24ste Jaargang. Het Bioemendaalsch Weekblad. 10 October 1930. Tweede Blad. No. 41. LOSSE BLAADJES. R 101. Brokjes Levenswijsheid. De stoel van den Keizer. Voor de Vrouw. Zijn vacantie. SCHAAKRUBRIEK. De oude school. Voor de kinderen. De ezel van mijnheer PïmpeBmans, doer G. Th. Rotman. (Nadruk verboden.) Fier zweefde 't aan den ankermast En wachtte de bemanning. Met 's werelds grootste luchtkasteel Leek 't reisje een ontspanning. „In veertien dagen is 't terug", Sprak men in goed vertrouwen; „Het is een sterk en veilig schip Goodbye! Gooi los de touwen!" Daar ging het. „Alles wel aan boord," Zooals het luchtschip seinde; Maar ach, het vond dienzelfden nacht Nog een verschrikk'lijk einde! Een worst'ling met den harden wind Deed dra zijn kracht verlammen 't Stort neer en 't trotsche luchtkasteel Vergaat als prooi der vlammen! De half verkoolde Britsche vlag Wijst van den achtersteven: Hier lieten zes-en-veertig man In vuurdood 't kostbaar leven" We denken wel eens sterk te zijn En heel wat te verrichten, Maar voor de kracht van de natuur Moet die der menschen zwichten! (Nadruk verboden). In het keizerlijk slot Schönbrunn is de ver gane glorie der eeuwen verzameld. Elk der reeksen vertrekken vertelt van vorsten, wier namen aan de geschiedenisboekjes op school herinneren. Hier leefde Maria Theresia, de erf gename van het roemrijke Habsburgsche huis. Hier woonde Napoleon, toen Kij wierf om de hand van Maria Louise en hier is de hertog van Reichstadt, het aderlaarsjong, zijn droevi- gen dood gestorven. Maar boven deze salons met praalbedden en wiegen, boven deze statie van tronen en kroon- juweelen treft den bezoeker één meubel, dat vreemd en verloren staat te midden van al die pracht. Het is de stoel van Frans Josef, ae keizerlijke patriarch, op wiens hoofd al de stormen van zijn aan tragedies zoo rijk huis zijn neergekomen en die als 86-jarige grijsaard in dit slot is gestorven, voordat nog het aller ergste. wat hem zou kunnen treffen, gebeurd was. In bruin en goud schittert de zaal, waarin de keizer audiënties placht te verleenen. ïn een halven cirkel geschaard staan de zetels, waarop generaals en ministers, prelaten, gezanten en andere hoogwaardigheidsbekleeders, die hij ten gehoore ontving, verzocht werden plaats te nemen. Prachtige zetels zijn het, met verguld sel en lakwerk versierd en met purper be spannen. Maar tegenover deze kostbare zetels staat een eenvoudige stoel aan een eenvoudig bureau- Het is een kantoorstoel, zooals men ze aantreft in de werkkamer van een ondergeschikt ambte naar. Een bescheiden leunstoel met matten zitting. Dit meubel is de stoel van den keizer geweest. Het is een vreemd gezicht, deze eenvoudige ,-toel temidden van al die praal. Indrukwekken der dan het gezicht van een troon. Een troon heeft niet het persoonlijk karakter, dat bjj dezen huiselijken armstoel treft. Het is, of de oude keizer, op zijn gemak gesteld, dit meubel heeft meegenomen, omdat hij er aan gewend was, omdat het bij zijn aartsvaderlijke sobere leefwijze paste. Hij was wel een keizer, Frans Josef, maar hij was toch in de eerste plaats mensch. Een mensch, wien niets menschelijks vreemd is geweest. Veel smart heeft hij in zijn lange leven doorstaan en de herhaalde breuk van zijn vertrouwen en zijn illusies heeft hem door den uiterlijken schijn der dingen doen heenzien. De dagelijksche strijd tegen het leed heeft hem verhard, dezen dapperen soldaat in den strijd des levens. Na de groote ontgooche lingen had hij zich teruggetrokken op den kern van 't bestaan. Wat is voor een ouden, in den strijd des levens gcharden keizer een troon? De burgerman gaapt het verguldsel aan. maar de afgeleefde k'izer glimlacht er om. Zijn voorname bezoe kers, generaals en ministers, prelaten, gezan ten, stellen prijs op een kostbaren zetel, maar d? keizer blijft'keizer ook op een leunstoel met matten zitting. Ze moeten hem, tachtigjarigen grijsaard, zijn behoefte aan gemak en eenvoud gunnen. Toen ik in het slot te Schönbrunn Frans Jcsef's audiëntiezaal binnentrad, werd ik her innerd aan een ander bezoek, dat ik eens bracht aan een beroemde model-boerderij. De architect, de behanger en de stoffeerder hadden daar de vrije hand gekregen, want de modelboer was millionnair. Het was een voornaam spul ge worden, ingericht naar den laatsten grootsteed- schen smaak. Ik bezocht den beroemden man in zijn huis kamer, welke op zichzelf reeds een pronkkamer was. Maar te midden van de kostbare crapauds en fauteuils stond daar op het smyrna-tapijt een ouderwetsche biezenstoel en op dien stoel zat de boer in zijn hemdsmouwen, de 'pet op het hoofd en de sokken op de spijlen. Als een vreemdsoortig bestanddeel in de opgepronkte omgeving, welke hij door zijn robuuste echtheid belachelijk maakte. Zoo moet de oude keizer gezeten hebben te midden van zijn keurige diplomaten. Frans Josef zal niet op een dergelijken armstoel zijn regeering begonnen zijn. In zijn eerste jaren zal hij stipt op de etiquette gelet hebben en de troon met het purper en goud zal hem lief zijn geweest. Maar als men oud wordt en veel smartelijke levenservaring achter den rug heeftdan verliest het goud zijn glans en het purper zijn kleur. Dan gaat eenvoud en gemak boven alles. Den ouden geleerde neemt men zijn kamer japon niet kwalijk en de oude priester mag op pantoffels gaan. Een meubel wordt op den duur één met zijn bezitter. Moeilijk valt het, afstand te doen van het werktuig, waarmee men heel zijn leven gearbeid heeft; van het kleed, dat, met het verouderen de vormen heeft overgenomen van het verouderde lichaam. Waarom zou men een tachtigjarige dwingen zich in een statie-zetel rechtop te houden? De boer en de keizer, hebben geen statie-zetel van noode gelijk het leger van satellieten en hofjonkers. Zij dragen hun statie in zichzelf en de uitzondering van hun gestoelte is het zinne beeld van hun eigen oorspronkelijkheid, van hun persoonlijk karakter als mensch. H. G. CANNEGIETER. WATERSTOFPEROXYDE. Wat men er mee doen kan Deze welbekende vloeistof is bij alle apothe kers en drogisten verkrijgbaar en lean voor verschillende doeleinden worden gebruikt, niet in de laatste plaats als schoonheidsmiddel. Wij geven hier enkele gebruiksaanwijzingen. Steken van insecten worden dadelijk behan deld met een dotje watten, gedrenkt m de wa- terstofperoxyde. Als men een dag naar buiten' gaat,-neme men een klein fleschje ervan mee; het mag niet geheel gevuld zijn, omdat de vloeistof damp afgeeft. Overtollige haren worden met een watje, ge drenkt in waterstofperoxyde, natgemaakt, waarna men de vloeistof op de huid laat dro gen. Hierdoor worden de haren vooreerst lichter van kleur en daardoor minder zichtbaar, terwijl op den duur ook de haarwortels worden aan getast en de haren uitvallen. Sproeten worden dagelijks met peroxyde aan gestipt en bleeken na verloop van tijd op. Verbrande huid. Hiervoor wascht men het gezicht twee- of driemaal daags af met een oplossing van één deel peroxyde en zes deelen water. Vergroote poriën. Na het- uitdrukken van vetworpjes stipt men de plaats aan met onver dunde waterstofperoxyde, omdat dan de poriën het beste gesloten worden. Als uw huid gevoe lig is wat blijkt uit een tintelend gevoel na het toedienen van onverdunde peroxyde moet gij een verdunde oplossing gebruiken. Vuile handen als gevolg van het schoon maken van groente, tracht men eerst te reini gen met citroensap; als dat niet gaat, met een mengsel van gelijke deelen citroensap en watejri stofperoxyde. Wanneer ook dat niet helpt, wordt in het mengsel puimsteenpoeder gedaan. De huid wordt door de peroxyde sterk uitge droogd, wat men na het verwijderen der vlek ken goed moet maken door de handen in te wrijven met olijfolie of vet. Nagelriemen worden vrij van doode resten gehouden met in peroxyde gedrenkte watten. Vooraf worden de vingers drie minuten in een bakje lauw zeepsop gehouden, om de riemen los te maken, waarna ze worden afgedroogd. Blond haar zal glanzend en mooi van kleur blijven, als men bij het wasschen in de laatste hoeveelheid spoelwater wat peroxyde doet; in zwakke oplossing is het absoluut onschadelijk voor het haar. Levervlekken worden verwijderd door per oxyde (met zoo min mogelijk water verdund), die met een watje op de vlekken worden ge smeerd. Dit is echter geen geneesmiddel voor de oorzaak der vlekken, zoodat zij zich telkens opnieuw zullen vormen: men raadplege dus een dokter. Blanke tanden verkrijgt men door eens in de twee weken te borstelen met een door peroxyde bevochtigden tandenborstel. Daarna moet men met schoon water naspoelen, omdat achterblij vende resten peroxyde het glazuur aantasten. Als mondspoeling of om te gorgelen neemt men een halven eetlepel peroxyde op een half glas gekookt dater. Deze oplossing kan ook gebruikt worden tegen een beslagen tong. KOPER POETSEN. Vele huisvrouwen klagen erover, dat citroen zuur met zout of wijnsteenzuur het koper prachtig schoonmaken, maar dat het niet lang schoon blijft. Dit is vermoedelijk een gevolg van het feit, dat dadelijk na het schoonmaken wordt overgegaan tot poetsen, zonder dat het koperwerk eerst gewasschen word. Juist omdat de reinigingsmiddelen op het metaal inwerken, moeten alle resten daarvan zorgvuldig verwijderd worden. Daarna wordt het koper gedroogd en gewreven met een doek met het voor poetsen geschikt poetsgoed. door Alex Breemer. Herman lachte smakelijk toen hij den brief van zijn vriend las. Het zou natuurlijk een beetje moeite kosten om Fred te overtuigen, dat bij hem werkelijk de bedoeling voorzat een rustige vacantie te hebben, enfin, dat zou hij wel gauw hebben uitgelegd als hij eenmaal bij Fred Veldwijck en zijn jeugdige vrouw was aan geland. De jonge dokter haalde hem af en terwijl zjj het stille dorpsperronnetje afliepen na hun har telijke begroeting, stak Herman de Raedt van wal, Ja, kerel, laat ik je den toestand nu gauw uitleggen. Js had me al eens geïnviteerd om in dit kleine gehucht een paar dagen door te brengen en daar maak ik nu gebruik van. Je had, denk ik, niet gedacht, dat ik ooit hierheen zou komen, omdat ik te zeer aan de stad en haar genoegens verslaafd ben, maar nu ben ik er en ik heb inderdaad slechts één wensch: rust. Zoo'n beetje wandelen en daarbij jou en (laat ik dat vooral niet vergeten) je vrouw om eens gezellig mee te praten. Fred keek zijn vriend aan. Dus de don Juan wordt tijdelijk op nonactief gesteld en veranderd in een kluizenaar. Herman lachte. Inderdaad, als je het zoo noemen wilt. Dat je mij een don Juan vindt, ben ik niet heelemaal met je eens. Maar ik kom hier in alle geval tot de tanden gewapend tegen elk vrouwelijk gelaat. En ik laat me m'n toe komstige rust door niemand ontnemen. -Ik geloof zeker, dat je het meent, verbaasde Fred zich. Nou, van de meisjes hier in het dorp zul je niet veel lasthebbm. Maar pas op voor m'n nichtje Grace. Ze is deze maand hier om m'n vrouw wat te helpen en het is een van die meisjes aan wie iemand graag zijn hart zou willen verliezen. En bovendien een onge looflijke kleine flirt en bijdehand - Ik ben gepantserd, verklaarde Herman. Toen Herman in het prieel zat te lezen sloeg her tuinhek dicht en even later stond Grace voor hem. Na de begroeting, die heel onceremo niëel was, lachte het meisje vroolijk. Fred heeft natuurlijk gezegd, dat ik een flirt was, nietwaar? Ja, U hoeft uw hoofd niet te schudden. In dat opzicht „zijn mannen zoo vfeeseüjk vertrouwelijk. Ze verdween met een luchtig, gebaar. Een week was Herman er. Hij had niet durven hopen, dat deze voor hem zoo geheel nieuwe manier om zijn vacantie door te brengen, hem zoo goed bevallen zou. Het was ideaal zomer weer, de natuur bood de schilderachtigste plek jes rond dit stille dorp; bosch en bloeiende heide. Fred was nog de oude, gezellige vriend, met wien hij herinneringen kon ophalen. Lucie, zijn vrouw, was een prettig persoontje en een charmante gastvrouw. Grace was inderdaad een mooi meisje, met nog heel wat andere en betere kwaliteiten, dan Fred Veldwijck haar gegeven had. Ik vind, dat Grace de laatste dagen wat stil is zei Lucie op een avond, toen de persoon in kwestie ergens in het dorp een boodschap deed. Ik denk, dat die dwaze zoon van kapitein Walter haar een huwelijksaanzoek heeft ge daan, verklaarde de dokter. Het is 'n fat, maar misschien hebben de snelheden, die hij met zijn Harley bereikt, een fatalen invloed op het hart van Grace. Zou jo denken datLucie zocht naar woorden. Je moet rekenen, Grace is wel een modern meisje, zelfstandig en flink, maar per slot van rekening zijn wij verantwoordelijk. Ze is nog pas twintig. -We zouden kunnen probeeren er achter te komen, meende Lucie's man. Maar hoe, peinsde Lucie. Ze gaat te genwoordig iederen morgen een lange wan deling maken. Als we eerst eens te weten kwamen, waar ze dan heen gaat. Fred. Veldwijck keek Herman aan, maar zei nog niets. Herman glimlachte. Je durft het niet goed te vragen, maar je zou vreeselijk graag willen, dat ik eens op onderzoek uitging. Wel, ik begrijp het best en ik doe het. Ik zal dat flirtende nichtje van jou morgen achterna gaan als een weggeloopen schoolkind, maar de gevolgen zijn voor jou rekening. Als ik een gebroken neus oploop van den een of anderen heethoofdigen aanbidder Toen Grace een poosje weg was, trok ook Herman er op uit. Op den straatweg moest hij voorzichtig wezen, maar zoodra hij het koele bosch bereikte, met zijn slingerende paden, hoefde hij minder voor een ontdekking harer zijds te vreezen. Hij lette nauwkeurig op haar kleine witte hoedje, dat hem wees welken weg zij nam en volgde langzaam. Het had iets weg van een geheimzinnige speurtocht. Plotseling stond hij stil. Het witte hoedje was spoorloos verdwenen. Herman liep wat haastiger door, sloeg een hoek om en nog een enschrok. Op een kleine, open plek stond ean bank en daarop zat Grace. Dag Herman, groette ze. DagGrace, stamelde Herman, Het.. is.... een vergissing. Snel wilde hij zich omdraaien en weggaan, maar ze hield hem tegen. Waarom blijf je niet wat genieten van het heerlijke uitzicht? zei ze luchtig. Herman zuchtte en ging zitten. Hij had zich daar leelijk vergist. Hij keek op zijn horloge. Het was tien uur. Dadelijk zou na tuurlijk die aanbidder van haar opdagen en sloeg hjj een bespottelijk figuur. Herman tuurde naar zijn schoenen. Een minuut ging voorbij, twee, drie, vijf, tien minuten. Waar bleef die vent in 's hemelsnaam. Grace was toch in elk geval een schat van een meisje, dat je niet voor niets zoo lang liet wachten. Het was natuurlijk een kerel van niets en een ezel bovendien. Hij wachtte weer. En plots meende hij naast zich iets te hooren. Hij keek. Grace zat met haar hoofd in de handen. Het leek wel of zij huilde. „Grace". Zij keek op. Groote hemel, hij had nooit ge weten, dat ze zulke mooie oogen en zoo'n aardig mondje had. „Grace, dieach, laten we maar open kaart spelen, die aanbidder van jou komt niet meer, geloof ik!" Ze schudde het hoofd. „Dat hoeft ook niet meer, wanthij is er immers al, Herman". Het duizelde Herman. Wat meende ze, be doelde ze, dat ze hier heelemaal niet op iemand zat te wachten „Zou je me niet vreeselijk graag een zoen willen geven, Herman?" Toen werd Herman de Raedt eensklaps klaar wakker. Hij ontdekte, dat hij al den tijd, dat hij bij zijn vriend logeerde, een eeuwig groote ezel was geweest en dat Grace misschien wel geraffineerd, maar ook vreeselijk aardig was. Pas een tijd later kwamen ze thuis. „Allemensehen", riep Fred, die hen aan zag komen tegen Lucie, „kijk die eens, dat is een radicale oplossing". Herman en Grace liepen stijf gearmd. (Nadruk verboden) Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88, HAARLEM. PROBLEEM No. 276. H. L. Schuld (1875—19201. Eerv. Verm. „Journal Historial" (1905). Nu in onze dagen allerlei commissies en in stellingen zich bemoeien met ons lager onder wijs, nu schoolhygiëne, schoolvoeding, school artsen e.d. aan de orde van den dag z(jn, nu is het wel eens aardig om te vernemen, hoe het bij onze voorouders in de 16e eeuw toeging in de school, aldus de E. C. Het ambt van schoolmeester was niet zeer in tel: het kwam dan ook niet voor, dat jongelieden uit den beteren stand zich tot dit beroep ver laagden. De meesten onder hen waren dan ook genoodzaakt buiten de schooluren een neven betrekking te vervullen teneinde niet van hon ger om te komen. Van den schoolmeester wordt gezegd (anno 1580), dat hij moet kunnen: ...,'droochscheren, Haar afsnijden, somstijds ook wonden curéren, Glazen maken, cloet maken en doodkisten, Steenhouwen, schilderen, stoelen verven en vernisten, Ook schoenlappen, ende clompen maken, Rou korf maecken, ende den acker haeken, Boeckbinden, opveteren, en breiden netten, Een paar koeyen houwen, ossen, vetten, Somstijds met naeyen een stuiver verdienen, Ook uytsteken hechten in houten in bienen, Boecken uytschrijven, boelbrieven invanghen, Etlike lepelarijen daer een stuyver of twee aenhangen: Over Somer can hij desen best ibeeomen. Voorwaar! het is geen kleinigheid en werd toentertijd van de studie minder vereischtde hevenverdiensten baarden des te meer zorg. Vele schoolmeesters zochten een onderkomen bij een boerenfamilie, waar zij des zomers geducht op akker en veld moesten meehelpen. Is de meester buiten school niet veel in tel, in de school troont hij in al zijn strenge waar digheid. Gezeten in een eiken gestoelte, waar van de deur met kloeke ijzeren hengsels en klink is afgesloten, zit de waardige school- voogd, met de fraaie plak in de hand en de ,wackere roede van wilgen taeke" nevens zich. Het was echter niet alleen aan hun nederigen staat en groote armoede te danken, dat de schoolmeesters zoo gering in aanzien stonden, het was evenzeer te wijten aan hun „plompheyt ende ongeleertheyt, daer zij niet behoorlijk op hunnen wandel, leerlinge en leven zijn onder- 57. Op het ijs stond, dicht aan den kant, een gezellig tentje, waar de schaatsenrijders konden genieten van chocolademelk, anijsmelk, boter- .ianhagel en polkabrokken. 'tWas er een echt gezellige boel; Jan Do-mi-sol speelde harmoni ca dat het 'n lust'was en allemaal zongen ze m". v-Mi - Vlug ter been snel ik heen." 58. Totdat opeens de reuzensneeuwbal aan kwam.. Met 'n geweldige vaart stoof hij zoomaar het tentje binnen, zoodat de bezoekers dwars door 'den achterwand heen vlogen, met bank en al. Ze snelden nu écht heen. en vlug ter been ook! Jan Do-mi-sol trok in de consternatie rijn mooie trekharmonica ris in tweeën. 59. Maar de sneeuwbal vloog lustig verder, de eigenares van de tent met haar chocolade ketel in triomf meevoerend, terwijl haar klan ten op de méést fantastische manieren aan het kopjeduikelen waren. Daar stond, een eindje verder, mijnheer Meier in gebukte houding z'n schaatsen wat vaster te (binden... 60. Boem! Daar vloog de sneeuwbal tegen Z'n hoofd, en wel met zoo'n vaart, dat''de arme man inééns tot aan z'n middel in de sneeuw zat. Nu kon hij meteen het achteruitrijden leeren! En nèt was 't gebeurd, of daar werd ook de baan veger opgepikt... En steeds stoof de sneeuwbal vooruit! Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kg7, Tf2, Lb8, Lh7, Pd5, Pe3, a3, b6. e7, g3. Zwart: Kd4, Tal, Lb3, a4, c4, c5, d2, e6, g5.' EINDSPEL No. 59. Bovenstaande stelling ontstond in een on langs gespeelde partij, in een simultaanséance van een grootmeester, die wit had. Door 1. Kg3 f2 kon hij de partij minstens remise houden, omdat dan de vrijpion h7 niet meer is tegen te houden. In de plaats van dien zet speelde Wit 1. Kg3g4, in de meening, dat hem niets kon overkomen, zoolang zwart niet de moge lijkheid kreeg g7—-g5 te spelen en tevens schaak te bieden! Echter was het komen op de 4e lijn een vergissing. Zwart vernietigde den gevreesden vrij-pjon h7, door een eleganten dolksteek in den rug, als volgt: 1Tc3—c4f; 2. Kg4—g5, Tc4— h4!; 3. Kg5Xh4, g7—g5j-!; 4. Kh4Xg5, Kf8—g7 en zwart won, omdat zijn vrij-pionnen niet meer kunnen worden tegengehouden. OPLOSSING PROBLEEM No. 273. (A. Okkinga), Stand der stukken: Wit: Kh2, Dal, Td5, Lg2, Pe7, Pf2, b4, d2 Zwart: Kf4, Td3, Lh3, Pa8, Ph8, f5, f6, go. 1, Dalcl, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruijter te Bloemendaal; H. W. v. Dort te Haar lem; P. Mars te Santpoort. CORRESPONDENTIE. Haarlem. F. B. Uw meening, dat 4-zet No. 267 (van F. Palatz) nevenoplosbaar is in den gepubliceerden stand door 1. Pd4, mits Wit na 1Te3 met 2. f5f6 voortzet, bleek ons juist. Desgevraagd, berichtte de Hamburg- sche componist ons, dat zijn probleem in het tijdschrift, waaraan wij het hadden ontleend, foutief was afgedrukt, aangezien er op cl een zwart Paard moet staan. Inderdaad gaat thans alléén 1. Pc6e7, enz. vraeght nochte ondersoght"... In die dagen gold een meester-smid of een meester-schoenmaker die immers behoorlijk in hun vak onderlegd waren en hun meester- titel verworven hadden, meer en beter dan een schoolmeester. De schoolmeester had de volgende utensiliën noodig voor de uitoefening van zijn ambt: het pennemes, het sanddoosken, het schrijfladeken met de pennen, signet en groen wasch, het nckthoorenken daer boven op statende, den lus- tigen coker op zijn sijde, den metalen kande laar voor twee kaarsen geschikt, een schoon protocollus „daer hy uyt leert brieven dichten", een rekenbord met penningen, een lei, een schrijfboek en verder een blauwen tegel met een looper van kieselingsteen en schelpkens en horenkens, groot en cleijn van faetsoen. (Met den looper werden allerlei „coleuren van inckt" op den steen gewreven, die in de schelpen en horens bewaard werden.) Het ,slonsken" of lanteernken hangt naast de deur en dient om naar 't „uerwerk" te gaan, want de meester is vanzelf sprekend ook klok- kenskeller en koster van den kerktoren. In het .lustig kamerken" oftewel meesters eigen hei ligdom staan een bos gansepennen en perka menten vellen, een glas vol „swerten inckt", drie of vier boeck met papier en drie of vier cyffer- boeexkens, een huysboeck, een psalmboek en een testament. De onderwijzer had het volste recht om zijn leerlingen „met roeden te clouwen" om hen tot orde en tucht te brengen en mag men de over levering gelooven, dan geschiedde dit niet op de allerzachtste wijze. Een „Artijckelbrief", die aan den wand in het schoollokaal hing, ter voorlichting en waarschu wing der jeugd, bevatte alle op school verboden zonden waar straf op stond. Zelfs het „malcander bewerpen met snot, vloyen en luys" was verboden en werd geboet met „twee placken, of met roeden ClORHg&a"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1930 | | pagina 3