a in
LOSSE BLAADJES.
24ste Jaargang
26 Juli 1930. Tweede Blad.
N°. 30
Het niewe „blikje."
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
wwwwtm'&'&wt&w®
SS P
VOOR DE VROUW.
Loes.
RECEPT.
VAKIA.
SCHAAKRUBRIEK.
VOOR DE KINDEREN.
DE EZEL VAN MIJNHEER PIMPELMANS,
m
door G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden).
Mijn roestig rijwiel sierde ik
Zooeven naar behooren
Met 't glanzend stukje koperblik,
Verkrijgbaar op dit oogenblik
Aan alle postkantoren.
Een koop, die matig mij beviel;
Geen stof gaf tpt verblijden!
De waarde is maar zeer futiel
En 't kostte mij een achterwiel,
Maar... 'k kan een jaar tveer rijden!
En ivie het uitstelt of vergeet
Zoo'n dingske te gaan koopen,
Die is bekeurd, voordat hij 't -weet!
Je neemt jezelven leelijk beet
Wanneer je 't wilt ontloopen.
Dus vrienden, schaft het daad'lijk an;
Klem 't stevig om uw stuur toch!
Het is een soort van talisman,
Die u veel last besparen kan;
Alleen het is iaat duur nog!
Zaterdag 26 Juli '30.
EENZIJDIGE BELANGSTELLING
(Nadruk verboden)
Er bestaat wel geen mensch, of hij bezit een
rme belangstelling voor de een of andere zaak.
\i ar moeilijk is het voor ons allen, onze belang-
lling zoo uit te breiden, dat ze gelijkmatig
■ideeld wordt over alles wat recht op haar heeft.
Natuurlijk is het ondoenlijk, met ons beperkt
arnemingsvermogen het heelal te omvatten,
a blijven zelfs voor den alzijdig ontwikkelde
hijd meer dingen welke hij niét dan welke hij
1 kent en begrijpt. Het eenige, waartoe wij ons
i' moeten opvoeden, is de erkenning, dat er
alke voor ons onbekende en door ons niet be
uepen dingen bestaan.
Wij plegen onzen kijker te uitsluitend op een
bepaald gezichtsveld te richten en hetgeen daar
in iten valt verwaarloozen wij. Wij zijn omsloten
door ons vak, door onze familie, door onze studie,
door onze liefhebberij. Het plekje, dat onze liefde
■ft zoeken wij af met het microscoop; wij ver
in digen ons in de kleinste détails en vinden
telkens nieuwe merkwaardigheden.
En wij nemen anderen kwalijk, dat ze ons
dierbaar plekje over het hoofd zien en naar onze
est driftige beschrijving van al zijn schoonheden
luisteren. Wij vergeten, dat die andere men-
n ieder weer hun eigen gezichtsveld hebben,
op zij met hün microscoop zitten te turen.
Zoo kennen wij elkanders wereldjes niet en
■■••ten niet wat er wederzijds in ons omgaat.
Wc bekommeren ons ook niet daarom. Zoozeer
wij verzekerd, dat ons eigen gezichtsveld de
grootste beteekenis heeft.
Zou het geluk van de samenleving door dit
g'órek aan onderling contact niet worden belem-
iierd? Inplaats van ons geledingen te voelen
nn één groot universeel verband, zien wij in
nz.e medemenschen mededingers, tegenstanders
>t in elk geval: andersdenkenden.
Andersdenkenden, het is zoo'n aannemelijk
voord en toch drukt het de grootste onwerkelijk
heid uit. Andersdenkenden bestaan niet. Wij
denken allen volgens dezelfde wetten en met
dezelfde middelen. Het eenig onderscheid is, dat
vij onze gedachten op verschillende doeleinden
richten en in verschillenden vorm inkleeden. Maar
in wezen zijn wij als menschen ook in onze ge
dachten van hetzelfde maaksel en dus vrijwel
gelijk.
Er bestaan menschen, die zich verheffen boven
de beperktheid van hun eenzijdigen blik. Dit zijn
de kosmische naturen, die leven uit het besef
van het onderling verhand van alle verschijnselen.
Zij letten niet uitsluitend op hetgeen vlak voor
de hand ligt, maar trachten ook den horizon te
doorvorschen. Zij dekken het kleine plekje, dat
hun bizondere voorliefde heeft, niet af, maar
beschouwen het in het onafzienbare kader van
het Heelal.
Bij deze beschouwingswijze krijgen de dingen
een ander uiterlijk dan zij bezitten voor hem,
die zich op het microscopische veld blind staart.
De dingen blijven dezelfde, maar hun beteekenis
wijzigt zich.
Ook een kosmisch mensch kan een geducht
sportman zijn, maar hij is niet alleen sportman;
een pienter koopman, maar hij is niet alleen
koopman; een overtuigd politicus, maar hij is
niet alleen man van de politiek. Hij ziet de sport,
den handel, de politiek in het groote universeele
verband.
Onze tijd is de tijd van de specialiteiten.
Wetenschap, techniek, praktijk breiden zich der
mate uit, dat elk vak en elk onderdeel van het
vak den geheelen mensch eischen. De aan ambt
of bedrijf met al zijn vermogens geklonkene houdt
tijd noch kracht over om buiten zijn boekje te
gaan. Hij wordt noodzakelijkerwijze een eenzijdig
mensch
Er bestaan allerlei instellingen, die aan dit
tekort van den tijd tegemoet trachten te komen.
De krant, de radio, de volksuniversiteit trachten
de belangstelling te winnen voor de meest uiteen-
loopende levensgebieden. Vlugschriften herinneren
de koopers aan hetgeen ze van dit en van dat
moeten weten.
Met allen eerbied voor deze instellingen kan
men er toch het bezwaar tegen aanvoeren, dat
ze oppervlakkigheid en versnippering van ge
dachten in de hand werken. Onze geestelijke
maag wordt bedorven door dezen hutspot van
half gare wetenschap.
Niet veelweterij is het, die tegen eenzijdigheid
het geneesmiddel levert. Eenzijdigheid of alzijdig
heid is niet zoozeer een kwestie van kennis als
een kwestie van levenshouding. Men kan speciali
teit op slechts een enkel gebied zijn en zich toch
kenmerken door een kosmischen blik.
Zoodra men zich voor het ongekende en onbe-
grepene slechts ontvankelijk stelt. Zoodra men
de waarde erkent van het andere vak, het
andere levensgebied, de andere partij. Zoodra men,
schoon oprecht vaderlander en oprecht geloovige,
zich maar bewust is, dat buiten de grenzen i
voor andere menschen andere vaderlanden en 1
andere gelooven bestaan, even goed, even schoon,
even waar in hun oogen als het onze is in ons oog.
Met dezen blik op de wereld wordt ons leven
tot in het eindelooze verrijkt.
H. G. Cannegietek.
STRANDJURKEN.
We hopen natuurlijk allemaal dat 'de weer-
profeten weer eens ongelijk zullen hebben; die
hadden namelijk een periode van niet bijster
warme dagen voorspeld. En warme dagen heb
ben we noodig, willen we ons aan het strand
behaaglijk gevoelen en willen onze zomersche
strandjurken tot hun recht komen. Want die
zijn erg aardig, maar ook soms erg dun. Het
plaatje laat er een drietal van zien. Links eerst
een jurk zonder mouwen van rose shantung,
dat het prachtig moet doen tegen een fraai
koffiebruin gebrand huidje. De rok, met in
gezette panden, eindigt in een klokkende volant.
Het cape-je wordt op den schouder gestrikt.
Aan 5 meter stof van 80 c.M. breed moet men
genoeg hebben. In het midden hebben we een
japon van citroengele toile. De rok is met platte
plooien. Het boléro'tje is recht, met halve
mouwen. Hoed en sjaal hooren bij elkaar en
zijn van toile met zwarte stippen. Men zal aan
3.75 M. stof van 120 breed genoeg hebben.
Nummer drie is de klassieke witte strand jurk,
van tussor. Het lijfje is vroolijk met een rijtje
roode knoopjes gegarneerd. Van voren verschaft
een groep plooien den rok de noodige stapwijdte.
Üp deze jurk wordt een recht jasje zonder
mouwen gedragen, van roode tussor met witte
figuurtjes. De hoed is van roode tussor, met een
doorzichtigen rand van het z.g. „erin", dat
dezen zomer zoo buitengewoon veel toegepast
wordt. Voor de japon is 4 meter stof' van 80
breed voldoende, voor het jasje 1.30 M. Weet
u wat ook nog een zomersche nieuwigheid is?
De zoogenaamde polszakdoek, die een ander
model heeft, dat het gewone vierkante batisten
of zijden doekje. Deze wordt meer gedragen als
sieraad, dan als echte „zakdoek". Deze nieuwe
zakdoek loopt aan één hoek langer en smaller
uit, in een soort slip dus. In die slip of punt is
een gleuf, die omgeborduurd is. Door deze gleuf
wordt het zakdoeqje, nadat het om de pols is
geslagen, gehaald, zoodat het in een lus vast
zit. Men maakt deze zakdoekjes in chiffon,
georgette, zijden crêpe, en ook m pastelkleurig
linnen voor sportdracht. Men kan ze natuurlijk
ook makkelijk zelf maken. Bij een jurk zonder
mouwen bevestigt men dit zakdoekje ook wel
aan den elleboog of om den bovenarm.
fi
KERSENPANNEKOEKJES.
Neem op 12 platte eetlepels bloem 3 eieren,
verder j/2 kan melk, wat zout, en bereidt daar
van beslag als voor flensjes. Smelt boter in de
koekenpan (of maak olie heet), doe er een paar
lepels beslag in en ieg daar onmiddellijk een
paar kersen (zonder stelen of kersenpitten
natuurlijk) open bak deze heerlijke panne
koekjes aan twee kanten lichtbruin en gaar en
dien ze met poedersuiker erbij. Een heerlijk
frisch nagerecht.
MEESTER.
In de Middeleeuwen waren de handwerks
lieden georganiseerd in gilden. Er waren gilden
van de timmerlieden, de bakkers, van alles wat
maar beroep was. Sommige gilden bestaan nu
nog, zooals het kaasdragersgilde in Alkmaar. In
die oude gilden was alles geregeld. Het gilde
stelde den prijs van het product vast. Het gilde
verdeelde het werk.
Er waren in het gilde verschillende rangen.
Wilde men in het gilde opgenomen worden,
dan begon men als leerling. Gedurende een
bepaalden tijd was men bij een baas en
leerde de eerste beginselen. Was de leer
ling zoover, dat hij zelfstandig kon werken,
dan werd hjj gezel. De gezel mocht slechts
korten tijd bij één baas werken en moest dan
verder trekken, om elders in dienst te treden.
Zoo raakte de gezel doorkneed in het vak. Was
hij naar zijn meening voldoende gevorderd, dan
werd hij opgenomen onder de meesters.
Maar bij die opneming onder de meesters
moest de gezel eerst een proefstuk leveren.
Werd dat door de meesters goedgekeurd, dan
werd de gezel als meester toegelaten. Daarom
heette dat werkstuk dan ook het meesterknecht.
Het leven is ook zoo'n gilde. Als kind worden
we er in geplaatst, om na korter of langer tijd
gezel te worden. Dan begint pas het eigenlijke
leven. Het eerste is nog maar spel geweest,
doch nu komt de ernst. We moeten leeren,
steeds leeren, om straks ons meesterstuk te
kunnen afleggen. Helaas! hoe velen blijven niét
altijd een gezel in het vak, dat leven heet. Zeer
weinigen slechts weten het tot meester te
brengen. Zullen wij ook tot die groep behooren?
Zijn wij meester over onze begeerten en
neigingen? Staan wij boven de omstandig
heden? Zijn we meester over ons lichaam, over
onze gedachten, over de invloeden van buiten?
Dat zijn de vragen, die we allen met ja moeten
kunnen beantwoorden, om meester te zijn in het
leven. Er bestaat gegronde vrees, dat er betrek
kelijk weinigen zullen zijn, die al deze vragen
bevestigend kunnen beantwoorden. Toch moeten
we allen meester worden, niet gezel blijven. Het
meesterstuk moet afgelegd. Daarom dienen we
steeds meer, steeds beter te leeren, opdat we de
capaciteiten bezitten om het leven naar onze
hand te zetten, omdat we meester zijn.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Sohaakredaoteur,
Qed. Oude Gracht 88, Haarlem.
17. Totdat hij opeens tot z'n schrik bemerkte,
dat er niets, niets meer over was, dan de eieren
en de koekjes! En weer stónd de ezel... „Loopen
zal je!" siste mijnheer Pimpelmans. Hij strooide
den koekjeszak leeg over de eieren en blies hem
op. „Ziezoo," zei hij, „als dat niet helpt, helpt
niemendal!" Hij zette zich schrap en hief den zak
hoog boven zijn hoofd....
18. Pats! Met kracht kwam de zak op Grauw
tjes achterste rug-gedeelte neer en klapte daar
uit elkaar met een slag als een kanonschot.
Grauwtje maakte een luchtsprong van den schrik.
Maar loopen? Dat kun-je gelooven! Hij keek eens
even om, om te zien wie hem dat geleverd had.
Vervolgens zette hij z'n voorpooten schrap,
kromde zijn rug, en....
19. Hopla! Daar vlogen Grauwtje's achter-
pooten omhoog en met een welgemikten slag trof
hij mijnheer Pimpelmans precies tegen zijn wel
gevormde buikje. De arme man duikelde achter
over en kwam boven op de mand met eieren
terecht. Dieper en dieper zakte hij weg in de
kleverige brei. Met de koekjes er doorheen werd
het zoo een pracht van een ommelet.
Sehertsproblecm 110. 20.
W. A. SHINKMAN (Grand Rapids).
Op welke manier en in hoeveel zetten, kan de
zwarte Koning liet witte Paard nemen, zonder
een pion te verzetten Het Paard doet evenmin
een zet.
Stand der stukken:
Wit: Alleen een Paard op el.
Zwart: Kh2, Tg3, Thl, Lgl, Lg2, e2, f2, f3,
f4, g4, h3, h4.
Opmerking. Dit is nu eens een schertsopgave,
waaraan zelfs eerstbeginnenden hun krachten
kunnen beproeven. Ook voor partij-spelers, dat
zijn zij, die zelden een probleem oplossen, is dit
een aardige puzzle.
Eindspel no. 58.
In liet tournooi te Zwickau ontstond de vol
gende stand in de, den 22sten April 1930, gespeelde
partij tussclien de meesters Hoch (Eisenach)
en Mieses (Leipzig).
lÉÉfs'
HF
d
fill
mÊ:
4
mk A
Hf
ilü
111
H
■P 4
Hü
4 Wtè
WB,
M
m
ill
■lef)
III 152
HIP
wm
Zwart (Mieses) zit in een leelijk parket, daar
de witte a-pion, ondersteund door zijn Dame en
Toren, naar de overzijde dreigt te marcheeren.
Zwart zag kans op de volgende interessante wijze
verlies van de partij te ontgaan.
1. f5—f4!
e3 X f4 2. Td5f5
a4a5 3. Tf5 X f4f
Kflgl4. Dc8h8!
Een ware „probleemzet", waarmede pion-d4
opnieuw wordt aangevallen.
Db3 X e6! 5. Kg6g5!
Merkwaardig, dat de Koning hier absoluut
veilig staat. Er dreigt bLd4: f; 6. Ld4:,
Dd4: f enz.
Tb 7b4! 6. Dh8h5
Met de dreiging Dh5dij en daarna mat. Het
probleemachtige van den zet Dh8 zit juist in die
reeks Dc 8h 8h 5d 1
De6gSj" 7. Kg5f5
Dg8c8t 8. Kf5g5
Dc8g8 j 9. Kg5f5
Dg8c8| 10.
Remise door „eeuwig schaak".
Oplossing Probleem no. 263.
(S. A 1 m g r e n).
Stand der stukken:
Wit: Ka8, Dbl, Ta5, Lb7, Ld8, a3, c!2.
Zwart: Kd6, Tg3, Tg4, I,f8, Ph3, Ph4. a6,
a7, c3, d7, f2, g5, g6.
1. Lb7e4 (dreigt 2. Db7, 3. Dd5 of Da6 inat,
wat b.v. volgt op 1 Te4:),
Ph3f4; 2. Ta5 X a6j, enz.
Ph4f5; 2. Dblb8f, enz.
f2flD.2. Dbl X fl, enz.
Kd6e6; 2. Dblb3f, enz.
Goede oplossing ontvangen vanH. W.
v. Dort, te H a ar 1 e m, P. Mars, te Santpoort.
20. Kreunend, zijn broek van achteren stijf
als een plank, klauterde mijnheer Pimpelmans van
den wagen. Hij spande den ezel uit en, zijn wagen
in den steek latende, wandelde hij met den ezel
achter zich aan, den weg naar Epscheuten op, ter
wijl de eierdooiers achter hem op den weg neer
dropen. Na een kwartiertje kwam hij juffrouw
Klarenbrink, de eierenkoopvrouw, tegen.