Humor en Satyre
Van den man, die met een
ouder we tsch meisje
wilde trouwen
NAAR HET AMERIKAANSCH
van
FAITH BALDWIN
(Nadruk verboden)
Wat familie en fortuin betrof, was Carruthers een
niet te versmaden partij. Bovendien had hij, behalve
een buitengewoon knap gezicht, en figuur, in zijn ma
nier van doen iets onverschillig-cynisch dat voor de
meeste vrouwen een buitengewone attractie schijnt te
hebben.
MaarCarruthers was een vrouwenhater. D.w.z.
een vrouwenhater-in-principe was hij eigenlijk niet; hij
had alleen maar een hekel aan de zoogenaamde mo
derne" meisjes, aan zich-poeierende, met de lippenstift-
bewerkende, whiskey-drinkende, sigaretten-rookende,
dag-en-nacht-dansende, kort-gerokte, kort-gelokte
wezens.
Zijn hart hing aan de delicate, bescheiden, stille meis
jes van voorheen, de meisjes die zijn voorvaderen be
deesd en kuisch aanbeden hadden en waar ze hun
vrouwen uit hadden gekozen. Meisjes met mooi, lang
haar, meisjes die geen „praatjes" hadden, die hulpeloos
in de wereld ronddoolden als ze de krachtige steun
van den heer der schepping misten, zachte engelen, uit
een ver, droom-schoon-verleden, princesses lointaines.
Mét den Koninklijken spreukendichter kon Carruthers
uitroepen: „Een deugdelijke huisvrouwwie
vindt haar?"
De eigenlijke, zij het onbewuste oorzaak van zijn
gemoedsstemming was waarschijnlijk, dat hij eens
nu vijf jaar geleden zich verbeeld had van een mo
dern meisje als boven beschreven, te houden. Toen het
'f lieve kind na ernstige en goed-bedoelde pogingen
ten eenen male mislukt was zich naar het ideaal van
Mr. Carruthers te plooienhad zij het „afge
maakt". En mannelijke ijdelheid verdraagt zulk een
behandeling slecht
Als Carruthers zich erg verveelde, ging hij een poosje
naar zijn buiten in de Adirondacks of naar het schoone
Capri, waar hij een witte villa bezat of naar zijn huis
in Southampton of naar zijn bungalow in Palm Beach,
verrukkelijkste aller Amerikaansche badplaatsen en als
dit alles niet hielp om zijn sombere gemoedsstemming
te verdrijven, bezocht hij zijn kantoor in de stad om
zich er eens van op de hoogte te stellen, hoeveel de
'onderneming van wijlen zijn vader hem den laatsten
tijd rijker had gemaakt.
Kort nadat hij in beklemmende eenzaamheid zijn twee-
en-dertigste verjaardag had gevierd, greep het „land"
hem weer in ontstellende hevigheid aan en hij vluchtte
naar zijn buiten.
Het was laat in den herfst en hij vond het er verruk
kelijk. Hij zwierf door bosschen en trok over bergen
jagend en droomend droomend van het zachte,
bedeesde meisje, dat de koningin was van zijn vurig
ste gedachten en dat maar één slechte eigenschap had
namelijk: dat het niet bestond! Het was een
stille middag geen takje kraakte, toen plotseling
de wijde rust van den herfst-dag verstoord werd
door een heldere jongensstem, die uitriep: „Verdraaid!"
Carruthers bleef stilstaan. Uit het struikgewas zag hij
een slanken jongen te voorschijn komen, een jongen in
jachtcostuum zonder hoed met een rossigen krullebol,
een geweer onder den arm en een sigaret tusschen de
lachende lippen.
Hallo! riep de prettige jonge stem, heb je pok
een lucifer voor me? Ik ben zoo stom geweest de mijne
te verliezen.
Carruthers glimlachte tegen den jongen, streek een
lucifer af en hield dien den vrager voor. Hij zag dat
zijn nieuwe metgezel een vroolijk, gebruind gezicht had
met een kleine, onbeschaamde neus, waarom als ver
siering, een klein legertje van zomersproeten was aan
gebracht!
Jaag ik op Uw terrein? vroeg de jongen. En met
een kwasi-bedeesd lachje voegde hij er aan toe: Nu
mag ik zeker niet verder hè?
Ja, dat is hier mijn landgoed, antwoordde Carruthers
vriendelijk. Maar als je lust hebt, ga gerust je gang,
hoor! Ik ben blij, dat ik gezelschap vind en ik hoop
dat je het mijne voor lief wilt nemen. Waar kom je
eigenlijk zoo opeens vandaan?
Ik logeer op het buiten van de Hastings. Jij bent
natuurlijk Bob Carruthers? klonk het vertrouwelijk-
onbeschaamd.
Waarom is dat zoo natuurlijk?
O, ik heb je vaak genoeg in de stad gezien. Ik ben
Leslie Thorne.
O, van de Spoorweg-Thorne zeker? Dat is ten
minste de beste vriend van Hastings. Na een oogen-
blik ging Carruthers voort: Het doet me plezier
om kennis met je te maken. Ik heb je vader en moeder
wel eens ontmoet. Je hebt ook een zuster niet? Ik heb
gehoord
Hij brak opeens zijn woorden af. De dochter van Mr.
Thorne was wat-je-noemt een ultra-modern meisje,
een echt „sporting-girl", dat lauweren oogstte bij polo-
golf- en tennismatches en dat even gemakkelijk wissel
bekers won als jongensharten. Carruthers hoopte maar
dat zijn gezicht zijn innigste gedachten over moderne
sportmeisje niet zou verraden.
De jongen die naast hem voortstapte, kon een fijn
glimlachje niet onderdrukken. Een zuster? herhaalde
hij, zeker!
Logeert ze ook bij de Hastings?
Ja.
Je zuster is erg sportief, heb ik wel eens gehoord.
Ik heb haar zelf nooit ontmoet
- Het valt nogal mee, stelde de rossige jongen zijn
begeleider vroolijk gerust.
Ze wandelde een heel eind en Carruthers was erg in
zijn schik met zijn nieuwen vriend. De jongen bleek
een scherp oog en een vaste hand te hebben en hij
hield er een alleraardigste, vlotte manier op na om
het gesprek gaande te houden. Carruthers schatte hem
op zeventien, maar dan was hij wel erg verstandig
voor zijn leeftijd.
Onderweg genoten ze van een geïmproviseerde lunch
van sandwiches en chocolade en deelden den inhoud
van een thermos-flesch met koffie. Tegen donker be
gon het te sneeuwen. Zij kwamen in Carruthers huis
en lieten zich behagelijk in luie stoelen bij het gezellig-
knapperende houtvuur neervallen.
Waarom ga je vanavond eigenlijk naar Hastings
terug? vroeg Carruthers. Het is een allemachtig eind
en het ziet er naar uit of we een sneeuwstorm krijgen.
De jonge Thorne, die slaperig begon te worden na een
heelen dag in de buitenlucht te hebben gezworven,
opende zijn oogen, die een groenige weerschijn had
den. Nu eerlijk gezegd, zou ik ook wat graag blijven!
Zou je dan de Hastings niet even opbellen?
Och, die zullen zich .wel niet ongerust maken, die
weten ook wel dat ik in geen zeven sloten tegelijk
loop! Maar toch stond hij op en nam den hoorn van
het telefoontoestel.
Carruthers hoorde den jongen vragen naar Miss
Thorne en toen hij blijkbaar degeen aan de telefoon ge
kregen had, die hij hebben wilde, ging hij voort:
Met Leslie. Ik kom vanavond niet terug. Ik ben bij
iemand verzeild geraakt.
Even was er een pauze en toen grinnikte de jongen:
Bob Carruthersnee - neeHou je maar kalm,
toe brave!
Hiermee was het telefoongesprek afgeloopen en even
later ging Carruthers met zijn gast aan tafeL Ze deden
beide het voortreffelijk maal alle eer aan.
Na het eten kaartten zij den godganschelijken avond
en toen het bedtijd was, had de jonge man een aardige
duit verloren. Hij gaf zijn gastheer er een schuldbe
kentenis voor. Carruthers strekte zich behagelijk in een
luien stoel uit; de jonge man zag hoe breed zijn borst
en hoe smal zijn heupen waren. Een fijne vent om te
,zien
Thorne kreeg van zijn gastheer een pyama die hem
veel te groot was, een oude badjas en een nieuwen
tandenborstel. En met deze uitrusting trok hij zich in
de logeerkamer terug.
Vier dagen bleef het aan een stuk door sneeuwen en
de jonge Thorne bleef de gast van Carruthers. Deze
was al gauw door zijn sigaretten heen en Thorne rookte
met opgetrokken neus een pijp van zijn nieuwen vriend.
Voor Carruthers vlogen de dagen voorbij; de jongen
was een allemachtig onderhoudend metgezel. Hij
scheen al heel wat van de wereld te hebben gezien
en hield er zeer gedecideerde en met een gezonde en
aantrekkelijke dosis zelfgenoegzaamheid geuite opinies
over de wereld en het leven op na. Door de sneeuw
was de telefonische gemeenschap verbroken en Leslie
Thorne kon geen verbinding krijgen met de Hastings.
Och, zei Carruthers, het is niet zoo erg. Ze weten
nu toch dat je bij mij bent en zullen zich niet ongerust
maken.
Hij begreep niet waarom zijn jeugdige gast plotseling
begon te lachen en een pak kaarten opnam, dat hij
met gebogen hoofd begon te schudden.
Den laatsten avond dat de jongen bij hem was, deed
Carruthers onthullingen over het meisje dat niet be
stond.
Thorne leunde voorover, een eigengemaakte sigaret in
zijn lachende mond. Hij had hier of daar sigaretten
papier gevonden en rolde nu sigaretten van de rook
tabak van zijn gastheer.
Je moet er maar van houden, zei het jonge mensch,
niet zonder minachting. zoo een stijf ingeregen ding
met een corset aan en haren als kurketrekkers! Ik zou
er niets van moeten hebben, van zoo'n antiquiteit, hoor
en ik denk dat het jou op stuk van zaken ook niet mee
zou vallen, als je er eentje vlak-bij had! Maar wil ik je
eens wat zeggen? Je oordeelt veel te veel naar het
uiterlijk. De meisjes zijn en doen zoo, omdat het nu
eenmaal mode is, maar je moet bij iedereen apart naar
hun innerlijke eigenschappen kijken!
Je bent merkwaardig goed op de hoogte voor je
leeftijd! Hoe kom je zoo wijs?
Ik heb een zuster
En dat is juist zoo een hyper-modern type
- Omdat ze aan sport doet? Klets, neem me niet
kwalijk! Al dat geleuter over het tegenwoordige jonge
geslacht, maakt me gewoonweg wee. Als ik een
ik bedoel, als ik een meisje zocht, dan wilde ik er een
hebben, die in staat was om op haar eigen beenen te
Staan en een prettige kameraad voor me kon zijn
niet zoo'n duf, zoetsappig pruimemondje uit den ouden
tijd.
Je bent een welsprekende pleitbezorger voor het
moderne meisje, lachte Carruthers.
Thorne schudde zijn rossige krullekop. Dat ben ik
ook! Ik houd van meisjes, die hun lijf en ziel niet in
een corset persen en niet eerst naar hun vader of
man kijken om te weten wat voor een opinie ze moeten
hebben.
Carruthers moest hartelijk lachen om de geestdrift van
den knaap. Hij was in die paar dagen bepaald van
hem gaan houden. Hij moest telkens naar die oolijke,
schitterende groenige oogen kijken, die zoo'n eigen
aardig contrast vormden met het welige rossige krul
haar.
Toen Carruthers den volgenden morgen wakker werd,
stond zijn plan vast, dat hij den jongen Thorne niet
meer uit het oog zou verliezen. Dat was een relatie
die hij moest aanhouden!
Het had opgehouden met sneeuwen en toen Leslie na
het ontbijt aanstalten maakte om te vertrekken, zei
Carruthers:
Ik ga met je mee.
Thorne scheen deze mededeeling niet bepaald prettig
te vinden.
Als je dat persé wilt, vooruit dan maar. Maar het
is heelemaal niet noodig. Ik ben mans genoeg, om den
weg alleen te vinden.
De stem van den jongen klonk koel en toen Carruthers
hem in de groene oogen keek, zag hij, dat die hem
niet bepaald vriendelijk aankeken. Misschien had de
jongen langzamerhand genoeg gekregen van zijn ge
zelschap. V
Goed, ga dan maar alleen, antwoordde hij ge
prikkeld.
Een oogenblik later had hij zijn logé een hand gegeven
en was Thorne de deur uitgegaan.
Over een paar dagen, als de telefoon weer in orde
was, dacht Carruthers, zou hij wel eens opbellen en
een praatje met den jogen makera. Ze waren te goede
vrienden geweest, om op die manier voor goed uit el
kaar te gaan. Maar het duurde drie dagen voor hij
met het buiten van Mr. Hastings verbinding kon krij
gen en toen kreeg hij de secretaresse van den heer des
huizes aan de telefoon.
Kan ik Mr. Thorne even spreiken?
Mr. Thorne? Mr. Thorne is niet hier.
Is hij dan alweer vertrokken?
Hij is hier heelemaal niet gewéést, klonk het onge
duldig. Zijn dochter en zijn zaïster
-Juist; ik bedoel ook niet den ouden heer Thorne,
maar zijn zoonLeslie.
De jongedame aan de andere zijde van den draad
scheen er nu heelemaal niets meer van te begrijpen.
Na een hartgrondig „hé?" en een pauze, vroeg ze ein
delijk? U bedoelt zeker Miss Thorne... Miss Leslie
Thorne! Die is gisteren weer naar New-York ver
trokken.
Het eenige wat het meisje-aan-de-telefoon verder nog
hoorde, was het met 'n ruk ophangen van den hoorn
aan den anderen kant
Miss Leslie Thorne!
Allemachtig! Ze zag er uit als een jongen, met haar
slanke, rechte figuur en haar krullebol. En haar on
verschillige manieren en haar donkere diepe stem
hadden de illusies van een aankomenden, jongen man,
volkomen gemaakt! Ze had haar rol eenvoudig on
verbeterlijk gespeeld.
Wat was dat voor een brutale streek om hem op die
manier beet te nemen, gebruik makend van zijn be
grijpelijke vergissing bij hun eerste ontmoeting en om
op die manier zijn vriendschap te winnen? Want dat
een van de veelgesmade „moderne" meisjes op een
slinksche manier zich van zijn sympathie had meester
.gemaakt, moest hij zich vol ergernis bekennen!
Hij was er nu ook achter wie de „Miss Thorne' was
geweest, die door Leslie aan de telefoon was geroepen
Dat was de tante!
Hij ging naar New-York, buitengewoon uit zijn hu
meur. En toch was het niet alleen ergernis, die hem uit
zijn evenwicht bracht. Hij miste den jongen, die in een
paar dagen tijds zijn kameraad geworden was, den
jongen, die hem zijn geloof in echte jeugd had terug
gegeven, den jongen, van wien hij wel gewild had,
1 dat het zijn zoon was geweest of zijn jongere broer.
De gedachte hieraan deed een grimmige lach op zijn
gezicht komen. Die jongen had nooit bestaan! Er was
alleen maar een meisje geweest; een modern meisje
met een jongenskop en een jongensfiguur en aardige
jongensmanieren. Hij was dol geweest op den jongen,
ihet meisje haatte hij.
In New-York kreeg hij een briefje van haar, ter bege
leiding van een chèque van haar speelschuld aan hem.
't Waren een paar regels op een correspondentiekaart.
Beste Bob Carruthers.
Je bent er natuurlijk achtergekomen, dat spreekt
vanzelf. Het zou me spijten als je boos bent..
maar je bent natuurlijk' boos! Ik vraag je vriende
lijk me niet te vergevenen me niet te ver
geten; Voeg je grieven tegen mij, maar bij de vele,
die je tegen het „moderne meisje" hebt en troost
je met de gedachte, dat een van jouw aangebede
nen uit den goeden, ouden tijd, zooiets nooit zou
hebben uitgehaald. Wat me zelf betreft, ik schaam
me heelemaal niet en ik vind dat ik het allemachtig
plezierig bij je heb gehad. Dank je wel!
Met hartelijke groeten,
Leslie Thorne.
Carruthers scheurde de chèque in kleine snippers en
verbrande 't briefje zoo omstandig alsof hij een brand
offer aan een grimmige godheid bracht. Maar de maat
van zijn ellende was nog niet vol. Hij pakte een mon
dain „magazine" op en vond een bladzijde met foto's
vanLeslie Thorne. Hij smeet het blad in een
hoek en raapte het even later weer op.
Leslie in rij-costuum, Leslie in een kwiek jacht-pak, het
pak dat hij kende... Leslie op een aardige ponny aan
het polo-spelen, Leslie wandelend in een of andere
avennue in een keurig wandelpakje, Leslie als „grande
dame" in een avondjapon. En op al die foto's: haar
oogen helder en klaar als de oogen van een flinken,
eerlijken, aardigen jongen, haar rug, recht als de rug
van- een gezonden knaap, maar tochhaar lippen
lachend, zooals alleen verleidelijke meisjeslippen lachen
kunnen. Dat hij dat niet eerder gezien had, ezel die
hij was!
Carruthers begroef het „magazine" onder een stapel'
oude kranten. Den volgenden dag stak hij naar Europa
over.
En niemand, die diit verhaal met verstand en aandacht
gelezen heeft, zal het verbazen, als hij verneemt, dat
Bob Carruthers, toen hij na zijn zwerftocht door het
oude Europa, den volgenden zomer Leslie Thorne- trof
aan het zonnige strand van Palm Beach, in een zomer
jurk, die verrukkelijk kleurde bij haar rossige haren en
groenige oogen, zijn theoriën over antieke en moderne
meisjes in den Oceaan wierp en zich met verbazing af
vroeg, hoe hij dit „schat-van-een-meisje" ooit voor
een jongen had kunnen houden!
En dat hij het wezen, dat hij als zoon, of althans als
jongste broer had begeerd, thans vroeg zijn vrouw te
worden en zijn vroolijke kameraad voor altijd
Dat zij geen „neen!' zei, zal al evenmin verwondering
wekken
Meneer Hendriks, zei de professor op het college,
vertelt U me eens, wat is de definitie van de „ruimte".
Meneer Hendriks stond op en sprak: De ruimte, pro
fessor, is datgene, waar niets isik hm, ik
kan het niet precies onder woorden brengen, maar ik
heb het in mijn hoofd!
De directeur van den dierentuin was met vacantie,
toen hij het volgende briefje van den chef kreeg: Alles
gaat goed, behalve met den chimpanzee. Die schijnt
heimwee te hebben naar een kameraad. Wat moeten
we doen, zoolang U er niet bent?
Ik kan niet zeggen, dat ik er verrukt van ben
P 1 e M 1 e, Parijs
Wat U zoo even zag, is een portret van een van mijn
voorouders, geschilderd door David, die ook Napoleon schil
derde. En dit is een portret van mij, zooals U wel ziet.
O ja Ook door David?
Der Dorfbarbier, Berlijn
Wel, is je man weer heelemaal beter?
O ja! hij was gisteren al weer dronken
Ruy Bias, Parijs
Het spijt me, maar ik zal den wijn met een stuiver per
liter moeten verhoogen
Dan schiet mij niets anders over dan den wijn ook met
een stuiver per glas te verhoogen
Buen Humor, Madrid
I Waarvoor heb ik je- zoo'n groote piano moeten geven,
als je alleen maar op het middengedeelte speelt?
Pieterse aan!
ZooDan. zal ik u eens wat zeggen het maga zijn,
dat meneer Pieterse op mij lijkt, maar er is geen sprake van,
dat ik op een meneer Pieterse zou kunnen lijken! Goed
begrepen?