m 2 a 24ste Jaargang 12 April 1930. Tweede Blad. N°. 15 LOSSE BLAAUJLS. Bekoeld Enthousiasme. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE VROUW. RECEPTEN. SCHAAKRUBRIEK. HP HP m i mp IP H u jp^ ËHË Wm 11 m JJ§ B «1 1Lg2e4, SAMBO EN JOCK O Van een leeuw en een aap, VOOR DE KINDEREN. Historisch Er werd laatst een ivedstrijd gehouen, Een match tusschen Rooden en Blauwen; Ze trapten het leêr En vochten om d'eer; 't Publiek stond gepakt langs de tomven. Maar één had er weinig plezier van; Hij hoorde droefgeestig 't getier an. Hij had géén geluk: Was kleintjes van stuk En zag er zoodoende geen zier van! Hij draaide zich om op zijn hakken Daar lokte een boom met zijn takken „Een schitterend plan," Zoo dacht onze man, Zoo'n plaatsje, daar zou je naar snakken!" Ha, daar was hij vorst'lijk gezeten! Hij slaakte zijn vurigste kreten! Maar plots kwam in draf Een bal op hem af Die heeft uit den boom hem gesmeten! Hij deed zich geen zeer op de steenen: Was tijd'lijk in 't slootje verdivenen! Dat was nog maar goed! Zoo brak onze bloed Tenminste geen armen en beenen! Waarschijnlijk was 't niet zijn bedoelen Zijn enthousiasme te koelen Hoe 't zij, 'k iveet wel, dat Hij vast na dit bad Niet warm meer voor voetbal zal voelen! Zaterdag 12 April '30. BEHEERSCHTHEID (Nadruk verboden) De beroemde tooneelspeler Max Reinhardt leeft er zich onlangs over beklaagd, dat het voor ■Jen tegenwoordigen acteur zooveel moeilijker dan vroeger, gevoelens uit te beelden. Want •e moderne mensch heeft zich in zijn maat- Jiappelijke omgangsvormen den plicht opge- gd, geen aandoeningen meer te toonen, doch ■ze te verbergen achter het masker der onver schilligheid. „Ons algemeen maatschappelijk ideaal is het stoïcisme: altijd onbewogen zijn of ten minste zoo schijnen", merkte hij op. „Hartstocht en cevoelsuitbarstingen worden voor buitensporig heden aangezien." Inderdaad zou het bij dezen stand van zaken oor den tooneelspeler, wiens beroep het immers s, gevoelens voor te stellen, onmogelijk zijn, zijn unst uit te oefenen. Max Reinhardt haalt als oorbeeld voor de gegrondheid van zijn ziens- ij ze aan, dat men in vele schouwburgen tegen- oordig bij liefdesscènes zijn toevlucht neemt ot een muzikale begeleiding van strijk-instru- nenten, om een poëtische sfeer te scheppen, ionder een dergelijk hulpmiddel zou het publiek de acteurs in een liefdesscène als aanstellerig uitlachen. Heeft deze tooneelspeler gelijk met zijn kijk op de zielsgesteldheid van den modernen mensch, wanneer hij dezen verwijt, dat hij zijn gevoelens dermate onderdrukt, dat zijn natuur lijke gaven, liefde, haat, vriendschap en leed hun levenskracht verliezen als organen, welke af sterven, omdat men ze onvoldoende gebruikt? Stellig is het tegenwoordige geslacht niet meer zoo ostentatief in het openbaren van zijn ge voelens. In den ouden tijd ging men luidruch tiger en opzienbarender te werk met zijn ge moedsuitingen. Wie romans, gedichten of brie ven leest van een vijftig jaren of langer geleden, verbaast zich thans over den ophef, het misbaar, de grootsprekerij van den toenmaligen stijl. En ook in zijn omgangsvormen gebruikte men in die dagen meer omslag, plechtigheid en praal. Wie eenig begrip heeft van menschenkennis, laat zich door dezen schijn niet bedriegen. Waren de gevoelens, welke zich in dezen super latief uitdrukten, echt? Het weenen en flauw vallen van vrouwen; het dweepen van jonge lingen met de maan; het brallend krijgsge schreeuw van vaderlandslievende schutters; de edele geestdrift van dronken studentende breedsprakige stichtelijkheid van de rijmende predikanten, wij nemen het niet meer voor ernst op. Ons geslacht moge nuchterder lijken, mis schien bezit het een grooter schat aan oprechte gevoelens. Inderdaad hebben wy een afkeer van bombast gekregen, maar ons verzet richt zich tegen het valsche gevoel en de valsche gevoelig heid, waarmee het voorgeslacht zich liet paaien. Wij verkiezen een bescheiden gevoel, zoo het echt is, boven onechte aanstellerij. De soberheid met onze gemoedsuitingen past bij onzen tijd, die immers op alle gebied het op geplakte en aangelijmde sieraad versmaadt en louter de waarde van het uit het innerlijk organisch naar buiten tredende erkent. Er is een kuischheid van geest en gemoed ontstaan naast de kuischheid des lichaams. Zoo min als wij ons lichaam aan alleman aan bieden, loopen wij met ons innerlijk te koop. Het venten van confidenties is een oneerbaar bedrijf geworden en het pronken met aandoeningen heet een smakelooze hebbelijkheid. Natuurlijk kunnen wij in onze beheerschtheid te ver gaan. De correcte Engelschman en de laconieke Amerikaan zijn als model voor den toch reeds stuggen Hollander misschien wel wat al te gemakkelijk aanvaard. De omgang met den steeds in zichzelf gekeerden Japanner en den mysterieus onbewogen Indonees heeft de val sche schaamte bij onze landgenooten op nood lottige wijze versterkt. Menigeen meent, dat in een ondoorgrondelijken oogopslag en in een raadselachtig zwijgen het kenmerk van de wel levendheid is gelegen en dat onaandoenlijke trekken en een onbewogen houding den man van wilskracht en wijsheid verraden. Al geven wij toe, dat onze tijd inderdaad gevoelsuitbarstingen als buitensporigheden ver oordeelt, dit wil niet zeggen, dat er heden ten dage minder hartstocht bestaan zou dan vroeger. Ik voor mij ben overtuigd, dat wij een zeer kwaden ruil zouden doen door onze liefde, onze haat, onze vriendschap en ons leed met die van onze voorzaten te verwisselen. Stellig ge loof ik, dat het gevoelsleven heden ten dage sterker en zuiverder is dan het ooit is geweest. Dat de tooneelspeler klaagt, laat zich hooren. Want hij is bij het uitdrukken van zijn gevoelens naar den modernen trant genoopt tot stil spel. En stil spel is het moeilijkste van de geheele vertooning. Het is het domein van de groote talenten. Iedere mensch is tooneelspeler. Ons aller op dracht is, onder de discipline der zelfbeheer- sching den groei van ons gevoelsleven tot het uiterste te bevorderen. Met versobering van het gebaar kan verrijking van den inhoud wel degelijk gepaard gaan. Gevoel en uitdrukking zullen in harmonie wezen, zoo ze beide oprecht zijn. H. G. Cannegieter. VOOR ONZE JONGE MEISJES EN JONGE VROUWTJES. Ja zeker, deze lente- en zomerjurken zijn speciaal bedoeld voor de jeugd, voor de piep jonge meiskes van even veertien, tot de jonge vrouwtjes van twintig toe. En misschien nog wel iets daarboven. En het eenige wat ervoor noodig is, is een paar meter van zoo'n aardige nieuwe voorjaarsstof, naald en draad en tien vlugge vingers. Beide jurken dragen alle ken merken van de nieuwe mode-voorschriften ceintuur op de ware taillehoogte, gladde heupen, en op handige wijze verdeelde ruimte in den rok van onderen, alsmede leuke détails voor kraagje en mouwen. Model nummer twee (rechts op het plaatje) is nu wel met lange mouwen geteekend, maar het kan ook heel goed met korte mouwen, tot den elleboog, gedragen worden. U weet natuurlijk wel, dat deze halve mouwen buiten gewoon veel gedragen zullen worden dit seizoen. Neemt men het jurkje echter met lange mouwen, dan kan men het nu al dadelijk onder den voorjaarsmantel dragen, vooral als het van een zachte effen crêpe is. Bovendien is het met lange mouwen iets meer „gekleed". De jurk is gedacht van zachtgroen, afgewerkt (langs het kraagje) met zilvergroen.,Daarbij hoort dan een donkergroene stroohoed, en idem schoenen. De hoed is natuurlijk van stroo... Parijs heeft het er nu eenmaal op gezet, dat dit jaar een stroo- hoedenjaar zal zijn, en niet, zooals verleden jaar, een vilt-jaar, of vilt-met-stroo-jaar. Links op de teekening een echt zomersch jurkje, van een van die aardige nieuwe pastel bedrukte katoenen stoffen. Geel of groen als ondergrond. Zoo'n jurk kan men den heelen zomer door dragen. Een bakoe-stroo-hoedje, in naturel kleur, en licht-beige schoenen doen het er uit stekend bij. Loes. Voor Groentesoep neemt men 1 liter water en laat daarin 1 theekopje vol fijn gesnipperde groenten (bloemkool, worteltjes, prei, selderij, peterselie, kervel, enz.) gaar koken, tegelijk met 30 gram rijst of vermicelli. Dan lost men er 4 maggi-bouillonblokjes in op en bindt de soep af met 1 lepel aangemengde sago of aardappelmeel. De gehakte peterselie moet men evenwel apart houden en pas in de terrine door de soep roeren, zoodat de kleur heldergroen blijft. Verschillende sinaasappel gerechten. Heldere Oranjemarmelade4 sinaasappelen, 1 citroen, V2 L. water, suiker. Bereiding. Borstel de sinaasappelen en de citroen schoon en laat ze een nacht in een half liter water weeken. Kook ze den volgenden dag in hetzelfde water gaar (een zilveren vork moet er gemakkelijk doorprikken)Snijd de vruchten in vieren, schep met een zilveren lepel het vruchtvleesch eruit en zeef dit door een paarde- haren zeef. Verwijder van de schillen zooveel mogelijk het wit en snijd ze in dunne reepjes. Weeg nu het gezeefde vocht en de schilletjes en neem een gelijke hoeveelheid suiker. Laat alles samen in een pan met dikken bodem in koken, tot een druppel op een koud bord afge koeld, niet meer wegvloeit. Vul schoongemaakte jampotjes met de jam, sluit de potjes dadelijk af met een schroefdeksel of perkamentpapier en bewaar ze op een droge koele plaats. Uit deze hoeveelheid verkrijgt men ongeveer 2 potjes marmelade. Geconfijte sinaasappelschilletjes. Snijd dun afgeschilde sinaasappelschillen in lange smalle reepjes. Zet ze op in een pannetje met dikken bodem en bedek ze met een sterke suiker oplossing. Neem hiervoor op 1 d.L. water 100 Gram suiker. Laat de schilletjes hierin zoo lang koken tot ze doorschijnend worden. Blijkt de suikerstroop te dik te worden, voeg dan een klein beetje water toe. Neem de schilletjes ver volgens uit de stroop en laat ze naast elkaar op een bakblik langzaam volkomen opdrogen. Bewaar ze in een stopflesch liefst onder suiker. Deze schilletjes kunnen fijngesneden in vele soorten gebak gebruikt worden, verder in pud dingen en vla's. Smelt men eenige kwatta of andere choeoladereepen op de stoom van de ketel en dompelt men deze schilletjes eenige malen achter elkaar in deze chocolademassa, dan geeft dit na bekoeling, een geliefkoosde snoeperij. Gedroogde sinaasappelschillen. De schilletjes van goed afgeborstelde sinaasappelen worden zoo dun mogelijk van de vrucht afgeschild. Zorg echter, dat de stukjes niet te klein worden. Laat deze uitgespreid op een bord langzaam drogen in de nabijheid van de kachel. Bewaar ze in een bus en gebruik ze later om als smaakje in griesmeelpudding, maizenapudding, bessen- sapsaus, enz., te dienen. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88. Haarlem. Eindspelstudie No. 73 H. RINCK (Barcelona). wm mm mw Wit aan zet, remise. Stand der stukken: Wit: Kh6, Th7, h5. Zwart: Khl, Pc5, d7. e3. Een prachtstukje, een echte Rinck! Wedstrijd te Alkmaar. De schaakclub ,.V. V. V.", te Alkmaar, houdt op Hemelvaartsdag, 29 Mei a.s., haar traditio- neelen Eéndaagschen Nationalen Schaakwedstrijd, in het Café „Centraal", Hofplein. Er wordt gespeeld van 9.3012.30, 1.304.30, 5.308.30, in groepen van 4 spelers. Aanmelding behoort te geschieden bij 'den heer H. P ij p e r s, Koorstraat 51, Alkmaar. Inleggeld bedraagt 1.50. welk bedrag bij de aanmelding behoort te worden overgemaakt. De prijzen be staan uit mooie kunstvoorwerpen. Voor hoofd- en eersteklasse spelers is spelen met de klok (30 zetten per IJ uur) en het noteeren der partijen verplicht. Oplossing Probleem No. 247. (Mej. H. Jansen). Stand der stukken Wit: Kdl. Tf6. Lc7, Lc8, Pb3, Pb5, a3, a5, c4, d5, f2. Zwart Ke4, Lc3, Pg6, Ph4, b4, b6, d2, d3. 1. Lc8h.3, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruijter, te Bloemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem. Oplossing Eindspelstudie No. 72. (Kling en H o r w i t z). Stand der stukken: Wit: Kc7, La5, Ldl, Pd7. Zwart: Ka8, De7, Pg8, Ph7. 1. Ldl—f3|, Ka8a72. La5—b6f, Ka7—a6; 3. Lf3e4, De7a3: 4. Le4d3f, Da3xd3; 5. Pd7-c5f, remise. 3Ka6bö; 4. Le4—d3f, Kböa4; 5. Ld3c2f, remise. Oplossing Probleem No. 248. (Dr. F. P a 1 i t z s c h). Stand der stukken: Wit: Ka6, Df5, Tb7, Lg2, Pc6, Pf7. Zwart: Kc8, Del, Te3, Te6, Lf2, Pfl, a5, b5, d5, e7, f4, f6. (dreigt De6: mat), Te3xe4; 2. Df5g4 (dreigt Dg8 mat), Lf2b6; 3. Pc6xe7 mat. Correspondentie. Bloemendaal. S. G. v. E. en H. de R. In Probleem No. 246 faalt 1. Dg5f4 na 1. f5xg4f. Haarlem. H. W. v. D. In Probleem No. 246 volgt op 1. Dg5g8, f5Xg4j; 2. Dg8d5|, TdlxdS. Zooals in de rubriek van 15 Maart j.l. werd medegedeeld, moet n.l. de Toren op dl zwart zijn. In. No. 248 werd door de heeren Van D. en De R. over het hoofd gezien, dat in hun oplos sing (1. Lh3, enz.) Pc6xe7 niet gaat, daar de witte Koning zich dan in schaak stelt. Chr. v. H. In Probleem No. 247 faalt 1. Lc8g4 na 1Ph4f5. DOOB G. TH. ROTMAN. 100. Vervolgens wordt hij opgenomen, En op een sleeperskar gezet; Daar gaat-ie, op z'n gipsen voetstuk! Een levend standbeeld lijkt het net! Zoo wordt hij, met vereende kracht, Vervoerd naar de politiewacht. 97. Hij neemt een sprong... juist in het papje, En nu, o kinders, opgepast! Het gips wordt plots'ling hard als marmer, En Sam zit met z'n pootjes vast! Ja, zelfs het kwastje van zijn staart Zit als een muur zoo vast aan d'aard! 99. Nu Sambo zich niet meer kan roeren, Keert ook de moed der mannen weer; Ze komen aan met schoppen, bijlen, Breekijzers, hamers en zoo meer; Men bindt een touw om Sambo's snuit, En graaft hem dan heel netjes uit. 98. Terwijl de mannen hupp'lend vluchten, Tracht Sambo, nijdig als een stier, Uit alle macht zich los te rukken, Maar 't helpt hem allemaal geen zier! Zelfs zijn vriend Jocko weet geen raad, En poetst in allerijl de plaat!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 5