DE MODERNE HOUTSNEDE
VooR KENNI
ÉXPL?%nAD
DE 0ENE5TE
UI TG
De Re{
IN NEDERLAND
algem.nii
HAARLEM!
-7&TRRPAG 10 NOV. 1928
Onder dezen titel heeft onze begaafde medewerker
de heer A. van den Boom bij de Uitgevers-
Maatschappij „Kosmos" te Amsterdam een pracht
werk het licht doen zien, waarop wij zeer de aandacht
vestigen van onze kunstminnende lezeressen en lezers.
Het is een overzicht in 165 afbeeldingen, waarvan wij
er in dit nummer eenige reproduceeren; onze plaats
genoot R. N. Roland Holst, de allengs zelf ook be
roemde man van de beroemde vrouw, de directeur
van de Rijks-akademie voor beeldende kunsten
te Amsterdam, schreef een woord vooraf.
De heer Van den Boom zelf heeft de afbeeldingen
bijeengezocht. Hij geeft ook een helder geschre
ven en zeer instructieve inleiding.
Eerst een woord van lof over de indeeling, het
papier, den band en den druk van tekst en cli-
ché's. Het is een genot om 's avonds als de dag
taak te vermoeiend is geweest om nog te lezen,
in dit kosmisch prentenboek te bladeren. Als we
allengs verstaan, hoeveel geest en ziel en be
wuste techniek de 52 moderne Nederlandsche
houtsnijders, die hier vertegenwoordigd zijn,
langs dezen weg aan ons te geven hebben, komt
allereerst een woord van dank naar onze lippen
voor den heer Van den Boom, die ons tot al dit
genot in staat heeft gesteld, maar ook aan de
uitgeefster, die voor de geringe prijs van 9.50
in dit boek een prachtwerk leverde, dat zich
uitstekend leent voor geschenk, en waarvan wij,
ook voor de algemeene ontwikkeling van ons
volk op het gebied der grafische kunsten, hartelijk
hopen, dat het weldra een tweede en derde druk
zal beleven. Men vrage het bij zijn boekhande
laar ter inzage..
De inleider heeft den goeden inval gehad, de
techniek van de zwart-en-wit kunst, die hout
snijden heet, te beschrijven en daaraan twee
foto's toe te voegen: een van het snijden en een I
van het afdrukken. Het boek geeft, ook door
de verdere inleiding, aldus niet alleen een over
zicht, maar ook een inzicht in deze ten onzent blijk
baar bloeiende kunst. Dat ook werk van groote
pverledenen als De Bazel, Dijsselhof, A. J. de Graag en
Jan Mankes is opgenomen, strekt slechts om ernstig-
belangstellenden in onze hollandsche kunst dit boek
met nog meer sympathie te doen begroeten. Hulde,
hulde, driewerf hulde!
Onze aanbeveling moge ertoe leiden, dat ook te Bloe-
mendaal, waar zoovele Nederlanders wonen met
fortuin en goede smaak, met belangstelling en ijver tot
het goede-en-schoone, zich de zucht tot collectioneeren
van houtsneden openbare, ten gevolge waarvan ook
ANTON PIECK
het komende geslacht in ons land geleid wordt tot het
genieten van deze kunst van gebonden vorm, die sterk
en voornaam is en waarin toch alles schijnt te kunnen
worden uitgedrukt. Wij besluiten met de korte samen
vattende beschouwing van de hand van den inleider:
Een korte samenvattende beschouwing over de pro
ductie der jongere en jongste houtsnijders zal zich
noodzakelijk moeten beperken tot een aanduiding van
de sfeer, waarin het werk ontstond en van de stu
wende krachten, waardoor het nog groeiende is. Het
werk der Nederlandsche snijders toch is te zeer uit
eenloopend, hoewel een karaktervastheid in vele ge
vallen ontstond, die het psychologisch zij het dan
ook individueel-psychologisch een dieper fond van
gemeenzaamheid geeft. Wat niet wegneemt, dat een
nader karakteriseeren thans zeker nog niet behoort te
geschieden, want ook al kan worden gesproken van
een betrekkelijke eenheid, deze ontstond door
HOUTSNEDE „KREEFT"
S. JESSURUN DE MESQUITA
de meer of minder geslaagd in het werk tot uitdruk
king gebrachte erkenning van een of meer voorwaar
den. Niet echter is ze gebaseerd op een vervulling, al
erkennen wij dankbaar den dieperen ondergrond: het
zoeken bij velen om naar den aard en het karakter der
houtsnede er iets bijzonders in uit te drukken, wat bij
enkelen reeds tot een essentieelen vorm werd.
Zoolang men het Haagsche impressionisme den naam
„stemmingskunst" kon geven, zoo kan de Nederland
sche houtsnijkunst in haar geheel als „anti-naturalis
tisch" worden getypeerd. Men bedenke, dat dit laatste
reeds in de bewerking der materie ligt opgesloten. Men
snijdt immers niet in den plank onmiddellijk naar de
natuur, veeleer ontstaat de compositie als een uit de
fantasie van den kunstenaar geprojecteerd beeld naar
F. E. TEN KLOOSTER
aanleiding van eventueel gemaakte schetsen, of wat
verder diens visie mag hebben bepaald.
Maar ondanks de erkenning „anti-naturalistisch"
als een negatieve kwaliteit echter! blijkt een saam-
yattend-psychologisch doorgronden nog niet mogelijk.
Jmmers hoe de moderne kunsten ook schijnen geboren
uit de breedere verlangens van den tijd, de kunstenaars
zelve toonen in hun streven allerminst een collectief
beginsen, waar naar zij hun ideeën kunnen vertolken,
zoodat elke kunstdaad in dezen tijd ik zou de
nieuwe architectuur in zeker opzicht willen uitzonde
ren vooralsnog z'n waarde moet vinden in de
schepping van het
individu, zij het dan
tot meer algemeen
beschouwelijken
vorm geobjecti
veerd.
Hieruit zou de ver
keerde gevolgtrek
king zijn te maken,
dat ook de Neder
landsche houtsnede
speciaal de uiting
is van den van het
leven afgekeerden
egocentrischen in
dividualist, de ge-
concentreer dheid
van den menschen-
ziel in zich zelf.
Met nadruk moet
zulks worden afgewezen, want zoo ergens dan heeft
het Hollandsch volkskarakter, dat zich tegen
woordig in zijn diepste potenties weer sterker open
baart in alle uitingen van werkelijk modern leven, zijn
stempel gedrukt op de houtsnee-productie van den
laatsten tijd. En zelfs zoo groot is de algemeene ver-
vuldheid tegenwoordig voor de ten onrechte demo
cratisch genoemde houtsnede, dat ze al te vaak ont
aardt tot een modieuze voorkeur voor een zwart-wit
prentje in een lijstje.
Zoo ziet men dikwijls den z.g. decoratieven vorm
slechts aangewend als voorwendsel, om onmacht en
gemis aan beeldend vermogen te verdoezelen. Veel is
er bovendien nog onaf en onrijp, maar dit oneven
wichtige is tegelijk aantrekkelijk en hoopgevend. Dik
wijls ook trilt er in de beste zwart-wit uitingen onzer
grafici reeds iets van de vaart en de stuwkracht van
het moderne leven, hun ontroering is vaak spontaner,
hun expressie bewijlen heviger. Dit te constateeren
tegenover de voor
al decoratief ge
richte productie der
directe voorgang
ers is even nood
zakelijk als te er
kennen, dat door
het vergaan der
ouderen, der jonge
ren mogelijkheden
werden geboden,
die hun arbeid aan
diepte en beteeke-
nis hebben doen
winnen.
Tegenover de gra
fiek der bekende
buitenlandsche fi
guren inzonderheid
de Vlaamsche snij
ders draagt de
Nederlandsche een
HOUTSNEDE „GAZELLEN" specifiek eigen ka
rakter. Wij zijn
misschien wel eens
geneigd dit een weinig te vergeten! Want tegenover
de vitaliteit en de meestal robuste kracht van een
Masereel, een Van Straten of een Joris Minne, tegen
over de virtuositeit van sommigen der Franschen
(Carlègle, Deslignères, Hermann Paul, e.a.) zien we
het diepe eenvoudige leven van onze bezonkener cul
tuur, weliswaar vertolkt in een mengeling van vor
men, doch tegelijk als een faze van geestelijken groei.
Aan onze grafiek is bovendien ook voorafgegaan een
constante psychologische ontwikkelingsgang sinds de
negentiger jaren der vorige eeuw. Ze is dus resultaat
van een langzamen groei, waar b.v. het scheppen der
Vlamen met z'n hevig en soms instinctief levensgevoel,
bij wijze van spreken, direct uit den bodem kwamen.
De Hollandsche snijder vindt men vrijwel nimmer in
HOUTSNEDE „DE KAAP'
gesteld op de directe of spontane handeling (voor
generaliseeren zij men echter blijkens sommige in
dit boek voorkomende uitingen gewaarschuwd)
waardoor de houtsnijkunst in ons land „im grozsen
ganzen" staat afgekeerd van het dagelij ksch realisme.
Onze kunstenaars zijn daarbij dikwijls ongelijk van
waarde. Ze toonen soms de sterk subjectieve voor
keur voor een vorm, dan weer een vooropgezette drang
naar oorspronkelijkheid. Ook hebben zij soms een
enkele maal zakelijkheid en scherp waarnemen der
realiteit verdiept tot een van alle overtolligheden ge
zuiverde innigheid van primair natuurgevoel (Mankes:
Wittenbergsoms het revolutionnair bewust
zijn van den tijd tot een bijwijlen expressionistische
opstandigheid openbaar gemaakt (Eekman, in wien het
leven van den metropolis herhaaldelijk tot een be
nauwende obsessie werd: minder bewogen, minder
flakkerend ook, doch statiger en meer gericht op strak
lineaire synthese, veelal ook uitnemend van wit-in-
zwartbeelding, J. Franken Pzn.).
Een zeer markante persoonlijkheid met een zwierige,
soms grillige fantasie en immer met een kantig-be-
palend vormscheppend vermogen is Fokko Mees, die
niet slechts in zijn vrije prentkunst, doch ook op het
gebied van de zuivere boek
illustratie en versiering tot onze
belangrijkste grafici behoort. Een
geboren houtsnijder toont zich
ook B. Essers, die ons dikwijls
kan overtuigen, dat ook hem de
houtsnede, waarin hij soms de
gratie en den gesloten vorm van
den Japanner bewaart, het meest
voor zijn persoonlijkheid geëigen
de uitdrukkingsmiddel is.
Minder principieel in zijn zwart
wit uiting, doch parend een
zuiver objectieve zin aan een
breed en spontaan realisme, werd
Dirk Nijland langzamerhand
„de" vertolker van het wijde
water, van de kaden en de
havens met hun druk vertier,
van de polders, de rivieren,
kortom van de Hollandsche
„nattigheid".
Een vrijwel afzonderlijke plaats
neemt Peter Alma in, wien men,
geloof ik, geen onrecht aandoet,
door zijn werk niet in de eerste
plaats als houtsnede te zien,
doch veeleer als manifestatie en
als boodschap tot de massa, tot
den gemeenen man. In den geest
der oude handgekleurde hout
sneden heeft Reijer Stolk een
zeer oorspronkelijk talent, als
Oosterling begaafd met een rijke
haast overdadige fantasie en
daarbij een gemakkelijk en vlot
teekenaar uitnemende dingen
tot stand gebracht. Van der
Stok schonk in zijn bekende
series van den Dierenriem een
aantal opmerkelijke prenten van
vooral stylistische kwaliteiten.
In het Zuiden te Maastricht was
het de schilder Henri Jonas, die
op lateren leeftijd en zonder
zijn schildersaard te verlooche
nen een bepaalde eigenheid in z'n vooral als boek
illustraties gemaakte houtsneden wist te bereiken.
Met deze korte onvolledige aanduiding van het
werk van sommige jongeren moge worden volstaan.
Het zij nogmaals gezegd: onze aanschouwing, die zoo
zeer gebonden is aan de vormen van ruimte en tijd
laat moeilijk een nadere definieering in onderling ver
band toe met overpeinzingen over het onpijlbare van
arbeid, welke nog niet op een afstand van jaren kan
worden bezien, temeer daar de ontwikkeling van vele
talenten, die zelf nog tot ongedachte wendingen zullen
komen, nog niet anders dan in groote trekken zou
Icunnen worden aangeduid. Dit moge bewaard blijven
voor een eventueelen herdruk, waarbij tevens de ver
wachting worde uitgesproken, dat het afbeeldingen
materiaal dan een belangrijke aanvulling zal behoeven.
Daarnaast moet worden geconstateerd hoe weinig
werkelijke grafiekverzamelaars ons land telt, hoe
weinig collectioneurs er worden gevonden, die als de
boekenliefhebber hun kostelijk bezit in de stille uren
van aandacht tot een herhaald bezien in handen plegen
te nemen. Daarom mogen bovenal de reproducties in
dit boek velen opwekken tot grootere waardeering,
kortom: tot meerdere daadwerkelijke belangstelling in
en bevattelijkheid voor de grafische kunst, inzonder
heid voor de moderne houtsnede in Nederland.
Nog citeeren wij:
De techniek van het houtsnijden moge thans onze aan
dacht hebben, al ben ik het onmiddellijk met Gordon
Graig eens, waar hij in zijn pittig boek „Wood
cuts and some Words" schrijft: „It is the kind of
thing, I suppose, one can show in half an hour
better than explain in half a year".
Toch lijkt mij vooral voor de leeken onder de
lezers van deze regelen eenige korte ver
klaring gewenscht. Immers hoevelen weten niet
te onderscheiden de bijzondere eigenschappen
van een ets, een houtsnede of een litho.
De houtsnede is in tegenstelling tot de ets of de
gravure (diepdruk) en de litho (vlakdruk) een
z.g. hoogdruk. De meest algemeene wijze van
werken der tegenwoordige houtsnijders is het
snijden met guts of mes, of met fijn geslepen holle
naalden (die men zelf maakt van de z.g. schoen
makersmachine-naalden) in volkomen glad ge
schaafd en opgeschuurd perenlangshout. Voor
bijzonderen arbeid gebruikt men soms het kopsche
palmhout.
Eenvoudig en direct is deze bewerking. De weg
gestoken partijen of lijnen, die onder de opper
vlakte van 't hout komen te liggen, blijven bij 't
z.g. inkten (dat geschiedt door de plank met een
uit een mengsel van vischlijm en gelatine samen
gestelde rol van drukinkt te voorzien) bevrijd
van inkt. Zeer gelijkmatig en vooral spaarzaam
moet deze worden opgebracht, waarna dan het
afdrukken of afwrijven volgt op een velletje dun
Japansch papier of vloei. (Ook dikkere mits
niet te gladde papiersoorten laten zich goed
in een pers verwerken. Veldheer en Nieuwen-
kamp drukten b.v. veel op Oud-Hollandsche of andere
eenigszins ruwe en vezelige papieren.) Men kan dat
doen met behulp van een gummirol, hoewel ook pri
mitieve instrumenten, als het heft van een beitel, een
eierlepel e.d. goed te gebruiken zijn.
Drukt men nu op het doorzichtige Japansche vloei, op
zichzelf reeds een prachtige zijde-achtige materie, dan
vertoont de afdruk zich op beide kanten in gelijke
sterkte. De houtsnijder ontkomt in dat geval aan het
bezwaar van elke grafische druk-techniek, dat eerst
een spiegelbeeld moet worden gemaakt.
De bewerking van het hout geschiedt meestal met
guts, naald of burin. De steek van den guts herkent
men direct aan de half ronde aanzetten, die bij de
hoekige burin juist scherp zijn evenals bij gebruik van
het beeldhouwersmes, dat zich vooral leent tot het
snijden van groote partijen zwart en wit tegen elkaar.
Het behoeft wel geen betoog, dat hoewel deze uit
zetting, in haar algemeenheid juist zijnde, door elk
houtsnijder naar eigen aard en omstandigheden wordt
toegepast. Een ieder zal er dus in details van afwijken.
Zoo vertelt Lauweriks over de houtsneden van De
Bazel, dat de ontwerpteekening, zeer zorgvuldig, nadat
de gedachte en het onderwerp waren bepaald, op sy-
FOKKO MEES
HOUTSNEDE UIT DE MAP „SOIRÉES DE PÊCHEURS
steem werden geteekend. Het snijden deed De Bazel
meest met gutsen en alleen voor de dunnere witte
lijnen gebruikte hij een burin.
Ook enkele bijzonderheden over de methoden der
Japansche houtsnijders mogen hier volledigheidshalve
nog worden vermeld.
In een goed geïllustreerd boekwerk „Die Handzeich-
nungen der Japanischen Holzschnittmeister" deelt de
schrijver, Fritz E. Loewenstein mede, dat over 't al
gemeen twee opvattingen werden gevolgd. De eene,
waarbij de voorstudie of teekening op heel dun en
doorzichtig papier vervaardigd, op het hout werd ge
plakt en tegelijk daarmee werd weggesneden. De
schets ging dan verloren. Utamaro moet o.a. zoo heb
ben gewerkt, daar van hem geen schetsen zijn be
waard gebleven, terwijl daarentegen van den kunste
naar Sharaku vele teekeningen en schetsen voor be
staande houtsneden zijn gevonden, die naar men
veronderstelt door in zijn dienst staande snijders
pp hout werden gecopieerd en nagesneden.
BIJKANTOOR: BL
De in dit blad opgenomen n
zijn van de hand van den a
Tideman.
(Nadruk
Boven de fabrieksschoors
ten der groote stad stond i
een oogenblik tijd hadder
Sommigen dachten aan he
reclame van een bekende
enkele wandelaar bleef sta
van het schouwspel te ge
Maar voor niemand had
zinnigs. En plotseling bed
menschheid onder den ind
tuurverschijnsel.
Voor de voorvaderen waf
verschijnsel; hij was zelfs
een rechtstreeksche bood:
wereld; een teeken uit de
de neerdaling van het goi
Hoe hebben de ouden zie
kleurencirkel verkwikt; in
onderpand van God's lief
hemel en aarde; in dit tee
lijkheid over den dood.
knielde men neer voor
pracht; dankoffers stege
vreugde woonde in het b
Maar ook later, toen het
aard der natuurverschijn
heid was doorgedrongei
steeds de verbeelding or
stil ontzag bij de voorou
kelijkheid voor de groot
zelf deed het gesprek een
een oogenblik rusten, w,
in fluisterende verrukkin
regenboog richtte.
De romantiek omhulde t
dichterlijk waas, nu het
godsdienst was opgeklaa
William Wordsworth,
achttiende eeuw, verkla
zijn hart opspringt, wam
boog aanschouwt. „Zoo
leven begon; zoo is het,
als ik oud ben gewoi
sterven!"
Deze dichter zou dus zijl
de regenboog hem nie
waardelooze levens telt
Maar waarlijk, wij kei
praktische en wetensch
zame oogenblikken, wa
helder wordt, dat wij
gaan, zoo wij niet lang<
ontroerd. Oogenblikken
't menschenbestaan toch
gegaan, toen ^ij eeni
stelselmatig haar poëtif
Veel hebben wij gesma
tiek, op de ouderwets
deels zeer zeker terecl
al te verstandig worde
Zeer zeker! de regenbc
de stormwind, het tikk<
telen van een populier
Wij hebben de natuur
met het gedreun en ge
nieken; overtroefd m<
maan en sterren verbb
kleuren, bij welker re<
boog niet meer in het
Wij hebben de natuur
zijn ons op school reet
vanzelfsprekende wer
meer van haar en der
meer. Waarom zoude
hand ligt en ons hart
geen zin of belang he
De ontraadseling van
opzichten gerieflijker
nuttelooze verdwazin
veel tijdroovend ceren
kosmos met klare oog
In een gesprek met ee
de ontraadseling van
gast vroeg zich af, of
kijk iets zou ontnemi
welke zijns inziens gc
heim was gegrondve: