ALACE
UI TG AVE NV HETHIDDEN
Crêpe Schoenen
EFFECTEN - COUPONS
Paschen
TIMMER
Bloemenmagazijn „DE DAHLIA
N, LACH!
uwburg
alge M.NIEUW5 enADVERTENTIEBLAD
VooRKENNEMERLAND en HAARLEM
EXPL?feN ADMINT^DR UKKER Tl MMER
DE QENE5TETWEG.23. BLOEMENDE"
Nieuwe Uitgaven
Plaatselijk Nieuws
HEUR
LODEWIJK XV
Fa. J. fl. Krul Jr.
HE, GIERSTRAAT 3
HAARLEMSCHE BANKVEREENiGING
GEBR. CASSEE
23e JAARGANG No. 13
VERFWAREN
e Drogisterij der
offen. Ook hebben
tad van de beste
ven
2 EN TIP-TOP
IEKENING IS
TELEF. 22003
HERINGA WUTHRICH
CENTRALE
VERWARMING
WONINGBUREAU
VERBINDINGSWEG - BLOEMENDAAL - TELEFOON 22338
Het adres voor alle Bloemwerk
speciaal voor Bruidswerk en Kransen
ORIGINEELE ONTWERPEN VOOR TUINAANLEG
Bekroond met hoogste onderscheiding
J
I ZATERDAG 30 MAART '29
LEM - TELEFOON 11ö37
racties. Als hoofdnummer
beroemde karakterspeler
n nieuwste creatie
ro Goldwijn Mayer
'ARADE DER GEMAS-
e prijsvraag welke tege-
lederland vertoond wordt,
en) aan prijzen, met een
UWE GELIEFDE FILM-
ilj f 1000.- VERDIENEN
ereen meedingen
CINEMATOGRAFISCHE
f R VORIGE EN' BEGIN
ime uit 1899—1900 en 1901
>ek: HET MI-CARÈME
OONEEL.
e vertooning in Haarlem
DEN 14 JAAR
TELEFOON 10188
iran de Tooneelschool
et leden)
3NEEL
n zeer verlaagde prijzen
trie (Orrnje Kaart)
voor niet abonné
f 0.50
EG 8-10 - OVERVEEN
17 (NA 6 UUR 22012)
ET1g L© E HEW A ALSeW,2,
^Weekblad
Abonnementsprijs 3.50 per jaar, 1.75 per halfjaar bjj vooruit
betaling vóór 1 Jan. of 1 Juli. Na dien datum verhooging van 0.15
incassokosten. Voor Indië en het Buitenland met verhooging der porto.
Losse nummers 0.10. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan.
Advertentiën: 18 cent per regel, bij contract belangrijke korting.
Kleintjes: Vraag- en Aanbod, Huur en Verhuur, Koop en Verkoop,
van 1 tot 5 regels 60 cent, elke regel meer 12 cent uitsluitend bij
vooruitbetaling. Boven, onder of naast den tekst dubbel tarief.
BIJKANTOOR: BLOEMENDAAL, BLOEMENDAALSCHEWEG 147
worden bij ons Vakkundig gerepareerd
L. FABER Zn., KL. HOUTSTRAAT 10
Telefoon 12896 Opgericht 1898
TELEFOON 22265
(Nadruk verboden)
Onlangs sprak ik een man, die een zeer droevig ver
lies had geleden. .Waartegen ik nu 't meest opzie, is
Paschen", zei hij. „Daar ligt zoo iets wreeds in deze
herleving van de natuur en in de opstandingsgedachte,
welke de godsdienst daarmee in verband heeft ge
bracht. Er zijn menschen, die niet meer kunnen op
staan".
Inderdaad, Paschen is wreed tegenover de menschen,
die niet meer opstaan kunnen. Maar nog wreeder
tegenover hen, die niet meer opstaan willen. En vaak
is de onmacht tenslotte hier onwil.
In het aangrijpend tooneelstuk: Het graf van den on
bekenden soldaat bezweert de naar het front ver
trekkende bruigom zijn bruid, dat ze, zoo hij sneuvelt,
niet levenslang om hem mag blijven treuren. Zij is een
vrouw, zoo prachtig van lichaam en geest, dat zij
haar taak, om een man gelukkig te maken en moeder
van kinderen te zijn, niet onvervuld mag laten. Zij
zou zichzelf en de gemeenschap te kort doen, zoo zij
in vruchteloos treuren haar verdere dagen sleet.
De bruid vindt deze aanmaning afschuwelijk. Zij zal
nooit een ander kunnen toebehooren dan hem, wiens
herinnering zij eeuwig trouw blijven zal.
Als deze bruigom is de lente, waarvan Paschen het
vergeestelijkt zinnebeeld is. Paschen bestrijdt den dood
en wijst op den harden plicht om te leven.
Leven een harde plicht? Dit is geen woord voor de
jeugd, die nog ongerept staat in den eersten bloei
harer illusies. Voor haar is het leven een voorrecht.
Een aanmaning tot leven dunkt haar een tegenstrijdig
heid, welke zij niet begrijpt: een overbodigheid, die zij
niet aanvaardt.
Eerst moet de strijd zijn gekomen met zijn onbarm
hartige onaandoenlijkheid jegens de behoeften en de
rechten van 't hart. Plundering, roof, verscheuring, be
smetting en velerlei bloedende, pijnlijke wonden. Eerst
moet het verlies zijn brandmerk in de ziel hebben ge
zengd, het onherstelbare verlies, het onuitwischbare
brandmerk.
Dan verder te leven? Zeker, men kan verder leven,
maar nu is het leven lijdelijk geworden: een week zich
vermeien in herinnering van 't dierbare verleden; een
gelaten ondergaan van het onverschillige heden: een
mokkend zich teweerstellen tegen onvermijdelijke toe
komst.
Maar is deze lijdelijkheid leven te noemen? Zeker, ook
de herfst leeft in zijn mistige mijmering over vallende
blaren, in zijn triest vooruitloopen op wintersche naakt
heid. Doch dii is niet het leven der lente, waarop
Paschen aanspraak wil maken.
Paschen is de uitvaart uit het rijk van den dood; de
opstijging uit hetgeen gevallen en gebroken in de
aarde is gezonken. Paschen lijkt ontrouw, lijkt vlucht
zonder afscheid. Want het wassende lootje ontsluipt
het bed, waarin het verteerde gebladerte het des
winters gekoesterd heeft; het ontsluipt zijn weldoener,
den zwarten grond, waarin de dood het met afval om
sponnen heeft. Het wendt zich af, kiest nadrukkelijk
den omgekeerden weg naar het luchtruim daarboven,
naar het ijle, het niet.
Wat heeft het, klaagt humus, daarboven te wachten,
in die leegte zonder historie en zonder traditie?
Een nieuwe aantrekkingskracht roept het zaad wakker,
dwingt de kiem op te gaan om het oude ontrouw te
worden: het is de zon; 't is het licht, 't is het Leven!
Het is de natuur, die in haar onbarmhartige wijsheid
dwingt tot den harden plicht, op te staan om den dood
te verlaten en in herrijzenis het leven te hervinden.
De bruid van den gesneuvelden soldaat zal de vrouw
van een ander worden. De liefde, voor den doode
bestemd, herschept zich tot liefde voor levenden. De
bruigom zelf, helderziend in het uur van den dood,
heeft het zoo gewild. Het is geen ontrouw aan hem
het zou ontrouw aan 't leven zijn, zich aan het ge
storvene te binden.
Neen, niet tot ontrouw maant Paschen! Het is geen
ontrouw, wanneer de plant het rijk van de doode
bladeren verlaat om zich te verheffen naar 't licht.
Want naar dat licht neemt zij 't beste mee van hetgeen
de doode bladeren haar hebben verschaft. In haar
wordt de levenskracht van het gestorvene tot nieuwen
luister omhoog gestuwd. Bleef 't plantje beneden, het
eind van de schepping zou zijn bereikt.
Het is geen ontrouw, wanneer wij op Paschen den
harden plicht om te leven tegenover onze dooden ver
vullen. Want in onze hervonden vreugde verheugen
zij zich mee; aan onzen hervatten arbeid nemen zij
deel; in onzen triomf triomfeeren zij; in onze glorie
glorieeren zij.
Paschen: overwinning van 't leven op den dood, is
ook in dit opzicht een overwinning, dat zij ons moeite
kost. Ware 't leven louter een voorrecht, wij zouden
van overwinning niet spreken. Slechts plicht, harde
plicht vaak verlost ons van de kluisters, waarmee moe
deloosheid en droefenis ons aan onze bestemming ont
trekken.
H. G. Cannegieter
„OVER KUNST EN KUNSTENAARS"
EEN TWEEDE BUNDEL VERZAMELDE OPSTELLEN
VAN
K. N.ROLAND HOLST.
(Uitg. J. M. Meulenhof, Amsterdam)
II.
Na onze eerste beschouwing over het essayistisch
oeuvre van Roland Holst in verhouding tot het al-
gemeene tijdsverband, past het, na dat we ons reken
schap hebben gegeven van de stuwende machten, die
er vrijwel steeds de aanleiding toe waren, thans deze
geschriften naar de hun eigen kwaliteiten te beoor-
deelen.
In de eerste plaats nog dit: bij dezen schrijver over
kunst is het vooral ook de vorm die zijn geschriften,
boven hun waarde om de meer of minder belangrijke
ideeën inhoud, juist als uitingen van goed modern
proza waardevol maakt niet alleen, doch ze tevens
verheft tot een breeder plan. Roland Holst essayisme
onderscheidt zich daardoor direct van het werk van
andere Hollandsche schrijvers over kunst. Dit heeft
dan in eersten aanleg nog niets met de inzichten te
maken die er in openbaar zijn. Ik denk hier b.v. aan de
geschriften van Berlage of aan de uitnemende aesthe-
tische beschouwingen van een Dr. Pit. Er zal wel nie
mand willen beweren, dat Berlage in zijn groote
werken o.a. „Schoonheid in Samenleving" zijn op
stellen over Bouw- en Meubelkunst, etc., geen uiterst
belangrijke documenten voor dezen tijd heeft gescha
pen, doch zijn taal is stroef en onbuigzaam tegenover
Hoist's bespiegelend proza.
Ik zou hier weer willen aanhalen wat ik in het slot
van mijn eerste artikel schreef: tegenover de wijsgee-
righeid van het redeneerend aestheticisme (in dit ge
val dus: Berlage maar men begrijpe mij goed
ik doe niets te kort aan de waarde van dezen pionier
der moderne architectuur, voor wien ik een ontzag'lijke
bewondering heb) staat de wijsheid van hem, die de
verschijnselen van z'n tijd bijwijlen van uit de intuïtie
doorschouwt, maar toch altijd de kunstenaar blijft die
voor alles partij is; die het objectief schouwende en
schiftende in de artistieke producte van zijn tijd on
dergeschikt maakt aan de uit eigen volheid stroo-
mende bezieling van zijn contemplatieve natuur.
En dit bepaalt meteen de plaats van dit werk in onze
vaderlandsche literatuur.
Den band van het boek (ook dat is van belang!) ont
wierp de schrijver zelf. Te midden van een woeling
van gulden licht, dat als 't ware een grillig omlijnd
medaillon vormt ,teekende hij een in z'n strakke span
ningen aan Grieksche vaasbeschilderingen of Perzische
schotels herinnerend menschfiguurtje: symbool van het
onbekend Duitsche versje, dat de schrijver als be
veiligend motto voor in het boek plaatste:
„Sitzt das kleine Menschenkind
An dem Ozean der Zeit
Schöpft mit seiner kleinen Hand
Tropfen aus der Ewigkeit.
Sitzt das kleine Menschenkind
Sammelt flüstrende Gerüchte
Schreibt sie in ein kleines Buch
Und darüber Weltgeschichte."
Als eerste stuk volgt dan onder den saamvattenden
titel „Waardeering, Strijd en Verwachting" een der
aardigste opstellen uit den band „Avonturen met Ariël"
dat weer sterk doet denken aan het prachtige boekje
„Overpeinzingen van een Bramenzoeker" hetwelk al
gëruimen tijd geleden het licht zag.
De verleiding is groot om enkele fragmenten van deze
„Avonturen met Ariel" hier over te nemen. Ik moet
mij echter beperken. In 't kort komt de inhoud hierop
neer, dat een uitnoodiging tot medewerking aan het
tijdschrift voor boekenvrienden „De Witte Mier" den
schrijver in de veronderstelling doet verkeeren, dat
Ariël weer in de buurt is, die evenals „toen wij nog
heel jong waren, een geheimzinnig afspraakje met ons
voor heeft".
„Ariël was bij ons, toen wij als kind blijde en fantas
tische tochten maakten door de naaidoos van onze
moeder, toen wij afdaalden tot in het warnet van
prachtige bontgekleurde zijden draden, en wij meen
den, dat moeder's lieve handen duizendmaal grooter
waren dan wijzelf
Het stukje wordt besloten met de afbeeldingen van
twee houtgravures van den Engelschman Edward
Calvert, de volgens den auteur wellicht kleinste
meesterwerken der vorige eeuw.
Verder den bundel doorbladerend herlezen we weer
met stille vreugde het meesterlijke stuk over de Mid-
deleeuwsche glasramen in de kathedraal van Char-
tres, dat met andere opstellen als de Parijsche rede
..De Ontwikkeling en verwezenlijking der architec
turale gedachte in Holland" gehouden in de Sorbonne,
het uitvoerige stuk over Chassériau en dat over Puvis
de Chavannes. de oraties voor de Rijks Academie e.a.
waard is vertaald te worden in het Fransch, of in
welke andere taal dan ook, die een grooter gebied
bestrijkt dan het ons eigen beperkte.
Een fragment uit het stuk over Chartres moge hier
nog volgen:
Ten eerste dit, waar de schrijver de mogelijkheden
(of zijn het de: onmogelijkheden?) der hedendaagsche
glasschilderkunst'onder het oog ziet:
„Het te kort dat de glasschilderkunst van thans
van wie ook en waar ook duidelijk nawijsbaar
vertoont, wortelt buiten de grenzen van deze speciale
techniek, want het is inderdaad een te-kort aan
vasten architectonischen steun, in zich, maar ook
buiten zich".
En verder:
„Wie naar Chartres gaat, verzuime niet er den Zon
dagmorgen te blijven. De priesters vullen dan het
koor, in lange rijen schrijden zij binnen, gevolgd door
langer rijen nog van ook wit-gekleede koorknapen.
In het schemerig licht scheen het of het koor onderge
sneeuwd was, zoo wit en bewegelijk werd de wijde
ruimte vóór het altaar.
De tonen van het orgel klonken eerst langzaam en
gerekt door de höoge gewelven, aanzwellend tot don
kere woelingen dreunend over de lage menschen-
massa, plotseling daar boven uit, neemt hoog en helder
de vox humana van het orgel haar hemelsche vlucht,
gevolgd en steeds naar hooger medevoerende het
koor der tallooze stemmen in haar steeds stijgende
vaart.
Luisterend naar deze muziek vol boven-aardsche
verten, turen de oogen onderwijl in het fonkelend
glas. De aandacht, zwevend tusschen wat zij hoort en
wat zij ziet, begrijpt allengs, iets meer van de wonder
lijke ontroerende kracht der Éénheid.
Hoe licht zou het 't machtig koor van mannen en
jongensstemmen zijn gevallen, wanneer zij tot het
uiterste van hun klankvermogen waren gegaan, om de
leiding van de vox humana te verbreken.
Maar hoe gemakkelijk zou het ook den glasschilders
zijn geweest, wanneer zij de vele honderden figuraties
hunner composities hadden opgevoerd tot een uiterste
van expressie, door eigendunkelijk ieder dezer figura
ties tot een tragisch en psychologisch probleem te
maken, hoe gemakkelijk zou het hun gevallen zijn, de
leiding der architectuur te verstoren, en de Eenheid
te verbreken.
Luisterend en turend wordt het hem die hierover na
denkt steeds bewuster, dat matiging de diepste grond
trek is van alle waarachtige monumentaliteit. Waar
zelfverheffing als deugd of kracht geldt, daar is alle
monumentaliteit uitgesloten".
Het zijn tenslotte deze uitingen van het bezield en
verbeeldingsrijk denken, die steeds weer op verras
sende wijze in het proza van Roland Holst hun geeste
lijk zoo sterk gespannen expressie vinden.
Deze geschriften zijn de openbaringen van een gees
tesgesteldheid, die reeds hier en daar weerklank vond
in de harten der enkelen onder de tegenwoordige
kunstenaars, die boven de verheerlijking van „ge
voel, originaliteit en temperament" uit, weer toegan
kelijk bleken voor de waarheden van het leven zelve,
terwijl zij daarbij hun persoonlijke bestrevingen onder
geschikt wisten te maken aan het wijdere doel der,
monumentale kunst; kortom in de harten van hen, die
nu reeds in staat bleken tot het brengen van een offer.
A. VAN DER BOOM.
Aangenaam en nuttig vereenigd. De afdeeling
Bloemendaal van den Volksbond tegen Drankmis
bruik organiseert iederen winter huisvlijtcursussen,
die door meisjes vanaf 12 jaar bezocht kunnen wor
den. De cursussen worden gehouden van November
tot Maart. Ze zijn verdeeld in twee afdeelingen zoo
dat er een afdeeling Overveen en een afdeeling Bloe
mendaal is. De cursussen te Overveen worden geleid
door Mej. Hulshof, die te Bloemendaal door Mej.
Ezechiels. De belangstelling voor deze avonden is
steeds groot. Zoo waren er dit jaar te Overveen 39
leerlingen en te Bloemendaal 36. Wat de meisjes zoo
al op deze cursussen maken, hebben we Zondagmid
dag in een der lokalen der Duin en Daalscheschool
kunnen zien alwaar het werk der Bloemendaalsche en
Overveensche meisjes op smaakvolle wijze door de
beide leidsters was uitgestald. Reeds voor den tijd,
waarop de deuren open zouden gaan, stond al een
groote groep kinderen daarvóór, die nog een laatste
blik wilden werpen op hun soms in moeilijken arbeid,
vervaardigde voorwerpen. Toen wij binnen kwamen
werd ons terstond door de leidsters het een en ander
medegedeeld over de tentoongestelde voorwerpen.
We zagen er keurig geborduurde kleedjes, kussens,
nachtzakken, eiermutsjes en kinderjurkjes, terwijl op
een afzonderlijk tafeltje verschillende aardige voor
werpen stonden, vervaardigd van vlechtwerk. Wat
er door een kind onder goede leiding gemaakt kan
worden, hebben we gezien en we prijzen dit nuttige
werk, waarbij de kinderen niet alleen van de straat
worden gehouden, maar zij ook iets leeren, waar zij
hun heele verdere leven wat aan hebben. De dames
Ezechiels en Hulshof verdienen een woord van lof
voor het geduld en de opoffering die zij gedurende
het onderricht zich getroosten.
De vervaardigde voorwerpen werden na de tentoon
stelling het eigendom van de maakstertjes.
Laatste Ouderavond. J.l. Dinsdag heeft aan de
school van den heer IJzerman de laatste ouderavond
,ir. dit seizoen plaats gehad. Deze avond was buiten
gewoon druk bezocht. De oorzaak van deze groote
belangstelling was, dat onze plaatsgenoot, de heer
J. C. Mol, die door het vervaardigen van Microfilms,
door het geheele land een groote bekendheid gekregen
heeft, een groot gedeelte van den avond de aanwezi
gen met eenige leerzame films op wetenschappelijk
gebied zou bezighouden. Na een inleidend woord,
werden door den heer Mol eenige films afgedraaid,
waarbij o.a. getoond werd hoe ons bloed, met zijn
roode en witte bloedlichaampjes zijn werk verricht om
den mensch te laten leven. Verder liet hij zien wat
er zoo al in een druppel slootwater huist, n.l. ontel
bare griezelige diertjes, die in het menschelijk lichaam
alerlei ziekten kunnen veroorzaken. Tot slot werden
eenige films vertoond, opgenomen met het langzaam-
en snelwerkend apparaat.
Na deze buitengewone leerzame filmvertooning wer
den door de ouders nog eenige vragen gesteld aan
de onderwijzers betreffende het leeren en het gedrag
der leerlingen.
Wel verdiend. Op den laatst gehouden cursus van
de E.H.B.O. (Eerste Hulp bij Ongelukken) georgani
seerd door de Bloemendaalsche reddingsbrigade werd,
alle cursisten een examen afgenomen, waarna aan alle
heeren, een diploma E. H. uitgereikt. Hierna werd de
cursusleider, de heer Dr. Bos, door den Voorzitter
der B.R.B. met eenige hartelijke woorden toegespro
ken en werd hem dank gebracht voor de groote dien
sten die hij gedurende dezen cursus aan de E.H.B.O.
heeft bewezen. Door den voorzitter werd hem namens
zijn dankbare leerlingen een zilveren sigarettenkoker
met inscriptie overhandigd.
a