m
MA
lm
%m
LOSSE BLAADJES.
A 11
i
IP
P
111
Ui
A
11
Éi
1m
B
Éi
mP
24ste Jaargang
De Zwarte Lijst.
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
VOOR DE KINDEREN.
28 Juni 1930.
VOOR DE VROUW.
DE E ZEli
Tweede|Blad.
RECEPT. O
SCHOTSCHE RIB.
MIJNHEER PIMPELMANS,
N°. 26
SCHAAKRUBRIEK.
dook G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden)
Wanneer je van de warmte niet
Kunt slapen of kunt eten,
Wanneer je half gesmolten bent
En transpireert van 't zweeten,
Dan zoek je in het frissche nat
■Zoo gaarne %vat verkoeling.
Je voelt je dra een ander mensch,
En dat is de bedoeling.
De halve populatie duikt
In vaarten, zee en meren
Om dan weer frisch van top tot teen
De warmte te trotseeren.
Maar al is alles schijnbaar goed
En geen gevaar te vreezen,
Toch moet je in 't natte element
Op je qui-vive wezen!
Hoe dikwijls lees j'in dezen tijd:
Door sterken stroom verdronken,
Bij 't zwemmen in een kolk geraakt,
Of wel: door kramp gezonken!
Nu is het waar, een ongeluk
Kan o, zoo licht gebeuren,
Doch somtijds is het eigen schuld,
Dus dubbel te betreuren.
Men zivemt in water onbekend,
Vindt toezicht overbodig,
Maar dubbele voorzichtigheid
Is dan toch zeker noodig!
„Niet roek'loos zijn!" heet 't ieder jaar,
Toch zijn het er nog velen,
En ja, je hebt nu eenmaal slechts
Eén leven te verspelen!
Steeds langer wordt de zwarte lijst
De droeve lijst der dooden;
Te zwemmen is uitstekend, maar
„Voorzichtigheid geboden!"
Zaterdag 28 Juni '30.
NIMMER EENZAAM
(Nadruk verboden)
„Wat doet het er toe, waar ik ben? Overal
waar menschen zijn, ben ik bij mijn broeders;
overal waar er geen zijn, ben ik bij mezelf."
De man, die deze woorden neerschreef, was een
werver, een veelgeplaagde, voortdurend gejaagde,
door vervolging en strijd verontruste mensch.
Hij is niet de eenige geweest, die tenslotte in
een dergelijke gedachte den troost voor zijn
moeilijk bestaan heeft gevonden.
|,,Wat doet het er toe waar ik ben?" Benijdens
waardig, wie deze vrijheid bereikt heeft. Maar al
te zeer zijn wij allen nog slaaf van onze omgeving,
gebonden aan den bodem, waarop wij toevalliger
wijze geboren zijn, gehecht aan menschen, die,
onbevooroordeeld beschouwd, niet beter en niet
-iechter zijn dan alle overige menschen ter wereld.
Merkwaardig, dat over 't algemeen juist die
genen onzer, die een hard lot in de wereld hebben
gehad en in voortdurenden strijd met hun ge-
nooten hebben geleefd, tot een dergelijke bevrij
ding komen. De hokvaste, wereldschuwe, on
maatschappelijke menschen zijn gewoonlijk de
welgestelden, die voor elke ramp en tegenslag
zijn bewaard gebleven, wien geen schepsel ter
wereld ooit èen stroobreed in den weg heeft
gelegd en wier leven vredig verloopt als het
bestaan van dien gerusten landman, wiens geluk
Poot heeft bezongen.
|,,Wat doet het er toe waar ik ben?" Zij verbazen
zich over zoo'n uitspraak. Doet het er niet toe,
of men veilig thuis zit in den schoot van zijn
gezin, dan wel zwerft tusschen onbekenden, wier
taal men niet verstaat en met wier gewoonten
men niet op de hoogte is? Doet het er niet toe,
of men zich omgeven voelt door verwanten, die
eiken wensch voorkomen en iedere behoefte
aflezen uit het gelaat, dan wel een nummer is
tusschen de duizenden, die onverschillig heen
krioelen om den vreemdeling, met|wien zij niet
hebben te maken?
Voor de meesten onzer is de wereld ontzettend
klein; gewoonlijk is zij niet grooter dan het dorp
of de provincie. Wat daar buiten ligt, is vijandig
gebied.
Door weer en wind trapte hij alle dagen op de
fiets, om z'n klanten te bezoeken. Maar ondanks
dit en alle tegenslagen, die hem troffen, bleef
hij steeds de opgewekte man met het zonnige
humeur. En dat de tegenspoed hem heusch niet
bespaard werd, zullen we gauw genoeg gewaar
worden!
Zooals de oude volken hetzelfde woord bezigden
voor vreemdeling en vijand, zooals voor hen het
uitheemsche het heidensche en het barbaarsche
was, wekt voor menigeen onzer nog alles wat
buiten de dagelijksche sfeer ligt wantrouwen en
angst. We.k een verruiming zou ons bestaan
ondergaan, zoo ook wij tot de slotsom kwamen,
dat, overal waar menschen zijn, wij onder broeders
verkeeren
Het is het vertrouwen in medemenschen, dat
ons het gevoel van vrijheid en veiligheid doet
genieten. Dit vertrouwen geeft ons zekerheid
temidden van de wereld rondom ons. Het heft
de beangstigende eenzaamheid op, welke ons toch
zelfs in het behaaglijk nest van gezin en woonplaats
beklemt. Want daar voelen wij ons vaak als op
een wel gerieflijk, maar toch bedenkelijk klein
eilandje in een verraderlijken, steeds met bedrei
ging ons omspoelenden oceaan. Hoe knusser ons
honk, te schrijnender in de diepte van ons hart
onze eenzaamheid.
Eerst het contact met de groote wereld van
vreemden en onbekenden heft onze eenzaamheid
op. Maar dit contact is noodwendigerwijs dikwijls
pijnlijk. Hoe kan men, onder strijd en botsing
in kermis met de menschheid geraakt, in de
menschheid zijn broeders vinden?
Botsing en strijd onthullen het innerlijk. Zij
doen de elementaire gevoelens door het conven
tionele pantser heenbreken. Zij leeren ons den
medemensch in zijn ware gestalte kennen. Zij
doen ons begrijpen, wat er in hem leeft aan
tegenstrijdige hartstochten, aan liefde en haat.
Botsing en strijd maken ons ontvankelijk voor
de tragiek van het menschenleven, welke zich in
ieder individu als een wet van het noodlot voltrekt.
Botsing en strijd leeren ons medeleven en mede
leven is medelijden.
Wat is het, dat ons den mensch als broeder
doet zien? De verwantschap, die wij in hem ont
dekken. Het vreemde blijkt niet het andere;
het vreemde blijkt het eigene te zijn. Wat den
vreemdeling beweegt, beweegt ons; wat ons be
weegt, beweegt hemWij kunnen ons in den ander
verplaatsen, wij vereenzelvigen ons met hem.
Wij zien uit zijn oogen, wij hooren met zijn ooren,
wij lijden en juichen met den klop van zijn hart.
Dit is de groote bevrijding des levens: te
ervaren, dat allen één zijn, schepselen van het
eendere maaksel. Deze ervaring stelt ons op ons
gemak met een iegelijk, wie hij ook zij.
Maar deze vereenzelviging tusschen den mensch
en zijn broeder berooft ons ook van den steun,
welken het opzien tegen anderen ons schenkt.
Zij zijn niet slechter, dit is een troost,
maar ook niet beter dan wij. Niet lager, maar
evenmin hooger. Wat wij niet vermogen, kunnen
ook zij niet.
Wij kunnen hen derhalve eerst vertrouwen,
nadat wij geleerd hebben, onszelf te vertrouwen.
Ook dit vertrouwen wordt geboren uit botsing
en strijd. Wie tot de geruststelling is gekomen,
dat, waar menschen zijn, hij onder broeders
verkeert, heeft tevens geleerd, het gezelschap dier
broeders te ontberen. Hij is zelf immers hetgeen
ook zij zijn? Ontbreekt dit gezelschap dus, dan
is hij toch nimmer eenzaam: hij heeft zichzelf.
Wat doet het er dus toe, waar hij is?
H. G. Cannegieter.
EEN OUDE BEKENDE, DIE TERUG KWAM.
Wel, wel, wie had dat kunnen denken? Ben je
het heusch, oud, braaf slangetjestres uit mijn
kinderdagen? Wat zie je er goed uit? Je bent
niets veranderd, hoor. Nog net zoo kronkelig als
jaren en jaren geleden. En nog net zoo beschei
den. En toch zoo netjes, en zoo aardig, om er
alles en nog wat mee te garneeren.
Zoo, zoo, dus het slangetjestres is terug
gekeerd, na een heele poos afwezig te zijn ge
weest in het mode-gezin. Het doet goed, zoo'n
oude bekende weer te ontmoeten, vooral als die
met zooveel respect wordt ingehaald, als men
thans weer het slangetjestres doet. Ja, ik zeg
nu zoo maar „slangetjestres", maar zoo is de
officieele naam natuurlijk niet. Onze Fransche
zusen noemen het „croquet". En de fatsoenlijke
Hollandsche naam wil me nu maai' niet te bin
nen schieten. Maar wat doet het er toe? We
weten toch wel, wat we bedoelen. En men past
het nu toe als garneering in wit en andere
zachte kleuren. Speciaal op kinderkleeding, van
het cape-je van den zuigeling tot de jurk van de
„groote dochter" zooals het plaatje er een
paar laat zien toe. Zoo'n paar rijtjes tres
boven elkaar, vastgezet met een steekje, ook
2. Het wonder-exemplaar van mannelijke
schoonheid, dat men hierboven ziet, is Jodocus,
de huisknecht van Mijnheer Pimpelmans. Hij is
er in dienst gekomen, toen Betje, de dienstbode,
met den smid getrouwd is en hij zegt, dat hij
nog nooit zóó'n beste betrekking en zóó'n besten
baas gehad heeft. Hij zou voor mijnheer Pimpel
mans door het vuur gaan, als 't maar niet zoo
heet was.
boven elkaar, doet het heel goed. Zoo bijvoor
beeld dat geel toile-stoffen jurkje, links op het
plaatje, dat ruim aan het lijfje is gezet, een
kort, recht lijfje, afgezet met rijtjes wit tres,
dat er met gele steekjes op gezet is. En natuur
lijk is de bijpassende hoed op dezelfde manier
bewerkt. Voor een dame van 6 jaar heeft men
75 c.M. stof van 120 breed noodig. Dat witte
jurkje in het midden, heeft een lijfje dat heele-
maal met rose tres bezet is, dat weer met witte
steekjes is vastgezet. Het ruim aangezette rokje
en het kraagje zijn met twee rijtjes tres afgezet.
Deze dame heeft de aanvallige leeftijd van 4
jaar bereikt en vereischt dus 1 meter stof van
80 breed om zich in het costume te steken. Ten
slotte een helrood plooi-jurkje, waarvan de
plooien in het lijfje vastgestikt zijn. Het kraagje
is van witte crêpe, afgezet met verschillende
rijtjes wit tres, dat er met roode steekjes op
gezet is. Voor deze dame van gevorderden leef
tijd zij is namelijk 8 jaar heeft men
1.50 M. stof van 120 breed noodig.
Loes.
Neem op 6 eieren 6 dunne sneetjes oud brood
zonder korst en boter. Maak in de koekenpan
wat boter lichtbruin en bak er de sneetjes brood
aan twee kanten lichtbruin in. Op elk sneetje
breekt men vervolgens voorzichtig een ei en
bakt dat tot het wit gestold is, op een zacht
vuur. Ten slotte op een verwarmden schotel leg
gen en met peper en zout presenteeren.
DENK AAN DE GEVAREN OOK IN UW
HUIS DOOR ELECTRICITEIT.
Men moet niet met een metalen schemerlamp,
die op een stopcontact aangesloten is, op een
vochtig terras of in een tuin loopen, waardoor
men kans loopt, dat de stroom bij de hand en
bij de voeten uit treedt, met kans op de bekende
ernstige gevolgen.
Het is zaak het bad goed metalliek aan de
geyser te verbinden, want er kan op de leiding
buizen tusschen de vloeren spanning komen te
staan; raakt een der buizen dan de afvoerbuis
van het bad, dan komt het bad onder spanning.
Raakt men dan, in het bad zittende, de geyser
aan, dan vormt het lichaam weer een brug voor
den stroom naar de aarde, daar de geyser via de
waterleiding met aarde is verbonden.
Op deze geniepige manier is reeds eenige
malen een ongeluk gebeurd, zonder dat men er
in het minst op verdacht was, omdat in de bad
kamer geen electrisch apparaat te zien was.
Wordt iemand geëlectrocuteerd, die met de hand
iets vastgrijpt, dan treedt kramp op, waardoor
de getroffene zijn hand niet meer los kan laten.
Men probeert dan vaak den persoon los te ruk
ken in de eerste plaats moet men hem dan niet
aan de bloote hand of pols aanvatten, doch op
zijn mouwen of diens armen, of eigen handen
isoleeren, door deze met zijn eigen jas of colbert,
matje, gordijn of kleedje te isoleeren, doch dit
losrukken zal zeer moeilijk gaan en veroorzaakt
tijdverlies. Beter is, indien dit mogelijk is, direct
den stroomtoevoer af te schakelen, door bijv.
een stop uit een contact te trekken, of den hoofd
schakelaar uit te schakelen.
Vaak tracht men tevergeefs iemands handen
los te rukken, terwijl die persoon op den grond
staat. Veel eenvoudiger en sneller kan men hem
van den grond lichten, mits oppassende, dat
men geen onbedekt lichaamsdeel aanraakt. Is
die persoon te zwaar, dan kan men trachten hem
met een droog kleedingstuk om de beenen slaan
de, van den grond te trekken, zoodat de stroom
3. Op zekeren dag kwam deze trouwe Jodocus
de kamer binnen. „Mijnheer", zei hij, „buurman
Zaaijer staat voor de deur en vraagt, of u geen
zin hebt, om z'n ezel te koopen!" „Wel," zei
Mijnheer Pimpelmans, „dat is 'n idee; dan be
hoef ik niet meer te fietsen, en bovendien is 't
niet zoo gevaarlijk als een auto!" En na eenig
loven en bieden kocht hij den ezel, met den
wagen erbij.
verbroken wordt, dit zal sneller en gemakke
lijker gaan dan een vastgekramde hand los te
rukken.
Een monteur in België heeft zich het leven
gered door van den grond op te springen, toen
hij door den stroom, welke van zijn hand door
zijn voeten naar den grond ging, werd ge
troffen.
Is de persoon aan beide handen vastgekrampt,
terwijl de stroom de eene hand in en de andere
hand uitgaat, dan moet men, als men de stroom
niet uitschakelen kan, resp. geïsoleerde draden
stuk trekken, wel trachten de handen los te
rukken. Het redden van iemand, die geëlectro
cuteerd wordt, is even moeilijk en gevaarlijk als
het redden van een drenkeling, daarom is het
altijd beter de ongelukken te voorkomen. Hoe
vaak ziet men echter, dat zelfs in openbare ge
bouwen de meest primitieve voorzorgsmaat
regelen verwaarloosd worden.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Sehaakredaoteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Probleem No. 263
S. Almgren (Katrineholm, Zweden).
mm
mm
HP
ÉH
HIP
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ka8, Dbl, Ta5, Lb7, Ld8, a3, d2.
Zwart: Kd6, Tg3, Tg4, Lf8, Ph3, Ph4, a6, a7,
c3, d7, f2, g5, g6.
Tweede prijs, wedstrijd Hvar 8Dag (1926).
BRABANTSCHE SCHAAKDAGEN.
De wedstrijden van den Noord-Brabantschen
Schaakbond, waarvoor ook in de andere pro
vincies steeds belangstelling bestaat, zullen
plaats hebben te 's-Hertogenbosch op 5 en
6 Juli a.s.
Op Zaterdag 5 Juli a.s., n.m. 5 uur, bijeen
komst in „Oranje Hotel", Verwerstraat,
's-Hertogenbosch, waar de deelnemers worden
ontvangen door het bestuur van bovenvermelden
bond. Daarna indeeling in groepen van vier,
volgens speelsterkte. Er is gelegenheid tot in
schrijving tot half zes, daarna wordt de in
schrijving gesloten.
De eerste partij wordt gespeeld van 74 uur
n.m. Na afloop gezellig samenzijn voor degenen,
die het te vroeg vinden om naar huis te gaan.
Op Zondag 6 Juli 1930, van v.m. 10n.m.
2 uur, tweede partij en van n.m. 37 uur, derde
partij. Daarna prijsuitdeeling. Het inleggeld
bedraagt een gulden. Men kan zich opgeven bij
den secretaris van de 's-Hertogenbossche
Schaakvereeniging, Weesstraat 6.
Oplossing Eindspelstudie No. 74.
(L. B. Sail kind).
Stand der stukken:
Wit: Kg2, Lb2, Le8, e7, h6.
Zwart: Kg8, Tb8, a6, c5.
Op het eerste gezicht lijkt winst voor Wit
onmogelijk, daar beide witte Loopers zijn aan
gevallen. Speelt Wit met den e-Looper, dan
wordt de b-Looper met schaak genomen en gaat
de Toren naar b8 terug. De oplossing is dan ook
buitengewoon interessant: 1. h6h7f (de pointe
van dit pionoffer zal spoedig blijken), Kg8xh7
2. Le8a4, Tb8+b2f; 3. La4c2f! (om dit
schaak je mogelijk te maken, moest de vijande
lijke Koning naar h.7 gedreven worden),
Tb2Xc2f; 4. Kg2f3 en ivint, want Zwart kan
den e-pion niet meer tegenhouden. Een meester
stukje van den eersten rang!
Goede uitwerking ontvangen van
J. v. Gulik te Overveen.
4. Vervolgens noodigde hij buurman binnen.
Het eten werd juist opgediend en buurman moest
en zou meeëten. Mijnheer Pimpelmans, die in een
fideele bui was, stond op, hief zijn glas spuit
water in de hoogte en begon een speech af te
steken op al het gemak en genoegen, dat hij van
z'n ezel hoopte te beleven. Maar juist toen hij 't
glas aan z'n mond bracht, klonk er 'n hevige slag.