24ste Jaargang. Het Bloemendaalseh Weekblad. 12 September 1930. Tweede Blad. No. 37. LOSSE BLAADJES. Vrouwen-overschot. Brokjes Levenswijsheid. Naaktheid. Voor de Vrouw. Rijk en arm Voor de kinderen. De ezel van mijnheer Pïmpelmans, door G. Th. botman. SCHAAKRUBRIEK. (Nadruk verboden). In Den Haag, dat is bewezen Zijn de mannen vreeslijk schaarsch. Veertig duizend Hagenaarsters Zijn er meer dan Hagenaars. „Wat?" zoo riep mijn Haagscb logeetje Toen 'k het voorlas, ,wat een strop! Hoe nu aan een mem te komen? 't Wordt er heusch niet beter op Met zoo'n reuze-massa vrouwen En zoowat geen enk'len man!" „Maar dit is toch te verhelpen: Ga ze importeeren dan!, Is er niet een plaats te vinden In ons dierbaar Nederland Met een overschot van mannen? Help Den Haag dan uit den brand! Stuur ze naar de residentie Zoek ze op in 't heele land, Om wat evenwicht te brengen In den Burgerlijken Stand". Inderdaad, 't is eigenaardig En het brengt je tot de vraag: Wat zou wel de oorzaak wezen Van die vele-vrouwen-plaag Blijkbaar brengt dat is wel duid'lijk Onze Haagsche ooievaar Liever kleine Hagenaarsters Dan een kleinen Hagenaar. Zooveel vrouwen om je henen Is gevaarlijk, zoo 'k het zie: 't Drijft secuur de 's-Gravenhagers Op den duur tot bigamie. Maar dat duurt nog wel een dagje, Want toen ik er een naar vroeg, Zei hij met een zuurzoet lachje: „Dank je, 'k heb aan één genoeg!"- Zaterdag, 13 Sept. '30, (Nadruk verboden.) Een merkwaardige ervaring zullen diegenen onzer landgenooten hebben opgedaan, die in den afgeloopen zomer de Duitsch sprekende lan den hebben bereisd. Misschien zal in andere streken hetzelfde verschijnsel zijn op te mer ken geweest, maar of de zoogenaamde naakt- cultuur daar zoover is gevorderd als in Duitschland en Oostenrijk, is schrijver dezes onbekend. De betrekkelijkheid van alle maatstaven werd hem duidelijk, toen hij met zijn vrouw als gast van een Weensch gemeenteraadslid op een warmen Zondag een bezoek bracht aan een van de stedelijke baden. Men baadt daar niet alleen in het water, maar ook op het land. In een uitgestrekt wei land lagen, zaten, stonden en liepen duizenden menschen, allen in niets dan een zeer beschei den badpakje gekleed. Hier was men aan 't zwemmen, daar aan het wandelen, ginds aan het gymnastiseeren, voetballen of tennissen., Elders zat men onder het genot van een ver- frissclienden drank in een gezellig hoekje bijeen. Er lagen menschen te lezen, er zaten ei' hand werkjes te doen, er waren er met kinderen aan 't spelen. Sommigen hadden zich roerloos uit gestrekt op het brandende zand in de zon. Maar al deze menschen, mannen, vrouwen en kinde ren, waren behoudens hun korte badpakje Nu was het vreemde van het geval, dat wij met zijn drieën, de eenige gekleeden tusschen deze massale naaktheid, ons gegeneerd gevoel den om onze Meeding. Men keek er ons op aan. Zooals bij ons op den openbaren weg een naakt- looper een verschijnsel zou zijn, was daar in die naakt'.ooperskolonie een gekleed mensch een verschijnsel. Wanneer onze gastheer werd aan gesproken door kennissen onder het publiek en hij stelde ons Herr Doctor Zoo-en-zoo in zijn zwembroekje voor en wij voerden met een diep gedecolleteerden en gededoseerden Weenschen autoriteit op leeftijd een gesprek over de politiek en deze bracht ons terloops in kennis met zijn over lijf en leden gebruinde zoon en schoondochter, dan verging het ons omge keerd als Adam en Eva. Wij schaamden ons omdat we gekleed waren. En wij dachten, wanneer wij het straatver keer op een drukken werkdag aanschouwden, hoe ten onzent een burgerjuffrouw zou grie zelen, indien de vrachtrijder haar met een naakt bovenlijf zijn pakket zou afleveren en de bakker en slager in hetzelfde tenue aan de deur zouden verschijnen. En hoe de dorpsjon gens de boeren zouden uitjouwen, als die in een zwembroekje aan 't hooien waren. Alles went en men is een dergelijken aan blik gewoon in een land, waarin, gelijk ten onzent de kikkers, uit elke plas en elk slootje naakte «menschen opduiken en op elke zonnige plek zich, gelijk ten onzent de katten en kip pen, naakte menschen behaaglijk liggen te koesteren. Is hun gewoonte verkeerd of de onze? Afge zien van het klimaat, in dezen een voorbe- schikkenden factor, heeft men hier ook met een mode te maken.Is 't niet merkwaardig, dat terzelfder tijd waarop de Neger, de Indiaan en de Oosterling zich zijn gaan kleeden, de Europeeëer zich van zijn kleeding begint te ontdoen? Zou met deze omwisseling van ge woonten de kleurling zedelijk en de blanke zedeloos zijn geworden? Maar was in zijn vorigen staat de kleurling zooveel onzedelijker en de blanke zooveel zedelijker dan thans? Men zou, met de ervaring voor oogen, tot de over tuiging komen, dat Weeding en zedelijkheid minder met elkaar hebben te maken dan men doorgaans meent. De in vele opzichten gezonde gewoonte om zijn lichaam aan de buitenkant bloot te stellen is misschien mede een reactie op de overwegen de beteekenis, welke men tevoren aan de Wee ding gehecht heeft. De vraag, of het lichaam niet meer dan de kleeding ia, heeft men eeuwen aaneen met een stellige ontkenning beant woord. Men mat den mensch niet af naar het geen hij was, maar naar hetgeen hij droeg. Men kende zijn eigen lichaam veelal zelfs niet eens. Het van nature geschapene achtte men minder belangrijk dan de emballage, waarin de kledingfabrikanten het hadden verpakt. Ter wijl men prat ging op hetgeen de coupeur of de modiste hadden tot stand gebracht, schaam de men zich over het werk van den Lieven Heer, Misschien slaat de evenaar nu weer te veel den anderen kant uit. In elke reactie ligt over drijving. Maar toch mag men zich over een dergelijke reactie verheugen. Want het betreft hier niet het lichaam alleen. De nieuwe levens houding strekt zich ook uit over den geest. Ook in geestelijk opzicht is het met bedekken en verhullen gedaan. Het verjongde menschen- geslacht is door een hartstocht naar waarheid bezield. Het neemt geen genoegen meer met hetgeen sluwheid en preutschheid daaromheen hébben gehangen. Het heeft zich ontworsteld aan valsche schaamte en aan schijnheiligheid. Het waagt het met de dingen zooals ze zijn en laat de zon schijnen, die de troebele gedach ten van vroeger doet opWaren en laat de wind waaien, die zuiverheid brengt in tevoren on- frissche gevoelens. Ook in dit opzicht beleven wij een beteren tijd. H. G. CANNEGIETER. VOOR DE WANDELING. VOORZICHTIG MET BENZINE! Denk aan TJw medemenschen. Om vetvlekken te verwijderen, gebruikt de huis vrouw dikwijls benzine, benzol of iets dergelijks. Weliswaar zijn de eigenschappen van deze vloeistoffen reeds algemeener bekend dan jaren geleden, toen ongelukken met benzine aan de orde van den dag waren, maar zooals men uit het onderstaande zal lezen, is er nog een ander gevaar aan het gebruik van benzine verbonden. Juist, omdat men tegenwoordig weet, hoe men zonder gevaar van in brand vliegen, ben zine bij het wasschen van kleeren, enz. kan ge bruiken, worden er dikwijls verscheidene liters benzine tegelijk gebruikt. De vuile benzine wordt dan gewoonlijk in den gootsteen uitgego ten en door rijkelijk naspoelen met schoon wa ter verder onschadelijk gemaakt. Daarmede ontstaat echter een ander gevaar: de in de riool-net gekomen benzine verdampt in de groote stadsriolen slechts langzaam en vormt met de daarin aanwezige lucht knalgas, dat buitengewoon snel ontbrandt. De gevolgen hier van zijn hevige ontploffingen, welke de ergste gevolgen kunnen hebben. Afgezien van de ma- terieele verwoesting door zulk een ontploffing aangericht, is de aanwezigheid van benzine een voortdurende bedreiging van de levens der- voortdurend in de groote stadsriolen werkzame arbeiders. Nu bestaat er geen enkel middel om het gevaar van verdamping der benzine voor tet weggieten in den gootsteen te neutraliseeren Er blijft de huisvrouw dus niet Shders over, wil zij tenminste niet moedwillig de levens van ver schillende huisvaders in gevaar brengen, dan af te zien van het wasschen in de gevaarlijke vloei stof of wel de gebruikte benzine in een kuil in den tuin te gieten, waar zij dan vanzelf wel verdampt. De benzinelucht blijft in dat geval echter nog langen tijd daarna hangen. Daarom is het beter de kleeren chemisch te laten rei nigen in een wasscherij, die een speciale afvoer- inrichting heeft. J Een mantelpakje dat zjjn goede diensten ook in den herfst zal kunnen bewijzen, als tenmin ste de voorspellingen voor zeer warm herfst weer niet uitkomen. Het manteltje is zeer losjes en zonder sluiting. De mouwen zijn ruim en min af meer aan het heeren-model ontleend. Speciale aandacht ver dient het sierlijk en losse kraagje, dat in een paar geplooide verkeerde revers eindigt. De panden zijn volkomen recht gesneden en de schouders breed gelaten. Het heupstuk heeft in het front een punt, doch op den rug is het overal even breed. Aan dit heupstuk is de rok bevestigd, die tamelijk lang is en wijde klokplooien heeft. Het ver dient aanbeveling, bij dit mantelpakje een zeer eenvoudig blouse van lichte stof te dragen of wel van dunne zijde. Hetv is natuurlijk altijd moeilijk om voor der gelijke toiletjes een kleur aan te geven, daar het hier allereerst een kwestie van „goed staan" is. Er zijn nu eenmaal genoeg vrouwen die lang niet elke kleur kunnen dragen. Voor keur verdient echter een donkere maar uitge sproken kleur. Wij zouden evengoed een lichte kleur kunnen aanbevelen, ook wit zelfs, maar in den herfst heeft men dtartoch weinig aan. Zacht bruin, zacht groen, marine-blauw, muis grijs e.d. zijn de kleuren, die men bij voorkeur moet nemen. Wat de stof betreft, zoo kieze men uit heel dunne effen mantelstoffen of tus- schen laken en galjardine.- Het dragen van mantel-pakjes is iets, dat de laatste jaren weer meer in de mode komt en dat hoogst waarschijnlijk dit jaar in de mode bepaald overheerschen zal. Er is tenminste nog niet veel nieuws op het gebied van najaars mantels en dit wijst er wel op, dat het man telpakje voor den herfst en de bontmantel voor den winter nog een tijdlang als „mode" zullen gelden. Overigens is een mantelpak ook altijd een zeer flatteerende dracjit: er zijn maar wei nig vrouwen en meisjes, - ia niet met voordeel zulk een costuumpje kunnin dragen. Men heeft slechts te zorgen voor een goede coupe en daar om verdient het aanbeveing het maken zeer serieus op te vatten en et papieren patroon vooraf goed te bestudeer n, opdat men later niet voor verrassingen kont te staan. Een knip-patroon is verlrijgbaar onder num mer 274, in de maten 42, 14, 46 en 48. Kosten 55 cents. Lakwerk, (Japansche theebladen, kapdoozen, enz.) mogen nooit met heet water of zelfs sodawater in aanraking komen. Met olie en zachte lappen worden de vuile plekken opge wreven. Daarna kan men met een stukje zacht zeemleer het lakwerk van de overtollige olie ontdoen, (Nadruk verboden.) WENKEN LIT DB PRAKTIJK. Schaapsvellen, die men ken als voetkleedjes vod van tijd tot tijd in lauwwa uitspoelen en daarna goe< lauw water. Het drogen kir door het vel, in een scbk flink uit te drukken. Me1 haren daarna goed uitgelia: er weer zacht en nieuw li' dikwijls ziet gebrui- bedden, moet men 'n zeepwater grondig aaspoelen in helder, bespoedigd worden, nen doek gerold, '.en kam worden de .nd en het vel ziet Het scheuren van guniri bij slangen of spuiten kan men vermijdel door de voorwerpen van tijd tot tijd te wrijvenjnet een in glycerine gedoopte prop watten. door HANS VAN WEERT. Wat zijn er toch uitersten in het leven, zuchtte Pierre tegen zijn vriend Charles. De een heeft alles, de ander niets; de een heeft de wereld aan zijn voeten liggen en zwelgt in geld en goed, de ander slaapt 's nachts onder den booten hemel en brengt vaak dagen door zonder een hapje eten naar binnen te krijgen. Charles knikte instemmend. Ja, daar heb je, om er een van de laatste soort te nemen, die arme, slobber, die altijd voor de kerk zit. Je kan er niet voorbij komen of je ziet hem in zijn vuil grijsgroen pak, dat jaren en jaren oud moet zijn. Zijn pet ligt naast hem op den grond te wachten op de gulle voorbijgangers. Maar ach, misschien dat de menschen als de zon schijnt en ze om allerlei redenen mild gestemd zijn, een gulle bui hebben, maar de meesten loopen hem toch haastig voorbij. En je kan het aan Donovan, want ze hebben hem Donovan gedoopt, wel zien, dat de goed- geefschheid der menschen een slechte keuken meester is. Ik ken dien bedelaar, viel Pierre in, twee dagen geleden zag ik hem nog zitten, maar toen ik gisteren voorbij kwam, was hij er niet. Ik ben bang, dat hem iets overkomen is, dat hij tè uitgeput was, om zich naar zijn oude plaatsje bij de kerk te sleepen. Zeer zeker is het in de wereld vaak onrechtvaardig verdeeld. Donovan heeft niets. Maar stel eens voor, dat het anders geloopen was. Stel voor, dat hij in- plaats van een bedelende stumper een wel gesteld man was geweest, wie weet hoeveel goeds hij had gedaan, hoe veel beter hij zijn geld had besteed dan anderen, die van het geld bulken. Daar hebben we nu weer die Toupet. Hij is hier alleen naar de stad toe gekomen om veel geld stuk te slaan en anders niet. Hij kwam hier aan in een prachtigen, mooien auto en reed dadelijk naar Atlantide, het duurste hotel, dat we hier hebben. Ik heb van hem gehoord, verklaarde Pier re, en ik meen dat ik hem venmorgen in zijn wagen voorbij zag rijden. Heeft hij niet een heel lichten geelbruinen hoed op en een donke ren hoornen bril? Ik heb hooren vertellen, dat hij gisteravond, dus nog wel den eersten avond, dat hij aankwam, naar Maxime's dancing is ge weest. Eerst heeft hij zich in de benedenzaal het fijnste en kostbaarste souper laten opdie nen, dat Maxime geven kan. Daarna moet hij naar de danszaal zijn gegaan. Iedereen weet hoe peperduur Maxime de prijzen daar houdt. Maar die mijnheer Touper trok er zich niets van aan. Hij nam het beste wat er te krijgen was en een behoorlijke hoeveelheid ook, dat beloof ik je. En ik verzeker, dat dit een waar verhaal is, want ik heb het van den broer van de nicht van den kellner, die Toupet bediend heeft. En die kellner heeft woordelijk gezegd: Nog nooit van mijn leven heb ik iemand tus schen-8 en 12 zooveel naar binnen zien werken en nog nooit iemand, die in vier uur kans zag zooveel geld op te maken. En evenmin heb ik nog nooit iemand meegemaakt, die bij zoo'n groot bedrag zulk een nietig fooitje aan een kellner durfde geven. Het was net meer dan een beleefd mensch geeft bij één enkel glaasje bier. Pierre en Charles keken elkaar eens aan en schudden meewarig het hoofd. Zoo gaat het in het leven, merkte Pierre toen op. Hoe mooier kon de maatschappij niet zijn al3 de Toupet's de Donovan's' hielpen. Maar helaas de werkelijkheid is anders. Mijnheer Toupet trok zich van dat alles niets aan. Hij leefde er lustig op los, smeet met geld en genoot met volle teugen wat het leven aan vroolijkheid en vermaak biedt. Laat in den avond van den achtsten dag kwam hij in zijn hotel Atlantide terug. Hij keek zijn portefeuille na, die leeg was, daarna zijn portemonnaie, die weinig meer bevatte. Mijnheer Toupet glim lachte en zei deze merkwaardige woorden: „Ik ben blij, dat ik dit eens heb mogen mee maken. Den volgenden morgen vroeg vertrok hij, zon der auto, met een eenvoudig grijs koffertje. In een bosch in de nabijheid hield hij halt, en zette zijn hoornen bril af. Daarna maakte hij zijn grijs koffertje open. Het bevatte een stoffig grijsgroen pak en een gerafelde pet. Mijnheer Toupet knikte goed keurend. Vanaf dien middag zat Donovan weer op zijn oude plaatsje bij de kerk. (Nadruk verboden). 45. Maar jawel, daar kwam de equipage van mijnheer Pimpelmans aanzetten. De ezel zag malsch gras en een brugje om er bij te komen. Hij maakte dus „links uit de flank" en holde 't brugje over, dwars door 't hek heen. Er vloog een wiel van den wagen, en de deurtjes van 't hekje vlogen met zóó'n klap open. dat Teunis en Lotje hals over kop in de sloot schoten. 46. Met een hart vol opgekropte woede spande mijnheer Pimpelmans den ezel uit en wandelde er mee naar huis. In zijn woede be kommerde hij zich niet eens om de twee arme drenkelingen. Deze kwamen echter spoedig weer boven. Teunis had van de gelegenheid meteen gebruik gemaakt, om een baarsje te verschalken, terwijl Lotjes haren prachtig met waterplanten versierd waren. 47. Na 'n half uur trekkei duwen en stom pen kwam mijnheer Pimpelmns eindelijk thuis. Woedend bond hij Grauwtje an een boom. „Als je me dat nóg eens lapt, pakfe je zóó bij allebei je ooren en trek je ris in tieeën!" brulde hij. „Snan-je-dat, Téé-lij-ke-, ei-gn-wij-ze vier-voe- ter?!" En bij elke leilergreefkreeg de ezel een schop. 48. Maar opeens riep iemand „Halt!" 't Was de gemeenteveldwachter. „Mijnheer Pimpel mans", riep hij uit, „een ontwikkeld man als U moest zich schamen, arme dieren zoo te mis. handelen! U hebt een bekeuring!" „Wel ja, wel ja", mompelde mijnheer Pimpelmans, „dat kan er óók nog wel bij! Schrijf maar op! En hoofdschuddend over z-oveel onrechtvaardig heid slofte hij naar binnen. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM. PROBLEEM No, 273. 3e prijs wedstrijd Ned, Schaak bond (1897). A. O k k i n g a (Dronrjjp) a bcdef gh a b c d e f g h Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kh2, Dal, Td5, Lg2, Pe7, Pf2, b4, d2. Zwart: Kf4, Td3, Lh3, Pa8, Ph8, f5, f6, g5. PARTIJ No. 116. Gespeeld in het landentournooi te Hamburg, 14 Juli 1930. Wit: Mir Sultan Khan Engeland Zwart O. M. Olsen (Noorwegen) Fransche verdediging. 1. e2—e4 e7e6 2. d2d4 d7d5 3. e4Xd5 e6Xd5 4. Lfld3 Lf3d6 5, Pgl—e2 Pg8—f6 6. Lel—f4 0—0 7. 0—0 TfSe8 8. Pblc3 c7c6 9. Lf4Xd6 Dd8 X do 10. Pe2g3 I<g8h8 11. Ddld2 Lc8e6 12. Pc3e2 Pb8—d7 13. Tal—el Pd7—f8 14. Pe2—f4 Le6d7 15. Pf4h5 Ld7—g4 16. Dd2g5 Lg4Xh5? Hier had Zwart Pf6Xh5! moeten spelen. 17. Pg3—f5! Pf8e6 18. Tel X e6 Dd6—f8 19. Te6Xf6! Lh5g6 20, Tf6d6 h7h6 21. Dg5—g3 Lg6Xf5 22. Ld3Xf5 TeS—e7 23. Lf5d3 Ta8e8 24. k2h4 en Wit won. OPLOSSING. Probleem No. 269. J. Vasta) Stand der stukken: Wit: Ka6, Del, Td7, Lg3, Pd6, Pf4. Zwart: Kd4, Tg5, Tg8, Lf7, Lgl, a5, a7, b4, c6, f3. 1. Del—c2 (dreigt 2. Pf4e6f enz.) (of Lf7—c4f) 2. Pd6Xc4f enz. Tg5d5; 2. Pf4—e2f, enz. f3f2; 2. Dc2d2-j-, enz. Kd4e5; 2. Dc2- Tg5Xg3 t j CILu, Een echte Bohemer! Goede oplossing ontvangen van: P. Mars te Santpoort, SCHAKEN. WEDSTRIJD RIJNLAND EN WESTFALEN VERSUS NEDERLAND. Wegens de op 14 September vastgestelde al- gemeene verkiezingen voor den Rijksdag, heeft het bestuur van het Nieder Rheinisch-West- falisch Schachverband verzocht den wedstrijd één week uit te stellen, zoodat die zal plaats hebben op 20 en 21 September 1930 te Dussel- dorf. Men kan zich tot 14 Sept. a.s. opgeven bij den bondssecretaris, J. G. Hartogensis, Heeren straat 16a, Den Haag. Vertrek uit Amsterdam, Zaterdag 20 September, 14.22, CORRESPONDENTIE. Bloemendaal, H. de R. en Haarlem, H. W. v. D. 1. Pf4g'2 faalt; na 1Tg5—d5. Haarlem. F. B. Uw problemen, bij uw brief van 7 Sept. ontvangen, zullen wij onderzoeken. Uw schrijven van 13 Aug. kwam niet in ons bezit. Heemstede. Mevr. C. V.-O. Gaarne nemen wij er nota van dat er thans wel kosten aan het lidmaatschap van de Dames-Schaakclub zijn verbonden (zie het berichtje in ons blad van 22 Augustus, ons welwillend toegezonden door een lid van de Haarlemsche Huisvrouwenveree- niging.) De reden tot plaatsing is geweest, de bloei van genoemde club te helpen bevorderen en propaganda te maken voor het schaakspel onder de Haarlemsche huisvrouwen. Overveen. J. J. v. W. Dank, was ons reeds bekend. EEN INTERESSANTE STATISTIEK. Onlangs heeft men een interessante statis tiek betreffende het energie-verbruik bij ver schillende werkzaamheden opgesteld. Als norm nam men aan het krachtverbruik van een mensch in rusttoestand. Daarbij bleek het, dat het energieverbruik van den werkenden mensch per uur regelmatig toenam en wel: bij een houthakker met 160 c/o' bij een waschvrouw met 159 o bij den steenhouwer met 126 bij het kamermeisje met 87 '/c bij den timmerman met 68 bij den schoenmaker met 39 '/o Uit deze statiestiek blijkt, dat een wasch vrouw even zware arbeid verricht als een hout hakker en dat menige vrouw zwaarder werk verricht dan haar man!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 6