Plaatselijk Nieuws
Bouwkunst
Allerlei
Onze Plantendokter
Onbeantw<
HAARLEII
BIJKANTOOR:
ZATERDAG 11 AUG.
Onze wekelijksche tocht door de gemeente bracht ons
Donderdag op de nieuwe aanwinst van de wijk Over-
veen: de Kweekerij 't Blommeke, gelegen aan de Juli-
analaan, daar in de diepte achter het Binnenpad,
schuin over het wachthuisje der tram. Een vriendelijke
jonge dame in hooge kaplaarzen en bontmantel ont
ving ons en leidde ons rond. Het is mej. Joles, die met
den heer Van Velzen en een werkkracht voor de ad
ministratie in den vorm eener maatschap dit nieuwe
en blijkbaar met veel energie aangepakte bedrijf
leidt, op terreinen van den heer Janssen, die langen
tijd braak hebben gelegen, maar na te zijn diep-
gespit en beplant weder een lust voor de oogen
zullen worden. Deze kweekerij heeft al dadelijk bi
zonder veel werk gemaakt van Cactussen en Phylo-
cactussen, Sedums en heisoorten en wij kunnen alle
minnaars van deze grillige en toch stijlvolle planten
aanraden eens een kijkje te gaan nemen. Men zal er
vooral vóór 12 uur zeker welkom zijn. Er kan en moet
in Bloemendaal nog veel meer gedaan worden aan oor-
deelkundigen en artieken tuinaanleg. Wie er niet tegen
opziet zijn grond door verbetering en wijziging aan
te passen aan de planten, die hij ter verfraaiing van zijn
terrein wil benutten, kan in ons hoog en laag schoone
effecten bereiken. Het ongetwijfeld artistiek advies
en de vakkennis van mej. J. en den heer v. V. kunnen
daarbij goede diensten bewijzen. De aardige en ge
heel met dit soort bedrijf strookende geest, die er
heerscht, wordt goed gedemonstreerd door het gul
den woord van Guido Gezelle, dat op het bloemen-
vloeipapier van deze kweekerij is gedrukt: ,,Mij
spreekt de blomme een Tale", Wij wenschen gaarne
dezen nieuwen nijveren in onze gemeente in hun lief
lijken arbeid groot succes toe.
Gisterochtend is vlak voor den ingang van het Prov.
Ziekenhuis alhier een ernstig ongeluk gebeurd.
Men is bezig met het leggen van rioleeringsbuizen.
Daartoe worden vlak naast den weg diepe geulen in
den grond gegraven.
Omstreeks halftwaalf was een 25-jarige werkman, af
komstig uit Assendelft, met het graafwerk bezig, toen
plotseling een hoeveelheid zand verschoof, waar
onder hij bedolven werd. Men begon hem uit te gra
ven, doch het duurde wel tien minuten eer men den
ongelukkige had bevrijd. Hij was bewusteloos. Onder
leiding van een dokter van het Prov. Ziekenhuis werd
kunstmatige ademhaling toegepast, terwijl ook injec
ties werden gegeven. Dit alles mocht echter niet meer
baten.
Met den bouw van het nieuwe clubhuis der Voetbal
club Bloemendaal" schiet men flink op. Vrijdag is
men aan de overkapping begonnen. Ter gelegenheid
daarvan had men de Ned. driekleur op het gebouw
gezet.
Wij lezen in het Bouwkundig weekblad „Architectura
het volgende over het product van bouwerskunst,
waarmee Haarl. Dagblad de Gr. Houtstraat ontsiert:
..Goede lijn behoeft geen krant", door H. T. Z. De
in dit nr. gereproduceerde „fraaie moderne gevel" ont-
leenen wij aan het Haarlem's Dagblad.
Wij zouden met de titelvariant op een oud woord heb
ben kunnen volstaan, ware het niet, dat deze publica
tie niet op zich zelf staat, maar deel uit maakt van
een stelselmatig reclamecampagne, zooals die in de
plaatselijke Haarlemsche pers voor eenige „enfants
chéris" wordt gevoerd.
..Van dezelfde hand" verscheen o.a. de „verbouwing'
van het Oude Spaar-en-Hout, die o.a. aanleiding was
tot een request van het B.N.A. bestuur aan B. W.
van Haarlem, met het normale gevolgd.i. zónder.
Wanneer wij zien wat in andere steden althans ge
tracht wordt te bereiken, dan kan Haarlem zich alléén
in inwonerstal Hollands 5e stad noemen.
Omgeven door een gordel van welig-tierende specu-
latiebouw, waaraan alle neiging tot architectuur
vreemd is, blijkt langzamerhand ook de oude binnen
stad niet meer veilig te zijn.
En allerminst behoorde men hier te vinden, wat in
een plattelandsgemeente begrijpelijk is, in een rijk
centrum als Haarlem onvergeeflijk is: ondeskundige
'publieke voorlichting door de pers, voorlichting die
slechts de moeite neemt op geregelde tijdstippen werk
aan te prijzen, dat den toets van de meest elementaire
critiek niet kan doorstaan.
Ja, er is een Schoonheidscommissie, althans
er is een besluit tot het instellen daarvan, zoodat mag
worden aangenomen, dat deze in „vèr-gaanden staat
van wording" verkeert.
Voor welke moeilijkheden deze zich in een oude stad
met dergelijke publieke voorlichting geplaatst zal zien,
moge echter blijken uit de toelichting, waarmee het
H. Dagbl. den volke vertelt van de sublieme wijze
waarop het bouwkunstig wel en wee van de Spaarne-
stad in dezen wordt gediend.
Het „oude patriciërshuis" werd oorspronkelijk niet
verbouwd „ter wille van de traditie en het eenvoudige
maar waardige uiterlijk van het huis".
Dan rijpen echter plannen voor een afdoende ver
bouwing: „toen het plan eenmaal zoover gekomen
was, bleek het onmogelijk den ouden gevel nieuw te
herbouwen: het uiterlijk zou in strijd gekomen zijn met
het gemoderniseerde innerlijk".
Geen nood, de bouwmeester ontwierp, wie had
het anders verwacht? een fagade, die „als staal van
moderne bouwkunst geenszins voor den antieken
gevel behoeft onder te doen". Q. E. D.
Met dat al zie ik den dag nabij, waarop de kring
Haarlem van den B.N.A. zal blijken ontaard te zijn
in een oudheid-minnend college, dat liever bewaart
en conserveert, dan dat het dergelijke „imposante'
bouwwerken ziet „stichten".
De Kennemer Jeugdherberg.
Verschenen is „De Kennemer Jeugdherberg" orgaan
van de Kennemer Ver. voor Jeugdherbergen. Het be
stuur schrijft:
HERBERGSHEIL!
Bij het aankomen aan de Jeugdherberg van be
stemming begroeten onze Duitsche vrienden de wach
tenden met een „Frei Heil" of „HerbergsheilZoo
ook willen wij ons mededeelingsblad, dat naar behoefte
zal verschijnen, met dezen frisschen klank verwel
komen.
Moge het er toe bijdragen, dat binnen niet te langen
tijd in onze omstreken een J. H. zal verrijzen, die
scholieren, rijpere jeugd en natuurvrienden in staat zal
stellen een prettig en droog onderdak op hun reizen
te vinden, genietend van zee en duinen, zon en lucht,
en niet te vergeten onze oude Spaarnestad.
Hiernaar zullen wij streven, dat zij de steenmassa's
ontvluchten, dat onderwijzers er meer met de aan hun
zorg toevertrouwde jongeren op uittrekken, en dat de
jeugd uiting kan geven aan haar verlangen om zich
te bewegen, te „wandern".
Dit werk rust op de neutraliteitsgedachte. Niet de
neutraliteit, die bedekt een bestaande of niet-bestaande
Orde wil handhaven of propageeren, ook niet neu
traliteit. waarbij elke richting als richting is vertegen
woordigd en de leidende personen er naar streven hun
beweging de grootst mogelijke zeggenschap te ver
zekeren, neen, de neutraliteit bij het J. H. werk eischt
slechts toewijding en opoffering voor de Jeugd van
heel ons Volk.
En hieraan is zedelijk verplicht ieder mee te werken,
die den jongeren nog zang en spel. dans en blijdschap
gunt, en frisch genoeg is de verlangens der jeugd te
waardeeren.
Wij vertrouwen op den krachtigen steun van ons
allen, die moreel of financieel in staat zijn, ons mooie
werk te helpen opbouwen.
De heer C. Sipkes schrijft over:
JEUGDHERBERGEN EN NATUURSTUDIE.
Natuurstudie, en ik bedoel hiermede uitsluitend de
populaire natuurstudie, wordt in ons land beoefend
door de leden van de Ned. Natuurhistorische Vereeni-
ging en die van den Ned. Jeugdbond voor Natuur
studie, verder nog door enkele leden van kleinere
clubs uit andere vereenigingen. De studie van de
wetenschappelijke werkers kan ik hier buiten laten.
Van de Jeugdherbergen maken gebruik de leden van
jeugdvereenigingen, jongere kampeerders, in Duitsch-
land ook schoolkinderen met den leeraar, enz.
Evenals er onder de eerst categorie een aantal zijn,
die meer de ontspanning zoeken van de excursie's en
kampen, zonder dat van „studie" gesproken kan
worden, zijn er onder de tweede, die meer intensief
notitie nemen van plant, dier of landschap.
't Is ook geen wonder, dat het verblijf in de natuur,
het dagelijks ontmoeten van planten en dieren, bij een
aantal trekkers de belangstelling doet ontwaken voor
wat groeit en bloeit en eveneens zijn er veel natuur
liefhebbers gekomen, uit den aard der zaak meer on
der de jongeren dan onder de ouderen, die de kam-
peersport beoefenen, die in de jeugdbeweging zitten
en die tot de „trekkers" gerekend kunnen worden.
In het landelijk comité zit als voorzitter de oud-voor
zitter van den Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie en
op de vergaderingen over het Jeugdherbergwerk zien
we talrijke gezichten van jongere natuurliefhebbers.
Ook in het bestuur der Algemeene Ned. Kampeer-
vereeniging zitten een aantal personen uit de natuur
historische wereld.
Op die wijze wordt een prettige band gelegd tusschen
twee categoriën van menschen, die toch beiden de
liefde voor het buitenleven, voor mensch, dier en
plant, gemeen hebben.
Het zou verkeerd zijn ze geheel te vereenzelvigen.
Onder de trekkers zijn er zeer velen, die de „studie"
van de natuur als zoodanig niet wenschen te beoefe
nen, die hun liefde in de eerste plaats verpand hebben
aan geheelonthouding, een maatschappelijk ideaal, een
of ander -isme.
Onder de natuurliefhebbers zijn er zeer velen, die zich
weinig of niet verwant voelen aan de bloothoofdige
idealisten en kampeerders.
De Jeugdherbergen, die bedoeld zijn voor allen, die op
eenvoudige wijze hun tochten wenschen te maken, in
de eerste plaats voor de jongeren, doch mogelijk ook
voor oudere trekkers, vormen een prachtig terrein
tot wederzijdsch begrijpen en waardeeren van beide
groepen, zooals we verwachten kunnen dat alle sa
menwerking tusschen verschillende stroomingen, hoe
veel strijd en onaangenaamheden deze ook met zich
meebrengt ten slotte deze goede uitwerking heeft.
Mogen in de toekomst de jeugdherbergen velen de
oogen openen voor het mooie van de Natuur en de
opvoedende beteekenis van het buitenleven.
Centrale Commissie voor Uitzending van
Nederlandsche Kinderen naar Buiten.
Dezer dagen werd te Utrecht in het Centraal Labora
torium voor de Volksgezondheid onder leiding van
Dr. N. M. Josephus Jitta gehouden de Algemeene Ver
gadering der Centrale Commissie voor Uitzending van
Nederlandsche Kinderen naar Buiten.
De Voorzitter begon met een warm woord hulde te
brengen aan de nagedachtenis van Dr. Levedag, die
kort na de laatste Algemeene Vergadering plotseling
kwam te overlijden en herdenkt het overlijden van
Dr. Dekker, den stichter der Centrale Commissie.
Tot leden der C.C. werden herbenoemd, Mevr. de
Wed. A. KouwenaarStumpff, Mevr. A. CarpLu-
cardie. Mevr. Dr. Chr. Bader en de heeren W. F. van
Voorst, Rector H. A. C. M. Wennen, Jan A. van
Zutphen, Dr. J. M. Hamelberg, Dr. R. N. M. Eykel
terwijl in de plaats van Dr. De Vries werd benoemd,
Mevr. S. KloostermanHendriks te Leeuwarden.
Tot leden van het Dagelijksch Bestuur werden her
kozen Jonkvr. H. J. van Panthaleon Baronesse van
Eek, Dr. J. J. Pigeaud en Dr. J. Ph. Elias, terwijl als
zoodanig werd gekozen de heer J. Dauwes Jr. te Am
sterdam in plaats van Mevr. Mr. C. Frida Katz, die
bedankt had.
Het verslag van den Secretaris over 1927 werd
na eenige discussie goedgekeurd, eveneens de reke
ning van den Penningmeester over dat jaar.
De Voorzitter deelde mede, dat uit het verhandelde
in den Amsterdamschen Gemeenteraad is gebleken,
dat er wel hoop bestaat op hernieuwing der subsi-
dieering van onze gezinsverpleging. Hij betreurt het
dat de schijn gewekt wordt alsof er antagonisme be
staan zou tusschen koloniehuis en gezinsverpleging,
welke toch naast elkaar behooren te bestaan in het
belang van het zwakke kind. Terwijl het aantal uit
gezonden kinderen in 1927 4061 bedroeg zal dit over
1928 ruim 3000 bedragen.
Alle noodzakelijke of wenschelijk gebleken verbeterin-
aen in de gezinsverpleging zijn aangebracht, t. w.
medisch toezicht op de gezinnen der pleegouders,
onderzoek van drinkwater waar dit noodzakelijk bleek
en dat wat betreft het apart slapen der kinderen het
welk in bijna alle gezinnen is doorgevoerd, terwijl die
enkele gezinnen waar dat nog niet het geval is, slechts
bezet worden door ook thuis samenslapende broertjes
of zusjes en met uitdrukkelijk goedvinden der uit
zendende Comité's welke uitzonderingen echter in '29
qeheel zullen komen te verdwijnen.
Het kinderherstellingsoord te Didam was dezen zomer
geheel bezet: door enkele roodvonkgevallen moesten
de kinderen van de laatste groep één week langer
blijven.
De Secretaris-Penningmeester deelde nog mede, dat
teneinde toch eenigszins te voldoen aan de wenschen
van Amsterdamsche ouders, om hun kinderen in ge
zinnen ondergebracht te krijgen van het voorstel der
Centrale Commissie om een 160-tal Amsterdamsche
kinderen dan maar zonder Gemeentelijk subsidie naar
gezinnen uit te zenden, door het PI. Comité te Amster
dam en Amsterdamsche ouders met graagte gebruik
gemaakt; weliswaar ging dit met groote finantieele
offers van de zijde der C. C. gepaard, echter mochten
wij van enkelen giften voor dit speciale doel ontvangen,
o.a. één van 1Ö00.
Vorige keer hebben we de spinnende plantenmijten
leeren kennen, die door de practici gewoonlijk spint
worden genoemd, waarmee zij overigens zoowel de
diertjes als de beschadiging aanduiden. Er bestaan
echter nog enkele andere mijten, die ten deele bekend
zijn als parasieten van verschillende plantensoorten,
Een groep dezer mijten is bekend onder den geslachts
naam Tarsonemus. Slaan we een deel van den „bijbel"
der phytopathologen, dat zijn de plantenziektenkun-
digen, op, n.l. het „Handbuch der Pflanzenkrankheiten
van Sorauer, dat is uitgegroeid tot een vijftal dikke
boeken van groot formaat met een 3000 bladzijden, dan
vinden we daarin verschillende soorten van deze
mijten kort beschreven.
Het ligt natuurlijk geenszins in onze bedoeling deze
hier zelfs maar te noemen, maar ik haal dit werk
slechts aan om te laten uitkomen, hoe omvangrijk de
plantenziektenkundige wetenschap in vrij korten tijd
wel is geworden. Geen wonder, dat nagenoeg nie
mand dit groote gebied ook maar globaal meer kan
omvatten en dat er vele specialisten zijn gekomen, die
elk een onderdeel dezer wetenschap beoefenen
Toch weten we juist omtrent de mijten, van het ge
slacht Tarsonemus nog heel weinig, afgezien van enke
le soorten. Een zoo'n onvoldoende bekende is een mijt,
die in verschillende culturen de bladbegonia's Gloxi
nia's, Gesneria's en meer dergelijke dikbladige kas
planten, die ook als kamerplanten worden verkocht,
aantast. De bladeren worden dan aan de onderzijde
roestkleurig, de bladranden krullen naar boven om,
de jonge bladeren groeien niet uit en de geheele plant
staat in haar groei weldra stil. Bij heliotroop en enkele
andere planten ziet men de beschadigde bladeren wel
dra afvallen.
Het is een heele toer met een vergrootglas een of
meer der licht gekleurde, zeer kleine mijten te vinden,
zoodat het schijnt, dat slechts een gering aantal dezer
mijtensoort de ernstige beschadiging kan veroorzaken.
Geen wonder, dat de kweekers eerder aan een cultuur-
fout dachten dan aan een parasiet.
Toch bleek, dat men door herhaalde onderdompeling
.der zieke planten in een oplossing van 1 tabaksex-
.tract uit den handel in water verbetering kan ver
krijgen. Mocht een der lezers dus gelijksoortig be
schadigde planten bezitten, dan weet hij nu wat te
doen,
Niet alleen de planten in onzen tuin worden aange
tast door slakken, maar ook die in kamer en serre
worden wel eens het slachtoffer harer vraatzucht.
Meestal zijn het kleine slakjes, die we binnenshuis
vinden, hetzij jonge dieren der meest gewone tuin-
slak of een kleine soort. Het resultaat ten opzichte
onzer planten blijft echter gelijk, zoodat het noodig is
er onze aandacht aan te geven.
Ik kom nu niet terug op de levenswijze der slakken,
waarvan ik alleen in herinnering breng, dat zij twee
slachtig zijn, zoodat elk exemplaar eitjes legt, waaruit
jongen komen, die na een zestal weken ook eitjes leg
gen, dat alle overwinteren en dat de slakken enkele
jaren oud kunnen worden. Zij leven op vochtige plaat
sen en zijn door haar lichaamsbouw op vocht aange
wezen, zoodat zij in vochtige zomers het talrijkst zijn.
De eenvoudigste methode om slakken in huis te
vangen, is ongetwijfeld het neerzetten van een scho
teltje met bier. De dieren worden door den geur aan
getrokken, drinken van de vloeistof, bedwelmen, val
len er in en verdrinken. Men kan ook slablaadjes of
een doorgesneden biet e.d. neerleggen en des morgens
de daarbij verzamelde slakken dooden.
Een andere minnaar van vochtige plaatsen en van
plantaardige kost is de pissebed of kelderzog. Deze
legt ook eitjes, n.l. het wijfje, die zij trouw bewaakt,
evenals gedurende eenigen tijd de kleine jongen, die
in den beginnen zelfs aan moeder vastgehecht blijven,
Het is zeker interessant dit eens waar te nemen! Men
moet dit maar eens onthouden tot volgend jaar Mei—
Juni.
De pissebedden houden het meest van jonge plantjes,
liefst pas ontkiemde, van sappige stengels en vruch
ten, maar ook van bloemen, waarin zij gaatjes bijten
en die zij afschaven. In kassen en op andere vochtige
plaatsen kunnen zij zeer talrijk worden en dan schade
van beteekenis aanrichten.
In de kamer en in de serre is de eenvoudigste wijze
van bestrijding het wegvangen bij een goed lokmiddel,
b.v. een biet, in de lengte doorgesneden en met de
snijvlakte naar beneden tusschen de planten gelegd.
Ook aardappels kunnen aldus dienen. Kuikens, kikvor-
schen en padden, die pissebedden eten, zal men in de
kamer wel niet willen houden.
ouden Kiek in de kerk altijd boven alles uit galmen.
De oude man was niet zoo verrukt van Jot's onverwachten
terugkeer als moeder de vrouw. Wat moest hij beginnen mat
zoo'n sloomen kostganger, wiens handen verkeerd stonden
voor alle werk? Het leek waarlijk de oude Jot niet meer;
wat een knuisten had die jongkerel gehad! Hij zou maar eens
met den burgemeester gaan spreken; mogelijk wist die een
baantje voor den ontslagen gevangene. „De ontslagen gevan
gene!", wat klonk dat verschrikkelijk. En dat was je eigen
bloed!
Toch zong de oude boer uit volle borst de Kerstliederen mee,
want hjj was niet kleinzeerig. Wat kwam, dat kwam, en 't
was nu Kerstmis en Jot was terug. Het was tenslotte toch
wel met een klein beetje trots, dat hij onder het zingen met
een schuinsch oog keek naar zijn slapenden zoon; de burge
meester en dominee en dokter hadden zoo hard voor de
gratie gewerkt en 't was toch iets heel bijzonders, dat de
koningin zich in eigen persoon met het wel en wee van
zjjn gezin had bemoeid.
's Avonds bij de wafels met chocola begon het Jot te be
nauwen. Ze hielden hem klaarblijkelijk voor een ander. Hij
begreep langzamerhand, dat de menschen, die hem nu als
hun kind behandelden, een zoon moesten hebben, die werke
lijk Jot heette en dat ze dien zoo toevallig juist verwachtten,
toen hij het dorp binnenstevende. En hij moest op dien heu-
schen Jot lijken.
Terwijl hij den éénen wafel na den anderen opkauwde,
dacht Jot er over, of hij niet het beste zou doen met het mis
verstand op te helderen. Maar de zekerheid, dat hjj dan on
middellijk in de barre kou weer op straat zou staan, zonder
anderen toevlucht misschien dan de brits onder den toren,
waar de veldwachter hem stellig zou opsluiten, hield hem van
een opheldering terug. Hij liet zich dit weldoen behageljjk
aanleunen en besloot, maar stil af te wachten, totdat men op
een of andere wijze uit den droom zou geraken.
En zoo aanvaardde hjj den nachtzoen van „Moeder", toen
die hem te bed had gebracht in een zindelijk vertrekje op
zolder, waar hij als een prins onder de dekens kon kruipen.
Hjj sliep zoo lang en zoo lekker, dat hij den volgenden och
tend, toen hij de menschen beneden al druk in bedoening
hoorde, zich nog eens omkeerde en een nieuw tukje begon,
't Was, of hij een schade van jaren moest inhalen, zoo over
mande hem de slaap.
Toen hij eindelijk klaar wakker werd door een hevig tumult,
begreep hij als bij ingeving, dat deze herrie hem gold.
Angstig dook hij onder de dekens, op het ergste bedacht.
Het was de burgemeester, die door zjjn onverwacht bezoek
het stille huisje van het echtpaar Kiek in opschudding bracht.
De burgemeester woonde op een naburig dorp en had van
de terugkomst van Jot nog niet gehoord, daar hjj met
zjjn auto onmiddellijk na het ontbijt rechtstreeks naar de
woning van Kiek was gereden. Zjjn gezicht stond bedrukt.
„U komt ons zeker feliciteeren?", zei de oude boer glunder.
Het hooge bezoek verzoende hem met de terugkomst van
Jot, die de oude Jot niet meer was.
„Helaas, neen!", antwoordde plechtig de burgemeester. „Ik
wou dat het waar was, vriend Kiek! Het spijt me, dat ik
jelui Kerstdagen bederven moet met een ongunstig bericht".
En met een gewichtig gebaar haalde hij een brief uit den
zak.
„Afwijzend beschikt!", bromde hij somber. „Jammer! we
hebben er allemaal zóó ons best voor gedaan."
De oude boer gaapte met open mond den burgemeester aan,
maar zijn vrouw stak ondeugend den vinger omhoog en zei
oolijk:
„De burgemeester is net te laat met zjjn grapje. Jot zelf
is u al voorgeweest. Nou, maar 't is toch aardig, dat u ons
even wou beetnemen, alvorens met de verrassing te komen.
Is dat de brief, waar de gratie in staat? Heeft de koningin
die nu zelf geschreven?"
„Nu begrijp ik er niets meer van", zei de burgemeester en
plofte onthutst op een stoel neer. „Jot zelf gekomen? On
mogelijk! Hier staat duidelijk, dat
„Maar hjj ligt boven te bed!", kirde het vrouwtje verrukt.
Het gezicht van den burgemeester werd ernstig. „Daar moet
ik het mijne van hebben!", bromde hij barsch.
De vermeende Jot was dadelijk door de mand gevallen, toen
de burgemeester hem ondervroeg. Hjj stamelde een paar voor
den burgemeester onbegrijpelijke woorden en barstte in snik
ken uit.
„Ik kon er niks aan doen!", riep hij uit en wentelde zich wan
hopig op de andere zijde. Zijn blik viel op de Zondagsche
kleeren, die voor het bed op de stoel hingen. En hij rook de
lucht van gebraad, die door de reten van den vloer naar de
zoldering opsteeg. En opnieuw begon hij te huilen.
„Een oplichter ben je; een onbeschaamde rekel!", bulderde de
burgemeester. „Allo marsch! het bed uit. We zullen je leeren,
zulke oude menschen te bedriegen. Vertel op, hoe heet je,
waar woon je, wat doe je?"
Moeder Kiek zat intusschen beneden geluidloos te grienen, nu
zij alles begreep. Het was Jot niet; Jot zat nog in de gevan
genis, Jot moest nog zeven jaar zitten. Vijf jaar waren er
nog maar om van de twaalf en nu hadden ze gisterenavond
nog wel zoo vrooljjk Kerstmis gevierd. Wafels en chocola,
terwijl hun arme jongen daar in de gevangenis zat, op water
en brood!
Daar kwam de burgemeester binnen met den gewaanden Jot.
Krom en gebogen volgde het oude boertje.
„Ga zitten", zei streng de burgemeester. „En biecht op;
geef antwoord op alles wat ik je vragen zal. Maar pas op,
als je liegt; je straf zal er des te zwaarder om worden. Want
dat je voor zulk een oplichting naar 't tuchthuis gaat, be
grijp je toch zeker?"
Nu kreeg moeder Kiek een droevig verhaal te hooren. Geen
ouders, in 't wild opgegroeid, geen opvoeding genoten, tot
spot van de jongens geloopen, van den eenen baas naar den
anderen gestuurd, overal geplaagd en door 't oude personeel
tot baldadigheid aangezet om dan door diezelfde knechten
verklikt te worden. Ze lieten hem zich bedrinken en solden
dan met hem om tot hij kwaad werd; in drift had hij iemand
geslagen; had veertien dagen gezeten; was aan 't zwerven
geraakt; ziek geworden, en liep nu met lucifers."
,,'t Is mooi," zei de burgemeester en trommelde met zijn
vingers op tafel. „Wat moeten we nu met je doen?"
Onder het verhaal had vrouw Kiek maar al aan haar eigen
Jot moeten denken. Ze kon ze niet goed meer uit elkaar hou
den; de echte en de vermeende. En, zonderling, ondertusschen
speelde haar maar al door het hoofd, wat Dominee gister
avond in zijn preek had gezegd: „Wat gij gedaan hebt voor
één van deze mijn allergeringste broeders, hebt gij voor mil
gedaan!"
Moest deze stakkerd naar 't tuchthuis? Omdat hjj hun het
pleizier had geschonken, een oogenblik te denken, dat ze
hun Jot terughadden? Die Jot, dien ze nu nog zeven ja®r
zouden moeten missen, nu de gratie geweigerd was? Kijk
hem eens kijken; kon dit nu een slechte jongen zijn?
En in een opwelling uit het diepst van haar hart zei ze:
„Niet naar het tuchthuis met hem, burgemeester. Eén in
tuchthuis is al genoeg. Laat hem hier blijven, bij ons, de
zeven jaar tot de echte Jot thuiskomt. Zoolang mag hjj onze
Jot zjjn, nietwaar jongen?!"
En moederlijk streelde ze den verwezen stumper over 't haar-
Tot de kleine verdrietel:
derven, behoort onze er
blijven van brieven. Dez
zeer rechtvaardig. Al is
langer een zoo zeldzaai
dagen, waarin het schri
was, toch is het verzend
van beteekenis.
Briefwisseling is een
menschen in verkeer te
op één lijn met het a,
Uiterst onaangenaam is
doet, wanneer men iema:
van onze aanspraak not
beleediging en het moet
met een doove of met
maken, welke ons met d
zoent.
Op zichzelf kan onze p<
knoopen volmaakt onbe
liezen wij niets, zoo he
Wij maken een reisgenc
stukje natuur; wij vrage
het is; wij constateerer
het mooi weer is. In h«
de reisgenoot onze opm
de voorbijganger te haas
de buurman het mooie
onze wrevel over hun
van overgevoeligheid?
Wat is de grond van d
door het belang, dat or
antwoord ontgaat. Dit
van het mislukte gesprei
zijn, dat men ons geen
zelfrespect komt in het s
om als een te verwaarl
worden. Een zoodanig
het gezicht.
Er is in zulke gevallen i
Hoeveel te gegronder is
ons beroep op de belai
gaat, wanneer het aa:
voor ons van gewicht
om raad en steun in o
op een kritiek oogenblil
moed jegens hem uit. M
ons woord aandacht te
Nu gevoelen wij ons i
eigenwaarde, maar ool<
krenkt. Er moet opzet
Immers is het beantwoo
vraag zulk een kleine m
kost het antwoord te w
Geeft de verhouding tol
geen reden om aan opz
desnoods neutraal ten
grijpen wij zijn stilzwijg
van zijn gedrag verontr
zeker: ligt het aan ons, d
Wat kunnen wij hebber
Is er iets niet met ons
weten? Hebben wij onb<
vergrepen? Heeft men
dermate in opspraak gel
maatschappelijk verkeer
in onze vraag, iets afsi
onze houding, dat misnc
daad wel gesproken of
Droomen wij misschien
zinsbegoocheling? Is de
misschien plotseling ki
wekkende twijfel beslui
Hetgeen in het mondeli:
gen behoort, schijnt va
omgang. Te weinig ve
brief zich er in, dat d
mensch is. Wie een bi
medemensch met dezelfc
mensch aanspreekt. On
grievend in beide geval
VERHURING
BAKFIETSEN