TWEEDE BLAD Raadsverslag Het Bloemendaalsch Weekblad No. 21 ZATERDAG 26 MEI 1928 Vergadering van den Gemeenteraad van Donderdag 24 Mei 1928 te n.m. 2 uur op het Raadhuis te Overveen. Aanwezig alle leden behalve de heer Hogenbirk, die bericht van verhindering gezonden had. Voorzitter: de Burgemeester. Agenda: I. Ingekomen stukken. 2 Aanvrage van een crediet voor aankoop materi- alenloods ten behoeve van Publieke Werken. 3. Aanvraag crediet voor aanschaffing van een vlet c.a. en een gebouwtje voor de reddingsbrigade. 4. Aanvraag van een crediet voor toezicht op de terreinen bij het Brouwerskolkje. 5. Verhuur van grond nabij het Brouwerskolkje aan H. A. Traanberg. 6. Reclames tegen aanslagen in het vergunnings recht. 7. Vaststelling 6e suppletoire begrooting dienst 1927. 8. Beslissing inzake toekenning van vacantietoeslag. 9. Herziening loonen werklieden. 10. Ontheffing bepalingen Bouwverordening. II. Voorloopige vaststelling uitbreidingsplan voor Rijnegom. 12. Voorloopige wijziging van het uitbreidingsplan voor Groot-Bentveld. I. Bij de ingekomen stukken was het jaarverslag van de Gezondheidscommissie over 1927. De heer Noorman wees op enkele klachten in het verslag vermeld, aan welke klachten blijkbaar zeer weinig aandacht wordt geschonken. De Voorzitter meende, dat als daar goed antwoord op moet komen, de vraag tot de volgende vergadering moet worden aangehouden. De heer Laan: Dat kan best nu ook. Een bepaalde klacht van de commissie komt elk jaar terug, dus daar behoeven de heeren zich niet zooveel van aan te trekken. Wat die mesthoop betreft. Ja, er is over gesproken, maar die boer haalt den boel nog niet weg, dus daar zitten we mee. Aan de derde zaak, de onbewoonbaar verklaarde woning, die bewoond wordt; daar is ook nog niets aan te doen. De menschen kunnen niet op straat wor den gezet. De heer Noorman wilde gaarne aannemen dat juist was, hetgeen de wethouder had gezegd, maar het is toch ongewenscht, dat in een verslag van de Gezond heidscommissie zulke dingen moeten worden gezegd. De heer Schulz meende, dat er toch een fout zit. Wil men voorkomen, dat de Gezondheidscommissie zulke klachten uitspreekt, dan zou men kunnen beginnen met haar steeds mee te deelen wat door het gemeente bestuur wordt gedaan naar aanleiding van door haar geuite klachten. De heer Prinsenberg achtte het toch zeer onjuist, dat B. en W. (het betreft een onbewoonbaar verklaarde woning) maar afwijken van een Raadsbesluit. De heer Laan: Het is erg gemakkelijk om te zeggen: het mag niet. Men kan in den Raad nu wel zeggen: het moet zóó en zóó. Maar het dagelijksch bestuur staat voor de vraag menschen op straat te zetten óf hun tijdelijk toe te staan in zoo'n slechte woning te kruipen. Op aandringen van den heer Cassee zal wethouder Laan trachten de besproken mesthoop te doen ver wijderen. Punt. 2. Brouwerskolkje. Aan de orde was nu het advies van den heer Leonard A. Springer over bebouwing van het Brouwerskolkje. De heer Springer had voor deze zaak het volgende aan B. en W: geschreven: Haarlem, 13 April 1928. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bloemendaal. Edelachtbare Heeren, Tot mijn leedwezen moet ik U bij deze berichten, dat ik moet bedanken voor de vereerende opdracht om voor de gemeente plannen te maken van de bebouwing der omgeving van het Brouwerskolkje tot aan den Zeeweg bij den Watertoren der Haarlemsche Water leiding. Bijgaande Memorie van toelichting zal U duidelijk maken, waarom ik zulks niet doen kan. Overigens gaarne bereid zijnde de Gemeente van ad vies te dienen, verblijf ik, Hoogachtend Uw.dw. Leonard A. Springer. Memorie van Toelichting. Na ontvangst der plannen voor het maken van een weg vanaf de laan langs Duinlust achter 't Brouwers kolkje om, naar den Zeeweg, is ondergeteekede het terrein gaan inspecteeren en moet hij tot de conclusie komen dat het hooge duinterrein allerminst geschikt is voor middenstands- en arbeiderswoningen. Had men hem voor den aankoop advies gevraagd, hij zou zeker den aankoop voor dit doel sterk ontraden hebben. Hier is hoewel reeds sterk beschadigd door het publieknog een mooi stuk landschappelijk schoon, dat waarlijk de moeite waard js behouden te blijven. Wanneer overgegaan zou worden den geprojecteerden weg uit te voeren, zou men moeten beginnen met de mooie boomgroep bij de jachtopzienerswoning te vel len en een groote doorgraving te maken, wat bij de voornoemde woning tot groote moeilijkheden zou leiden of de helling zou te sterk worden. Het doel schijnt den weg te maken over het kaal ge treden duinvlak achter het dennenboschje bij het voor malige ontspanningslokaal. Alleen het westelijk daar van gelegen duin zou gebouwd mogen worden, want het zou zeker natuurschennis zijn het terrein tusschen Belvédère en den ontworpen weg te verwoesten. Om den weg daar te brengen tot de hoogtp van 14.50 A.P. van het ontworpen viaduct over de spoorlijn zouden ook weder enorme grondverplaatsingen g£- eischt worden. Is het nu wenschelijk daar boven op het open kale duinterrein huizen te bouwen, hetzij als middenstands- of arbeiderswoningen? Dit terrein is blootgesteld aan de ruwe Z.W. en N.W. zeewinden. Nergens is eenige beschutting te vinden. Zelfs al zou men trach ten aldaar eenige bebossching te verkrijgen, dan zou daarmede zeker een half menschenleven gemoeid zijn. Gesteld nog, dat de Gemeente daarvoor de groote kosten zou over hebben, dan nog is het zeer de vraag of de jeugd het werk voldoende zou eerbiedigen. Bovendien zien wij thans hoe het „natuurliefhebbend" publiek de vroeger zoo schilderachtige omgeving van 't Kolkje reeds vernield heeft. Hoe zal dat worden als hier woningen gebouwd worden? Ondergeteekende moet daarom sterk ontraden het terrein voor het doel, waarvoor het gekocht is, te ge bruiken, maar liever het in een beteren toestand te brengen en te bewaren. Wat nu betreft het terrein ten Noorden van den spoorbaan OverveenZandvoort, valt hier niet veel te bederven. Het eens zoo mooi begroeid terrein is totaal verwoest en gebracht tot een ware zandwoestijn afgegraven door de Gemeente en overgeleverd als het is aan het vandalisme van het publiek. De omgeving van den met zooveel kosten aangelegden Zeeweg is hier totaal bedorven en niet meer goed te maken. Aanvankelijk is men aan het begin van den Zeeweg begonnen villa's te bouwen als uitbreiding van het villapark „het Kweekduin'.Wie zal daar nu mede door gaan als er arbeiderswoningen komen? Eigenaren van zulke villa's kunnen wat besteden aan aanleg, beplan ting en onderhoud van bijbehoorende tuinen. Bouwers van middenstands- en arbeiderswoningen zullen zeker niet veel kunnen betalen, het kale duin zand vruchtbaar te maken. Komen de woningen daar, dan zal het niet lang duren of de terreinen langs den Zeeweg zullen in denzelfden toestand komen als nu het geval is met het te bebouwen terrein. Ondergeteekende wil gaarne plannen maken voor het behoud van het landschappelijk schoon van Overveen en daardoor van Haarlem's mooie omgeving, maar kan niet medewerken dit nog meer te bederven, als nu reeds op de bedoelde terreinen is geschied. Acht de gemeente het noodig een verbindingsweg te maken van den Duinlustweg naar den Zeeweg, dan dient deze ook zoo gemaakt te worden, dat het na tuurschoon ook voor de toekomst behouden blijft niet alleen, maar verhoogd wordt. Alleen daartoe wil ondergeteekende medewerken, en zelfs zeer gaarne. Gezien de gewestelijke wegenplannen onder Bloemen daal zal bij uitvoering daarvan toch reeds veel moois verdwijnen. Laat de Gemeente nu geen voorbeeld geven, door dit eenigszins historisch terrein te bederven, want dan verliest zij het recht van spreken, als speculanten dergelijke plannen koesteren op andere terreinen. Er is toch ook een Wet op het behoud van landschap pelijk schoon! Aldus opgemaakt, Leonard A. Springer. Haarlem, 18 April 1928. Edelachtbare Heeren, Ingevolge onze conferentie opgeworpen in mijn vori- gen brief, heb ik de eer, LIw College kennis te geven dat ik gaarne een plan zal maken voor een te maken weg vaii den Duinlustweg naar den Zeeweg, via de duinen achter 't Brouwerskolkje, doch dat moet ik ont raden aldaar arbeiderswoningen te doen bouwen en blijf ik bij mij opini, medegedeeld in de Memorie, ge voegd bij mij vorig schrijven. Zelfs woningen van gemeente-arbeiders zijn niet vrij van onoogelijke aanhangsels en ontsiering, zooals blijf ik bij mijn opinie, medegedeeld in de Memorie, gevoegd bij mijn vorig schrijyen. Voor het maken van een plan wacht ik nadere ge gevens, Hoogachtend, Uw dw. (w.g.) Leonard A. Springer. Haarlem, 29 April 1928. Alexanderstraat 16. Edelachtbare Heeren. Woensdag 25 April had ik een ontmoeting met de heeren De Jong en Lebeau op het bureau van Publieke Werken Uwer Gemeente, nadat ik met den heer Lebeau het terrein naast en achter 't Brouwerskolkje nader had bekeken. Voor het eerst heb ik inzage der gemeenteplannen gekregen. Deze plannen deden mij zien, dat het bouwbureau zich alle moeite heeft ge geven de mooie omgeving van 't Kolkje zooveel als mogelijk is te bewaren. De hoofdweg, ik erken het, is een noodzakelijk kwaad. De verbinding tusschen de noordelijke en zuidelijke ge deelten der gemeente is onvoldoende, daar alle verkeer de kruising spoorbaan-Bloemendaalscheweg moet pas- seeren en dus een hoog liggende weg met viaduct over de spoorbaan noodig is en nergens een beter punt is te vinden. Maar moet nu daarom het overige hooge duinterrein gebruikt worden om aldaar een geheel dorp van ar beiders- en middenstandswoningen te bouwen (waar voor het bovendien ongeschikt is) al zou men zich volgens het plan bepalen tot het gedeelte westelijk van die ontworpen hoofdweg. Al moge men de aldaar ont worpen zijwegen eenigszins hellend maken, de terrei nen van de huizen en de tuintjes tusschen de wegen worden te klein om den duinvorm te kunnen hand haven. Het kan dus niet uitblijven of de geheele duingroep tusschen spoorbaan-Zanderijvaart en ontworpen weg zal moeten worden afgegraven tot ongeveer de hoogte van den ontworpen hoofdweg, die bij het viaduct ge bracht wordt op 14.50 A.P. als hoogste punt. Ik blijf bezwaren hebben tegen den bouw van zulk een groot complex woningen, omdat dit onvermijdelijk moet leiden tot vermindering van het natuurschoon en omdat er zeker onvoldoende kosten kunnen be steed worden voor behoorlijke surveillance tegen het beschadigen door de jeugd, die toch al gewend is daar te doen wat zij wil. Ook voor het beboschte ge deelte bij 't Kolkje en voor de hellingen tusschen de hoog gelegen wegen van het bouwcomplex en de diep liggende gronden langs de Zanderijvaart zal streng toezicht noodig zijn. Ik begrijp zeer goed de moeilijkheden waarvoor de gemeente Bloemendaal staat. Overveen is voor de uit breiding van Haarlem aldaar, beklemd geraakt tus schen de nieuwe grens, de duinen en de buitenplaatsen. De Gemeente heeft bouwterrein noodig en moest dus trachten een uitweg te vinden en toen de terreinen aan 't Kolkje te koop waren, die gelegenheid te baat nemen. Maar verondersteld, dat die bouw tot stand komt en de woningen in gebruik worden genomen, dan is het nog de vraag of op den duur de gemeente daarmede geholpen zal zijn; want het hoog gelegen terrein is door de eigenaardige ligging, ingesloten tusschen spoorbaan en Zanderijvaart, aan die zijden niet voor uitbreiding vatbaar en dus alleen ten koste van de terreinen tusschen Belvédère en den ontworpen hoofd weg en verdere omgeving van 't Kolkje. Onder ver wijzing naar mijn schrijven van 13 April 1.1. wil ik er nogmaals bij Uw College op aandringen dit mooie stuk landschappelijk schoon te behouden en waar noodig te herstellen. Dit is te meer noodig omdat men niet weet wat vroeg of laat gebeuren zal met Duinlust-Elswout, thans nog beboschte landgoederen. Ik geef daarom de Gemeente dringend in overweging liever elders terreinen voor bebouwing te zoeken, b.v. aan de Noordzijde van den spoorbaan, waar door ontworpen bouw van Raadhuis, School, enz., in aan sluiting met reeds bestaande gemeentelijke opslag plaats, Israëlitische Begraafplaats en gebouwen Haar lemsche Waterleiding het natuurschoon toch al weg is en niemand er aan zal denken daar villa's te bouwen. Al kan ik mij eenigszins vereenigen met het plan van den ontworpen hoofdweg, omdat het nu eenmaal een noodzakelijk kwaad is, moet ik tot mijn spijt bij mijn besluit van 13 April blijven, niet te kunnen mede werken tot het scheppen van een toestand, die ik in strijd acht met hef behoud van dit stuk natuurschoon dat de gemeente nu in handen heeft en moet bewaren. Intusschen blijf ik gaarne bereid advies te geven voor het aanbrengen van verbeteringen in den berooiden toestand waarin de omgeving van 't Kolkje door het publiek is gebracht. Hoogachtend, UedelAchtb. Dien. (w.g.) Leonard A. Springer. Dr. Bornwater merkte óp, dat er nu wel een advies van den heer Springer is, maar deze adviseur brengt ons eigenlijk niet verder. De Voorzitter zou de zaak tot het eind van de ver gadering willen aanhouden. De heer Laan: Niet noodig. Ik heb er ook nog wel iets Gver te zeggen. De heer Schulz vroeg wat men aan die terreinen zal hebben als men ze afsluit. Hetgeen toch feitelijk de consequentie zou zijn van het advies van den heer Springer. Wanneer die terreinen bebouwd worden en er wordt een weg omheen gelegd, dan zal men juist het publiek van het natuurschoon kunnen doen ge nieten. Als de heer Springer zich terug trekt, dan zal men het moeten doen zonder diens advies. De heer Noorman merkte op, dat den heer Springer niet gevraagd is om een advies over al of niet be bouwing, want daartoe heeft de Raad al besloten. De vraag was alleen op welke wijze bebouwing het best kon geschieden. Spreker betreurde het daarom ook, dat B. en W. tot publicatie van het advies zijn over gegaan; er wordt hierdoor een onjuiste indruk gewekt over het optreden van het gemeentebestuur. Wethouder Van Nederhasselt zei dat de meening van B. en W. is gevraagd, maar B. en W. hebben hun houding nog niet bepaald. Spreker persoonlijk is vóór uitvoering van het plan. En dat de weg er moet ko men, daarmee is ook de heer Springer het eens. Wethouder Laan, die het terrein goed zegt te kennen, meende, dat het daar met het bebouwen van kleine woningen juist heel aardig kan worden. Er kan zelfs iets bijzonders worden gemaakt, een nieuw Kopje of zoo iets. Er zou iets gedaan moeten worden^Wn den heer Springer van zijn idee af te brengen. De heer Springer is uitstekend op de hoogte en met deze streek heel goed bekend, zoodat het aanbeveling zou verdienen met den heer Springer te blijven samen werken. De heer De Waal Malefijt verdedigde het maken van een uitbreidingsplan voor die terreinen en meende, dat het beste zou zijn aan den heer Springer een bouwkundige toe te voegen, opdat zij tezamen plan nen kunnen opmaken. Zoolang er geen plan is zal het toch een grijpen in de lucht blijven. Misschien zou het wel aanbeveling verdienen den Bond van Ned. Archi tecten om advies te vragen. De heer Schulz zou den weg door den heer Malefijt aangewezen zeker niet uit willen gaan. Dan zal het jaren duren voordat er iets komt. Spr. acht het overi gens onjuist voor de derde maal den heer Springer te vragen of hij wil medewerken. Er zal nu gewerkt en aangepakt moeten worden. Wethouder Van Nederhasselt was van oordeel, dat het beste is nu maar spoedig over te gaan tot uit voering van den weg. Spr. zou het overigens niet gaarne zonder den heer Springer willen doen. De heer Luden wilde er den nadruk op leggen, dat de heer Springer in het geheel geen huizen wil op die terreinen. Spr. meende echter, dat het daar heel goed wonen zal zijn zonder dat het natuurschoon zal lijden. Spreker zou willen waarschuwen tegen het inwinnen bij den N.B.A. Het zijn allen knappe menschen, maar een advies wordt weer een beschouwing, waardoor men nooit verder komt. Laat men een architect vragen en dan beslissen. De Voorzitter: Willen we dan zeggen, dat het de be doeling van het dagelijksch bestuur is tot aanleg van dien weg te komen en verder met of zonder den heer Springer tot uitwerking van het plan komen? Dit werd goedgekeurd. Bij het voorstel tot aankoop van een materialenloods voor 1700.merkte de heer Laan op, dat het een zeer vriendelijke daad van Haarlem is geweest om de loods die Bloemendaal in huur had met een maand op te zeggen. Dat zou men onder particulieren niet netjes vinden. Het voorstel werd goedgekeurd. Punt 3. Aanvraag crediet voor Reddingsbrigade. Eveneens het voorstel tot aankoop van een vlet en een gebouwtje voor de reddingsbrigade. Kosten 1500. De heer Laan was er voor, maar hij wilde toch nog opmerken, dat de redding van drenkelingen, die er niet zijn, hoe langer hoe meer geld kost. Daar wordt nu weer een plaatijzeren loods gezet, terwijl niets meer onbruikbaar is aan zee dan plaatijzer. Ik waarschuw de heeren wel, zei spreker, dat we bezig zijn aan het pot-verteeren! (Gejoel van de vergadering). Geroep: De heer Laan is weer gezond! De heer Van Nederhasselt verklaarde, dat hij ook liever den wagen heeft dan een loods; maar ook de wagen kost geld. Dit bevreemdde den heer Prinsenberg. In het voorstel staat immers: „daar de wagen niet geheel meer vol doet." Besloten werd aan B. en W. de regeling over te laten. Punt 4. De voordracht van B. en W. om 1038 toe te staan voor toezicht op de terreinen bij het Brouwers kolkje gaf den heer Dorhout Mees aanleiding tot een beschouwing over de wenschelijkheid om dergelijke bewakingen aan de politie op te dragen. Deze diensten vallen onder de politie en men kan niet voor bepaalde plaatsen weer andere bewakers nemen. Nog daar gelaten, dat in dit geval een bedrag van 1038, vol gens spreker veel te hoog is. De Voorzitter zou wenschen, dat men dit beschouwde als een overgangstoestand. De Raad zou eens kunnen aanzien hoe het gaat, dan kan bij de begrooting wor den beoordeeld of misschien een politieagent zal worden benoemd. Wethouder Laan ondersteunde dit standpunt. Aldus werd besloten. Punt 5. Goedgekeurd werd de voorgestelde verhuur van grond nabij het Brouwerskolkje aan H. A. Traan berg voor het plaatsen van een theetent. Punten 7 en 8 werden beslist overeenkomstig voor stellen van B. en W. Punt 8. Vacantietoeslag. Ten aanzien van den gevraagden vacantie-toeslag aan gemeentepersoneel hebben de commissiën voor Ge organiseerd Overleg een verslag aan den Raad inge diend, waarin zij geen advies geven. De heer Schulz verdedigde een vacantie-toeslag van 1 aan het geheele personeel met een minimum van 25.Wil de Raad daar niet aan, dan zou de toe slag kunnen worden gegeven aan.salarissen tot 2500. Wethouder Laan, vond het wel komiek, dat terwijl de Raad tegen loonsverhoogingen is, men langs een om weg toch weer die verhooging wil geven. Spr. is tegen het toekennen van een vacantietoeslag aan alleen; hij zou de hoogeren niet graag willen blameeren. Beneden een salaris van 2000 wil hij den menschen wel wat toestoppen. Wethouder Van Nederhasselt sloot zich hierbij aan. De heer Dorhout Mees verzette zich tegen eiken toe slag, omdat spreker van meening is, dat het loon zoo danig moet zijn, dat het voldoende is. De heer Luden achtte het zeer onjuist, dat de afstand tusschen personeel in overheids- en in particulieren dienst nog weer vergroot wordt. Het overheidsperso neel is in veel opzicht bevoorrecht, gaat men nu een vacantietoeslag geven, waarom het geen St. Ni- colaas en Nieuwjaars-toeslag. De heer Schulz erkende een grond van juistheid in dit betoog, maar meende, dat het niet juist is van de meening uit te gaan, dat een arbeider wel voor zijn vacantie kan overleggen. Het moet die richting uit, dat de arbeider niet alleen vacantie krijgt, maar er ook van genieten kan. De heer Nuyens meende, dat het standpunt van Bloe mendaal bij vergelijking met Amsterdam en Haar lem toch wel bijzonder achterlijk is. Spreker achtte dit geen onderwerp om grapjes over te maken. Het voorstel Noorman (toeslag van 1voor salaris sen beneden 2500 met een minimum van 25. werd verworpen met 10 tegen 4 stemmen. Aangenomen werd een voorstel-Kremer, met 95 stemmen (toekenning van een toeslag van een week loon voor salarissen beneden 2000). Punt 9. Herziening loonen. Besloten werd, zonder discussie, om aan den opzich ter-doodgraver een toelage van 100 p. jaar te geven, ingaande 1 Januari 1928. Punt. 10. Ontheffing Bouwverordening. Op voorstel van B. en W. werd ontheffing van het bepaalde bij art. 7 van de Bouwverordening verleend aan: a. J. C. Dop, voor bouw eener garage aan den Ken- nemerweg; b. G. M. W. Margadant voor bouw van een garage aan de Rijnegomlaan, mits het gebouw van een kap worde voorzien; c J. D. Brand voor bouw eener garage aan de Lon- bar Petrilaan; d. P. Freriks, voor verbouw van perceel Vogelen- zangscheweg no. 83; e. Gebr. M. en W. Lolkus voor bouw van enkele woningen aan de Prins Hendriklaan en de Oranje Nassaulaan; f. J. Rinse, voor bouw eener woning aan de Juliana- laan; g. J. A. v. d. Bronk, voor bouw eener dubbele villa aan den Joh. Verhulstweg; h. Gebrs. Joustra voor bouw van vijf woningen aan de Julianalaan; i E. van Woudenberg en A. A. de Zeeuw voor bouw eener garage aan de Vondellaan. B. en W. adviseerden afwijzend te beschikken op het verzoek van J. Walter om dispensatie van art. 7. De heer Cassee achtte dit onbillijk, hetgeen spr. uit een zette. Hij meende, dat de omgeving niet zal ge schaad worden bij ontheffing. Wethouder Laan waarschuwde tegen inwilliging van het verzoek; dit zou de omgeving zeer schaden. De heer De Waal Malefijt sloot zich hierbij aan. Spr. achtte het onjuist, dat de heer Cassee alle afwijkingen wil toestaan. De heer Cassee kwam hier tegenop. Spr. maakte een voorstel van zijn verzoek. De heer Schulz meende met den heer Cassee, dat zoo veel mogelijk aan aanvragen moet worden voldaan als dit eenigszins toelaatbaar is. In dit geval zou spreker echter het verzoek niet willen inwilligen. Het voorstel-Cassee werd verworpen met 104 stem men. Verder was er een adres van A. van der Ham. B. en W. deelen, naar aanleiding van het adres dd. 22 Mei 1928 mede: „dat de in Juni 1927 gegeven ontheffing van zelfsprekend alleen gold voor de toen plaats gehad hebbende verbouwing van adressant's perceel aan den Bloemendaalscheweg overeenkomstig de toen overge legde teekeningen, dus zonder een tweede trap; dat de opvatting, als zoude men zich op een eenmaal verleende dispensatie voor alle in de toekomst nog aan te brengen veranderingen kunnen beroepen, abso luut geen steun vindt in de Bouwverordening; dat Art. 7 der Bouwverordening uitdrukkelijk het bouwen van andere dan eengezinswoningen verbiedt en het aanbrengen van een tweede trap in de garage van adressant's perceel aan bedoelde bovenwoning ontegenzeggelijk het karakter geeft van een meerge zinswoning, waartoe zij blijkens het adres ook zal worden bestemd nadat een tweede trap is aangebracht. B. en W. geven daarom ernstig in overweging de ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 5