Plaatselijk Nieuws Bouwkunst Allerlei Onze Plantendokter Onbeantw< HAARLEII BIJKANTOOR: ZATERDAG 11 AUG. Onze wekelijksche tocht door de gemeente bracht ons Donderdag op de nieuwe aanwinst van de wijk Over- veen: de Kweekerij 't Blommeke, gelegen aan de Juli- analaan, daar in de diepte achter het Binnenpad, schuin over het wachthuisje der tram. Een vriendelijke jonge dame in hooge kaplaarzen en bontmantel ont ving ons en leidde ons rond. Het is mej. Joles, die met den heer Van Velzen en een werkkracht voor de ad ministratie in den vorm eener maatschap dit nieuwe en blijkbaar met veel energie aangepakte bedrijf leidt, op terreinen van den heer Janssen, die langen tijd braak hebben gelegen, maar na te zijn diep- gespit en beplant weder een lust voor de oogen zullen worden. Deze kweekerij heeft al dadelijk bi zonder veel werk gemaakt van Cactussen en Phylo- cactussen, Sedums en heisoorten en wij kunnen alle minnaars van deze grillige en toch stijlvolle planten aanraden eens een kijkje te gaan nemen. Men zal er vooral vóór 12 uur zeker welkom zijn. Er kan en moet in Bloemendaal nog veel meer gedaan worden aan oor- deelkundigen en artieken tuinaanleg. Wie er niet tegen opziet zijn grond door verbetering en wijziging aan te passen aan de planten, die hij ter verfraaiing van zijn terrein wil benutten, kan in ons hoog en laag schoone effecten bereiken. Het ongetwijfeld artistiek advies en de vakkennis van mej. J. en den heer v. V. kunnen daarbij goede diensten bewijzen. De aardige en ge heel met dit soort bedrijf strookende geest, die er heerscht, wordt goed gedemonstreerd door het gul den woord van Guido Gezelle, dat op het bloemen- vloeipapier van deze kweekerij is gedrukt: ,,Mij spreekt de blomme een Tale", Wij wenschen gaarne dezen nieuwen nijveren in onze gemeente in hun lief lijken arbeid groot succes toe. Gisterochtend is vlak voor den ingang van het Prov. Ziekenhuis alhier een ernstig ongeluk gebeurd. Men is bezig met het leggen van rioleeringsbuizen. Daartoe worden vlak naast den weg diepe geulen in den grond gegraven. Omstreeks halftwaalf was een 25-jarige werkman, af komstig uit Assendelft, met het graafwerk bezig, toen plotseling een hoeveelheid zand verschoof, waar onder hij bedolven werd. Men begon hem uit te gra ven, doch het duurde wel tien minuten eer men den ongelukkige had bevrijd. Hij was bewusteloos. Onder leiding van een dokter van het Prov. Ziekenhuis werd kunstmatige ademhaling toegepast, terwijl ook injec ties werden gegeven. Dit alles mocht echter niet meer baten. Met den bouw van het nieuwe clubhuis der Voetbal club Bloemendaal" schiet men flink op. Vrijdag is men aan de overkapping begonnen. Ter gelegenheid daarvan had men de Ned. driekleur op het gebouw gezet. Wij lezen in het Bouwkundig weekblad „Architectura het volgende over het product van bouwerskunst, waarmee Haarl. Dagblad de Gr. Houtstraat ontsiert: ..Goede lijn behoeft geen krant", door H. T. Z. De in dit nr. gereproduceerde „fraaie moderne gevel" ont- leenen wij aan het Haarlem's Dagblad. Wij zouden met de titelvariant op een oud woord heb ben kunnen volstaan, ware het niet, dat deze publica tie niet op zich zelf staat, maar deel uit maakt van een stelselmatig reclamecampagne, zooals die in de plaatselijke Haarlemsche pers voor eenige „enfants chéris" wordt gevoerd. ..Van dezelfde hand" verscheen o.a. de „verbouwing' van het Oude Spaar-en-Hout, die o.a. aanleiding was tot een request van het B.N.A. bestuur aan B. W. van Haarlem, met het normale gevolgd.i. zónder. Wanneer wij zien wat in andere steden althans ge tracht wordt te bereiken, dan kan Haarlem zich alléén in inwonerstal Hollands 5e stad noemen. Omgeven door een gordel van welig-tierende specu- latiebouw, waaraan alle neiging tot architectuur vreemd is, blijkt langzamerhand ook de oude binnen stad niet meer veilig te zijn. En allerminst behoorde men hier te vinden, wat in een plattelandsgemeente begrijpelijk is, in een rijk centrum als Haarlem onvergeeflijk is: ondeskundige 'publieke voorlichting door de pers, voorlichting die slechts de moeite neemt op geregelde tijdstippen werk aan te prijzen, dat den toets van de meest elementaire critiek niet kan doorstaan. Ja, er is een Schoonheidscommissie, althans er is een besluit tot het instellen daarvan, zoodat mag worden aangenomen, dat deze in „vèr-gaanden staat van wording" verkeert. Voor welke moeilijkheden deze zich in een oude stad met dergelijke publieke voorlichting geplaatst zal zien, moge echter blijken uit de toelichting, waarmee het H. Dagbl. den volke vertelt van de sublieme wijze waarop het bouwkunstig wel en wee van de Spaarne- stad in dezen wordt gediend. Het „oude patriciërshuis" werd oorspronkelijk niet verbouwd „ter wille van de traditie en het eenvoudige maar waardige uiterlijk van het huis". Dan rijpen echter plannen voor een afdoende ver bouwing: „toen het plan eenmaal zoover gekomen was, bleek het onmogelijk den ouden gevel nieuw te herbouwen: het uiterlijk zou in strijd gekomen zijn met het gemoderniseerde innerlijk". Geen nood, de bouwmeester ontwierp, wie had het anders verwacht? een fagade, die „als staal van moderne bouwkunst geenszins voor den antieken gevel behoeft onder te doen". Q. E. D. Met dat al zie ik den dag nabij, waarop de kring Haarlem van den B.N.A. zal blijken ontaard te zijn in een oudheid-minnend college, dat liever bewaart en conserveert, dan dat het dergelijke „imposante' bouwwerken ziet „stichten". De Kennemer Jeugdherberg. Verschenen is „De Kennemer Jeugdherberg" orgaan van de Kennemer Ver. voor Jeugdherbergen. Het be stuur schrijft: HERBERGSHEIL! Bij het aankomen aan de Jeugdherberg van be stemming begroeten onze Duitsche vrienden de wach tenden met een „Frei Heil" of „HerbergsheilZoo ook willen wij ons mededeelingsblad, dat naar behoefte zal verschijnen, met dezen frisschen klank verwel komen. Moge het er toe bijdragen, dat binnen niet te langen tijd in onze omstreken een J. H. zal verrijzen, die scholieren, rijpere jeugd en natuurvrienden in staat zal stellen een prettig en droog onderdak op hun reizen te vinden, genietend van zee en duinen, zon en lucht, en niet te vergeten onze oude Spaarnestad. Hiernaar zullen wij streven, dat zij de steenmassa's ontvluchten, dat onderwijzers er meer met de aan hun zorg toevertrouwde jongeren op uittrekken, en dat de jeugd uiting kan geven aan haar verlangen om zich te bewegen, te „wandern". Dit werk rust op de neutraliteitsgedachte. Niet de neutraliteit, die bedekt een bestaande of niet-bestaande Orde wil handhaven of propageeren, ook niet neu traliteit. waarbij elke richting als richting is vertegen woordigd en de leidende personen er naar streven hun beweging de grootst mogelijke zeggenschap te ver zekeren, neen, de neutraliteit bij het J. H. werk eischt slechts toewijding en opoffering voor de Jeugd van heel ons Volk. En hieraan is zedelijk verplicht ieder mee te werken, die den jongeren nog zang en spel. dans en blijdschap gunt, en frisch genoeg is de verlangens der jeugd te waardeeren. Wij vertrouwen op den krachtigen steun van ons allen, die moreel of financieel in staat zijn, ons mooie werk te helpen opbouwen. De heer C. Sipkes schrijft over: JEUGDHERBERGEN EN NATUURSTUDIE. Natuurstudie, en ik bedoel hiermede uitsluitend de populaire natuurstudie, wordt in ons land beoefend door de leden van de Ned. Natuurhistorische Vereeni- ging en die van den Ned. Jeugdbond voor Natuur studie, verder nog door enkele leden van kleinere clubs uit andere vereenigingen. De studie van de wetenschappelijke werkers kan ik hier buiten laten. Van de Jeugdherbergen maken gebruik de leden van jeugdvereenigingen, jongere kampeerders, in Duitsch- land ook schoolkinderen met den leeraar, enz. Evenals er onder de eerst categorie een aantal zijn, die meer de ontspanning zoeken van de excursie's en kampen, zonder dat van „studie" gesproken kan worden, zijn er onder de tweede, die meer intensief notitie nemen van plant, dier of landschap. 't Is ook geen wonder, dat het verblijf in de natuur, het dagelijks ontmoeten van planten en dieren, bij een aantal trekkers de belangstelling doet ontwaken voor wat groeit en bloeit en eveneens zijn er veel natuur liefhebbers gekomen, uit den aard der zaak meer on der de jongeren dan onder de ouderen, die de kam- peersport beoefenen, die in de jeugdbeweging zitten en die tot de „trekkers" gerekend kunnen worden. In het landelijk comité zit als voorzitter de oud-voor zitter van den Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie en op de vergaderingen over het Jeugdherbergwerk zien we talrijke gezichten van jongere natuurliefhebbers. Ook in het bestuur der Algemeene Ned. Kampeer- vereeniging zitten een aantal personen uit de natuur historische wereld. Op die wijze wordt een prettige band gelegd tusschen twee categoriën van menschen, die toch beiden de liefde voor het buitenleven, voor mensch, dier en plant, gemeen hebben. Het zou verkeerd zijn ze geheel te vereenzelvigen. Onder de trekkers zijn er zeer velen, die de „studie" van de natuur als zoodanig niet wenschen te beoefe nen, die hun liefde in de eerste plaats verpand hebben aan geheelonthouding, een maatschappelijk ideaal, een of ander -isme. Onder de natuurliefhebbers zijn er zeer velen, die zich weinig of niet verwant voelen aan de bloothoofdige idealisten en kampeerders. De Jeugdherbergen, die bedoeld zijn voor allen, die op eenvoudige wijze hun tochten wenschen te maken, in de eerste plaats voor de jongeren, doch mogelijk ook voor oudere trekkers, vormen een prachtig terrein tot wederzijdsch begrijpen en waardeeren van beide groepen, zooals we verwachten kunnen dat alle sa menwerking tusschen verschillende stroomingen, hoe veel strijd en onaangenaamheden deze ook met zich meebrengt ten slotte deze goede uitwerking heeft. Mogen in de toekomst de jeugdherbergen velen de oogen openen voor het mooie van de Natuur en de opvoedende beteekenis van het buitenleven. Centrale Commissie voor Uitzending van Nederlandsche Kinderen naar Buiten. Dezer dagen werd te Utrecht in het Centraal Labora torium voor de Volksgezondheid onder leiding van Dr. N. M. Josephus Jitta gehouden de Algemeene Ver gadering der Centrale Commissie voor Uitzending van Nederlandsche Kinderen naar Buiten. De Voorzitter begon met een warm woord hulde te brengen aan de nagedachtenis van Dr. Levedag, die kort na de laatste Algemeene Vergadering plotseling kwam te overlijden en herdenkt het overlijden van Dr. Dekker, den stichter der Centrale Commissie. Tot leden der C.C. werden herbenoemd, Mevr. de Wed. A. KouwenaarStumpff, Mevr. A. CarpLu- cardie. Mevr. Dr. Chr. Bader en de heeren W. F. van Voorst, Rector H. A. C. M. Wennen, Jan A. van Zutphen, Dr. J. M. Hamelberg, Dr. R. N. M. Eykel terwijl in de plaats van Dr. De Vries werd benoemd, Mevr. S. KloostermanHendriks te Leeuwarden. Tot leden van het Dagelijksch Bestuur werden her kozen Jonkvr. H. J. van Panthaleon Baronesse van Eek, Dr. J. J. Pigeaud en Dr. J. Ph. Elias, terwijl als zoodanig werd gekozen de heer J. Dauwes Jr. te Am sterdam in plaats van Mevr. Mr. C. Frida Katz, die bedankt had. Het verslag van den Secretaris over 1927 werd na eenige discussie goedgekeurd, eveneens de reke ning van den Penningmeester over dat jaar. De Voorzitter deelde mede, dat uit het verhandelde in den Amsterdamschen Gemeenteraad is gebleken, dat er wel hoop bestaat op hernieuwing der subsi- dieering van onze gezinsverpleging. Hij betreurt het dat de schijn gewekt wordt alsof er antagonisme be staan zou tusschen koloniehuis en gezinsverpleging, welke toch naast elkaar behooren te bestaan in het belang van het zwakke kind. Terwijl het aantal uit gezonden kinderen in 1927 4061 bedroeg zal dit over 1928 ruim 3000 bedragen. Alle noodzakelijke of wenschelijk gebleken verbeterin- aen in de gezinsverpleging zijn aangebracht, t. w. medisch toezicht op de gezinnen der pleegouders, onderzoek van drinkwater waar dit noodzakelijk bleek en dat wat betreft het apart slapen der kinderen het welk in bijna alle gezinnen is doorgevoerd, terwijl die enkele gezinnen waar dat nog niet het geval is, slechts bezet worden door ook thuis samenslapende broertjes of zusjes en met uitdrukkelijk goedvinden der uit zendende Comité's welke uitzonderingen echter in '29 qeheel zullen komen te verdwijnen. Het kinderherstellingsoord te Didam was dezen zomer geheel bezet: door enkele roodvonkgevallen moesten de kinderen van de laatste groep één week langer blijven. De Secretaris-Penningmeester deelde nog mede, dat teneinde toch eenigszins te voldoen aan de wenschen van Amsterdamsche ouders, om hun kinderen in ge zinnen ondergebracht te krijgen van het voorstel der Centrale Commissie om een 160-tal Amsterdamsche kinderen dan maar zonder Gemeentelijk subsidie naar gezinnen uit te zenden, door het PI. Comité te Amster dam en Amsterdamsche ouders met graagte gebruik gemaakt; weliswaar ging dit met groote finantieele offers van de zijde der C. C. gepaard, echter mochten wij van enkelen giften voor dit speciale doel ontvangen, o.a. één van 1Ö00. Vorige keer hebben we de spinnende plantenmijten leeren kennen, die door de practici gewoonlijk spint worden genoemd, waarmee zij overigens zoowel de diertjes als de beschadiging aanduiden. Er bestaan echter nog enkele andere mijten, die ten deele bekend zijn als parasieten van verschillende plantensoorten, Een groep dezer mijten is bekend onder den geslachts naam Tarsonemus. Slaan we een deel van den „bijbel" der phytopathologen, dat zijn de plantenziektenkun- digen, op, n.l. het „Handbuch der Pflanzenkrankheiten van Sorauer, dat is uitgegroeid tot een vijftal dikke boeken van groot formaat met een 3000 bladzijden, dan vinden we daarin verschillende soorten van deze mijten kort beschreven. Het ligt natuurlijk geenszins in onze bedoeling deze hier zelfs maar te noemen, maar ik haal dit werk slechts aan om te laten uitkomen, hoe omvangrijk de plantenziektenkundige wetenschap in vrij korten tijd wel is geworden. Geen wonder, dat nagenoeg nie mand dit groote gebied ook maar globaal meer kan omvatten en dat er vele specialisten zijn gekomen, die elk een onderdeel dezer wetenschap beoefenen Toch weten we juist omtrent de mijten, van het ge slacht Tarsonemus nog heel weinig, afgezien van enke le soorten. Een zoo'n onvoldoende bekende is een mijt, die in verschillende culturen de bladbegonia's Gloxi nia's, Gesneria's en meer dergelijke dikbladige kas planten, die ook als kamerplanten worden verkocht, aantast. De bladeren worden dan aan de onderzijde roestkleurig, de bladranden krullen naar boven om, de jonge bladeren groeien niet uit en de geheele plant staat in haar groei weldra stil. Bij heliotroop en enkele andere planten ziet men de beschadigde bladeren wel dra afvallen. Het is een heele toer met een vergrootglas een of meer der licht gekleurde, zeer kleine mijten te vinden, zoodat het schijnt, dat slechts een gering aantal dezer mijtensoort de ernstige beschadiging kan veroorzaken. Geen wonder, dat de kweekers eerder aan een cultuur- fout dachten dan aan een parasiet. Toch bleek, dat men door herhaalde onderdompeling .der zieke planten in een oplossing van 1 tabaksex- .tract uit den handel in water verbetering kan ver krijgen. Mocht een der lezers dus gelijksoortig be schadigde planten bezitten, dan weet hij nu wat te doen, Niet alleen de planten in onzen tuin worden aange tast door slakken, maar ook die in kamer en serre worden wel eens het slachtoffer harer vraatzucht. Meestal zijn het kleine slakjes, die we binnenshuis vinden, hetzij jonge dieren der meest gewone tuin- slak of een kleine soort. Het resultaat ten opzichte onzer planten blijft echter gelijk, zoodat het noodig is er onze aandacht aan te geven. Ik kom nu niet terug op de levenswijze der slakken, waarvan ik alleen in herinnering breng, dat zij twee slachtig zijn, zoodat elk exemplaar eitjes legt, waaruit jongen komen, die na een zestal weken ook eitjes leg gen, dat alle overwinteren en dat de slakken enkele jaren oud kunnen worden. Zij leven op vochtige plaat sen en zijn door haar lichaamsbouw op vocht aange wezen, zoodat zij in vochtige zomers het talrijkst zijn. De eenvoudigste methode om slakken in huis te vangen, is ongetwijfeld het neerzetten van een scho teltje met bier. De dieren worden door den geur aan getrokken, drinken van de vloeistof, bedwelmen, val len er in en verdrinken. Men kan ook slablaadjes of een doorgesneden biet e.d. neerleggen en des morgens de daarbij verzamelde slakken dooden. Een andere minnaar van vochtige plaatsen en van plantaardige kost is de pissebed of kelderzog. Deze legt ook eitjes, n.l. het wijfje, die zij trouw bewaakt, evenals gedurende eenigen tijd de kleine jongen, die in den beginnen zelfs aan moeder vastgehecht blijven, Het is zeker interessant dit eens waar te nemen! Men moet dit maar eens onthouden tot volgend jaar Mei— Juni. De pissebedden houden het meest van jonge plantjes, liefst pas ontkiemde, van sappige stengels en vruch ten, maar ook van bloemen, waarin zij gaatjes bijten en die zij afschaven. In kassen en op andere vochtige plaatsen kunnen zij zeer talrijk worden en dan schade van beteekenis aanrichten. In de kamer en in de serre is de eenvoudigste wijze van bestrijding het wegvangen bij een goed lokmiddel, b.v. een biet, in de lengte doorgesneden en met de snijvlakte naar beneden tusschen de planten gelegd. Ook aardappels kunnen aldus dienen. Kuikens, kikvor- schen en padden, die pissebedden eten, zal men in de kamer wel niet willen houden. ouden Kiek in de kerk altijd boven alles uit galmen. De oude man was niet zoo verrukt van Jot's onverwachten terugkeer als moeder de vrouw. Wat moest hij beginnen mat zoo'n sloomen kostganger, wiens handen verkeerd stonden voor alle werk? Het leek waarlijk de oude Jot niet meer; wat een knuisten had die jongkerel gehad! Hij zou maar eens met den burgemeester gaan spreken; mogelijk wist die een baantje voor den ontslagen gevangene. „De ontslagen gevan gene!", wat klonk dat verschrikkelijk. En dat was je eigen bloed! Toch zong de oude boer uit volle borst de Kerstliederen mee, want hjj was niet kleinzeerig. Wat kwam, dat kwam, en 't was nu Kerstmis en Jot was terug. Het was tenslotte toch wel met een klein beetje trots, dat hij onder het zingen met een schuinsch oog keek naar zijn slapenden zoon; de burge meester en dominee en dokter hadden zoo hard voor de gratie gewerkt en 't was toch iets heel bijzonders, dat de koningin zich in eigen persoon met het wel en wee van zjjn gezin had bemoeid. 's Avonds bij de wafels met chocola begon het Jot te be nauwen. Ze hielden hem klaarblijkelijk voor een ander. Hij begreep langzamerhand, dat de menschen, die hem nu als hun kind behandelden, een zoon moesten hebben, die werke lijk Jot heette en dat ze dien zoo toevallig juist verwachtten, toen hij het dorp binnenstevende. En hij moest op dien heu- schen Jot lijken. Terwijl hij den éénen wafel na den anderen opkauwde, dacht Jot er over, of hij niet het beste zou doen met het mis verstand op te helderen. Maar de zekerheid, dat hjj dan on middellijk in de barre kou weer op straat zou staan, zonder anderen toevlucht misschien dan de brits onder den toren, waar de veldwachter hem stellig zou opsluiten, hield hem van een opheldering terug. Hij liet zich dit weldoen behageljjk aanleunen en besloot, maar stil af te wachten, totdat men op een of andere wijze uit den droom zou geraken. En zoo aanvaardde hjj den nachtzoen van „Moeder", toen die hem te bed had gebracht in een zindelijk vertrekje op zolder, waar hij als een prins onder de dekens kon kruipen. Hjj sliep zoo lang en zoo lekker, dat hij den volgenden och tend, toen hij de menschen beneden al druk in bedoening hoorde, zich nog eens omkeerde en een nieuw tukje begon, 't Was, of hij een schade van jaren moest inhalen, zoo over mande hem de slaap. Toen hij eindelijk klaar wakker werd door een hevig tumult, begreep hij als bij ingeving, dat deze herrie hem gold. Angstig dook hij onder de dekens, op het ergste bedacht. Het was de burgemeester, die door zjjn onverwacht bezoek het stille huisje van het echtpaar Kiek in opschudding bracht. De burgemeester woonde op een naburig dorp en had van de terugkomst van Jot nog niet gehoord, daar hjj met zjjn auto onmiddellijk na het ontbijt rechtstreeks naar de woning van Kiek was gereden. Zjjn gezicht stond bedrukt. „U komt ons zeker feliciteeren?", zei de oude boer glunder. Het hooge bezoek verzoende hem met de terugkomst van Jot, die de oude Jot niet meer was. „Helaas, neen!", antwoordde plechtig de burgemeester. „Ik wou dat het waar was, vriend Kiek! Het spijt me, dat ik jelui Kerstdagen bederven moet met een ongunstig bericht". En met een gewichtig gebaar haalde hij een brief uit den zak. „Afwijzend beschikt!", bromde hij somber. „Jammer! we hebben er allemaal zóó ons best voor gedaan." De oude boer gaapte met open mond den burgemeester aan, maar zijn vrouw stak ondeugend den vinger omhoog en zei oolijk: „De burgemeester is net te laat met zjjn grapje. Jot zelf is u al voorgeweest. Nou, maar 't is toch aardig, dat u ons even wou beetnemen, alvorens met de verrassing te komen. Is dat de brief, waar de gratie in staat? Heeft de koningin die nu zelf geschreven?" „Nu begrijp ik er niets meer van", zei de burgemeester en plofte onthutst op een stoel neer. „Jot zelf gekomen? On mogelijk! Hier staat duidelijk, dat „Maar hjj ligt boven te bed!", kirde het vrouwtje verrukt. Het gezicht van den burgemeester werd ernstig. „Daar moet ik het mijne van hebben!", bromde hij barsch. De vermeende Jot was dadelijk door de mand gevallen, toen de burgemeester hem ondervroeg. Hjj stamelde een paar voor den burgemeester onbegrijpelijke woorden en barstte in snik ken uit. „Ik kon er niks aan doen!", riep hij uit en wentelde zich wan hopig op de andere zijde. Zijn blik viel op de Zondagsche kleeren, die voor het bed op de stoel hingen. En hij rook de lucht van gebraad, die door de reten van den vloer naar de zoldering opsteeg. En opnieuw begon hij te huilen. „Een oplichter ben je; een onbeschaamde rekel!", bulderde de burgemeester. „Allo marsch! het bed uit. We zullen je leeren, zulke oude menschen te bedriegen. Vertel op, hoe heet je, waar woon je, wat doe je?" Moeder Kiek zat intusschen beneden geluidloos te grienen, nu zij alles begreep. Het was Jot niet; Jot zat nog in de gevan genis, Jot moest nog zeven jaar zitten. Vijf jaar waren er nog maar om van de twaalf en nu hadden ze gisterenavond nog wel zoo vrooljjk Kerstmis gevierd. Wafels en chocola, terwijl hun arme jongen daar in de gevangenis zat, op water en brood! Daar kwam de burgemeester binnen met den gewaanden Jot. Krom en gebogen volgde het oude boertje. „Ga zitten", zei streng de burgemeester. „En biecht op; geef antwoord op alles wat ik je vragen zal. Maar pas op, als je liegt; je straf zal er des te zwaarder om worden. Want dat je voor zulk een oplichting naar 't tuchthuis gaat, be grijp je toch zeker?" Nu kreeg moeder Kiek een droevig verhaal te hooren. Geen ouders, in 't wild opgegroeid, geen opvoeding genoten, tot spot van de jongens geloopen, van den eenen baas naar den anderen gestuurd, overal geplaagd en door 't oude personeel tot baldadigheid aangezet om dan door diezelfde knechten verklikt te worden. Ze lieten hem zich bedrinken en solden dan met hem om tot hij kwaad werd; in drift had hij iemand geslagen; had veertien dagen gezeten; was aan 't zwerven geraakt; ziek geworden, en liep nu met lucifers." ,,'t Is mooi," zei de burgemeester en trommelde met zijn vingers op tafel. „Wat moeten we nu met je doen?" Onder het verhaal had vrouw Kiek maar al aan haar eigen Jot moeten denken. Ze kon ze niet goed meer uit elkaar hou den; de echte en de vermeende. En, zonderling, ondertusschen speelde haar maar al door het hoofd, wat Dominee gister avond in zijn preek had gezegd: „Wat gij gedaan hebt voor één van deze mijn allergeringste broeders, hebt gij voor mil gedaan!" Moest deze stakkerd naar 't tuchthuis? Omdat hjj hun het pleizier had geschonken, een oogenblik te denken, dat ze hun Jot terughadden? Die Jot, dien ze nu nog zeven ja®r zouden moeten missen, nu de gratie geweigerd was? Kijk hem eens kijken; kon dit nu een slechte jongen zijn? En in een opwelling uit het diepst van haar hart zei ze: „Niet naar het tuchthuis met hem, burgemeester. Eén in tuchthuis is al genoeg. Laat hem hier blijven, bij ons, de zeven jaar tot de echte Jot thuiskomt. Zoolang mag hjj onze Jot zjjn, nietwaar jongen?!" En moederlijk streelde ze den verwezen stumper over 't haar- Tot de kleine verdrietel: derven, behoort onze er blijven van brieven. Dez zeer rechtvaardig. Al is langer een zoo zeldzaai dagen, waarin het schri was, toch is het verzend van beteekenis. Briefwisseling is een menschen in verkeer te op één lijn met het a, Uiterst onaangenaam is doet, wanneer men iema: van onze aanspraak not beleediging en het moet met een doove of met maken, welke ons met d zoent. Op zichzelf kan onze p< knoopen volmaakt onbe liezen wij niets, zoo he Wij maken een reisgenc stukje natuur; wij vrage het is; wij constateerer het mooi weer is. In h« de reisgenoot onze opm de voorbijganger te haas de buurman het mooie onze wrevel over hun van overgevoeligheid? Wat is de grond van d door het belang, dat or antwoord ontgaat. Dit van het mislukte gesprei zijn, dat men ons geen zelfrespect komt in het s om als een te verwaarl worden. Een zoodanig het gezicht. Er is in zulke gevallen i Hoeveel te gegronder is ons beroep op de belai gaat, wanneer het aa: voor ons van gewicht om raad en steun in o op een kritiek oogenblil moed jegens hem uit. M ons woord aandacht te Nu gevoelen wij ons i eigenwaarde, maar ool< krenkt. Er moet opzet Immers is het beantwoo vraag zulk een kleine m kost het antwoord te w Geeft de verhouding tol geen reden om aan opz desnoods neutraal ten grijpen wij zijn stilzwijg van zijn gedrag verontr zeker: ligt het aan ons, d Wat kunnen wij hebber Is er iets niet met ons weten? Hebben wij onb< vergrepen? Heeft men dermate in opspraak gel maatschappelijk verkeer in onze vraag, iets afsi onze houding, dat misnc daad wel gesproken of Droomen wij misschien zinsbegoocheling? Is de misschien plotseling ki wekkende twijfel beslui Hetgeen in het mondeli: gen behoort, schijnt va omgang. Te weinig ve brief zich er in, dat d mensch is. Wie een bi medemensch met dezelfc mensch aanspreekt. On grievend in beide geval VERHURING BAKFIETSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 6