TWEEDE BLAD Raadsverslag Het Bloemendaalsch Weekblad No. 14 C. en Mejuffrouw J. B. Paesi naar de openbare lagere school E. hebben wij de eer U het navolgende te berichten: Tengevolge van de handhaving van Mevr. Klinken berg aan school E. kan haar jaarwedde, zoolang zij aan die school verbonden blijft, aan het Rijk worden gedeclareerd op grond van Art. VIII van de Wet van 30 Juni 1924, Stbl. 319, tot wijziging van de L.O.wet 1920. Het 2e lid van dat artikel bepaalt, dat de rijksvergoe ding, bedoeld in art. 56 der Wet over de dienstjaren 1924 tot en met 1929 wordt berekend volgens de vóór 1924 geldende regelen, met dien verstande, dat daarbij buiten aanmerking blijven de onderwijzers, die te rekenen van 1 Juli 1924 in dienst treden boven het aantal, dat thans tot 1 Januari 1930 in Art. 28 der Wet is gesteld (48 leerlingen per onderwijzer). Hieruit volgt, dat indien Mevr. Klinkenberg aan school E. wordt onttrokken, voor die school tot 1 Januari 1930 slechts de jaarwedde van het Hoofd door het Rijk wordt vergoed en een nieuw aan te stellen of over te plaatsen onderwijzeres voor rekening der ge meente komt. Indien dus Mejuffrouw Paesi aan school E. zou worden verbonden, zou haar jaarwedde thans bedragende 2016.- voor rekening der gemeente komen. Van het personeel, dat verbonden is aan de o.l. school C. kunnen aan het Rijk in rekening worden gebracht de jaarwedden van 't hoofd en 3 onderwijzers (essen) van bijstand (3 leerkrachten zijn tot 1 Januari 1930 boventallig). Tot degenen wier jaarwedde aan het Rijk wordt gedeclareerd, behoort ook Mej. Paesi. In dien deze onderwijzeres aan school C. wordt ont trokken, kan de jaarwedde van een andere leerkracht aan het Rijk in rekening worden gebracht. Zou daar voor Mevrouw Klinkenberg worden aangewezen hetgeen voor de hand ligt, omdat hare jaarwedde hooger is dan die van het overige boventallige perso neel dan kost hare overplaatsing naar school C. nihil. Tot 1 Januari 1930 zal aanneming van de voordracht dus tengevolge hebben, dat de jaarwedde van Me juffrouw Paesi 2000.voor de gemeente ver loren gaat. Thans is evenwel, op initiatief van den heer Zijlstra, bij de Staten Generaal aanhangig een wetsontwerp tot verlaging van de leerlingenschalen als overgang tot het herstel van den oorspronkelijken toestand van 1923. Dit wetsontwerp werd in de Tweede Kamer aangenomen met 4928 stemmen en zal vermoedelijk ook in de Eerste Kamer'wel aangenomen worden. Mocht deze voorgestelde wijziging tot wet worden verheven, dan zal van 1 Juli 1928 af voor de school te Vogelenzang de jaarwedde weder door het Rijk worden vergoed. In dat geval zal tot 1 Juli a.s. de jaar wedde van Mej. Paesi voor de gemeente verloren gaan waarmede dan een bedrag van 500.is gemoeid. Waar het hier ongetwijfeld een „bijzonder" geval be treft, kunnen o.i. de kosten door toepassing van art. 56, 2e lid der Wet niets worden teruggebracht. Tot de overplaatsing heeft de gemeente moeten betalen de jaarwedde van de tijdelijke onderwijzeres, die Mevr. Klinkenberg hangende de ontslagprocedure heeft vervangen. Dit houdt evenwel met de overplaat sing geen verband." De Commissie voor onderwijszaken had aan den Raad het volgende medegedeeid: „Het adres van vele ouders van leerlingen der o.l. school C. te Bloemendaal, waarin den Raad verzocht wordt, het voorstel om Mejuffrouw J. B. Paesi, onder wijzeres aan bovengenoemde school, over te plaatsen naar de openbare lagere school E. te Vogelenzang, niet aan te nemen voor en aleer door U een ernstig onderzoek is ingesteld naar de reden van dit voorstel, heeft ons aanleiding gegeven omtrent dat voorstel na dere inlichtingen in te winnen bij het Hoofd der school, eenige der onderteekenaars - waaronder den Voorzitter en den Secretaris der Oudercommissie en bovendien bij de betrokken onderwijzeres zelve. Uit dit onderzoek is voor ons komen vast te staan, dat samenwerking tusschen het hoofd van school C. en de onderwijzeres, Mej. Paesi, vooral nu de toestand een gevolg is van jaren langen strijd niet langer mogelijk is en het belang van het onderwijs mede brengt, dat aan deze toestand een einde wordt ge maakt door Mej. Paesi over te plaatsen naar een andere school. Een element van straf zooals in een der adressen wordt verondersteld moet men hierin niet zoeken. Door de overplaatsing naar een geheel ander milieu wordt Mejuffrouw Paesi in de gelegen heid gesteld rustig te werken, terwijl de onderlinge verhouding, die enerveerend werkt zoowel op het Hoofd als op de onderwijzeres en. bovendien niet an ders dan een nadeeligen invloed kan uitoefenen op het geheele personeel der school, er slechts beter door kan worden. De inhoud van het adres deed veronderstellen, dat de onderteekenaars bijzondere redenen hadden om Me juffrouw Paesi aan die school te behouden. Het is ons evenwel gebleken, dat de beweegredenen der onder teekenaars van zeer uiteenloopenden aard waren. Sommigen hoopten hiermede Mejuffrouw Paesi voor een overplaatsing te vrijwaren, omdat zij daarin een achteruitstelling zagen, andere bleken in de meening te verkeeren, dat zij maar willekeurig was aangewezen om de plaats van Mevr. Klinkenberg in te nemen, weer anderen wilden haar behouden om te voorkomen, dat Mevr. Klinkenberg aan school C. zou worden ver bonden, terwijl er zich onder de onderteekenaars even eens bevonden die er geen bezwaar tegen hadden om het alleszins redelijk verzoek om een ernstig onder zoek in te stellen te onderteekenen, zonder dat daarbij gedacht werd aan bijzondere voorkeur voor Mejuffr. Paesi of andere motieven. Het onderzoek heeft ons nog versterkt in onze meening, dat overplaatsing van Mej. Paesi naar school E. de eenig juiste oplossing is in het belang van het open baar Lager onderwijs der gemeente." Punt 2. Alsnu kwam aan de orde het volgende voor stel van B. en W.: Blijkens mededeeling van de Inspectie der Directe be lastingen te Haarlem, zal op de Rijkskohieren voor het belastingjaar 1927/1928, aan plaatselijke inkom stenbelasting voor onze gemeente in totaal worden uitgetrokken een bedrag van ruim 800.000.(het vorige jaar dus vóór de grenswijziging bedroeg deze opbrengst rond 795.000.terwijl de kwade posten over het kalenderjaar 1927 een som van 68.000.zullen bedragen. Waar bij de vaststelling van het heffingspercentage voor gemeld belastingjaar als bruto-opbrengst werd geraamd een bedrag van 750.000.zal ingevolge de desbetreffende voorschriften van deze opbrengst zoo mogelijk 8/12 van 750.000.of... 500.000. moeten worden verantwoord in den dienst 1927. Aan dit dienstjaar komt ten goede van de opbrengst over het belastingjaar 1926/ 1927'een bedrag van rond 295.000. Totaal 795.000.— Vermits op de begrooting over het dienstjaar 1927 wegens plaatselijke inkomstenbelasting een bruto-op brengst werd geraamd van 750.000.zal over dit dienstjaar de belastingopbrengst derhalve 45.900. meer bedragen dan het bedrag waarop indertijd werd gerekend. Deze meerdere ontvangst overtreft het ge deelte (rond 30.400.van het voordeelig saldo van den gewonen dienst van 1925, waarmede de gewone dienst van de begrooting van 1927 indertijd werd sluitend gemaakt, met nog 15.500.zoodat het deficit, dat feitelijk in de begrooting 1927 voorkwam, thans is opgeheven. De rekening over 1927 zal dan ook waarschijnlijk niet zooals haar voorgangster 1926 met een nadeelig saldo sluiten. Voor het dienstjaar 1928 is op de begrooting aan plaatselijke inkomstenbelasting uitgetrokken een bruto- opbrengst van 750.000.terwijl wegens kwade, posten is geraamd een bedrag van 50.000.wes halve op een netto-opbrengst wordt gerekend van 700.000.—. Naar de opbrengst over het belastingjaar 1927/1928 kan de bruto-opbrengst voor het belastingjaar 1928/ 1929, bij eene heffing van 3%, veilig op 800.000. worden geschat. Indien Uw Raad zich hiermede zou kunnen vereenigen, ware de bruto-belastingopbrengst, uitgetrokken onder volgnummer 298 der gemeentebe- grooting voor 1928 nader op rond 833.000.te stellen. Immers van de opbrengst over het belastingjaar 1928/1929 zal bij een geschatte opbrengst van 800.000.aan den dienst 1928 ten goede behooren te komen 8/12 deel van 800.000.of rond 533.000.-, terwijl, nu blijkens mededeeling van de Rijksinspectie de opbrengst over het belastingjaar 1927/1928 ruim 800.000.zal bedragen, van deze opbrengst aan het dienstjaar 1928 in elk geval ten goede zal komen een bedrag van 800.000.min 500.000.(dit is het 8/12 gedeelte van de indertijd geschatte opbrengst ad 750.000.over het belastingjaar 1927/1928, welk gedeelte, zooals hiervoren reeds werd aangestipt, ten goede komt aan den dienst 1927) is 300.000.in totaal derhalve 533.000.en 300.000.is 833.000.De kwade posten geraamd onder volg nummer 303 der begrooting 1928 zouden veiligheids halve behooren te worden gesteld op 70.000. (thans 50.000.De raming der netto-belasting opbrengst zou dan 763.000.bedragen, derhalve 63.000.meer dan het oorspronkelijk geraamde be drag. Tengevolge van deze hoogere raming in ont vangst, zou de reserve (post 9) met 63.000.kun nen worden verhoogd, zijnde het bedrag, dat daaraan destijds is onttrokken voor dekking van het nadeelig saldo van den gewonen dienst 1926 op de begrooting voor 1928. De reserve wordt dan weer gebracht van 488.000. op 551.000.—. Op grond van het vorenstaande wordt derhalve voor gesteld: a. evenals het voorgaande jaar, het heffingspercen tage voor het belastingjaar 1928/1929 te bepalen op drie, door te nemen Ket volgende besluit: De Raad der Gemeente Bloemendaal; Gelet op artikel 5 van de verordening op de heffing eener plaatselijke belasting naar het inkomen, hetwelk bepaalt, dat de Raad jaarlijks het percentage van hef fing heeft vast te stellen; Mede gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet houders; Besluit; bedoeld percentage voor het belastingjaar 1 Mei 1928 1 Mei 1929 te bepalen op drie; b. de begrooting voor het dienstjaar 1928 te wijzigen als in het hierbij ter vaststelling aangeboden concept besluit nader is aangegeven. Wij nemen dit in zijn geheel over, omdat dit voorstel eenigen indruk geeft van den toestand der gemeente- financiën, waarbij wij allen belang hebben. Het voorstel wordt zonder beraadslaging of stemming aangenomen. Punt 3. Verleening medewerking ex art. 72 Lager Onderwijswet aan de Schoolvereeniging „Aerdenhout- Bentveld". De heer Prinsenberg klaagt er over, dat de stukken die de wet eischt niet zijn overgelegd o.a. geen borg tochtverklaring. Hij wil weten of de stukken volledig zijn geweest. De Voorzitter: De heer Van Nederhasselt, ik geef hem hierover het woord. Wethouder Van Nederhasselt: Waarover? De heer Prinsenberg: Misschien mag ik het nog even herhalen. Wethouder Van Nederhasselt: De verbouwing der school had al plaats gehad toen de aanvrage om sub sidie inkwam; ik heb alles zelf gezien, 't was sober ge daan, ik heb geen bezwaar. De heer Prinsenberg: De stukken, die de wet eischt, hadden er eerst moeten zijn, nu kan de Raad geen besluit nemen. In andere gevallen doet men dit ook niet als niet eerst alles formeel in orde is. Naar aanleiding dezer opmerking wordt dit punt aan gehouden. De heer De Clercq tot Wethouder van Nederhasselt: Ik meende, dat alle stukken ingezonden waren. Deze: Ik heb ze nog niet gezien, het kan zijn, dat ze op de afd. Onderwijs liggen; in elk geval zal het wel in orde komen. Punt 4. Verleening vergoeding aan dezelfde vereeni- ging ex artikel 10 L.O. wet wordt zonder beraadsla ging goedgekeurd. Punt 5. Hetzelfde geschiedt met de door B. en W. voorgestelde overplaatsing, op diens verzoek, van den onderwijzer W. v. d. Hoef van school B. naar school A. Punt 6. B. en W. stellen voor de bewoners van den Hooge Duin en Daalscheweg een watertarief van 0.10 boven den normalen prijs in rekening te brengen, wegens het maken van een automatische pompinstal- latie ten behoeve van die bewoners. De heer Schulz wil nader ingelicht worden. Als be ginsel is het onjuist aan een categorie van inwoners wegens hoogere ligging hunne huizen een hoogeren prijs te rekenen. De heer Hogenbirk (lid der Waterleidingcommissie): De bewoners van dien weg hebben in hun huis eigen druk-installatie's, die vaak defect zijn; ze hebben meer- deels zelf aangeboden iets meer te betalen. Ze hebben toen ze daar bouwden geweten, dat de gewone druk onvoldoende was. De zaak is eigenlijk nog niet rijp. We kunnen de bewoners niet dwingen, maar de meesten hebben er al voor geteekend. De heer Nuyens zegt in dit geval te moeten denken aan de bewoners van Vogelenzang, die omdat zij op de Prov. Waterleiding zijn aangewezen een hooger tarief betalen. Een onrecht noemt hij dit en de heer Laan voelt dit ook. De Voorzitter: Dat is nu niet aan de orde. De zaak is in behandeling bij de Waterleiding-Commissie. De heer Dorhout Mees: Het gaat voor de gemeente toch om een zeer belangrijk bedrag. (N.B. de druk- installatie zou jaarlijks de gemeente veel meer kosten, dan de bewoners bijbetaalden. Red.). De heer Prinsenberg: Van de 16.000.die 't ons kost wordt maar een gedeelte op de bewoners ver haald. De uitkomst van het onderzoek of de bewoners allen bereid zijn mee te werken is nog niet bekend. Voor enkele bewoners mogen wij het ons niet veroor loven, waar het hier gaat om een wijziging der water leiding-verordening wil hij afwachten of allen vrijwillig mee zullen werken. De heer Hogenbirk: B. en W. willen den Raad polsen. De Voorzitter: Er kwamen veel klachten. Willen de betrokkenen niet meewerken dan moeten we 't niet doen. De heer Hogenbirk: Het is niet juist dat zfc 2/3 der kosten op de' gemeentekas drukken, er is in het alge meen in de inrichting voordeel gelegen, het waterver bruik kan toenemen, er vloeit nu onnoodig veel water snel af naar beneden. De zaak kan wel even uitgesteld worden. Wethouder Laan: Neen, laten wij dit aannemen met de bijvoeging: als alle bewoners meewerken. Aan den heer Nuyens zegt hij: er is een stuk over die zaak van de Prov. Waterleiding bij onze Waterleiding-commis sie in behandeling. De heer Prinsenberg wil stemmen. De heer Schulz: U weet nu toch, dat de Raad in prin cipe het voorstel goed vindt; laten we 't nu aanhouden. Aldus wordt besloten. Punt 7. „Wijziging der Bouwverordening" De heeren Cassee en Schulz vragen het woord, maar krijgen het niet. De heer Luden: Ik maak uit het voorstel op, dat als b.v. mijnheer Boreel op z'n plaats een mooie grindweg wil aanleggen, hij dit niet mag doen, zonder toestem ming van B. en W. (Stemmen: „Neen er mag niet aan gebouwd worden"). Wethouder Laan: Het publiek mag er wel wandelen, maar niet bouwen. De heer Luden: Dan een tweede vraag. Waarom mag niet iedereen daar bouwen als er menschen zijn, die daar willen wonen? Wethouder Laan: Dat mag zeker niet. Zie maar onze Bouwverordening. Zelfs moet eerst door den Raad een rooilijn bepaald zijn, spreker haalt de verordening op dat punt aan. De heer Luden: Dat laat mij vrij koud. Als particu lieren alleen mogen bouwen op de wijze, die B. en W. goed vinden, legt niemand een nieuwe weg aan. Wethouder Laan wijst op de noodzakelijkheid van zeg gingschap der Overheid in deze dingen en zegt: alleen op die wijze krijgen we mooie wegen en duur bouw terrein, waar die eigenaars zelfs weer van profiteeren. De Voorzitter: Het voorstel van B. en W. wordt dus aangenomen. (Protesten van de heeren Schulz en Cassee). De heer Schulz heeft bezwaren tegen de wijzigingen in art. III (wij zullen de volgende week dit artikel in extenso opnemen). Het gaat om de vergrooting van de verplichte openruimte naast nieuw te bouwen huizen. Red.). De heer Cassee is het met den heer Schulz eens. De meerderheid van B. en W. schijnen zich Bloemendaal te denken als alleen bestemd voor millionnairs. Hij noemt als voorbeeld het Kerkplein, aan de noordzijde mag maar één huis komen! Hij zal zeker tegen stemmen. Wethouder Van Nederhasselt: Ik heb reeds meermalen gezegd, dat ik op dit punt 't met de meerderheid van B. en W. niet eens ben. Daar heeft men b.v. de Hoplaan, er moet 20 M. open blijven tusschen de huizen en de heele laan is misschien 40 M. lang. 't Is niet billijk, dat hier beslist wordt zonder dat 't voor stel van belanghebbenden ter visie heeft gelegen. Ik wil wel het aantal woningen onder één dag vermin deren, maar nu zijn maar ruwweg alle maten ver menigvuldigd. De heer De Clercq vraagt den Wethouder: Is 't nu b.v. uitgesloten, dat b.v. in de Enschedélaan twee wo ningen onder één dak komen, ook als ze onder architec tuur worden gebouwd? Wethouder Laan: Wat de heer Van Nederhasselt zegt, is heel gek, de scheidingen zouden zoomaar eens verdubbeld zijn. Neen, weg voor weg is be keken. We willen Bloemendaal, zooveel mogelijk Bloemendaal houden en niet op Hilversum of Bussum doen gelijken. Op Rijnegom, Boekenrode, in 't Kin- heimpark hebben we het zoo gelaten, verder is er nog het terrein tusschen Julianalaan en Oranjeplein geschikt voor kleinere woningen. Waar bosch- en duin terrein is, willen wij dat zooveel mogelijk behouden. Als er wat verkocht wordt vallen de bouwspeculanten van Haarlem er op af en alles wordt verkaveld. Op 't hooge gedeelte der gemeente hebben we de eischen verzwaard, in 't lage 't zoo gelaten. Zie eens in de buurt: Velsen is vol huizen, zuidelijker zijn de duinen voor de bollenvelden weggegraven. Bloemendaal al leen is nog wat. Het nadeel voor enkele particulieren, ik zelf en nog een raadslid, (de heer Kremer wordt toegelachen) moeten wij niet laten gelden tegenover het algemeen belang. De heer Cassee: Noemt U de huizen in het Kinheim- park van 18000.voor kleine beurzen? De heer Prinsenberg tot den heer Cassee: Wilt u dan bij de koepel van Wildhoef een rei woningen zetten? De heer De Clercq: En wat dan als er iemand komt, die daar één groote kast neerzet? Wethouder Laan: Een kast mag hier niet wezen (som bere hilariteit). Elke architect wil weer wat anders maken dan 'n ander. Bloemendaal is de eenige ge meente in Noordholland, waar niet iedere speculant beslag kan leggen op ieder bouwterrein. De heer Schulz: Daar gaat 't niet om. De heer Laan is ook wel eens bij mij aan huis geweest. Jonge, zei hij, wat woon je hier toch schitterend, zeg; maar dat is ook een van twee huizen onder 1 dak. En waar gaat 't zoo doende naartoe met de arbeiderswoningbouw? Ook de heer Luden stond 't vroeger voor niet alle arbeiders woningen op elkaar te plakken. Met de bestaande verordening is Bloemendaal op dit mooie peil gebleven. ZATERDAG 7 APRIL 1928 Vergadering van den Gemeenteraad van Donderdag 5 April te 2 uur u.m. op het Raadhuis te Overveen. Aanwezig alle leden behalve de heer Noorman. Voorzitter: de Burgemeester. De openbare vergadering gaat dadelijk na punt 1 der agenda „Overplaatsing van leerkrachten aan de scholen C. en E." over in eene met gesloten deuren. Na heropening der openbare vergadering wordt het eerst in behandeling gebracht een ingekomen stuk van den heer De Waal Malefijt over den boom bij de Julianalaan en Militairenweg, met bijbehoorende tee- kening. De heer Bornwater pleit voor het behoud van den boom, er wordt in Bloemendaal reeds te veel gehakt; hij geeft daarvan voorbeelden. De heer Dorhout Mees: Het kan onmogelijk zoo blij ven, het verkeer is in gevaar. De heer Cassee: Er zijn onderhandelingen gaande met den heer Polak, den eigenaar van Djember; laat, als die slagen, den boom staan. De heer Schulz: Als dat gebeurt moet men de zotte verkeersregeling, die men beoogt, niet instellen. Heeft men plan op een betere verkeersregeling, laat dan de boom staan. De heer Prinsenberg: Er is sprake van geweest de boom een jaar te laten staan, men late in ieder geval geen autoverkeer rondom den boom toe. Wethouder Laan: Destijds wilden B. en W. den boom rooien, hij staat midden in den Bloemendaalscheweg. Het is jammer, dat 't zoo'n mooie boom is, maar hem behouden is moeilijk met het oog op de topecabehar- ding; is-i weg, dan krijgt men een mooi plein en kan het verkeer regelen zooals men wil. Nu heeft de heer De Waal Malefijt het initiatief genomen, nadat de Raad hem wilde behouden om hem te rooien: W. en W. komen niet op besluiten van den Raad terug (de heer Kremer roept: „neen nooit". Algemeene vroolijkheid). De heer Cassee vraagt antwoord aangaande Djember. Wethouder Laan: Als de eigenaar zijn eischen hand haaft, kan er niets van komen. Dan moet onteigend worden, maar daarmee zijn jaren gemoeid. De heer De Waal Malefijt: Het hart van de questie is of het verkeer uit de richting Bloemendaal om den boom heen geleid moet worden; zoo ja, en blijft hij staan, dan komen er ongelukken. De Voorzitter: Op zulke plaatsen is een rondpoint noodzakelijk, en dat kan niet aangebracht worden als de boom blijft staan. Wethouder Van Nederhasselt; Ik ben tegen het vellen van boomen, laat ons wachten tot de Djember-hoek- questie is afgewikkeld. De heer Prinsenberg wil een rei keien in de bestrating liggen om aan te geven hoe de voertuigen moeten rijden, dat werkt in Haarlem goed, in ieder geval moet niet om den boom heen gedraaid worden. De Voorzitter zegt dat dit niet in de topeca kan. Er ontstaat een verwarde discussie. Uit het publiek roept nu een stem hardop: Wat 'n onzinnige zooi. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de boom voorloopig te laten staan. De heer Schulz vraagt aan den voorzitter of het niet gewenscht is, dat nu in het openbaar mededeeling wordt gedaan van het in besloten vergadering op punt 1 gevallen besluit. De heer Prinsenberg: Dat is al heel eenvoudig door te zeggen, dat het voorstel van B. en W. is aangenomen. De Voorzitter bevestigt, dat dit inderdaad is geschied. Om onze lezers toch iets omtrent deze zaak te doen begrijpen diene het volgende: In Maart j.l. hadden B. en W. aan den Raad het volgende bericht: ,,Nu bij Koninklijk Besluit van 6 Februari j.l. no. 9, waarvan ons bij schrijven van de Gedeputeerde Staten van Noordholland dd. 24 Februari d.a.v. 5e Afd. No. 91 VZ/3592 een afschrift ter kennisneming werd toe gezonden, Uw besluit van 18 November 1926, waarbij aanMevrouw G. M. KlinkenbergMeeter ontslag werd verleend als onderwijzeres aan de openbare lage re school E te Vogelenzang, is vernietigd, zal genoemde onderwijzeres hare functie moeten hervatten. Na al hetgeen in verband met dit ontslag is voorge vallen, is het niet aan te nemen, dat tusschen het hoofd dier school en Mevrouw Klinkenberg een goede verhouding zal kunnen bestaan. Ten einde eventueel daaruit voortvloeiend nadeel te vermijden, komt het ons na overleg met de hoofden der scholen C. en E. gewenscht voor, Mevrouw G. M. Klinkenberg-Meeter over te plaatsen naar de openbare lagere school C. te Bloemendaal en in haar plaats Mej. J. B. Paesi over te plaatsen naar de openbare lagere school E. te Vogelenzang. In verband hiermede stellen wij U voor het bijgevoegd ontwerp-besluit te bekrachtigen. Burgemeester en Wethouders. De Raad der gemeente Bloemendaal; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders dd. 7 Maart 1928, alsmede de adviezen van den In specteur van het Lager Onderwijs in de Inspectie Haarlem dd. 2 Maart 1928 no. 286-380 en van de Commissie van Bijstand in zaken het onderwijs be treffende; Gelet op art. 36, 9e lid, laatste volzin, van de Lager Onderwijswet 1920; Besluit: I- met ingang van 19 Maart 1928 Mevrouw G. M. Klinkenberg, geboren Meeter, onderwijzeres aan de openbare lagere school E. te Vogelenzang, als zoo danig over te plaatsen naar de openbare lagere school C. te Bloemendaal; II- Met ingang van 19 Maart 1928 Mejuffrouw J. B. Paesi, onderwijzeres aan de openbare lagere school C. te Bloemendaal, als zoodanig over te plaatsen naar de openbare lagere school E. te Vogelenzang". De Commissie van bijstand in onderwijszaken had geadviseerd dit voorstel aan te nemen. B. en W. hebben nader aan den Raad het volgende bericht: „Naar aanleiding van de U door den Bond van Neder- landsche Onderwijzers voorgelegde kostenberekening ter zake van de voordracht tot overplaatsing van Me vrouw G. M. KlinkenbergMeeter naar de o.l. school

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 5