.ACE »ch ierne forst, EFFECTEN - COUPONS Crêpe Schoenen Help U Zelf A. G. POST rER impuddingen viar ANDEL ALG E M. NIEUWS en ADVERTENTIEBLAD VooRKENNEMECLAND en HAARLEM EXPL?%nADMINT*e:DRUKKER T. TIMMER DE QENE5TETWEG.23,BLOEMEND UI TG AVE NV- HET HI ODEN" De weg terug BOEKHANDEL „LECTIIRA" Kantoorboeken ffen Tentoonstelling van Beeldhouwkunst BURG flENSCH ER WEER ERS RING HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING :te everworstjes stjes DETAIL RAAT 9 worden bij ons Vakkundig gerepareerd L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10 Telefoon 12896 Opgericht 1898 Bloemendaalscheweg 123 - Telef. 22874 NOORSCHE LEVERTRAAN A. J, VAN DER PIGGE GIERSTRAAT 3 - HAARLEM PER FLACON0.45 WAGENMAKER FOON 10188 ER ID TOONEEL R onder leiding IER s avonds 8 uur ig 30 December rCLCFOON 11987 r- Feestprogramnia (SPEEDY) acten. euren. Verder een ïiilandsche actuali- ie de Kerslvacaniie Doorl. Voorstelling TIJD. SSEN HANDEL JON I3ISI TER jr. 10, OVERVEEN l 6 UUR 22012 t tegen 'n operatie, reukband is zonder JKBAND, waarvan EF. 11288 verkooper is pen zoolang U de BAND niet kent 4 No. 10058 Cuisinier ZATERDAG 29 DEC. 1928 22e JAARGANG No. 52 sigflgl.OEkEUDAALSeiL^ Heekbla» TELEF. 22003 GIRO 30785 Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per halfjaar bij vooruit betaling vóór 1 Jan. of 1 Juli. Nó dien datum verhooging van 0.15 incassokosten. Voor Indië en het Buitenland met verhooging der porto. Losse nummers 0.10. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan. Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting. Kleintjes: Vraag- en Aanbod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop, van 1 tot 5 regels 60 cent, elk* regel meer 12 cent uitsluitend bij vooruitbetaling. Boven, onder of naast den tekst dubbel tarief. BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147 L.S. Redactie, medewerkers, uitgeefster, exploitant, druk ker, chef en verder personeel, hoog en laag, jong en oud wenschen elkaar en U getrouwe adverteerders en lezers, en bovenal U getrouwe abonnees onder wie er honderden zijn, die meer dan twintig jaren aan één stuk lief en leed, opgang en overgang van Het Bloe- mendaalsch Weekblad met ons hebben meegemaakt: Heil, Zegen, Voorspoed. In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal. Zoo staan wij in het heden steeds op de grens van twee werelden. Van de reëele nu bekende wereld die was, en de onbestemde en onbekende wereld die voor ons ligt. Wij weten wat wij achter ons hebben. Wij weten niet wat ons wacht. Maar wij weten wel, beter dan te voren, wie wij zelf zijn, wat wij vermogen- en wat niet. Een goed Oud Jaar! Dat is de eerste wensch. Het is de wensch, dat het afgelegde tijdperk U een helderder inzicht, een dieper liefde voor wat U aanging moge hebben bijgebracht. Een goed Nieuw Jaar! Het is de wensch die vaak gedachteloos uitgesproken wordt maar zeer veel in heeft: dat gij niet uwe nieuwe boot of met uw ge havend schip vol moed nieuw zee kiest en U op de levenszee waagt, met de zekerheid dat ten slotte eindelijk altijd zegen wacht. Oudej aarsmij mer ing. (Nadruk verboden) ,,0 wist ik toch den weg terug, den lieven weg naar 't kinderland!", aldus vangt een Duitsch lied aan, dat door den componist Brahms op muziek is gezet en meermalen ook ten onzent op concerten wordt gezon gen. In dit vers heeft de dichter Klaus Groth het heim wee naar het verleden vertolkt, dat den mensch op sommige oogenblikken kan overvallen. De dichter verzucht in dit lied, dat hij er naar haakt uit te rusten, door geenerlei streven opgewekt en zon der ergens naar te vorschen of te spieden; zijn moede oogen toe te doen en droomend over de zoete jeugd, waarin de liefde hem zacht toedekte, de verandering der tijden te vergeten. Zoo zou hij ten tweeden male een kind willen worden! In een ander gedicht herinnert de dichter zich, hoe hij als kleine jongen met zijn broertje zat op den rand van buurman's put. De jongens keken het luchtruim in, waar de maan langs den hemel zeilde en tuurden in het diepe water, waarin haar glans zich weerspiegelde. Hoe anders was toen de wereld! Zoo is het nu niet meer; alleen nog maar in den droom. En als de eenzame man in den stillen schemeravond meent een bekende voet stap naast zich te hooren en hij wendt zich verheugd om, dan is er niets dan hij, die te schreien staat. Hoe algemeen is dit heimwee, al wordt het niet altijd in den sentimenteelen vorm uitgedrukt, waarin de Duitsche volksdichter zich uit! Nog onlangs slaakte een onzer jongere Nederlandsche dichters dezelfde klacht, verzuchtende: „Wat is er van mijn dagen mij gebleven, En van hun gloed en 't rusteloos gedruisch Der wereld van mijn nuttelooze streven? Alleen één zekerheid: het ouderhuis." „O wist ik toch den weg terug!" Is het niet. of de klokken dit galmen op dezen laatsten, stillen dag van het jaar? Fluistert deze verzuchting niet met den wind door de kale takken der boomen, wanneer wij ons lang den eenzamen landweg begeven naar de Oude- jaarsavondkerk of naar het huis, waar wij in ver- trouwelijken kring het jaar zullen uitzitten? Het is of we deze klacht hooren in de schrille kreet, waarmee straks fabrieksschoorsteenen, locomotieven ADRESBOEK VAN BLOEMENDAAL 15EJAARGANG 1928 F 2.50 EEN OUD VERTROUWD ADRES VOOR BLANKE IS: en stoombooten het oude jaar afscheid toeroepen. Het snerpt als een schreeuw uit een wanhopig hart: „O wist ik den weg terug!" Maar meedoogenloos als de sneeuw, welke onze voet stappen heeft uitgewischt, de voetstappen waarmee wij ter Oudejaarsviering zijn opgegaan, overdekt de tijd eiken indruk, elke prent, die ons bestaan in het ver leden gedrukt heeft. Zacht en onmerkbaar dwarrelt vergetelheid neer over ons levenspad en al dieper raakt hetgeen kortgeleden onder onzen driftigen tred zijn spoor in de wereld achterliet, bedolven onder haar stille, donzige wade. Een vrouw zat bij 't haardvuur in Oudejaarsavondge dachten verzonken. Zij woonde in een oud huis, dat van geslacht op geslacht aan haar familie had toebe hoord. Nu zat zij alleen in de groote holle kamer, waar ze eens met haar ouders in een talrijk gezin had ge leefd. De kring was uiteengespat naar alle deelen der aarde. En, terwijl zij mijmerend haar verkleumde handen uit strekte naar het vuur, bedacht zij opeens, hoe ook haar vader vroeger zoo placht te zitten, starend in de vlam men. Het was haar, of ze plotseling al de handen zag, die in den loop der eeuwen zich hier op dezelfde plek in dit oude huis naar den haard hadden uitgestrekt. Geslacht op geslacht van handen: oude, verweerde handen, jonge blanke handenEn eensklaps zag ze haar eigen handen als in een verdwijnenden spiegel zich oplossen met al die andere handen uit het verleden. Geslacht op geslacht heeft op dezen laatsten avond i "«vouwen onder het hoofd gelegd; aan geslacht op gesiacnt is in alferlei toonaarden op dezen avond de verzuchting, de smart kreet ontvloden: „O wist ik toch den weg terug!" En niemand heeft hem geweten; niemand is het gelukt, voor de tweede maal kind te worden, blind voor de verandering der tijden. Ook ons zal dit niet gelukken. Er zijn dingen, waarbij wij ons moeten neerleggen. Wanneer eenmaal het kuiken uit het ei is gekropen, is het onmogelijk, dat het wederom ei wordt. Wanneer eenmaal het zaad in de aarde is gevallen en het ont kiemt, zal niets ter wereld bij machte zijn, om het jonge plantje in zijn ouden vorm te herstellen en er nogmaals een zaadkorreltje van te maken. Het rijsje, dat wij geplant hebben, breidt zich nood- wendigerwijs uit tot een boom, in welks forschen stam en welig loover wij het oorspronkelijk twijgje niet meer herkennen. Van een volwassene weer een kind te maken, is even onmogelijk als den weg terug te vinden van den ouden eik naar het rijsje, van de plant tot den zaadkorrel, van het kuiken naar het ei. De weg terug bestaat niet.Op geen enkel gebied. Slechts in de verbeelding, slechts in den droom is het verleden te reproduceeren. Maar als het herstel van het oude werkelijkheid werd, zou het verleden zijn eerwaardig karakter verliezen en kortweg belachelijk worden. Wij kunnen dit gemakkelijk ervaren, wanneer wij een muziekrol of een film in plaats van van voren naar achteren, van achteren naar voren afdraaien. Het is een komisch effect van de goedkoopste soort. Beseffen wij eigenlijk wel, dat wij met onze Oudejaars- avondverzuchting het dierbaar verleden aan een derge lijk komisch effect blootstellen? Dat onze wensch, om den weg terug te loopen, ten slotte niets anders betee- kent dan dat wij ons ten koste van het verleden zouden willen vermaken? Er is niets bespottelijkers dan een .achteruitloopend mensch. Daarom is het goed, er den nadruk op te vestigen, dat Oudejaar een afscheidsfeest is. Wij spreken van Nieuwjaarswenschen, maar van een Oudejaarswensch heeft niemand gehoord. „O wist ik toch den weg terug!", is een wensch. Een Oudejaarswensch. Een bede om achteruitgang. Wij wenschen elkander Nieuwjaar. De Nieuwjaarswensch is een bede om vooruitgang. Dat het geluk onzen voor uitgang begeleide. Achteruitgang kan door het geluk nimmer worden begeleid. Dwaas is het verlangen naar herstel van het oude. Het oude keert niet terug. De eenmaal afgezworen staatsvorm heeft afgedaan. De maatschappij is niet in zijn eenmaal verloochenden toestand terug te brengen. Onze vroegere overtuigingen, liefdes en liefhebberijen kunnen wij geen nieuw leven inblazen. Gedane zaken nemen geen keer. Wie zich hecht aan hetgeen door het leven achter haald is, heeft bij voorbaat verloren spel. Dat is de tragiek van den reactionnair. Elke dag breekt den brug achter gisteren af. Elke dag bouwt een brug voor morgen. Zoo wil het de grondwet van 't leven, waar tegen verzet nutteloos is. Zoo moge de jaarwisseling ons niet met een jammer klacht vinden, doch met een welkomsgroet aan de toekomst, den wegvooruit! H. G. Cannegieter BERICHT. Wij hebben het voorrecht in ons volgend nummer te kunnen opnemen eene beschouwing van prof. J. A. G. van der Steur, hoogleeraar aan de Technische Hooge- school te Delft en voorzitter van de afd. B. der Rijks commissie voor Monumentenzorg over de door Haar lem's bestuur beoogde veranderingen aan het Ver- wuift met inbegrip van het vraagstuk van de Paarde- steeg. KUNSTKRING HEEMSTEDE De „Kunstkring Heemstede" heeft op 't oogenblik in het Kleuterhuis te Heemstede (Lieven de Keylaan) een expositie van onze jonge Nederlandsche plastiek ingericht, die in vele opzichten geslaagd mag heten. In de leege schoollokalen heeft men met zeer primi tieve middelen de werken van oudere zoowel als jon gere beeldhouwers tentoongesteld. Achtergrond en plaatsing zijn niet altijd zóó, dat ieder stuk voldoende tot z'n recht komt, maar daartegenover staat het groote belang, dat thans het publiek weer eens een gelegenheid wordt geboden met het werk der Nederl. sculpteurs in aanraking te komen. Een streven dat riet genoeg kan worden toegejuicht, temeer daar de J-- 1 1- 1 11 -Tl- 1<; haast overal nog zeer gering is. Soms vraagt men zich met verbazing af, of b.v. of- ficiëele lichamen en personen dan in 't geheel niet beseffen wat er op 't oogenblik aan Nederlandsche moderne kunst wordt voortgebracht. In het buiten land blijkt men daarvan soms meer op de hoogte te zijn. Een dergelijke verbazing was b.v. zeer onlangs ge motiveerd toen het gemeentebestuur van Haarlem een Theo van Reijn. Plastiek „Springend Hert" opdracht gaf tot het maken van een standbeeld voor Lorentz, niet zooals men van de „overheid" had mogen verwachten aan b.v. den man ,die de inter nationale beteekenis van een figuur als Lorentz gees telijk zou hebben weten vast te leggen in een con ceptie, die daaraan gelijkwaardig zou zijn geweest, ik bedoel hier Nederland's pionier der moderne beeld houwkunst Dr. J. Mendes da Costa, die onlangs ook de prachtige buste van P. J. Troelstra vervaardigde, maar de uitverkorene bleek te zijn de heer professor Odé, hoogleeraar in het boetseeren te Delft. Een technisch ongetwijfeld goed onderlegd man, waarvan ik tot mijn spijt nog nimmer een werk van eenig be lang heb gezien. De professor zal nu een portretbuste of misschien wel een relief in de gerenommeerde cirkel maken .bevestigd aan een stuk gladgeslepen graniet, omgeven door groen en 's zomers eens extra in de bloemetjes gezet door den gem. dienst van Hout en Plantsoenen. Bovendien hebben we onlangs al in de kranten kun nen lezen dat professor Odé in zijn taak ernstig be moeilijkt wordt, omdat hij Lorentz niet voldoende ge kend heeft. Maar voor den drommel, beseft men dan daardoor niet, dat juist de gansche opzet van zoo'n opdracht een paskwil wordt. Richt men dan zoo vraag ik mij af een standbeeld, of wat dan ook, op, om Lorentz' gezicht voor het nageslacht te bewaren; of is het juist de groote wetenschappelijke en cultureele betee kenis van dezen pionier, waarvoor men een symbool moet trachten te vinden? Maar hoe verbleekt dan het maken van een goed- gelijkend portret hier tot een burgerlijk grapje en hoe weinig is toch het besef aanwezig, dat juist de beeld houwkunst*) de aangewezen vorm kon zijn om in zulk een geval een waarlijk grootsche symbolische herinnering te scheppen. Zooals het met de overheidsbemoeiing „inzake" de beeldhouwkunst gaat ik zonder onmiddellijk een gemeentebestuur als het A'damsche uit, omdat dit sedert vele jaren het goede voorbeeld geeft zoo is het ook gesteld met de publieke waardeering en be langstelling voor deze bij uitstek als gemeenschaps kunst (een inderdaad niet ongevaarlijk woord, omdat in hoogste instantie alle kunst gemeenschapskunst is), geldende sculptuur. In een boekje dat ik dit jaar als eerste van een serie „Nieuwe Beeldhouwkunst in Ned." over den grooten kunstenaar John Radecker publiceerde, heb ik de vraag gesteld, hoe de publieke waardeering tegenover de jonge Nederl. beeldhouwkunst staat. Ik laat het fragment, omdat ik er thans nog 't zelfde over denk in z'n geheel volgen: „Laat ons niet schroomen het uit te spreken: Deze waardeering is vrijwel overal beneden peil. Wat „men" waardeert en wat „men" eischt is van een on benullige, karakterlooze gehechtheid aan het natuur lijk-werkelijke. Vergeten wordt meestal dat de beeldhouwer (en niet alléén de beeldhouwer, maar natuurlijk ieder beeldend kunstenaar) dikwijls in een van de werkelijkheid af wijkende z.g. onvolmaakte vorm, expressies en ge moedsaandoeningen kan openbaren, die het werk on middellijk buiten de sfeer der realiteit in die van het kunstwerk heffen. Tagore zegt in zijn rede over „Het wezen der kunst" heel juist: ding, karakter of omstandigheid weergeeft, volgt de kunstenaar in zijn werk niet de natuur in haar grillige heterogeniteit, maar zijn eigen uitlezende, menschelijke aard. Dóór weg te laten wat niet essentieel is voor wat hij wil uitdrukken, door intenser te maken wat daar beteekenis voor heeft, brengt hij de waarheid van zijn schepping in sterker mate te voorschijn, dan wan neer hij zuiverder gecopieerd had, want dit laatste beduidt een volstrekte onpartijdigheid ten opzichte van het bestaande". Nu is het juist deze onpartijdigheid ten opzichte van het bestaande, welke men van den kunstenaar eischt. Men wil hem de middelaar tusschen het reëele en het eigen kleine bevattingsvermogen. Kortom: men wil in het werk van den beeldhouwer de natuur gecopieerd zien, zonder er bij te bedenken, dat daardoor zijn ar beid wordt teruggebracht tot het product van een wassenbeelden galerij. De tentoonstelling te Heemstede, die werd bijeenge bracht uit de collectie beeldhouwwerken door de Haarlemsche Ver. Kunst aan het Volk in de Staten zaal geëxposeerd en verder aangevuld werd met wer ken van Altorf, Radecker, Mendes da Costa, Klinken berg en Van Hall, is buitengewoon leerzaam door de groote verscheidenheid van opvattingen en uitings wijzen, die men er aantreft. Maar van al deze werkers kan men dan toch zeggen, dat zij allen op eenigerlei wijze zoeken naar verdieping en verinnerlijking van het gegeven. En daarom vooral kan men in deze tijden, waarin hoe langer hoe meer de platvloersche geneugten gaan overheerschen denken we maar aan de radio, die op ontstellende wijze demonstreert dat er over de heele wereld een gebrek aan muzikale cultuur is, als misschien nim mer te voren niet genoeg wijzen op datgene, wat tot de room van het leven behoort. Baat het dan al niet, schaden doet het zeker ook niet! A. VAN DER BOOM. Ik reken n.l. een professor in het boetseeren niet onder de beoefenaars van de beeldhouwkunst! WIELRIJDERS EN TRAMVERKEER. Bij het rijden ten opzichte van trams zijn de volgende punten in acht te nemen: 1. Langs een stilstaande tram niet passeeren als er niet voldoende ruimte voor de in- en uitstappende passagiers overblijft. 2. Een tram mag niet links worden ingehaald, als men daardoor op de linkerhelft van den weg komt. 3. Tusschen twee elkaar voorbijgaande trams door glippen, is hoogst gevaarlijk. VERBINDINGSWEG 53 TUIN BOUWGEREEDSCHAPPEN beveelt zich beleefd aan voor alle voorkomende werk zaamheden in deze branche VERHURING VAN DRIEWIELIGE BAKFIETSEN EN HANDWAGENS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1928 | | pagina 1