tLACE
aftempel
TTE
ïisch
JLAD"
Snmd mlnJ .f'HsüinH BT rA I
UITGAVE N.Y HETHIDDEN
EFFECTEN - COUPONS
Crêpe Schoenen
Help U Zelf
A. G. POST
Coiffeuse
sob Journaal
WE VIJGEN
ASPERGES
De kosten des levens
Plastische Kunst
Plaatselijk Nieuws
HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING
woningbureau
Gebr. cassee
WBURG S
IYDUGAN" -
tte
MADEL
,sel
;el
IEFDE
:atessenhandel
KEN VAN F 1.25
us Jiöhler
RICHTING
LEF. 22479
J FIRMA WED.
J. DE REIGER
E R IJ
ALOE M.NIEUW5 enADVERTENTIEBLAD
VooRKENNEMEBLAND en HAARLEM
EXPL?%nAPMINI^DRUKKER V T. TIMMER
DE 0ENE5TETWECS.23, BLOEMEND
TELEF. 22003
GIRO 30785
rmtmmm
BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEM EN DAALSCHEWEG 147
worden bij ons Vakkundig gerepareerd
1. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10
Telefoon 12896 Opgericht 1898
ADRESBOEK VAN BLOEMENDAAL
15E JAARGANG 1028 f 2.50
VERBINDINGSWEG 53
WAGENMAKER
TUIN BOUWGEREEDSCHAPPEN
ELEFOON 10188
~T u
MBER
1EEL
ek)
i
JER
ig van den Componist
I
IER
iNEY HOWARD
H TELEFOON 11937
novertr often filmwer lF
ript van THEA VON
lofdrollen MIA MAY,
CONRAD VEIDT,
TER, OLAF TONS.
i BIJ-PROGRAMMA
8 jaar geen toegang.
ELEFOON 13151
:n (1.40
'NDAAL, September 1928
22173.
kennis dat zij zich
ontbieden,
vachtend,
per abonnement
lUCTEN
ia versche Eieren
it GOUDSCHE-,
'AMMER KAAS
rPOSTKANTOOR
ar hebt tegen een operatie,
beste breukband is zonder
BREUKBAND, waatvan
TELEF. 11288
lleenverkooper is«
ID koopen zoolang U de
EUKBAND niet kent
ERWULFT7
:h- en Reismanden
eparatie-Inrichting
Giro 138934
ZATERDAG 6 OCT. 1928
22e JAARGANG No. 40
sjc-rlDLOlWEUDAAI-SeiU^
a
I
Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per halfjaar bij vooruit
betaling vóór 1 Jan. of 1 Juli. Na dien datum verhooging van 0.15
incassokosten. Voor Indië en het Buitenland met verhooging der porto.
Losse nummers 0.10. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan.
<ELAD
Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting.
Kleintjes: Vraag- en Aanbod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop,
van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent uitsluitend bij
vooruitbetaling. Boven, onder of naast den tekst dubbel tarief.
TELEFOON 22265
De in dit blad opgenomen met T. Sr. getitelde bijdragen
zijn van de hand van den algemeenen redacteur Mr. P.
Tideman.
(Nadruk verboden)
Men herinnert zich de opmerking van Multatuli na
een ontboezeming over het vroolijke vogelengezang,
waarin zich het geluk en de wijsheid der schepping zou
openbaren. „Het wormpje zingt niet mee", merkte de
scepticus op.
Inderdaad blijft dit steeds weer de droeve noot in
welk blijde lied ook: dat het geluk van den één nood
zakelijk het lijden van anderen veroorzaakt. Er is geen
vreugde, geen vrede zelfs denkbaar, welke niet berust
op lijden en strijd.
De vroolijk zingende vogel kan niet bestaan dan ten
koste van het in pijn zich wringende wormpje, dat hij
verorberd heeft alvorens aan 't zingen te gaan. Gansch
de natuur is een folterplaats, waar het eene schepsel
het andere opvreet, uitzuigt, vertrapt en vernietigt. En
is de mensch een uitzondering in dit moorddadig
proces?
Wanneer wij ons biefstukje thuis krijgen, brengen wij
deze malsche versnapering niet in verband met de
koe, die, vredig grazende aan de overzij van de vaart,
onze zomersche stemming verhoogt, wanneer wij in
onzen tuin zitten uit te rusten van onzen arbeid. Zou
de zachtaardige huismoeder, die juist haar kleintjes
naar bed bracht, toen de slager aan de bel trok, ooit
te bewegen zijn, het dolkmes te stooten in den kop
van het kalf, welken de kinderen op hun avondwan
deling door de wei daarstraks nog met hun kleine
handjes hebben gestreeld?
De heler is net zoo goed als de steler. Als de vorsten
en diplomaten, die den oorlog ontketenen, eigenhandig
en van nabij de menschen moesten afmaken, die zij
nu door hun soldaten uit de verte laten doodschieten,
zou de oorlog spoedig tot het verleden behooren. Als
onze huismoeders eigenhandig het vee moesten slach
ten, dat ze nu in den vorm van biefstuk en karbonade
van den slager ontvangen, zou het vegetarisme binnen
kort wel zijn ingeburgerd.
De afschuw van den bommenwerpenden vlieger, van
den beul en den slager, van tijger en slang is huiche
larij, zoolang men zelf instellingen als de oorlog, de
doodstraf en het abattoir voor zijn rekening neemt.
Maar niet ieder bezit den moed van den grooten
Tolstoj, die zich pm des gewetenswille verplicht achtte,
een openbaar slachthuis te bezoeken en daar de af
schuwwekkende indrukken te ondergaan van den
massa-moord op het ten onzen behoeve ter dood ver
oordeelde vee. Toch is het noodzakelijk, dat wij bij
gelegenheid eens aan 't nadenken worden gebracht
over het lijden van andere wezens, waarop ons be
staan rust. Het besef, hoe onnoemelijk veel pijn, hoe
onnoemelijk veel leed, hoe onnoemelijk veel offers ons
leven kost, zal ons een nieuw inzicht in dat leven
verschaffen.
Het behoeft niet steeds de dood van anderen te zijn,
waarmee ons leven betaald wordt. Zelfs niet steeds
lichamelijke folteringen van ernstigen aard. Ook de
geduldige inspanning, het dagelijksch zweet, de een
tonige, geestlooze arbeid, het voortdurend levensge
vaar van de menschen, die voor onze eerste levens
behoeften zorgen, zijn voldoende om ons ernstig te
stemmen.
Bekend is de uitspraak, welke Herman Heyermans in
Op hoop van zegen na een storm een visschersvrouw
jn den mond legt. „De visch wordt duur betaald."
Maar niet uitsluitend de visch!
Hoevelen onzer laten zich onbezorgd voeden, kleeden
en verwarmen, zonder zich een oogenblik af te vragen,
wat ze aan de menschen verplicht zijn, die in het barre
veld of in de fabriek, in de donkere schachten der
mijnen of onder de zengende stralen der tropische
zon, tusschen immer dreigende machines, op zee, in
de lucht, dagelijks offers brengen aan gezondheid en
werkkracht, zich afsloven vóór hun tijd, ziekten op
roepen, hun leven wagen en op zijn allerminst afstand
doen van veel vreugde en vrijheid om hun even-
menschen aan het benoodigde te helpen.
beveelt zich beleefd aan voor
alie voorkomende werk
zaamheden in deze branche
VERHURING VAN DRIEWIELIGE
BAKFIETSEN EN HANDWAGENS
Het is niet alleen in het slachthuis, dat ons een rilling
kan overvallen, wanneer wij bedenken, wat ons leven
aan inspanning en lijden van anderen kost.
Zijn wij dan wreedaards, dat wij op het bestaan onzer
naasten willen parasiteeren? Geenszins en op hun beurt
brengen de meesten onzer hun offer. Het schijnt een
noodwendigheid, dat leven lijden tot grondslag heeft.
Zelfs de zachtmoedigste ontkomt niet aan deze wet.
Met eiken ademtocht, met elke pas vernietigt hij dui
zenden levens.
En dit zijn dan nog maar microben, wezens op den
laagsten trap van het bestaan. Doch jegens de hoogst
bezielden en fijnst besnaarden, die hem het naast aan
het hart liggen, is hem geen andere houding mogelijk.
In Droomspel, waarin August Strindberg de tragedie
des levens zoo indrukwekkend heeft gesymboliseerd,
krijgt de oude moeder bezoek van een vroegere dienst
bode, die geen mantel heeft om naar het doopfeest te
gaan. Zij geeft haar den mantel, dien zij eens van
haar man ten geschenke gekregen heeft. De dienst
bode is blijde en dankbaar, maar de man voelt ver
driet, omdat zijn vrouw zijn kostbaar geschenk zoo
maar aan een dienstbode weggeeft. En de vrouw
zucht: „Als men eens goed wil zijn, is er altijd iemand
die daar aanstoot aan neemt; als men iemand een
dienst bewijst, is er altijd een ander, die zich daardoor
te kort voelt gedaan."
Is dit schijnbaar onbeteekenend voorval niet teekenend
voor heel het leven? Inderdaad, ons geluk gaat bijna
altijd ten koste van dat van anderen. Niet alleen ons ge
luk, maar ook, zooals bij die vrouw, onze genegenheid,
cns meedoogen, onze hulpvaardigheid. Helpen wij
den één, dan bezwaren wij den ander. Het gaat
ons allen, gelijk deze zelfde oude vrouw stervend haar
echtgenoot toefluisterde: „We hebben elkaar verdriet
gedaan. Waarom? Dat weten we niet. We konden
niet anders!"
Het valt hard, deze wreede waarheid te erkennen.
Beter verdraagt ons geweten soms onrecht te lijden
dan onrecht te doen. En toch doen wij onrecht, tegen
onzen wil. Het leven dwingt ons er toe. De natuur
vergt het; het behoort tot de noodzakelijke kosten van
ons bestaan.
Moeten wij ons dikwijls vermannen, om heldhaftig
ook deze tragiek van het leven te aanvaarden, ten
allen tijde beseffen wij, dat het hier slechts het nood
wendige lijden betreft. Er is veel overbodig leed, dat
mede voor onze rekening komt. Het leven en ons ge
weten hiervan te ontlasten, blijft onze taak. Zorgvuldig
dienen wij het terrein van het lijden zooveel mogelijk
te beperken; de kosten des levens mogen nooit hooger
zijn, dan wij met een oprecht hart kunnen verant
woorden.
„Waarlijk zedelijk is de mensch slechts, als hij aan de
noodiging gehoor geeft om alle leven, dat hij kan bij
staan te helpen en zich weerhoudt om iets wat leeft,
schade te berokkenen", deze gedragslijn van den
nobelen Albert Schweizer moet ook de onze zijn.
Er is leven, dat wij niet kunnen bijstaan en schade,
die wij noodwendig berokkenen. Deze te vergoeden,
waar het ons mogelijk is, blijft menschenplicht.
H. G. Cannegieter
EEN TOOROP-NUMMER VAN HET
TIJDSCHRIFT „WENDINGEN".
Na de ietwat voorbarige luidruchtigheid, waarmede
Toorop reeds enkele weken na zijn dood, door comité's
van notabelen en hooge heeren mitsgaders de groote
kenners en keurders onder de redenaars en kunstge
leerden, herdacht is en na de inderhaast in elkaar ge
flanste tentoonstellingen, waarop het oeuvre van den
grooten meester reeds „chronologisch" was opgesteld,
doet deze aflevering van Wendingen, het maandblad
der jonge architecten, aan als een mooie en sympa
thieke geste tegenover de nagedachtenis van den rijk
begaafden kunstenaar.
Dit Wendingen-nummer biedt geen overzicht, het legt
niets vast van dingen die nog niet te pijlen zijn, zoo
wel naar hun diepte als hun maatschappelijke beteeke-
nis, het biedt ons slechts een aantal prachtige afbeel
dingen van werken in particulier bezit, van werken
dus welke meestal moeilijk of diwijls in het geheel
niet voor het groote publiek toegankelijk zijn. Een
reden temeer om de verschijning van dit nummer toe
te juichen.
De aflevering is samengesteld door den heer Verkruy-
sen, de redacteur van Wendingen, die aan de 28
groote reproducties een korte inleidende beschouwing
doet voorafgaan. Uit den aard der zaak is het hier
niet de plaats om aan te geven, waarin de inzichten
van den redacteur en de onze verschillen. Dit zou
slechts leiden tot een onvruchtbaar redetwisten over
betrekkelijke detailkwesties, die de kern van het werk
onberoerd laten.
Met veel meer genoegen halen wij hier dan ook enkele
passages uit het stuk van den heer Verkruysen aan,
waarmede wij van ganscher harte kunnen instemmen
en wel in 't bijzonder het volgende, dat een ernstige
waarschuwing moge zijn tot die groep van kunste-
naars-navolgelingen van den grooten meester, welke
zich zoo dikwijls heeft blind gestaard op het over
nemen van de, oppervlakkig bezien, zoo makkelijk na
te volgen conceptie-schema's, waarnaar Toorop den
laatsten tijd vooral zijn werken placht op te zetten.
Verkruysen zegt dan:
„Door de buitengewone zekerheid en gaafheid van
teekening, de harmonische decoratieve compositie en
de stoere maar toch weer uiterst gevoelig beheerschte
kracht, waarmede alles bij Toorop is gegeven, neigt
men er licht toe, zich door die prachtige beeldende
kwaliteiten zóó te laten meevoeren, dat men zou mee-
nen hiermede alles in het werk beleefd te hebben. Om
echter het werk van Toorop in zijn volle waarde op te
nemen, moet de hoogere stem erin beluisterd worden,
moet de schoone vorm worden gezien als realisatie
eener ideeën wereld, zoowel van veelzijdig-persoonlijk
karakter als van aigemeene menschelijken aard. Het is
een inhoud van onvergankelijke waardre, die door het
medium van den schoonen vorm tot ons spreekt.
De beeldende vorm, de wijze dus waarop Toorop zijn
ideeën gaf, vraagt echter ook door zijne bijzondere
decoratieve kwaliteiten volle aandacht en waardee
ring. Vanaf den tijd, waarin de meester zijn meer pic
turale opvatting prijs geeft en op overwegender deco
ratieve wijze gaat werken, tot in zijn laatsten arbeid
'toe, blijft zijn kunst ook in de abstractste stukken, ver
vuld van de volle weelde van het leven."
Dit Toorop-nummer bevat naast de werken uit den
laatsten tijd. waarvan vooral de groote compositie „Het
JAN TOOROP. HEMELSCHE EN AARDSCHE MUZIEK
(Uit Wendingen)
Offer" belangrijk is, ook nog enkele stukken uit vroe^
geren tijd, o.a. de zoo tragisch bewogen „Belgique
Sanglante", die in het eerste oorlogsjaar ontstond, de
beide „Inspiraties" uit 1920, die gedacht konden zijn
bij de aanvangsregels van Adama van Scheltema's ge
dicht „De Tors": Gij lieve stem aan mijne blinde zijde
In 't bijzonder releveeren wij hier de in pot
lood en waskrijt uitgevoerde teekening: „Hemelsche
en Aardsche muziek", waarin zoo treffelijk het con
trast tusschen de innerlijk beluisterde stemmen en de
door de profane handeling voortgebrachte klanken
werd uitgedrukt.
Daar zijn verder de prent met den Jeremias, waarbij
de kop van Domela Nieuwenhuis den kunstenaar
waarschijnlijk voor oogen kwam; er zijn enkele prach
tige Madonna's, waaronder die met den achtergrond
van kathedralen tot het beste behoort, wat Toorop in
dit genre maakte.
Een serie zijner bekendste portretten, met het haast
profetische van prof Lanz sluit zich daarbij aan. Daar
voor gaat nog een teekening van een St. Jérome, die
in zijn kernachtige straffe contouren doet denken aan
de oud-Duitsche portretten van Holbein en z'n tijd
genoten.
En als wellicht meest aangrijpende verbeelding werd
als frontispiece gereproduceerd „Het Gebed".
In het midden van de vrijwel vierkante compositie ziet
men de gevouwen handen van den meester, gegeven
in een frappant realisme tegenover het Christus vizioen,
dat als uit nevelen geboren wordt. Dit is een beeld
van zoo groote en zoo innige verklaarheid, dat het
maar beter is zich stil tot beschouwen te zeten en ieder
woord, dat men er over zou willen neerschrijven als
een ongerechtigheid in de pen te houden.
Men zou deze verbeelding kunnen beschouwen als een
ontroerend afscheid van het leven; maar daarnaast
gullen wij goed doen door te beseffen, welk. een kost
bare schat dit zoo complete en rijke kunstenaarsleven
ons heeft nagelaten.
Toorop, die door aanleg en geestelijke gerichtheid
voorbestemd was om het groote gemeenschapskunst
werk te maken, die tot het allerhoogste in staat zou
zijn weest, als de huidige maatschappij zijn geestelijk
geschenk maar had willen aanvaarden; door wiens
heengaan in onze kunst en ons cultuurleven een nog
nauwelijks te overziene leemte is aan te vullen.
Het omslag voor dit nummer van Wendingen werd
.gelithografeerd door prof. R. N. Roland Holst.
A. VAN DER BOOM.
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij.
Door de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij is ons
toegezonden de Winterregeling 1928/29 door de K. L.
M. zelf uitgegeven. Er staan in het boekje behalve de
dienstregeling ook nog verschillende andere dingen.
In de eerste plaats de verbindingen met vliegvelden
zoowel in binnen- als in buitenland. Zooals men weet
worden deze verbindingen met autobussen onderhou
den. In de 2de plaats kan men zien als men naar Parijs
of Londen wil vliegen hoeveel men daarvoor betalen
moet. In de 3de plaats staat nauwkeurig aangegeven
hoeveel men voor bagage, die men mee wil nemen
moet betalen en in de 4de plaats staan de adressen
vermeld alwaar, zoowel in binnen- als buitenland, de
K. L.M. haar kantoren gevestigd heeft. Het is een een
voudig boekje maar voor de luchtreizigers onmisbaar.
De nieuwe dienstregeling is op alle- kantoren en bij
alle agentschappen der K. L. M. zoo ook aan de reis-
bureaux gratis verkrijgbaar.
De K. L. M. staat bij ons, Nederlanders, hoog aange
schreven. Ook in het buitenland geniet bovengenoem
de Maatschappij een goede reputatie. Hoe komt dit?
Dit is gemakkelijk te zeggen, omdat de K.L.M. de vei
ligheid van het publiek als nummer één stelt. Door een
groep vakkundige lieden worden iederen dag de ma
chines nauwkeurig nagezien en verzorgd, terwijl men
alles in het werk stelt om het publiek het zoo aange
naam mogelijk te maken. De K. L. M. heeft bijna uit
sluitend Fokker-toestellen in gebruik, toestellen die over
de geheele wereld beroemd zijn. De Maatschappij heeft
thans het voornemen om het volgend jaar een vaste
luchtlijn te openen van Amsterdam of Rotterdam op
Batavia, zoodat men dus in 13 dagen, loopt alles mee,
in 9 dagen, naar Indië kan vliegen. Zijn de vliegterrei
nen, die tusschen Amsterdam en Batavia liggen allen
beter ingericht en voor nachtvliegers in orde gebracht,
dan kan het wel eens gebeuren, dat er dag en nacht
doorgevlogen zal worden, waardoor men dan in staat
zal zijn om het traject Amsterdam of RotterdamBa
tavia in 4 dagen af te leggen. Gauwer kan het al niet.
In den winter zullen de luchtreizgers geen kou be
hoeven te lijden, daar de wereldberoemde Fokker
vliegtuigen voorzien zijn van goed gesloten kajuiten
met extra verwarming.
Welk een weelde, dit alles te bedenken en welk een
geruststelling al dadelijk voor allen, die beminde ver
wanten in Indië hebben; ze zijn als het ware al meteen
heel dichtbij gekomen. Nu moge er meteen iets op ge
vonden worden de overtocht voor smalle en leege beur
zen in ernstige gevallen ook mogelijk te maken. Maar
dat komt vanzelf wel. Alle nieuwe uitvindingen komen
langzamerhand allen wel ten goede. De mechaniseering
van het moderne leven heeft toch ook wel voortreffe
lijke kanten!
Aan het begin van den Zeeweg werd door de politie
een juffrouw gevonden, die door onbekende oorzaak
bewusteloos langs den weg lag. Nadat zij door den
agept was bijgebracht en een beetje op verhaal was
gekomen, zeide zij, waar zij woonde. Nadat de politie
haar echtgenoot gewaarschuwd had, kwam deze met
een auto zijn vrouw halen.
Maandagmiddag geraakte op den Vogelenzangsche-
weg nabij de Waterleiding een auto in brand. Niet
tegenstaande de waterleiding vlak bij is was er geen
blusschingsmateriaal aanwezig en de eigenaar zag hoe
zijn wagentje, dat uit stof gemaakt was, wederom tot
stof terugkeerde. De oorzaak van den brand was waar
schijnlijk zelfontbranding.