GIS&Z". IJER TKORIEL as q lem - Telefoon 13538. LEM-IEL 13310 aat 29 10924. s van Milligen] im. Tel. 10716 24ste Jaargang 18 Januari 1930. Tweede Blad. N°. 3 LOSSE BLAADJES. Het spook. SCHAAKRUBRIEK. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE VROUW. mm RECEPT. VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, dooe G. Th. ROTMAN. I1IIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII M AAN DE IIIIIIIIIIIilllllllllllllllllHIIII I N E S orde maken wij de isten prijs. VEGERS 3CH. c Ier geld trouwt" meisjes in het i ons, averechts, van Zagon van or een zoo goed 'burg werd ge- ad Tooneel, met Het stuk is o.i. ooals sommigen kreeg tweemaal wat bij een stuk ian is er contact en in de zaal en urg het contact ak het uit met die voor vier nel maakt: wie uist een meisje, gekregen mate- macht van op- >ed humeur. De Annie van Ees wordt verlangd, >urg op het ge- ing en vreugde, derdaad tot een tezamen en elk efd. Natuurlijk zullen twin- als 't duurt) trouwen een ze Annie heet. hu welij ksmake- anderen vol- amen waren er van onschuldig EUSE. in den Stads- erd „De Groene ijven van Pedro nandez. (La Pluma Impartial" te vertooning bij- an bekoring, zoo door krachtig, van zulke veel- enschappen, dat s een der voor- effelijke voort- ooneel. •o Pérez Fer- hebben ons weder eens der tooneél- langer, maar ser door „De (Nadruk verboden.) 't Stond deze week in ied're krant: Het spookt, het spookt in Nederland! De oude tijden zijn herleefd; Er wordt gesidderd en gebeefd! Men hoort geklop op deur en ruit, Doch ziet geen mensch, ondanks 't geluid. En menigeen, die 's avonds laat Zijn weg moest nemen over straat, Al ivas hij moedig overdag, Keek angstig, of hij 't spook niet zag.... En schrikte hij soms onvemvacht Van 't grijnzend doodshoofd in den nacht, Van 't wit en fladd'rend spokenlijf, Dan werd hem 't bloed in d' aderen stijf! 't Was Utrecht, deze goede stad, Die 't eerst haar spookhistorie had. En dra verscheen in Gouda ook Een soort „collega" van het spook. Toen was de beurt aan Rotterdam, Waar 't spook een poosje huizen kwam; De één wist dit, de ander dat; Het werd d' attractie van de stad. Hen trok in drommen 's avonds naar Het spookhuis, om te griez'len daar! Kijk, voor dat raam staat 't ied'ren keer!" „Weg! Drommels, ja, daar is het weer!" .Vooruit! Toe, jongens, wees niet laf! Wie gaat er op dat spook eens af?" Een viertal mannen biedt zich aan. Zij zullen 't spook verrassen gaan. De moed straalt uit hun wakk'ren kop! Daar klimmen zij de trappen op, Om te ontdekken het bedrog. Ja, Neerland's helden leven nog! Op zolder zien zij speurend rond.... Staan plots genageld aan den grond: Het „spook" komt zwevend op hen af Zij vluchten heen in dollen draf! Zij tollen over trap en tree En zijn geweldig gauw beneê! Dra ziet 't publiek het dapper stel, Vol angst en zweet en kippevel, Zoo wit en bleekjes om den neus Hen weet het nu: het spookt er heusch! Zoo'n geestverschijning smaakt naar meer! Hen wacht maar 't spook verschijnt niet weer. Het kleine kind heeft 't spel gestaakt, 'Vaar het zich schuld'loos mee vermaakt. Hij dooft haar zaklantaamtjeslicht, Gaat naar beneê met blij gezicht. Wat was het op den zolder fijn! Hoe aardig gleed de held're schijn Van 't kleine lichtje op en neer. Dat spel doet zij vast morgen weer. Zij weet niet eens, als men 't haar vraagt, Dat zij vier kerels heeft verjaagd, Die beenen maakten als de wind Voor 't zaklantaarntje van een kind! rijen; de fabrikant slaat steenkolen in, in even redigheid met de productie van zijn bedrijf. Alle uitgaven voegen zich naar den stand van de inkomsten. Hoe grooter omzet, des te hooger bedrijfsonkosten. g,[Bedrijfsonkosten zijn voor menig benepen mensch even onverdraaglijk als opcenten op de belasting. Hij vindt deze uitgaven „zuur" en tracht er zoo veel mogelijk op te beknibbelen. Hij acht zich onrechtvaardig behandeld, zoo hij meer moet opbrengen dan zijn buurman, die een zooveel bescheidener inkomen beeft of een zooveel minder grootsch opgezette zaak drijft. Hij ziet niet in, dat er een automatisch verband bestaat tusschen voorrechten en verplichtingen. Eens kwam een predikant bij een rijken boer om steun voor een arme weduwe. Hij trof het niet, want de boer had juist zijn aanslagbiljet voor de belasting ontvangen en was hierdoor in een on vriendelijk humeur. Met een wrevelig gelaat stond de boer zwijgend op van zijn stoel, liep op de kast toe en haalde daaruit het aanslagbiljet, dat hij met nadrukkelijk gebaar voor den predikant op de tafel uitspreidde. „Moet ik aan liefdadigheid doen?" voegde de boer den predikant toe. „Betaal ik nog niet genoeg voor het algemeen belang? Kijk eens, wat ik aan belasting moet opbrengen!" „Het is meer dan mijn heele traktement", merkte de predikant op. „Maar toch zou ik dit aanslagbiljet wel van u willen overnemen, als ik tevens de inkomsten kon overnemen, welke aan deze uitgave ten grondslag liggen." Deze opmerking vond de boer ongepast. Toch was zij juist. Maar al te veel verliezen wij uit het oog, hoe de kosten evenredig zijn aan de baten. De baten incasseeren wij te liever, hoe grooter zij zijn, maar de kosten welke deze vermeerdering van wel stand onvermijdelijk meebrengt, wijzen wij als onrechtmatig af. Wij vergeten, dat niet slechts adel, maar ook vermogen en eveneens welzijn verplicht. Van den edelman, den. rijkaard, den gezonde eischt de maatschappij meer dan zij van den paria, den arme, den zieke verwacht. En de maatschappij volgt met deze bizondere eischen de wet van het leven. Het leven in al zijne openbaringen, zoowel gees telijke als stoffelijke, past het stelsel van opcenten toe. Het legt zijn onkosten op de schepselen in stipte evenredigheid met hetgeen ieder geniet. Velen, die dit in het stoffelijkenlichamelijkleven aanvaarden, verzetten zich tegen de opcenten op het geestelijk bestaan. Zij klagen over de kwel lingen, welke fijngevoeligheid, begaafdheid, kunst zinnigheid en andere innerlijke voorrechten hun bezitters opleggen. De ruwe, eenvoudige oermensch kent niet de last van het lobben en peinzen over onoplosbare problemen noch de wanhoop van twijfel en levens conflict. Hem is alles even natuurlijk en even vanzelfsprekend. Waarom zou hij slapelooze nach ten doorbrengen met piekeren over dingen die zijn verstand te boven gaan? Het slachtoffer van overbeschaving wordt ge folterd door tegenstrijdigheden en botsingen. De kunstenaar leeft op zijn zenuwen. De zakenman overspant zich. De wijsgeer raakt aan het malen. „Een gevoelig hart is een ellendig bezit", heeft Goethe gezegd, die als dichter de verscheurdheid van gemoed en geweten kende. De moderne mensch betaalt de opcenten voor zijn geestesrijkdommen al even ongaarne als de boer van daarstraks zijn belasting. Maar wanneer de ruwe, eenvoudige oermensch, die geen ziels- verwikkelingen of zenuwstoornissen, geen gejaagd heid of overspanning kent, hem voorstelde om, gelijk de predikant van daarstraks, met hem te ruilen, zouden de geestelijk bevoorrechten ver moedelijk bedanken. Een dergelijk aanbod zou hen inmiddels misschien met meer gelatenheid doen berusten in de onvermijdelijke kosten, welke hun bevoorrechte staat meebrengt, -wms H. G. CANNEGIETER. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 239 Ir. A. J. C. v. EELDE. (1857—1913). Zaterdag 18 Januari 1930. OPCENTEN. (Nadruk verboden) Van de belasting is men niet af met het netto bedrag. Zij wordt verhoogd met een vaak aan zienlijke som aan opcenten. Ook bij verkoopingen pleegt men een dergelijke percentsgewijze ver- hooging voor onkosten in rekening te brengen Daar deze bijbetaling percentsgewijze geschiedt heeft degene, die het grootste bedrag moet voldoen ook het meeste opgeld bij te dragen. Maar niet alleen bij verkoopingen en belastingen zijn de onkosten in overeenkomst met het besteede bedrag. Een dorpswinkeliertje zal enkele guldens in het jaar voor postzegels uitgeven. Op bet budget van het grootestadswarenhuis loopen de corres pondentie-kosten in de duizenden. En zoo gaat het niet alles. De landbouwer koopt kunstmest naar gelang, van de uitgestrektheid zijner lande- Ld3e2 13. Lg4xf3 g2 Xf3 14. Wit moet met den pion nemen, daar anders Pe5d3 geschiedt. Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kf8, Dal, Tb5, Lhl, Pc3, Pf5, e2, e6, f4. Zwart: Kc4, Te4, c5, c6; e3. 2e prijs, wedstrijd van den Ned. Schaakbond (1898). Partij No. 106. Gespeeld in een wedstrijd van de Vi'ije Schaak- vereeniging te Berlijn, 1928. Wit: Zwart K. A h u e s. S. List. Indisch. d2d4 1. Pg8f6 e2e3 2. d7—d5 Lfl—d3 3. c7c5 c2c3 4. Pb8c6 Pgl—f3j 5. Dd8c7 Pbl—d2 6. c5xd4 e3xd4 7. Lc8g4 0—0 8. e7e6 Tfl—el 9. Lf8d6 Pd2f 1 10.. 0—0—0 Leld2 t-1 11. Hier zou Wit beter Ld3e2 hebben gespeeld, zooals later blijkt. 11. e6e5! d4xe5 12. Pc6xe5 14. Pe5c4 Ld2— cl 15. h7h5 b2b3 16. Pc4e5 Lele3 17. Pe5e6 b3b4 18. h5h4 Tal—bl! 19 dreigt b4—böb6. -4f 19. Ld6—f4 b4b5 20. Lf4x e31 f2 xe3 21. Pc6a5 Ddld4 22. b7b6 4 Pfl—d2 23. Kc8b8 Pd2b3 24. Pa 5c4!j a2a4 25. Th8—h6$ a4a5 26. Th6g6| Kgl—hl 27. Pf6h5 a5 X b6 28. a7xb6 Tbl—al 29. Zwart heeft een mooie aanvalsstelling^opge- bouwd, waartegen Wit iets moest doen, b.v. Tel—gl. 29. Dc7c8 Le2f 1 30. Tegen de dreiging Ph5g3f. 30. Dc8-f5 Dd4dl 31. Td8—h8 Tal—a2 32. Pc4xe3i Een foutieve combinatie, na een half uur nadenken. In de plaats daarvan moest Ph5—g3| geschieden, waarna zou kunnen volgen 33. hg3:, hg3:f; 34. Kgl, Tgh6; 35. Lg2, Dh736. Kfl, Pe3:|!; 37. Te3:, Thlf; 38. Ke2, Tdl:; 39. Kdl:, Db 1 f40. Pel en beide partijen hebben kansen. Ddl—al!! 33. Df5xf3f Lfl—g2 34. Ph5—g3f Khl—gl 35. Pg3—f5 Ta2a8| 36. Hier bood Zwart remise aan. 36. .37. 38. 39. 40. 41. 42. Kb8—c7 Kc7—d6 Kd6e5 Pf5d6 Ke5f4 Pd6e4 Dala7f Da7xb6f Db6—c7f De eenige zet. Dc7e7f Ta8a4f De7xf7f! Niet Dc7f, wegens Kg5; 43. Lf3Kh6| enz. 42. Pe3—f5 Ta 4 X e4| 43. d5Xe4 Df7Xg6i 44. Df3—h5 Telxe4 mat. 45. Oplossing Probleem No. 234. (A. MARI). Stand der stukken Wit: Ka6, Dh4, Ta5, Td8, Le8, Pb7, Pd7, c3, e5. Zwart Kd5,JTd2, Te6, Le2, b5, d6, f3. 1. Pd7c5, enz. Goede oplossing ontvangen van H. W. v. Dort, te Haarlem; P. Mars te Sant poort. TWEE NIEUWE JURKEN. U zult er misschien wel vreemd van op hooren, maar het hooge woord moet er uit: De winter is ten einde! Men zal zich misschien afvragen en denken: Hoe heb ik het nu? De winter ten einde? En ik dacht dat de winter eigenlijk nog beginnen moest Dat is allemaal best mogelijk, maar Koningin Mode heeft verklaard, volgens de nieuwste „hof"-berichten uit Parijs, dat de winter ten einde is. Dus kou of geen kou, hagel of geen hagel, vorst of geen vorst, de winter is afge- loopen, en daarmee basta. Ten minste, in het moderijk telt de winter niet meer. De mode maakt zich al sedert weken gereed, om het voor jaar tegemoet te gaan. Er komen nog wel nieuwe wintermodellen uit, maar zeer enkele, en dan meer de avondjaponnen, die feitelijk voortdurend uit blijven komen. De teekening laat een paar van de nieuwste japonnen-creaties zien, van de mode-firma Dupouy-Magnin. Men ziet er onder l—Fcmma- «Te. Fr-cmce andere uit, dat de japonlengte zich thans op ongeveer de helft van het been gesteld heeft. De lange rok, of beter gezegd, de langere rok, blijft dus het eens gewonnen terrein behouden. De gewoonte getrouw, hebben deze ontwerpen een fraaie naam. Links, „Bijou", of wel „Juweel", is van amandelgroene crêpe de chine voor het lijfje en gewoon groen voor de van achter lager vallenden rok. De garneering met de rond- gesneden smalle volants is hier kwistig toe gepast. Rechts een fijn modelletje dat men „Florence" gedoopt heeft en dat van beige crêpe- satin, met zilver geborduurd is, terwijl van voren een fond van kastanjebruin velours te zien komt, waarvan ook de ondermouwen gemaakt zijn. Even boven de elleboog een klein volannetje van velours, dat de mouw een bijzonder cachet geeft. Ook deze japon valt van achteren een klein beetje lager dan van voren. Loes. Voor een chocolade taart neemt men op 2 ons suiker, l1/^ ons bloem, 2 ons boter, eenige eieren en 4 platte eetlepels cacaopoeder. De eieren worden met 3e suiker goed dooreen geroerd, waarna men de heetgemaakte boter erbij doet, en de bloem en vervolgens de cacao. Alles goed door elkaar mengen, waarna men het beslag in een met boter besmeerden vorm in een matig warmen oven gedurende ongeveer 85 minuten laat bakken. Eventueel versieren met chocolade- i glazuur en amandelen. 49. Het regent, ja het hagelt dienders! En, of je 't al of niet gelooft, Ze schieten elk, precies op 't rijtje, In een stuk waschgoed met hun hoofd! Een hemd, een rok, een broek, een vest, En alles past hun even best! 50. li.ui '"■Vi/i o Door 't waschgoed is hun val gebroken, Ze zijn dus gauw weer op de been, En stromp'len, half verdoofd door 't vallen, Versuft de bleek uit, een voor een. De stakkers snappen zeker niet, Dat elk hen uitlacht, die hen ziet! 51. Sam vliegt terwijl met groote sprongen Gelijk een Fokker door de lucht, De beide dienders met hun lasso Meesleepend in zijn woeste vlucht; Helaas! Hij neemt zijn sprong te kort, Zoodat hij naar beneden stort! 52. Juist kijkt vriend Meier uit zijn dakraam, Nieuwsgierig wat er toch geschiedt Hij komt gauw genoeg te weten, Gelijk men op dit plaatje ziet! Een hevig luchtgevecht ontstaat Tegen Sambo en zijn maat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 3