Crêpe Schoenen
EFFECTEN - COUPONS
Boekhandel „Lectura"
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Verwachting
Plastische Kunst
Plaatselijk Nieuws
Onze Plantendokter
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING
W. G. HOOGESTEIN
STUDIEBOEKEN
VOOR KEN NEME RL AND EN HAARLEM
UITGAVE VAN DE N.V. „HET MIDDEN"
EXPLOITATIE EN ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ T. TIMMER
DE GENESTETWEG 23, BLOEMENDAAL, TELEFOON 22003, POSTGIRO 30785
BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147
worden bij ons Vakkundig gerepareerd
VOOR RADIOTOESTELLEN
Bloemendaalscheweg 123 - Telef. 22874
L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10
Telefoon 12896 Opgericht 1898
22ste JAARGANG
ZATERDAG 21 JULI 1928.
No. 29.
Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per half
jaar bij vooruitbetaling vóór 1 Januari of
1 Juli. N a dien datum verhooging van 0.15
incassokosten. Voor Indië en 't Buitenland met
verhooging der porto. Losse nummers 10 cent.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan.
Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract
belangrijke korting. Kleintjes: Vraag» en Aan
bod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop, van
1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent,
uitsluitend bij vooruitbetaling. Boven
onder of naast den tekst dubbel tarief
OOK GEHEEL WISSELSTROOM
HOFJE VAN STOEL 10, BLOEMENDAAL
BESTELT TIJDIG UW
(Nadruk verboden)
Wij koesteren allen verwachting van het leven, al be
kennen wij het ons niet. Wat wij verwachten? Alles,
wat er maar te verwachten valt. Óns is het leven een
loterij, waarin we eiken dag een nieuw lot nemen met
kans op de hoofdprijs. De honderdduizend? Veel meer
dan de honderduizend! Konden we nauwkeurig om
schrijven, wat de hoofdprijs van 't leven is, de loterij
had haar waarde verloren. Dit is juist de aantrekkelijk
heid van het bestaan: de volstrekte onzekerheid, de
onafgebroken verrassing. Wij weten niet, wat ons
wacht, maar we hebben er een woord voor: het
wonder.
Naar het wonder zijn we op zoek tot ons laatste uur.
We zijn stellig overtuigd, dat het zal komen. Hoe en
langs welke wegen, weten we niet, en hoe het er
uitziet, nog minder. Maar dat het komt, eenmaal,
staat vast.
Ook ten opzichte van deze verwachting openbaart zich
de overeenkomst tusschen de zielsgesteldheid der
menschheid en van den enkelen mensch. Heeft de
menschheid niet van den aanvang af het wonder ver
beid? Van de gouden eeuw droomden de Romeinen,
de Babyloniërs, de oude Germanen. Waar is het volk
aan te wijzen, in welks klassieke mythen en legenden
de verwachting van 't wonder ontbreekt? V7aar de
godsdienst, welke niet als middelpunt heeft het geloof
in het volmaakte geluk, hetzij op aarde, hetzij in den
Hemel? Algemeen menschelijk is het geloof, dat een
maal de zon de tranen der menschheid zal doen flon
keren als de dauwdroppels in 't prille gras. Dat een
dag aanbreekt van volkomen bevrediging, de dag der
dagen, welke naar alle kanten de behoeften van 't
menschenhart recht zal doen, en die ideaal en werke
lijkheid zal doen ineensmelten tot volledige harmonie.
Dit algemeen menschelijk geloof openbaart zich in het
leven van ieder onzer persoonlijk. Eiken dag verwach
ten wij het geluk en als het een keer is gekomen en
het stelt ons te leur, dan verplaatsen wij onze ver
wachting weder een dag verder. Zoo leven wij voort
met het vage verlangen naar het volstrekte en ons oog
spiedt en spiedt naar de gelegenheid, welke dit ver
langen bevredigen kan. Maar die gelegenheid, komt
zij wel ooit?
Merkwaardig zijn de gestalten, waarin onze ver
wachting zich symboliseert. De gewoonste harer is de
dagelij ksche hunkering naar den brievenbesteller.
Tegen het uur, waarop de man met de zwarte tasch
zijn ronde gaat doen, bekruipt een gevoel van span
ning de meesten onzer. Hij nadert, de brenger van
geheimzinnige boodschappen. Als een bij zwermend
van bloem tot bloem, stapt hij de hekjes binnen; straks
zal het onze beurt wezen.
Maar de post gaat voorbij. En plotseling verlegt onze
verwachting zich tot de volgende bestelling. Wij ope
nen des avonds in 't donker de deur, als om naar
het weer te kijken, maar inderdaad uit nieuwsgierig
heid bij de komst van het dwaallichtje, dat zigzag ae
straat overkruisend allengs nadert.
En als hij weer niets dan een drukwerkje brengt, ont
stemt ons deze verwaarloozing van onze behoeften
een oogenblik, maar onmiddellijk vestigen wij onze
hoop op den volgende ochtend. Vragen wij ons af,
wat het dan toch eigenlijk is, waarnaar wij reikhalzen,
dan valt het moeilijk het antwoord te geven. Het is de
honderdduizend, de hoofdprijs uit 's levens loterij.
Het is het blauw van den hemel en de geur van de
bloemen; het is de glans van de maan en het vuur
van de zon; het is de muziek der sferen en het
ruischen der zee. Het is de lach van de liefde, de
hartstocht uit donkere oogen, de meesleepende zang
van profetische opgewondenheid, de felheid van strijd
op leven en dood, de triomf over heel de wereld. Het
is, in alle bescheidenheid, een simpel straaltje roman
tiek in ons afgebakende sleurleven, een kleine onder
breking van het afgemeten bestaan. Het is de ver
rassing, de afwisseling, de omwenteling, het is het
andere, dat wat je niet hebt.
Het leven is groot en wijd, een machtige golfstroom
aan alle kant. Winden uit vreemde werelddeelen om
waaien ons huis. Stemmen van onbekenden doorfluis-
teren de lucht. Weidsche gedachten, heldhaftige plan
nen, dichterlijke gevoelens doorkruisen en doorwarre-
len de atmosfeer. Maar afgesloten van dit alles zitten
wij in ons benepen vertrek; het ontgaat ons, dag aan
dag verzuimen wij wat het leven mooi en belangrijk
maakt. Omdat ons contact ontbreekt; omdat het lot
ons vergeet in te schakelen in den wereldstroom van
het leven. Het is op dit kosmisch contact dat wij
wachten.
Hebt gij wel eens gelet op de oogen van menschen,
die bij den uitgang van een spoorweg-station staan?
Hoe verlangend kunnen die oogen turen naar die
eindelooze rij menschen, die hun tegemoet treden.
Welk een heimwee, welk een hunkering staat er in die
oogen te lezen. Allen, de tientallen, de honderden, de
duizenden trekken voorbij. Maar die ééne komt niet.
Die ééne, die het contact brengen zal.
Onafgebroken stuwt het station van de wereldstad
de drommen den uitgang uit. Elke trein voert zijn
menschenstroom aan en de zoeker met de angstige
oogen draalt bij het tourniquet en staart en staart in
die tienduizenden oogen, die hem zonder opletten
voorbijgaan. Maar herkennen ze hem dan niet, den
eenzamen gezel, die zij allen stuk voor stuk zijn? Elk
van die duizenden menschen uit die zich door den uit
gang wringende drommen heeft een ziel, die de moeite
van het herkennen waard is. Elk hunner draagt in zijn
hart het onuitgesproken verlangen, dat eerst kan op
bloeien tot een stralende geluksbloem, zoodra het zich
uit in het vertrouwelijk oor van den aandachtig luis
terenden makker. Makkers allen, die duistere eenlin
gen, blijde, dankbare makkers, maar ze gaan door; ook
zij turen allen star voor zich uit in de verte, waar het
geluk zich verschuilt, inplaats van gemeenschap te
zoeken met den eenzamen genoot aan hun zij.
Zoo wachten wij allen op den gast, die niet komt. En
de levensloterij gaat haar gang. Dagelijks incasseeren
wij onze niet, en dagelijks vestigen wij onze hernieuwde
hoop op den hoofdprijs. Is het zoo vreemd, dat men
schen, aan wien het leven voorbij is gegaan, op hun
ouden dag beginnen te speculeeren? Zoo de brieven
besteller hun bestaan blijkt te hebben vergeten, zoo de
krant hun geen nieuws meer kan brengen, zoo geen
van de duizenden reizigers aan den uitgang den weg
naar hun woning zoekt, dwingen zij het lot, zich met
hen te bemoeien. De wisselende koersen worden hun
vrienden in eenzaamheid; de beursnoteering brengt
hun de spanning der romantiek en ten koste vaak van
hun lijf en hun goed brengen zij het offer, dat het
leven vraagt van ons allen: te verslijten in onafge
broken verwachting op hetgeen nimmer zal opdagen.
H. G. Cannegieter
DE OLYMPISCHE TENTOONSTELLING TE
AMSTERDAM. - STED. MUSEUM.
Zij, die de zeer uitgebreide tentoonstelling, welke van
]2 Juni tot 12 Augustus in het Stedelijk Museum te
A'dam wordt gehouden onder den weidschen titel:
Concours et exposition d'Art Olympique, hebben be
zocht in de veronderstelling er „Ólympische kunst"
aan te treffen, zullen ongetwijfeld een desillusie rijker
het gebouw verlaten hebben.
En inderdaad, als Olympische kunstdemonstratie
van het concours kan nog niets worden gezegd, omdat
terwijl dit wordt geschreven nog niet bekend is waar
de prijzen zijn gevallen is deze groot opgezette be
weging een volkomen mislukking geworden. Een
dmg is ons echter duidelijker dan ooit gebleken, n.l.
de schier ontstellende verdeeldheid, welke het gros
der hedendaagsche kunstproductie in de verschillende
landen tot een gebeuren van vrijwel krachtelooze ups-
and downs maakt.
Nu bedenke men nmiddellijk dat door de kunst en de
Olympiade, begrippen die in onzen tijd zoo goed als
geen enkel gemeenschappelijke beteekenis hebben, aan
elkander te gaan parenteeren, de kunst al direct het
onderspit moest delven, zelfs al had men de meest ge
matigde eischen ten opzichte van iedere kunstenaars
figuur afzonderlijk gesteld inplaats van zooals be
langrijker en doorslaggevend had behooren te zijn
de verschillende landen naar hun eigenheid in het
kunstproduceerend streven vertegenwoordigd te willen
zien.
Immers in geen enkele kunstperiode, zelfs niet bij de
zoogaarne als voorbeeld gesteld Grieken, zal de Olym
pische geest op zoodanige wijze over de kunstenaars
zijn vaardig geworden, dat de kunstproductie daar
door op belangrijke wijze zou zijn gestimuleerd.
De samenkoppeling van kunst en Olympische spelen,
of beter nog van kunst en sport is ook ditmaal, ondanks
de vele moeite welke door velen er aan is gegeven, een
fictie is gebleken.
Dit bewijzen ons de inzendingen op 't gebied van
de schilderkunst van vrijwel alle landen, dit bewijst
ons in 't bijzonder de horribele inzending van Frank
rijk (en dan te moeten denken, dat Frankrijk nog
steeds de groote stuwende kracht voor de schilder
kunst van uit de XlXe eeuwsche bloeitijd in onzen
tijd heeft overgedragen en ook voortdurend nieuw
leven toevoert) het bewijst ons eveneens de ver
tegenwoordiging der beelhouwkunst waar haast geen
enkel stuk van werkelijke beteekenis onder kon worden
genoteerd.
Men komt dan bij het zien van de verschillende kunst
werken, waaronder op 't gebied der schilderkunst,
zeker een aantal waardevolle uitingen vooral in
de Nederlandsche en Duitsche afdeelingen zijn op
te merken, onwillekeurig tot de vraag: welke voor
stelling maken zich de organisators der spelen of beter
nog het sportbeoefenend menschdom in 't algemeen
van de plastische kunst. Het antwoord kan dan niet
anders zijn, slechts een soort impressionistische kunst
met een buitengewoon geprononceerde aandacht voor
wat wij in de schilderkunst „het geval" plegen te
noemen zal den Olympisch-geïnteresseerden mensch
van belang voorkomen.
Slechts dergelijke uitingen en een sterk naturalistisch
getinte allegorische schilderkunst dringt door tot hun
aandachtsfeer. Daarmee vervalt dan echter ook iedere
innerlijke waarde en iedere meer diepgaande beteeke
nis van een Olympische kunsttentoonstelling, ook al
moge uit de volgende beschouwingen bijlken, dat er
afzonderlijk genomen en uit zuiver artistiek standpunt
bekeken, nog heel wat kan worden gewaardeerd.
Het meest beantwoordend aan het weliswaar niet uit
gesproken doel n.l. een kunst van een gemakkelijk aan
sprekende visueel te genieten schoonheidsopenbaring,
zonder veel diepte, zonder veel geestelijke beteekenis,
maar aangenaam om te zien en belangstellend en wel
willend te aanvaarden, dit bracht ons ongetwijfeld in
den meest beschaafden vorm de Engelsche afdeeling.
Onze ver-Engelschte landgenoot Van Anrooy die een
goed gelijkend portret van Sir Henry Deterding schil
derde diens roode frack gaf blijkbaar de doorslag
inzake Olympische idee! de heeren A. J. Munnings,
Sir John Lavery en William Orpen, alle kopstukken
van de beroemde Royal Academie, en meerdere
hebben werken ingezonden, die, naar den aard van
de bekende Studio-publicatie's, langzamerhand een
zekere vermaardheid hebben gekregen. Bij de groote
massa natuurlijk om de beschaafde vlotte voordracht,
bij de kleine groep van kunstminnaars meestal om hun
nimmer eindigende oppervlakkigheid.
Een uitzondering moet worden gemaakt voor William
Crpens's bekende Jager met Sneeuwhoen, inderdaad
een knap schilderij dat de bezonken kwaliteiten van
stukken der Oud Hollandsche meesters bezit.
Een aardige serie kleurhoutsneden is verder de
Sportalmanak van den eveneens bekenden William
Nicholson, een houtsnijder wiens productie wel werd
vergeleken met de vroegere prenten van onzen land
genoot Jessurun de Mesquita. Vooral prenten als
Boating, Coaching, Racing en Skating zijn met fraai
gedrukte dichtregels van Kipling zuivere en zeer sym
pathieke stukjes grafische kunst.
Enkele vlotte lithografiën van Psences Pryce, o.a. een
IJsbeerenjacht Olympisch idee van de Noordpool
treffen door 'n verzorgde, vlotte, zij het niet zeer
diepgaande, behandeling. Een aantal goede illustraties,
enkele ontwerpen voor Affiches en ten slotte een
eenigszins onder invloed van het lummnisme geschil
derde „Forellenbeek" van Harold Speed (ik mis echter
volkomen het verband met de Olympisch idee) be-
hoorende tot het meest vermeldenswaardige wat door
de Engelschen werd ingezonden.
De Nederlandsche afdeeling maakt hier zeker niet het
slechtste figuur, ook al blijft ze als geheel beneden het
peil van onze tegenwoordige schilderkunst. Van de
beeldhouwers is er vrijwel niets, enkele fraaie medail
les van Bolle en Van der Hoef niet medegerekend. De
architecten weigerden en bloc hun medewerking. Er
is dus geen moderne Ned. bouwkunst in foto's ver
tegenwoordigd, behalve dan een aantal zeer goede af
beeldingen van het nieuwe stadion van Jan Wils.
Van de schilders dienen vooral genoemd Jan Sluyters
roet z'n bekende Negerbokser en een Atleet. De prach
tige ruiters van Isaac Israëls, het uitnemende portret
van kolonel De Visser op z'n zeiljacht door Jaap Wey-
and een spontaan en vlot geschilderd portret door
den knappen Bergenschen kunstenaar verder 't be
kende Badhuis door C. Huidekooper uit de collectie
van het Sted. Museum en verdereen aantal
mediocre werken, waar een meer of mindere talentvolle
handigheid in is ten toongespreid, doch waarvan de
kunstwaarde ons geen oogenblik in verrukking kan
brengen.
Ik zou zoo kunnen doorgaan met een opsomming van
vele kolommen lengte, doch mij ontbreekt de opge
wektheid tot zulk een tentoonstellingreportage.
Slechts aan belangstellenden zij deze raad gegeven bij
een eventueel bezoek aan het A'damsche museum: zet
goed uw oogen open en zijt critisch in uw waardee
ringen. Met deze beide eigenschappen bewapend zult
gij zeker in staat zijn, de hier en daar in de groote
massa schuil gaande kunstwerken te ontdekken. Maar,
laat gij bij voorbaat uw illusie's thuis omtrent de
wederzijdsche veredeling van kunst en sport!
A. VAN DER BOOM.
zich zoo ontzettend snel kunnen vermenigvul
digen, n. 1. door de ongeslachtelijke voortplanting,
waaraan elk exemplaar deelneemt. We moeten nu, al
vorens tot bijzonderheden over te gaan, nog enkele
dingen, die ongetwijfeld interessant zijn, uit het leven
dezer luizen naar voren brengen. Zij zullen er toe bij
dragen haar verschijning op de planten beter te be
grijpen en de beste bestrijdingsmethoden leeren vinden.
Ik geef als voorbeeld het leven van een bladluis, dat
niet te ingewikkeld is.
Uit eieren, die op boomen en heesters aan scheuten, in
schorsspleten, of tusschen knopschubben overwinteren,
komen in het voorjaar en bij zacht weer soms al in den
winter als ongevleugelde moederluizen te voorschijn,
die zonder bevruchting levende jongen ter wereld
brengen. Wij noemen deze de stammoeders der ver
schillende generaties, die haar zullen volgen.
Spoedig na haar geboorte zijn deze jonge luizen, die
men wel aanduidt met den naam voedster, in staat zich
op gelijke wijze als de stammoeder voort te planten. Bij
sommige bladluissoorten kunnen we dit „spoedig"
beter in minuten dan in uren aangeven! Tijdens den
zomer krijgen eenige voedsters vleugelstompjes en na
enkele vervellingen zien we haar tot gevleugelde
exemplaren ontwikkeld.
Deze gevleugelde luizen verplaatsen zich naar andere
planten en worden daar de stichters van nieuwe kolo
nies. Ook de volgende generaties bestaan uit gevleu
gelde dieren. Gebrek aan voedsel schijnt het optreden
vejn gevleugelde exemplaren te bevorderen, hetgeen
verklaarbaar zou zijn, want alleen verplaatsing be
hoedt de soort voor uitsterving als het voedsel op een
plant te krap wordt.
Tegen den winter verschijnt een generatie, bestaande
uit mannetjes en wijfjes, waarvan de laatste na be
vruchting een enkel hard, meestal donker (blauw) tot
zwart wordende eitjes legt, dat de invloeden van den
winter goed kan verdragen. Van doodvriezen bij
strenge vorst, waarover nog altijd door vele wordt ge
sproken, is geen sprake. We mogen ons hierop dus
niet verlaten, maar zorg dragen, dat uit dit winterei
in het voorjaar geen stammoeder kan ontstaan. Op
houtige gewassen is vruchtboomcarbolineum het toe te
passen bestrijdingsmiddel.
Op de Algem. Vergadering van aandeelhouders der
N.V. D. Hogenbirk's Zoon Ijzer en Staalindustrie
van hier is de aftredende commissaris, de heer C. W.
de Visser, weder als zoodanig herkozen. Verder werd
op deze vergadering de balans en verlies en winst
rekening goedgekeurd.
Zondagmiddag en Dinsdagmiddag hebben er in ons
dorp wervelwinden plaats gehad. Zondag op het wei
land van Uitendaal. Het hooi dat daar uitgespreid lag
werd plots op een plek als het ware opgezogen. De
wervelwind verplaatste zich naar Oostelijke richting
en op den Brederodeweg gekomen, was een wielrijder
het slachtoffer. Hij werd van de fiets geslingerd terwijl
zijn hoed na een enorme hoogte bereikt te hebben in
het bosch verdween.
Dinsdagmiddag iets dergelijks op de Brederodelaan.
De wervelwind had daar een grootere omvang en een
dichte groote rookzuil, bestaande uit stof en zand,
woei recht naar boven. Het gezicht had veel weg van
een vuurspuwende berg.
Op de Duinlustweg te Overveen is weer eens een auto
tegen een boom gereden. De auto werd zwaar bescha
digd en moest op sleeptouw genomen worden. Van de
vier inzittenden werden er twee licht gewond.
Op den tamelijken smallen Korte Zijlweg wilde
een auto een ander vooruit rijden en passeerde hem.
De chauffeur van dien wagen keek echter niet of hij
daarvoor wel ruimte had. Deze was niet groot genoeg
daar op de plaats waar beide auto's elkaar wilden pas-
seeren een 15-jarig meisje op de fiets reed. Natuurlijk
werd zij het slachtoffer van deze onoplettendheid en
werd aangereden. Met een gebroken been werd zij
per ziekenwagen naar het gasthuis vervoerd. Tegen
den woesten rijder is proces-verbaal opgemaakt.
De heer P. Bleijendaal was met zijn vriend uit roeien
gegaan. Hij was te Nijmegen en ze bevonden zich op
den Rijn. Door een draaikolk werd de boot gegrepen
en naar beneden getrokken. Beide inzittende trachten
zich nog te redden maar tevergeefs. De Rijn eischte
wederom twee slachtoffers op. De heer P. Bleijendaal
alhier woonachtig had zeer vele vrienden en kennis
sen. Daardoor heeft zijn heengaan velen terneer
geslagen.
Vorige keer zagen we, hoe het mogelijk is, dat de blad-