\LACE
51Ki M JU WT i- I
ALGE M.NIEUWSenADVERTENTIEBLAD
VooRKENNEMECLAND en HAARLEM
EXPL^ADMINT^DR UKKER V T. TIMMER
DE QENE5TETWEG.23, BLOEMEND
UITGAVE NV* HET HIDDEN
Crêpe Schoenen
EFFECTEN -COUPONS
TRAUM
Boekhandel „Lectura"
Na de Vacantie
Plaatselijk Nieuws
Onze Plantendokter
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING
W. G. HOOGESTEIN
UD'S
\R GELEDEN
RST
LOEMENDAAL
1TI KELEN
TELEF. 220031
GIRO 30785
BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147
worden bij ons Vakkundig gerepareerd
VOOR RADIOTOESTELLEN
Bloemendaalscheweg 123 - Telef. 22874
L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10
Telefoon 12896 Opgericht 1898
Telefonisch Wn OOQTFA
aangesloten 11" CaCiaO "T
"A-
ZATERDAG 1 SEPT. 1928
22e JAARGANG No. 35
:M TELEFOON 1193?
t slechts 7
erette-film
ïllustreerd
in OSKAR
door ons
1i n g van
zangers
IE in ons
GRAMMA
ie-matinée
LEEFTIJD
kNDEL
13151
er blik f 1.25
blik f 1*40
blik f 1.60
ler blik f 1.30
ST
.er blik f 1.25
TELEFOON 22195
voor ik wegga!
rt. Want vader komt
or model!
gaan schilderen.
e gulden gegeven,
er uit, „dat is me nog
che gulden gegeven,
idrukkelijk. „In de 30
ik sta, heeft nog nooit
mijn handen kunnen
:t is een soort instinct
nakkelijk afgekomen?
U net gegeven, voor
rloge, dat ik zes jaar
zocht, en geen spoor
rek ik een vest aan,
t had en wat denk jc.
rdoor ik het verloren
vermiste vrouw ge'
:r uitzien zonder dia
:j eigenlijk een baard
iltijd zijn dassen zelf
ycVjpLOEkEHDAALSeiii
Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per halfjaar bjj vooruit
betaling vóór 1 Jan. of 1 Juli. Na dien datum verhooging van 0.15
incassokosten. Voor Indië en het Buitenland met verhooging der porto.
Losse nummers 0.10. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan.
kblad
Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting.
Kleintjes: Vraag- en Aanbod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop,
van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent uitsluitend bij
vooruitbetaling. Boven, onder of naast den tekst dubbel tarief.
OOK GEHEEL WISSELSTROOM
HOFJE VAN STOEL 10, BLOEMENDAAL
(Nadruk verboden)
Nu de vacantie-maanden voorbij zijn en de meeste
menschen een onderbreking van hun arbeid hebben ge
noten, zal het wel velen moeilijk vallen, de machine
op gang te brengen. Het lijkt, alsof men, na zijn ver-
poozing uitgerust met frisschen moed het werk zal
hervatten. Maar de ervaring leert dikwijls anders. Het
is, of men zijn vroeger elan kwijt is geraakt, of men den
arbeid ontwend is en of de dagelijksche taak veel meer
inspanning kost dan vóór de vacantie.
Ik ken menschen, die alleen om deze verdrietelijke
nawerking nimmer vacantie nemen. Ze moeten onaf
gebroken doorwerken om hun arbeidsvermogen op
peil te houden. Alleen zoo kunnen zij hun plicht met
vuur en vreugde blijven verrichten. Staat hun machine
stil, dan is het, of onmiddellijk alles verroest is. Er
is geen beweging meer in te krijgen. Eerst na een
tijd van wanhopig pogen komen zij op den langen
duur weer op kracht en gaat alles zijn ouden gang.
Bij den één meer, bij den ander minder openbaart zich
dit algemeene verschijnsel: dat, als men eenmaal een
tijd uit zijn werk is geweest, het moeilijk valt, er weer
in te komen. Het heeft den schijn, alsof vacantie ver
slapt inplaats van te versterken.
Hoe dit verschijnsel te verklaren zou zijn? Alleen door
de wet der traagheid, welke haar slachtoffers noopt
zich voort te bewegen in de richting, welke zij eenmaal
zijn ingeslagen? Is werken een kwestie van sleur en
kan men ook aan de rust zoo gewennen, dat zij een
tweede natuur wordt?
Opmerkelijk is, dat men aan 't luieren zooveel gemakke
lijker went dan aan 't werken. Het is, of men, om aan
den arbeid te komen, geweldige weerstanden "moet
overwinnen, tegen zijn natuur ingaan moet, zijn eigen
lijken aanleg en aard moet forceeren.
Zou arbeid iets tegennatuurlijks zijn en luiheid de na
tuurlijke gesteldheid des menschen? Dan is vancantie
de terugval tot den oerstaat, waaruit de menschheid
onder duizenden jaren van strijd en inspanning zich
heeft ontworsteld. Dan is arbeid het met moeite ver
overd stuk cultuurleven, dat, evenals alle cultuurleven,
slechts op kunstmatige wijze en met onafgebroken
verzet tegen de oorspronkelijke natuurneigingen te be
stendigen is.
Hoe nader bij den oerstaat, te minder arbeid. In het
delfstoffenrijk schijnt alles in stilstand en slechts met
geduld en vernuft ontdekt de natuurvorscher daar iets
van beweging en inspanning. Het plantenleven ken
merkt zich eveneens nog door een groote mate van
rust. De eenvoudig bewerktuigde wezens, waarmee de
dierenwereld aanvangt kenmerken zich eveneens door
traagheid. Maar zelfs een koe in de wei maakt den
indruk, of luieren haar natuurlijken levensstaat is.
Primitieve volkeren werken slechts weinig. Arbeid is
voor hen louter het noodzakelijk kwaad, waarmee zij
de elementaire levensbehoeften moeten verwerven.
Hebben zij gezorgd voor voedsel, kleeding en onder
dak, dan zijn hun arbeidsplichten volbracht en kunnen
[rij verder ongestoord luieren.
Maar men behoeft, om het luieren in zijn natuurlijke
gedaante waar te nemen, niet naar de inboorlingen
van de tropische gewesten te gaan. Ik bracht mijn
vacantie door in een omgeving, die mij op overtuigende
wijze het onderscheid in karakter toonde tusschen na
tuur en cultuur. In dit paradijs-achtig oord stoofden
zich in de zon kalkoenen, ganzen en kippen. In het
water koesterden zich kikkers in beweginglooze klom-
pen opeengehoopt. Over een onderdeur tuurde een
oude vrouw doelloos de ruimte in. Een boertje prutste
op zijn gemak in zijn tuin. Jonge meisjes, die de
hoenders verzorgden, hurkten neer in het gras en hiel
den met ieder kuiken een praatje. Schrijlings op zijn
stoel rookte de herbergier zijn pijp.
En te midden van deze landelijke rust werkten de
vancantie-houdende cultuurmenschen zich in het zweet
op een tennisbaan, aangestaard door de luierende na-
tuurschepsels, die zich verwonderden, waarom men op
zoo n goddelijken dag zijn kracht en zijn rust moet
verspillen met het naloopen van ballen. Zelfs in hun
vacantie moeten cultuurmenschen zich afsloven!
Zij verstaan de kunst niet, die voor den oermensch
2 levensgewoonte was: het zalig niets doen. In het para-
iyijs arbeidde men niet; eerst toen de mensch uit zijn
oorspronkelijker! staat werd verdreven, leerde hij den
hy? en ^en zogen van den arbeid kennen.
'loek en zegen. Nog vervloeken wij wel eens de
zweep van den drijver, die ons dagelijks voortjaagt.Maar
fok zegenen wij de afleidende, scheppende en her
nieuwende kracht van het bezig zijn.
loek en zegen is voor ons ook het niets doen. Wij
kunnen niet meer terug naar het paradijs, omdat wij
oen oerstaat ontwassen zijn. Wij moeten werken, orn
aat ons gestel zich gevormd heeft naar den toestand
der cultuur. Maar het werken kan ons te veel en te
zwaar worden. Dan drijft de behoefte om te verade
men ons terug naar de natuur.
De terugval naar ontgroeide toestanden en tijdperken
is af en toe noodig. De volwassene moet op zijn tijd
kind zijn. Het spel, de droom, de verbeelding houden
ook voor hem hun opbouwende beteekenis. Maar een
dergelijke terugval is tijdelijk; het is een wijken om
daarna met nieuwe kracht voorwaarts te gaan. Zoo
ook de vacantie.
Nu blijft de natuur, ook zoo zij door de cultuur over
wonnen schijnt, een geweldige macht. Cultuur is
geforceerdheid, tegennatuurlijkheid, zooiets als het
kunstmatig weerstreven van wetten als die der zwaar
tekracht. Zoodra de kunstmatige inspanning verslapt,
komt de oude Adam boven. En, eenmaal in zijn oor
spronkelijke rechten hersteld, laat hij zich niet gemak
kelijk weder verjagen.
Aangeleerde vormen verdwijnen zoodra men zijn best
niet meer doet. De oorlog herstelde onmiddellijk den
barbaar uit den oertijd. En het kostte heel wat moeite,
dezen barbaar weer tot mensch te maken.
De luierende mensch heeft zich weder geschikt naar
,de neigingen van den oertijd. Hij leeft weer overeen
komstig de natuur, die tenslotte tusschen een koe, een
kikker en een academisch gevormd schepsel niet zoo
bijster veel onderscheid maakt.
Na de vacantie aan 't werk gaan beteekent niet min
der dan het opnieuw overwinnen van zijn natuurlijke
neigingen. Het is het op korten termijn wederom af
leggen van den eeuwenlangen weg van natuur naar
cultuur. Het kost de zelfverloochening, de zelfvernieti
ging, het offer, dat zijn adeldom van den modernen
mensch vergt.
Is het dan zoo onverklaarbaar, dat wij moeite hebben,
na de vacantie aan 't werk te komen?
H. G. Cannegieter.
Maandag omstreeks 5 uur heeft er op de Spoorlijn,
tusschen de Kleverlaan en Julianaweg, een ernstig
ongeluk plaats gehad. De trein, die 17.22 uur uit
IJmuiden vertrokken was, het was een electrische, heeft
ter hoogte van den Julianaweg, een man, die langs de
spoorbaan liep, aangereden en gedood. We vernemen
hierover het volgende:
Toen de trein, om 17.22 uur uit IJmuiden vertrokken,
den overweg van de Kleverlaan gepasseerd was, ont
dekte de wagenvoerder een man, die langs den rech
terkant der rails liep. Door onophoudelijk te fluiten
trachtte de wagenvoerder de aandacht van den man
te trekken. Deze liep echter rustig voort, zonder maar
eenigszins uit den weg te gaan.
De trein naderde snel en een aanrijding was niet meer
te voorkomen. De man kreeg een hevige stoot van den
voorsten wagen, waardoor hij eenige meters over den
spoorbaan werd geslingerd alwaar hij roerloos bleef
liggen. Spoedig was de trein tot stilstand gebracht en
werd het slachtoffer door passagiers en personen, die
het ongeluk zagen gebeuren en toegesneld waren om
hulp te verleenen, in den trein gedragen. Bij aankomst
te Haarlem was de man, die gehuwd was, reeds over
leden. Het bleek een zekere Metselaar te zijn uit
Overveen, die over den spoorbaan een tuintje had
waaruit hij steeds groenten haalde. Het ongeluk is ge
heel aan eigen schuld te wijten, daar de man, die zich
naar zijn tuintje begaf, inplaats van direct over te
steken een eindje langs de rails bleef loopen. Daar hij
doof was kon hij den trein niet aan hooren komen
waardoor het noodlottig ongeluk plaats greep
Zaterdagavond kwam K. met zijn rijwiel uit de richting
Haarlem aanpeddelen. Doordat hij in snelle vaart plot
seling moest remmen, duikelde hij driemaal over zijn
hoofd heen. De berijder was tegen deze looping the
loop bestand, zijn rijwiel was er erger aan toe. Het
achterwiel bleek bij de val geheel vernield te zijn.
Daar het op den Bloemendaalscheweg gebeurde, was
er voor het ongeval zeer veel belangstelling. K. die
zeer geschrokken was, gaf eenige jongens, die aldaar
stonden, de schuld. De politie kwam er bij te pas maar
kon geen termen vinden om proces-verbaal op te ma
ken. De heer Beekman, rijwielhandelaar alhier, kreeg
medelijden met het jongmensch en beloofde hem een
achterwiel (natuurlijk een nieuw achterwiel voor zijn
fiets!).
Een troepje opgeschoten jongens stond Zaterdag
avond met elkaar te praten. Het duurde niet lang of
ze begonnen zich te vervelen en werden baldadig. Een
van hen werd tot slachtoffer gekozen en deze was nog
niet gelukkig. Zijn rijwiel werd, nadat de voorband
doorgeprikt was, op ergelijke wijze over de straat ge
slingerd, waardoor ook de achterband stuk ging. De
eigenaar van het toegetakeld vehikel, weigerde zijn
karretje mede te nemen en keerde huiswaarts, 's Nachts
werd hij uit zijn bed gehaald door de politie en moest
hij zijn beschadigde fiets gaan halen. De politie werd
tegelijkertijd met het een en ander in kennis gesteld,
zoodat de aangebrachte schade door de vandalen ver
goed zal moeten worden.
Door de filmfabriek „Polygoon" te Haarlem wordt, in
opdracht van de Soc, Dem. Arb. Partij in Nederland
een Propagandafilm vervaardigd. Verschillende op
namen zijn hiervoor al gedaan. Zondagmorgen had er
een opname op de Blinkert bij Kraantje Lek plaats. Een
groote stoet arbeiders trok met het muziekkorps Excel
sior uit Haarlem voorop, voorbij de lens onder het
zingen van de Internationale en gewuif van hoeden en
petten. Naar we vernemen waren 1200 partijgenooten
aanwezig om mede te werken tot het slagen van deze
groote propagandafilm.
Zaterdag 7 September zal er een vocaal en instrumen
taal concert plaats hebben in onze gem. muziektent.
Aan dit concert werkt mee het Bloemendaalsch Mu
ziekkorps Sursum en het bekende zangkoor Vox
Humana uit Santpoort. Aanvang concert 8 uur.
Van 12.30 uur tot 9.15 des morgens zijn de villa's van
het Bloemendaalsche park van Vrijdagnacht tot Zater
dagochtend van electr. stroom verstoken geweest. Het
een en ander stond in verband met werkzaamheden
aan het electr. net.
Een zestigtal loodgieters hebben Donderdag een be
zoek gebracht bij een in aanbouw zijnd huis alwaar
een werkwillige (de andere waren stakers) bezig
was aan het werk. Ze stormden het huis binnen,
namen eenige gereedschappen mede en begaven zich
naar de Delft, waar het materiaal in het water ge
worpen werd. De politie, die inmiddels gewaarschuwd
was, verscheen ten tooneele, vischte het materiaal
uit het water en deelde eenige processen-verbaal uit.
Nabij de Haarlemsche Bank stond aan den rechterkant
van den weg een auto van den heer Verbeek. Uit
Overveen kwam een Fordje aangereden, dat een goed
gangetje had. Toen de bestuurder der Ford, den stil-
staanden wagen genaderd was, zag hij van den tegen-
overgestelden kant een vrachtauto aankomen. De
Fordbestuurder nam een kloek besluit en wilde, om
een aanrijding te voorkomen, den stilstaanden wagen
aan den rechterkant passeeren dus over het voetpad
heen. Het was goed bedoeld maar het ging verkeerd
en de bestuurder reed pardoes tegen de auto van den
heer Verbeek aan. Beide werden hierdoor licht be
schadigd. Bij onderzoek bleek, dat de remmen van de
Ford geweigerd hadden. De bestuurder kreeg dan ook
zeer terecht een proces-verbaal.
Uit de Directiekeet staande bij de Amsterdamsche
Waterleiding werd door oneerlijke lieden een geld
kistje ontvreemd, waarin 30 zilverlingen (guldens)
zaten. De politie onderzoekt de zaak.
Zondag stonden eenige auto's voor den overweg van
de spoor te wachten totdat de boomen zouden open
gaan. Voor den voorsten auto stond een heer en een
dame met 2 jarig dochtertje, dat in een trekwagentje
zat. Toen de boomen opengingen zette de voorste
auto zich in beweging met het gevolg dat kind en
wagentje onder den wagen terecht kwamen. Het trek
wagentje werd geheel vernield ander den auto van
daan gehaald terwijl het kind zeer licht gewond zelf
van achter onder den wagen vandaan kroop. Het mag
een wonder heeten, dat het kind er zoo goed vanaf is
gekomen.
Autobeerwagen.
Wij wijzen belangstellenden op het artikel autobeer
wagen door C. de Ruyter, opgenomen in het Technisch
Gemeenteblad van Sept. '28 blz. 176 e.v.
Wij ontvingen het Jaarverslag van het Prov. Water
leidingbedrijf van Noordholland over 1927, op welke
belangrijke publicatie, voorzien van een schitterende
overzichtskaart wij terugkomen.
KV
tr
Mevrouw KlinkenbergMeeter vraagt ontslag om ge
zondheidsredenen uit hare betrekking uit de school
van den heer Tinholt.
Op Vrijdagavond der vorige week hield de nieuwe
R.K. Pastoor van Vogelenzang, de Z. E. Heer L. J.
Scholte onder veel belangstelling der bevolking zijn
feestelijke intrede in de wijk Vogelenzang.
De schade, die de bladluizen aanrichten, bestaat in de
eerste plaats in het onttrekken der voedende sappen
aan de organen der planten, waarop zij zich hebben
gevestigd. Gewoonlijk vindt men de luizen aan de
enderzijde der bladeren, waarin zij haar zuigsnuit boren
om uit het bladweefsel de zoete sappen op te nemen.
Eigenaardig maar begrijpelijk is, dat dit sap het zoetst
is bij planten, die lijden aan gebrek aan kali. De blad
luizen geven dientengevolge aan zulke planten de voor
keur. Dit is in de laatste jaren vastgesteld bij lang
durige voedingsproeven.
Door het zuigen der inderdaad gulzige bladluizen wor
den de bladeren gewoonlijk bros en meermalen ver
schijnen bobbelvormige, soms gekleurde verheven
heden aan de oppervlakte, men zie slechts naar de
aalbessen. Is het aantal luizen groot, dan staat spoedig
de groei stil, dejbladeren verdorren en vallen vroeg
tijdig af. Hierdoor wordt natuurlijk heel de groei van
de plant, de vruchtproductie der vruchtboomen, de
vorming van bloemen, hout- en vruchttwijgjes voor het
volgende jaar zeer ongunstig beinvloed.
Als een plant in sterke mate is aangetast door blad
luizen, dan wordt de oppervlakte der bladeren dikwijls
bedekt met een glimmend, kleverig, zoetsmakend over
treksel, dat honingdouw wordt genoemd. Dit is niets
anders dan de vloeibare, suiker bevattende uitwerp
selen der bladluizen. Hij belemmert de planten in de
ademhaling en biedt een gunstige voedingsbodem voor
roetdauwzwammen, waarvan de sporen in de lucht
rondzweven en die gemakkelijk in het vocht blijven
kleven. Deze roetdauwzwammen voeden zich welis
waar niet met de bestanddeelen der plant, maar zij
overtrekken haar bladeren met zulk een dikke zwarte
laag, dat het lic'ht er niet of moeilijk doorheen kan
dringen, waardoor de assimilatie ernstig wordt gehin
derd, tot groote schade voor den groei der plant.
De honingdauw lokt wespen en bijen tot snoepen. In
Zuid-Euröpa kent meh zelfs bijenhoning, die uitsluitend
uit luizen-honingdauw is vervaardigd en minderwaar
dig is. Ook mieren worden gelokt. Deze prikkelen de
bladluizen door bewerking met haar sprieten tot het
afgeven van honingdauw, waaraan zij zich tegoed
doen. We noemen dit het melken van bladluizen, die
aldus de koetjes van de mieren worden, waarvoor
ze soms zelfs stalletjes van aarddeeltjes, mos, enz.
bouwen. Daarom moeten we in kassen ook mieren be
strijden.
Gelukkig hebben de bladluizen vele vijanden, die haar
aantal binnen zekere grenzen houden. Ik noem U
slechts de vogels, waarvan verschillende soorten zich
ook met bladluizen voeden, zie maar eens naar het
werk van musschen, ja zelfs van deze zaadeters, van
meezen. enz. Voorts leven van bladluizen de lieven
heersbeestjes met hun larven, die menigeen helaas
nog niet kent, zooals bij herhaling blijkt, de larven der
gaasvliegen, de maden der zweefvliegen, de in de
luizen .levende larven der sluipwespen enz. Ik heb deze
dieren en de door hen uitgeoefende biologische be
strijding eerder beschreven en mag er dus nu niets
meer van zeggen.
Er blijven evenwel altijd genoeg luizen over voor de
instandhouding der soort en zelfs meer dan ons lief
is. We moeten daarom ook zelf ingrijpen als het tijd
is. Dit is bij vruchtboomen en verschillende heesters
in den winter het geval, wanneer wij de wintereieren
gemakkelijk kunnen onschadelijk maken door eene be
spuiting met vruchtboomcarbolineum. Ik mag ook hier
op nu niet verder ingaan, want ik zou schrijven over de
bladluizen op kas- en kamerplanten, waaraan ik echter
wel iets over de levenswijze moest laten voorafgaan
tot goed begrip van de zaak.
De opmerkzame lezer zal al lang hebben begrepen,
dat bladluizen niet kunnen ontstaan uit tocht, zooals
nog zoo dikwijls wordt beweerd, maar dat het de ge
vleugelde luizen zijn, die als stichtsters van nieuwe ko
lonies op onze planten waaien. Tocht bevordert de
mogelijkheid van dit aanwaaien en aldus schuilt er in
het oude gezegde, als zoo dikwijls door overlevering
verkregen kennis, een kern van waarheid. Men doe
daarom goed in kassen en bakken altijd zoodanig te
luchten, dat tocht wordt vermeden, hetgeen natuurlijk
ook geldt voor kamerplanten, afgezien van het feit,
dat de planten door tocht „kouvatten".
Geef dus altijd acht op planten, die, zooals de tuin
bouwers zeggen: „graag in de luis loopen", opdat gij
tijdig de bestrijding kunt ter hand nemen. In kassen is
een berooking met tabaksextract, autohreds of nicofume
wel het meest doeltreffend, kamerplanten kan men
onderdompelen of sproeien met 1% brandspiritus en
2% zeep in water of met 1 tabaksextract dan wel
met pbytophiline of een dergelijk middel uit den handel