 1 Januari 1930
boventallig). Tot degenen wier jaarwedde aan het
Rijk wordt gedeclareerd, behoort ook Mej. Paesi. In
dien deze onderwijzeres aan school C. wordt ont
trokken, kan de jaarwedde van een andere leerkracht
aan het Rijk in rekening worden gebracht. Zou daar
voor Mevrouw Klinkenberg worden aangewezen
hetgeen voor de hand ligt, omdat hare jaarwedde
hooger is dan die van het overige boventallige perso
neel dan kost hare overplaatsing naar school C.
nihil.
Tot 1 Januari 1930 zal aanneming van de voordracht
dus tengevolge hebben, dat de jaarwedde van Me
juffrouw Paesi 2000.voor de gemeente ver
loren gaat.
Thans is evenwel, op initiatief van den heer Zijlstra,
bij de Staten Generaal aanhangig een wetsontwerp tot
verlaging van de leerlingenschalen als overgang tot
het herstel van den oorspronkelijken toestand van
1923. Dit wetsontwerp werd in de Tweede Kamer
aangenomen met 4928 stemmen en zal vermoedelijk
ook in de Eerste Kamer'wel aangenomen worden.
Mocht deze voorgestelde wijziging tot wet worden
verheven, dan zal van 1 Juli 1928 af voor de school
te Vogelenzang de jaarwedde weder door het Rijk
worden vergoed. In dat geval zal tot 1 Juli a.s. de jaar
wedde van Mej. Paesi voor de gemeente verloren gaan
waarmede dan een bedrag van 500.is gemoeid.
Waar het hier ongetwijfeld een „bijzonder" geval be
treft, kunnen o.i. de kosten door toepassing van art.
56, 2e lid der Wet niets worden teruggebracht.
Tot de overplaatsing heeft de gemeente moeten betalen
de jaarwedde van de tijdelijke onderwijzeres, die
Mevr. Klinkenberg hangende de ontslagprocedure
heeft vervangen. Dit houdt evenwel met de overplaat
sing geen verband."
De Commissie voor onderwijszaken had aan den Raad
het volgende medegedeeid:
„Het adres van vele ouders van leerlingen der o.l.
school C. te Bloemendaal, waarin den Raad verzocht
wordt, het voorstel om Mejuffrouw J. B. Paesi, onder
wijzeres aan bovengenoemde school, over te plaatsen
naar de openbare lagere school E. te Vogelenzang,
niet aan te nemen voor en aleer door U een ernstig
onderzoek is ingesteld naar de reden van dit voorstel,
heeft ons aanleiding gegeven omtrent dat voorstel na
dere inlichtingen in te winnen bij het Hoofd der school,
eenige der onderteekenaars - waaronder den Voorzitter
en den Secretaris der Oudercommissie en bovendien
bij de betrokken onderwijzeres zelve.
Uit dit onderzoek is voor ons komen vast te staan, dat
samenwerking tusschen het hoofd van school C. en de
onderwijzeres, Mej. Paesi, vooral nu de toestand
een gevolg is van jaren langen strijd niet langer
mogelijk is en het belang van het onderwijs mede
brengt, dat aan deze toestand een einde wordt ge
maakt door Mej. Paesi over te plaatsen naar een
andere school. Een element van straf zooals in een
der adressen wordt verondersteld moet men hierin
niet zoeken. Door de overplaatsing naar een geheel
ander milieu wordt Mejuffrouw Paesi in de gelegen
heid gesteld rustig te werken, terwijl de onderlinge
verhouding, die enerveerend werkt zoowel op het
Hoofd als op de onderwijzeres en. bovendien niet an
ders dan een nadeeligen invloed kan uitoefenen op het
geheele personeel der school, er slechts beter door
kan worden.
De inhoud van het adres deed veronderstellen, dat de
onderteekenaars bijzondere redenen hadden om Me
juffrouw Paesi aan die school te behouden. Het is ons
evenwel gebleken, dat de beweegredenen der onder
teekenaars van zeer uiteenloopenden aard waren.
Sommigen hoopten hiermede Mejuffrouw Paesi voor
een overplaatsing te vrijwaren, omdat zij daarin een
achteruitstelling zagen, andere bleken in de meening
te verkeeren, dat zij maar willekeurig was aangewezen
om de plaats van Mevr. Klinkenberg in te nemen, weer
anderen wilden haar behouden om te voorkomen, dat
Mevr. Klinkenberg aan school C. zou worden ver
bonden, terwijl er zich onder de onderteekenaars even
eens bevonden die er geen bezwaar tegen hadden om
het alleszins redelijk verzoek om een ernstig onder
zoek in te stellen te onderteekenen, zonder dat daarbij
gedacht werd aan bijzondere voorkeur voor Mejuffr.
Paesi of andere motieven.
Het onderzoek heeft ons nog versterkt in onze meening,
dat overplaatsing van Mej. Paesi naar school E. de
eenig juiste oplossing is in het belang van het open
baar Lager onderwijs der gemeente."
Punt 2. Alsnu kwam aan de orde het volgende voor
stel van B. en W.:
Blijkens mededeeling van de Inspectie der Directe be
lastingen te Haarlem, zal op de Rijkskohieren voor
het belastingjaar 1927/1928, aan plaatselijke inkom
stenbelasting voor onze gemeente in totaal worden
uitgetrokken een bedrag van ruim 800.000.(het
vorige jaar dus vóór de grenswijziging bedroeg
deze opbrengst rond 795.000.terwijl de kwade
posten over het kalenderjaar 1927 een som van
68.000.zullen bedragen.
Waar bij de vaststelling van het heffingspercentage
voor gemeld belastingjaar als bruto-opbrengst werd
geraamd een bedrag van 750.000.zal ingevolge
de desbetreffende voorschriften van deze opbrengst
zoo mogelijk 8/12 van 750.000.of... 500.000.
moeten worden verantwoord in den
dienst 1927.
Aan dit dienstjaar komt ten goede van
de opbrengst over het belastingjaar 1926/
1927'een bedrag van rond 295.000.
Totaal 795.000.—
Vermits op de begrooting over het dienstjaar 1927
wegens plaatselijke inkomstenbelasting een bruto-op
brengst werd geraamd van 750.000.zal over dit
dienstjaar de belastingopbrengst derhalve 45.900.
meer bedragen dan het bedrag waarop indertijd werd
gerekend. Deze meerdere ontvangst overtreft het ge
deelte (rond 30.400.van het voordeelig saldo van
den gewonen dienst van 1925, waarmede de gewone
dienst van de begrooting van 1927 indertijd werd
sluitend gemaakt, met nog 15.500.zoodat het
deficit, dat feitelijk in de begrooting 1927 voorkwam,
thans is opgeheven. De rekening over 1927 zal dan
ook waarschijnlijk niet zooals haar voorgangster 1926
met een nadeelig saldo sluiten.
Voor het dienstjaar 1928 is op de begrooting aan
plaatselijke inkomstenbelasting uitgetrokken een bruto-
opbrengst van 750.000.terwijl wegens kwade,
posten is geraamd een bedrag van 50.000.wes
halve op een netto-opbrengst wordt gerekend van
700.000.—.
Naar de opbrengst over het belastingjaar 1927/1928
kan de bruto-opbrengst voor het belastingjaar 1928/
1929, bij eene heffing van 3%, veilig op 800.000.
worden geschat. Indien Uw Raad zich hiermede zou
kunnen vereenigen, ware de bruto-belastingopbrengst,
uitgetrokken onder volgnummer 298 der gemeentebe-
grooting voor 1928 nader op rond 833.000.te
stellen. Immers van de opbrengst over het belastingjaar
1928/1929 zal bij een geschatte opbrengst van
800.000.aan den dienst 1928 ten goede behooren
te komen 8/12 deel van 800.000.of rond 533.000.-,
terwijl, nu blijkens mededeeling van de Rijksinspectie
de opbrengst over het belastingjaar 1927/1928 ruim
800.000.zal bedragen, van deze opbrengst aan
het dienstjaar 1928 in elk geval ten goede zal komen
een bedrag van 800.000.min 500.000.(dit is
het 8/12 gedeelte van de indertijd geschatte opbrengst
ad 750.000.over het belastingjaar 1927/1928, welk
gedeelte, zooals hiervoren reeds werd aangestipt, ten
goede komt aan den dienst 1927) is 300.000.in
totaal derhalve 533.000.en 300.000.is
833.000.De kwade posten geraamd onder volg
nummer 303 der begrooting 1928 zouden veiligheids
halve behooren te worden gesteld op 70.000.
(thans 50.000.De raming der netto-belasting
opbrengst zou dan 763.000.bedragen, derhalve
63.000.meer dan het oorspronkelijk geraamde be
drag. Tengevolge van deze hoogere raming in ont
vangst, zou de reserve (post 9) met 63.000.kun
nen worden verhoogd, zijnde het bedrag, dat daaraan
destijds is onttrokken voor dekking van het nadeelig
saldo van den gewonen dienst 1926 op de begrooting
voor 1928.
De reserve wordt dan weer gebracht van 488.000.
op 551.000.—.
Op grond van het vorenstaande wordt derhalve voor
gesteld:
a. evenals het voorgaande jaar, het heffingspercen
tage voor het belastingjaar 1928/1929 te bepalen op
drie, door te nemen Ket volgende besluit:
De Raad der Gemeente Bloemendaal;
Gelet op artikel 5 van de verordening op de heffing
eener plaatselijke belasting naar het inkomen, hetwelk
bepaalt, dat de Raad jaarlijks het percentage van hef
fing heeft vast te stellen;
Mede gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;
Besluit;
bedoeld percentage voor het belastingjaar 1 Mei 1928
1 Mei 1929 te bepalen op drie;
b. de begrooting voor het dienstjaar 1928 te wijzigen
als in het hierbij ter vaststelling aangeboden concept
besluit nader is aangegeven.
Wij nemen dit in zijn geheel over, omdat dit voorstel
eenigen indruk geeft van den toestand der gemeente-
financiën, waarbij wij allen belang hebben.
Het voorstel wordt zonder beraadslaging of stemming
aangenomen.
Punt 3. Verleening medewerking ex art. 72 Lager
Onderwijswet aan de Schoolvereeniging „Aerdenhout-
Bentveld".
De heer Prinsenberg klaagt er over, dat de stukken
die de wet eischt niet zijn overgelegd o.a. geen borg
tochtverklaring. Hij wil weten of de stukken volledig
zijn geweest.
De Voorzitter: De heer Van Nederhasselt, ik geef hem
hierover het woord.
Wethouder Van Nederhasselt: Waarover?
De heer Prinsenberg: Misschien mag ik het nog even
herhalen.
Wethouder Van Nederhasselt: De verbouwing der
school had al plaats gehad toen de aanvrage om sub
sidie inkwam; ik heb alles zelf gezien, 't was sober ge
daan, ik heb geen bezwaar.
De heer Prinsenberg: De stukken, die de wet eischt,
hadden er eerst moeten zijn, nu kan de Raad geen
besluit nemen. In andere gevallen doet men dit ook
niet als niet eerst alles formeel in orde is.
Naar aanleiding dezer opmerking wordt dit punt aan
gehouden.
De heer De Clercq tot Wethouder van Nederhasselt:
Ik meende, dat alle stukken ingezonden waren.
Deze: Ik heb ze nog niet gezien, het kan zijn, dat ze
op de afd. Onderwijs liggen; in elk geval zal het wel
in orde komen.
Punt 4. Verleening vergoeding aan dezelfde vereeni-
ging ex artikel 10 L.O. wet wordt zonder beraadsla
ging goedgekeurd.
Punt 5. Hetzelfde geschiedt met de door B. en W.
voorgestelde overplaatsing, op diens verzoek, van den
onderwijzer W. v. d. Hoef van school B. naar school
A.
Punt 6. B. en W. stellen voor de bewoners van den
Hooge Duin en Daalscheweg een watertarief van
0.10 boven den normalen prijs in rekening te brengen,
wegens het maken van een automatische pompinstal-
latie ten behoeve van die bewoners.
De heer Schulz wil nader ingelicht worden. Als be
ginsel is het onjuist aan een categorie van inwoners
wegens hoogere ligging hunne huizen een hoogeren prijs
te rekenen.
De heer Hogenbirk (lid der Waterleidingcommissie):
De bewoners van dien weg hebben in hun huis eigen
druk-installatie's, die vaak defect zijn; ze hebben meer-
deels zelf aangeboden iets meer te betalen. Ze hebben
toen ze daar bouwden geweten, dat de gewone druk
onvoldoende was. De zaak is eigenlijk nog niet rijp. We
kunnen de bewoners niet dwingen, maar de meesten
hebben er al voor geteekend.
De heer Nuyens zegt in dit geval te moeten denken
aan de bewoners van Vogelenzang, die omdat zij op
de Prov. Waterleiding zijn aangewezen een hooger
tarief betalen. Een onrecht noemt hij dit en de heer
Laan voelt dit ook.
De Voorzitter: Dat is nu niet aan de orde. De zaak
is in behandeling bij de Waterleiding-Commissie.
De heer Dorhout Mees: Het gaat voor de gemeente
toch om een zeer belangrijk bedrag. (N.B. de druk-
installatie zou jaarlijks de gemeente veel meer kosten,
dan de bewoners bijbetaalden. Red.).
De heer Prinsenberg: Van de 16.000.die 't ons
kost wordt maar een gedeelte op de bewoners ver
haald. De uitkomst van het onderzoek of de bewoners
allen bereid zijn mee te werken is nog niet bekend.
Voor enkele bewoners mogen wij het ons niet veroor
loven, waar het hier gaat om een wijziging der water
leiding-verordening wil hij afwachten of allen vrijwillig
mee zullen werken.
De heer Hogenbirk: B. en W. willen den Raad polsen.
De Voorzitter: Er kwamen veel klachten. Willen de
betrokkenen niet meewerken dan moeten we 't niet
doen.
De heer Hogenbirk: Het is niet juist dat zfc 2/3 der
kosten op de' gemeentekas drukken, er is in het alge
meen in de inrichting voordeel gelegen, het waterver
bruik kan toenemen, er vloeit nu onnoodig veel water
snel af naar beneden. De zaak kan wel even uitgesteld
worden.
Wethouder Laan: Neen, laten wij dit aannemen met
de bijvoeging: als alle bewoners meewerken. Aan den
heer Nuyens zegt hij: er is een stuk over die zaak van
de Prov. Waterleiding bij onze Waterleiding-commis
sie in behandeling.
De heer Prinsenberg wil stemmen.
De heer Schulz: U weet nu toch, dat de Raad in prin
cipe het voorstel goed vindt; laten we 't nu aanhouden.
Aldus wordt besloten.
Punt 7. „Wijziging der Bouwverordening"
De heeren Cassee en Schulz vragen het woord, maar
krijgen het niet.
De heer Luden: Ik maak uit het voorstel op, dat als
b.v. mijnheer Boreel op z'n plaats een mooie grindweg
wil aanleggen, hij dit niet mag doen, zonder toestem
ming van B. en W.
(Stemmen: „Neen er mag niet aan gebouwd worden").
Wethouder Laan: Het publiek mag er wel wandelen,
maar niet bouwen.
De heer Luden: Dan een tweede vraag. Waarom mag
niet iedereen daar bouwen als er menschen zijn, die
daar willen wonen?
Wethouder Laan: Dat mag zeker niet. Zie maar onze
Bouwverordening. Zelfs moet eerst door den Raad een
rooilijn bepaald zijn, spreker haalt de verordening op
dat punt aan.
De heer Luden: Dat laat mij vrij koud. Als particu
lieren alleen mogen bouwen op de wijze, die B. en W.
goed vinden, legt niemand een nieuwe weg aan.
Wethouder Laan wijst op de noodzakelijkheid van zeg
gingschap der Overheid in deze dingen en zegt: alleen
op die wijze krijgen we mooie wegen en duur bouw
terrein, waar die eigenaars zelfs weer van profiteeren.
De Voorzitter: Het voorstel van B. en W. wordt dus
aangenomen. (Protesten van de heeren Schulz en
Cassee).
De heer Schulz heeft bezwaren tegen de wijzigingen in
art. III (wij zullen de volgende week dit artikel in
extenso opnemen). Het gaat om de vergrooting van
de verplichte openruimte naast nieuw te bouwen
huizen. Red.).
De heer Cassee is het met den heer Schulz eens. De
meerderheid van B. en W. schijnen zich Bloemendaal
te denken als alleen bestemd voor millionnairs. Hij
noemt als voorbeeld het Kerkplein, aan de noordzijde
mag maar één huis komen! Hij zal zeker tegen stemmen.
Wethouder Van Nederhasselt: Ik heb reeds meermalen
gezegd, dat ik op dit punt 't met de meerderheid van B.
en W. niet eens ben. Daar heeft men b.v. de Hoplaan,
er moet 20 M. open blijven tusschen de huizen en
de heele laan is misschien 40 M. lang.
't Is niet billijk, dat hier beslist wordt zonder dat 't voor
stel van belanghebbenden ter visie heeft gelegen. Ik
wil wel het aantal woningen onder één dag vermin
deren, maar nu zijn maar ruwweg alle maten ver
menigvuldigd.
De heer De Clercq vraagt den Wethouder: Is 't nu
b.v. uitgesloten, dat b.v. in de Enschedélaan twee wo
ningen onder één dak komen, ook als ze onder architec
tuur worden gebouwd?
Wethouder Laan: Wat de heer Van Nederhasselt
zegt, is heel gek, de scheidingen zouden zoomaar
eens verdubbeld zijn. Neen, weg voor weg is be
keken. We willen Bloemendaal, zooveel mogelijk
Bloemendaal houden en niet op Hilversum of Bussum
doen gelijken. Op Rijnegom, Boekenrode, in 't Kin-
heimpark hebben we het zoo gelaten, verder is er
nog het terrein tusschen Julianalaan en Oranjeplein
geschikt voor kleinere woningen. Waar bosch- en duin
terrein is, willen wij dat zooveel mogelijk behouden.
Als er wat verkocht wordt vallen de bouwspeculanten
van Haarlem er op af en alles wordt verkaveld. Op 't
hooge gedeelte der gemeente hebben we de eischen
verzwaard, in 't lage 't zoo gelaten. Zie eens in de
buurt: Velsen is vol huizen, zuidelijker zijn de duinen
voor de bollenvelden weggegraven. Bloemendaal al
leen is nog wat. Het nadeel voor enkele particulieren,
ik zelf en nog een raadslid, (de heer Kremer wordt
toegelachen) moeten wij niet laten gelden tegenover
het algemeen belang.
De heer Cassee: Noemt U de huizen in het Kinheim-
park van 18000.voor kleine beurzen?
De heer Prinsenberg tot den heer Cassee: Wilt u dan
bij de koepel van Wildhoef een rei woningen zetten?
De heer De Clercq: En wat dan als er iemand komt,
die daar één groote kast neerzet?
Wethouder Laan: Een kast mag hier niet wezen (som
bere hilariteit). Elke architect wil weer wat anders
maken dan 'n ander. Bloemendaal is de eenige ge
meente in Noordholland, waar niet iedere speculant
beslag kan leggen op ieder bouwterrein.
De heer Schulz: Daar gaat 't niet om. De heer Laan
is ook wel eens bij mij aan huis geweest. Jonge, zei hij,
wat woon je hier toch schitterend, zeg; maar dat is ook
een van twee huizen onder 1 dak. En waar gaat 't zoo
doende naartoe met de arbeiderswoningbouw? Ook
de heer Luden stond 't vroeger voor niet alle arbeiders
woningen op elkaar te plakken. Met de bestaande
verordening is Bloemendaal op dit mooie peil gebleven.
ZATERDAG 7 APRIL 1928
Vergadering van den Gemeenteraad
van Donderdag 5 April te 2 uur u.m.
op het Raadhuis te Overveen.
Aanwezig alle leden behalve de heer Noorman.
Voorzitter: de Burgemeester.
De openbare vergadering gaat dadelijk na punt 1 der
agenda „Overplaatsing van leerkrachten aan de
scholen C. en E." over in eene met gesloten deuren.
Na heropening der openbare vergadering wordt het
eerst in behandeling gebracht een ingekomen stuk van
den heer De Waal Malefijt over den boom bij de
Julianalaan en Militairenweg, met bijbehoorende tee-
kening.
De heer Bornwater pleit voor het behoud van den
boom, er wordt in Bloemendaal reeds te veel gehakt;
hij geeft daarvan voorbeelden.
De heer Dorhout Mees: Het kan onmogelijk zoo blij
ven, het verkeer is in gevaar.
De heer Cassee: Er zijn onderhandelingen gaande met
den heer Polak, den eigenaar van Djember; laat, als
die slagen, den boom staan.
De heer Schulz: Als dat gebeurt moet men de zotte
verkeersregeling, die men beoogt, niet instellen. Heeft
men plan op een betere verkeersregeling, laat dan de
boom staan.
De heer Prinsenberg: Er is sprake van geweest de
boom een jaar te laten staan, men late in ieder geval
geen autoverkeer rondom den boom toe.
Wethouder Laan: Destijds wilden B. en W. den boom
rooien, hij staat midden in den Bloemendaalscheweg.
Het is jammer, dat 't zoo'n mooie boom is, maar hem
behouden is moeilijk met het oog op de topecabehar-
ding; is-i weg, dan krijgt men een mooi plein en kan
het verkeer regelen zooals men wil. Nu heeft de heer
De Waal Malefijt het initiatief genomen, nadat de
Raad hem wilde behouden om hem te rooien: W. en W.
komen niet op besluiten van den Raad terug (de heer
Kremer roept: „neen nooit". Algemeene vroolijkheid).
De heer Cassee vraagt antwoord aangaande Djember.
Wethouder Laan: Als de eigenaar zijn eischen hand
haaft, kan er niets van komen. Dan moet onteigend
worden, maar daarmee zijn jaren gemoeid.
De heer De Waal Malefijt: Het hart van de questie
is of het verkeer uit de richting Bloemendaal om den
boom heen geleid moet worden; zoo ja, en blijft hij
staan, dan komen er ongelukken.
De Voorzitter: Op zulke plaatsen is een rondpoint
noodzakelijk, en dat kan niet aangebracht worden als
de boom blijft staan.
Wethouder Van Nederhasselt; Ik ben tegen het vellen
van boomen, laat ons wachten tot de Djember-hoek-
questie is afgewikkeld.
De heer Prinsenberg wil een rei keien in de bestrating
liggen om aan te geven hoe de voertuigen moeten
rijden, dat werkt in Haarlem goed, in ieder geval moet
niet om den boom heen gedraaid worden.
De Voorzitter zegt dat dit niet in de topeca kan.
Er ontstaat een verwarde discussie. Uit het publiek
roept nu een stem hardop: Wat 'n onzinnige zooi.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de boom
voorloopig te laten staan.
De heer Schulz vraagt aan den voorzitter of het niet
gewenscht is, dat nu in het openbaar mededeeling
wordt gedaan van het in besloten vergadering op
punt 1 gevallen besluit.
De heer Prinsenberg: Dat is al heel eenvoudig door te
zeggen, dat het voorstel van B. en W. is aangenomen.
De Voorzitter bevestigt, dat dit inderdaad is geschied.
Om onze lezers toch iets omtrent deze zaak te doen
begrijpen diene het volgende:
In Maart j.l. hadden B. en W. aan den Raad het
volgende bericht:
,,Nu bij Koninklijk Besluit van 6 Februari j.l. no. 9,
waarvan ons bij schrijven van de Gedeputeerde Staten
van Noordholland dd. 24 Februari d.a.v. 5e Afd. No.
91 VZ/3592 een afschrift ter kennisneming werd toe
gezonden, Uw besluit van 18 November 1926, waarbij
aanMevrouw G. M. KlinkenbergMeeter ontslag
werd verleend als onderwijzeres aan de openbare lage
re school E te Vogelenzang, is vernietigd, zal genoemde
onderwijzeres hare functie moeten hervatten.
Na al hetgeen in verband met dit ontslag is voorge
vallen, is het niet aan te nemen, dat tusschen het
hoofd dier school en Mevrouw Klinkenberg een goede
verhouding zal kunnen bestaan. Ten einde eventueel
daaruit voortvloeiend nadeel te vermijden, komt het
ons na overleg met de hoofden der scholen C. en E.
gewenscht voor, Mevrouw G. M. Klinkenberg-Meeter
over te plaatsen naar de openbare lagere school C. te
Bloemendaal en in haar plaats Mej. J. B. Paesi
over te plaatsen naar de openbare lagere school E. te
Vogelenzang.
In verband hiermede stellen wij U voor het bijgevoegd
ontwerp-besluit te bekrachtigen.
Burgemeester en Wethouders.
De Raad der gemeente Bloemendaal;
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders
dd. 7 Maart 1928, alsmede de adviezen van den In
specteur van het Lager Onderwijs in de Inspectie
Haarlem dd. 2 Maart 1928 no. 286-380 en van de
Commissie van Bijstand in zaken het onderwijs be
treffende;
Gelet op art. 36, 9e lid, laatste volzin, van de Lager
Onderwijswet 1920;
Besluit:
I- met ingang van 19 Maart 1928 Mevrouw G. M.
Klinkenberg, geboren Meeter, onderwijzeres aan de
openbare lagere school E. te Vogelenzang, als zoo
danig over te plaatsen naar de openbare lagere school
C. te Bloemendaal;
II- Met ingang van 19 Maart 1928 Mejuffrouw J. B.
Paesi, onderwijzeres aan de openbare lagere school
C. te Bloemendaal, als zoodanig over te plaatsen naar
de openbare lagere school E. te Vogelenzang".
De Commissie van bijstand in onderwijszaken had
geadviseerd dit voorstel aan te nemen.
B. en W. hebben nader aan den Raad het volgende
bericht:
„Naar aanleiding van de U door den Bond van Neder-
landsche Onderwijzers voorgelegde kostenberekening
ter zake van de voordracht tot overplaatsing van Me
vrouw G. M. KlinkenbergMeeter naar de o.l. school