Dertien jaar en wereldberoemd.
wereld-
De kenteekenen der
crisis.
Het Bloemeiidaalsch Weekblad.
TOONEEL.
EdelwiSd uit lang vervlogen
tijden.
1 VARIA.
door
YEHUDI MENUHIN Sr.
Bravo Saalborn! Al vóór dat wij Uw komst
met Love's labours lost" in Haarlem's Stads
schouwburg op j.l. Zaterdag 15 November
herdenken, een bravo. Uw Nederlandsch Too-
neel is aldus bezig de beste traditie's van
.Willem Royaards voort te zetten. Of gij ze
evenaart in uw tooneelbouw willen we voor
'n oogenblik in het midden laten; Royaa-rds
stelde daaraan zulke hooge eischen, maar in
keus van stuk, dictie, costuums evenaart gij
ze, in vlotheid, in ongedwongenheid van spel
vooral in de vroolijkste en drukste tafereelen
hebt gij ze overtroffen. Voeldet ge het con
tact met de zaal al was die lang niet genoeg
gevuld? Wij hebben wel het contact met U
achttienen gevoeld en genoten. Dit was nu
weer eens een echte schouwburg-avond. Mooi,
dit woord „Schouwburg". Hoe komen wij on
gestileerde slikbewone.rs aan zoo'n mooi
woord? Het is nog mooier dan playhouse, 't
zegt tienmaal meer dan theatre of Bühne. In
een burg bergen wij het veege lijf, in den
Schouwburg onze naar kunst dorstige ziel en
voelen er ons veilig en drinken er met ooren
en oogen in, wat ons zalig maakt dat is vol
van goede dingen. De goeje Burgersdijk heeft
ook ditmaal weer 'n handje geholpen. Hij le
verde toch wel knap werk. Gij hebt naar zijn
vertaling het stuk bewerkt; durft ge daarbij
nog niet een klein beetje verder te gaan?
Shakespeare zegt men bij tusschenpoozen al
300 jaar is de ideale karakterbeelder van alle
tijden. Maar dan moet z'n taal zijn over te
brengen in de taal van eiken tijd van elk volk.
Of is 't misschien werk voor Charivarius om
ons een wat meer welluidende, een gemakke
lijker te volgen Nederlandsche Shaekespeare-
tekst te geven?
Shakespeare is nu eenmaal niet deftig, een
gemeenplaats gebruikt hij om er een woord
speling aan te verbinden of er een dieperen
zin aan te geven, maar het blijft: levende taal.
Bewerken is ook wel gevaarlijk werk, maar in
een blijspel mag men zich toch wat veroorloo-
ven. Want het komt er maar op aan ons volk
meer schouwburgvast te maken. Anders gaat
't ten onder. Walter Bloent zegt 't aardig m
zijn „Seele des Licht-Spiels": Kein Volk als
Ganzes genommen, hat Kultur. Es sind immer
nur die Besten Reinsten und Edelsten eines
Volkes deren Glanz einen fermen Schimmer in
aas Triebleben der Menge niederstrahlt, maar
meer waarheid woont in het^ woord van
Schiller: Durch die Schönheit wird der sinn-
liche Mensch zur Form imd zum Denken ge-
leitet; durch die Schönheit wird der geistige
Mensch zur Materie zurückgeführt und der
Sinnenwelt wiedergegeben, m. a. w. de waar
lijk schoone opvoering in den Schouwburg
spreekt tot allen. En nogmaals bravo! dat gij
ons steeds weer Shakespeare brengt, wien
geen psychologisch probleem vreemd is en
die ze alle spelender wijze schijnt op te lossen
(A. Goll.) Voor hem geldt het zelfde als in
ander opzicht geldt voor U zeiven en Uwe
medespelers: de mensch speelt alleen als hij
mensch in den vollen zin des woord is, en hij
is slechts ten volle mensch als hij speelt.
(Schiller), waarbij gij de les van denzelfden
Walter Bloem in praktijk weet te brengen,
waarmee ook Louis van Gasteren het eens is
de goede tooneelspeler mag nooit vergeten en
doet nooit vergeten, dat hij speelt. Of men Uw
streven in Haarlem waardeert? Haarlem ik
niet meer de oude bes, die van a tot z uit
volle hofjes bestaat, noch ook alleen maar de
zwemgordel die drijft op den omtrek en waar
r.iets binnen in is. Haarlem doet veel aan
muziek, de direct aansprekende ondialektische
kunst, maar er wonen hier nog genoeg, die
dorsten naar de innerlijke bevrijding, naar de
onthulling en vorming van hun eigen diepere
leven, welke alleen kan gegeven worden door
waarachtige tooneelspelkunst. paarom niet
versaagd, integendeel verder en verder gaan
op den ingeslagen weg. En waarom alleen de
blijspelen, De Koopman en Hamlet en niet de
geheele Shaekespeare Dooh genoeg hiervan.
Wie nu verder nog afzonderlijk te prijzen?
Mevrouw Royaards, liefelijk als eenBloemen-
daalsch duinlandschap in het voorjaar? Tour-
niaire de bijkans klassieke kinkel in zijn zalige
onsmakelijkheid De onbetaalbare Elias van
Praag, de dorpsschoolmeester met de zakken
de kin en de opborrelende levenslust? Of zijn
tegenvoeter Johan Fiolet als Sir Nathaniel,
mijnheer de parochiepaap? Het gezelschap,
waarin ook Magda meespeelde en Saalborn
zelf de hoofdrol vervulde en dat gelukkig niet
op het afgesproken uur begon want op 't
laatst stroomde het publiek nog naar binnen,
heeft èn als groep èn hoofd voor hoofd ons
een voorstelling gegeven die naar een reprise
doet verlangen. Wij zouden dan gaarne aan
den Nederlandschen titel van het stuk:
Liefde's lief en leed zijn stijfdeftige plooi ont
nomen zien. Love beteekent hier immers niet
liefde, maar verliefdheid en de titel wil im
mers niet anders zeggen dan dat 't met ver
liefdheid toch maar verloren moeite is die wij
menschen ons op den hals halen.
Het slot van het stuk vindt zijn titel in
den titel, immers als bij de doodstijding van
den koning van Frankrijk verliefdheid liefde
blijkt, wordt die liefde niet -op de proef ge
steld, maar legt zij zich zelf hoopvol en vrij
willig een teugel aan, omdat liefde pieus is,
geremd, bescheiden en rijk in zich zelf en van
een rijkdom waarby niets verloren gaat.
T.
SCHOUWBURG JANSWEG.
Zondag 23 Nov., 2 uur: Kinder- en Fam.voor-
stelling „De Kleine Lord",
8.15 uur: Het Spookkasteel.
De omgang met een nobele persoonlijkheid,
die in haar hoogheid en ruimheid van gedachte
onze kleine overwegingen en berekeningen niet
eens begrijpt, maakt ons stil, stil van ontzag.
En stil van verlangen; was ik als gij! In tegen
woordigheid van een hoog karakter kunnen wij
geen lage gedachten koesteren.
Staande tegenover een edel mensch worden
we ons bewust van eeuwige waarden, die alle
waarden der wereld te boven gaan, van een
hoogere wereld dan waarin wij ons bewegen.
Welnu, gij die tracht een goed mensch te zijn,
grijpt de groóte hulp aan, die God u geeft in
de goede karakters om u heen.
Uit: Onze Uitrusting,
door Dr. .C. E. Hoovkaas.
„Yehudi Menuhin Jr. is in de mu
ziekgeschiedenis het grootste won
derkind sinds Mozart", schreef
Adolf Busch, de bekende criticus
over dit beroemdste kind ter we
reld, dat tevens meer verdient dan
eenig ander kind ter wereld ooit
verdient of verdiend heeft. Hij is
nu op tournée door Europa. Zijn
vader deelt in het volgende een en
ander mede over zijn wonderbaar
lijke carrière:
Ik ben niet alleen de vader doch ook de ma
nager van mijn zoon. Sinds zes jaar hebben wij
samen de wereld doorreisd van San Francisco
tot de Oostelijke steden van Europa. Yehudi
heeft in Metropolitan Opera te New-York voor
een enthousiast publiek gespeeld en heeft in
Parijs en Washington, in Londen en Berlijn zijn
toehoorders tot tranen geroerd. Hier heb ik tien
boekdeelen met kritieken, die alle zeggen, dat
hij speelt als een volwassen man, als een
mensch ,die reeds zeer veel beleefd heeft. En
toch is hij innerlijk nog een onschuldig kind.
Slechts wanneer hij speelt, verliest hij zijn kin
derlijkheid. Hij is a. h. w. een andere persoon
lijkheid geworden; hij ziet ook niets van het pu
bliek of van zijn omgeving, hij is dan alleen de
violist.
In zijn vrijen tijd speelt hij met zijn treintje
of leest. Doch meestal duurt het niet lang-, of hij
grijpt weer naar zijn viool. De-New Yorksche
Maecenas, Henry Goldman, herat hem die op
zijn laatsten verjaardag gegeven. Het is een
Stradivarius uit het jaar 1733, die 60.000 Dollar
heeft gekost. Doch mijn zoon is deze kostbare
viool ook waard. Een van de beroemdste violis
ten, Adolf Busch, zijn leeraar en begunstiger,
heeft van hem gezegd, dat hij het grootste won
der in de muziekgeschiedenis is sinds Mozart.
Yehudi's lievelingscomponisten zijn Beethoven,
Bach en Brahms, doch ook Mendelssohn. Hij
heeft het vioolconcert van Mendelssohn voor de
eerste maal in San Francisco gespeeld en wel
met het stedelijk symphonie-orkest. In die sta'd
hebben zijn moeder en ik ook oorspronkelijk
thuis gehoord; toen hij 18 maanden oud was,
studeerden wij er beiden nog aan de hoogeschool.
Wij konden natuurlijk niet uitgaan en het kind
zonder hulp achterlaten; hulp betalen ging hee-
lemaal niet. Toen wij beiden eens erg verlangend
De toenemende werkeloosheid in Enge
land, het mislukken der economische onder
handelingen op de Britsche rijksconferentie, de
plotselinge beëndiging van de zeldzame wel
vaart in Amerika, de noodtoestand in Duitsch-
land in verband met de moeilijkheden van
het Dawes- en het Young-plan, al deze ver
schijnselen treden tegelijkertijd op en men is
geneigd, dit samentreffen niet aan het toeval
toe te schrijven, doch wel degelijk onderling
verband tusschen de verschijnselen te leggen.
De hooggeroemde wereldhuishouding is een
economisch fiasco geworden.
Knappe menschen uit economische en
financieele kringen hebben over de geheele
v/ereld getracht deze verschijnselen afzonder
lijk of tezamen te verklaren. En deze vraag
eischt des te meer onze aandacht, naarmate
wij afkeeriger zijn van de aangekweekte haat
tegen het kapitalisme en tusschen de klassen
en rassen der menschheid. Want het gaat er
uiet om, het eene uiterste door het andere
te vervangen en zoo naar den volksmond van
den regen in den drop te komen, integendeel
de oplossing van het probleem kan alleen ge
vonden worden in het zoeken van de fouten van
het tegenwoordige kapitalistische systeem en ix
c'e handhaying van dat systeem met verwijde
ring van deze fouten. Want wanneer men de
tegenwoordige beschaving niet geheel en al wil
vernietigen en tot primitieve toestanden wil
terugkeeren, wanneer men nog niet het besef
verloren heeft, dat het sterk gedifferentieerde
economische leven den grondslag vormt, die be
schaving en kennis mogelijk maakt, dan zal
men den opbouw moeten organiseeren. Zelfs
de bolsjewisten hebben dit ingezien en door de
ondervinding wijs geworden, zorgen zij voor
deze organisatie, evenals elk ander volk, omdat
zij weten, dat dit het meest sprekende ken
merk en het beste resultaat is, van de ontwik
keling van de laatste eeuw.
De tegenwoordige wereldcrisis, de verstoring
van het evenwicht tusschen vraag een aanbod
en de werkeloosheid treffen het meest het land,
dat van de economische ontwikkeling in den
na-oologstijd het meeste voordeel had verwacht,
n.l. Amerika. De groote macht, die het na het
einde van den oorlog in handen kreeg, de op-
eenhooping van massa-kapitalen in de groote
banktrusts hebben het voor Amerika mogelijk
gemaakt, de reusachtige productie-mogelijkhe
den van het eigen uitgestrekte land ten volle
te ontplooien en Europa geheel te overvleuge
len en van zich afhankelijk te maken. Schijn
baar wisten de groote Europeesche mogend
heden zich economisch en althans industriee
betrekkelijk snel te herstellen van de gevolgen
van den oorlog en konden zij de concurrentie
strijd met Amerika wel aan. Doch deze con
currentiestrijd werd ten nadeele van Europa
beslist op het oogenblik, dat er Amerikaansche
credieten ten behoeve van de Europeesche in
dustrie werden opgenomen. Men wilde den
cegenstander met zijn eigen wapens aanval
len. Doch de concurrentie had tengevolge, dat
de grondslag van het economische leven der
Europeesche volken verschoven werd en dit
economische leven zelf verzwakt werd, zoodat
tenslotte de Amerikaansche kapitaalsmachten
overwonnen. Inplaats van de op de onderlinge
behoeften ingestelde nationale productiecentra
van Europa kwam het systeem der wereld
huishouding met zijn internationale ver
wikkelingen. Het zyvaartepunt werd verplaatst
naar de belangen van het Amerikaansche
kapitaal. Zijn officieele en officieuze ver
tegenwoordigers in Europa drongen zich al
spoedig zoo op den voorgrond, dat zij hun dui
delijk merkbaren stempel op het economische
,ieven drukten.
waren, een bepaald concert te hooren, besloten
wij teil einde raad hem mee te nemen en zoet
te houden met een melkflesch. Die voorzorg
was echter niet noodig; met stralende oogen en
open mondje keek hij naar het orkest. Voortaan
namen we hem mede zonder melkflesch. Op zijn
derden verjaardag gaf ik hem 'n speelviooltje;
maar toen hij merkte, dat het geen geluid gaf,
smeet hij het op den grond en trapte er tegen.
Kort daarna begonnen de vioollessen, toen hij
4% jaar oud was, stelde zijn leeraar reeds zijn
zeldzame begaafdheid vast. Op 6 l jarigen leeftijd
gaf hij te San Francisco zijn eerste concert.
Hij heeft van het begin af niet geweten, wat
zenuwachtigheid was. Toen hij acht jaar was,
speelde hij in het reusachtige Manhattan-opera-
gebouw te New-York alsol hij thuis was. Daar
na heeft hij te Parijs gespeeld en weer te New-
York. Fritz Busch, de dirigent en Adolf Busch,
de Bazeler violist, zoomede Bruno Walter, wer
den zijn beschermers en leeraren. Van jaar tot
jaar werd de naam Yehudi Menuhin bekender
in de muziekwereld. Het vorige jaar speelde
hij in de Dresdener Opera met begeleiding van
Fritz Busch; hij was de eerste solo-violist, die
daar concerteerde.
Bij dit alles heeft hij zijn kinderlijkheid niet
verloren. Toen wij zijn groote begaafdheid be
merkten, hebben wij ervoor trachten te zorgen,
dat hij wel een wonder, doch geen wonderkind
werd. Hij heeft nog nooit een kritiek over zijn
eigen spel gelezen. Ik sta ook niet toe, dat hij
meer dan 15 concerten per jaar geeft, omdat
zijn natuurlijke ontwikkeling in geen geval mag
worden gestoord. Hij is op dezen jeugdigen
leeftijd reeds een ernstig kunstenaar. Onlangs
speelde hij thuis een stuk door en zei daarna
tegen mij: „Ach, had ik dat laatst op het con
cert ook maar zoo gespeeld!" Toch had op dien
avond het publiek hem stormachtig toegejuicht.
Wat onze plannen zijn? Voorloopig zijn zijn
concerten in Amerika reeds tot het midden van
liet volgend jaar uitverkocht. Wij hebben reeds
een uitvoerig programma opgesteld. Doch mijn
zoon mag niet zoo druk bezig gehouden wor
den, dat zijn kunst er onder lijdt. Fritsch Busch
heeft ons gezegd, dat hij, wanneer hij voortgaat
zich zoo te ontwikkelen, de tradities van Joa
chim en andere uitstekende violisten uit de
vorige eeuw kan voortzetten.
(Nadruk verboden).
In Amerika werd een uitgebreide productie
op allerlei gebied ontwikkeld en trachtte men
op de Europeesche markt vasten voet te krij
gen. Dit gelukte en de Europeesche producten
werden veelal verdrongen. Ook waar er geen
of weinig behoefte aan de Amerikaansche pro
ducten bestond, werd deze kunstmatig opge
wekt of opgeschroefd. Hierdoor ontstond een
noodlottige spanning tusschen de overproductie
van Amerikaansche goederen en de natuurlijke
behoefte, die niet even snel toe kon nemen als
de productie der gerationaliseerde bedrijven. De
steeds vaker optredende crisisverschijnselen
trachtten de deskundigen en belanghebbenden
op te heffen door saneering van den toestand;
deze saneering beperkte zich echter uitsluitend
tot de uiterlijke ziekteverschijnselen en raakte
niet aan de diep in het Europeesche organisme
ingewortelde kiem der ziekte. Déze oppervlak-'
kige geneesheeren hebben de ziekte dus alleen
wat langer laten duren en chronisch ge
maakt.
De maatregelen, waardoor de afzonderlijke
staten zich uit de crisis trachten op te richten,
hebben reeds ten gevolge, dat de afzonderlijke
economische gebieden zich weer losmaken uit
het systeem der wereldhuishouding. Door be
schermende rechten trachten de regeeringen de
fouten der laatste jaren te herstellen en daar
door zien wij weer de nationale productiege
bieden uit den tijd voor den oorlog optreden.
Dit gaat zelfs zoo ver, dat b.v. Engeland zich
de grootste moeite geeft om alle deelen van het
rijk, inclusief de dominions, een toleenheid te
doen vormen met onderlingen vrijhandel en
tolgrenzen tegen het Buitenland. De dominions
zelf blijken hier ernstig bezwaar tegen te heb
ben, omdat zij zich zelf meer als afzonderlijke
landen dan als onderdeelen van het Britsche
Rijk wenschen te handhaven.
Hierdoor is dan ook de groote Londensche
conferentie ter bespreking van de wereldcrisis
mislukt. Deze onwil der dominions en de door
Amerika gevoerde politiek der beschermende
rechten zijn het zekerste bewijs voor de on
houdbaarheid van het huidige systeem der
wereldhuishouding en haar economische en fi
nancieele werkwijze.
(Nadruk verboden).
door
DR. R. FRANCIS.
Sinds de groote aaneengesloten bosschen in
West-Europa tot de uitzonderingen zijn gaan be-
hooren en eigenlijk alleen nog maar op de Alpen
voorkomen, is ook het edelhert uitgestorven. Het
bestaat nu meer op schilderijen, in de herinnne-
ring en in de verbeelding dan in werkelijkheid.
Welke jager heeft ooit een kudde herten gezien,
anders dan in een hertenpark? En zuchtend
leest hij van de reusachtige bosschen op den
Kaukasus en in Zuid-Seberië, waar het edelhert
zelfs nu nog het meest voorkomende dier is, of
van Indië, waar kudden van vele dozijnen moen-
tjak-herten geen zeldzaamheid zijn.
In onze streken is de jacht op dit edele wild
echter voorgoed voorbij. Zelfs de laatste over
blijfselen in de Alpen en enkele andere streken
zijn nog slechts belangrijk als bezienswaardigheid.
Welk een verschil met twee eeuwen geleden! En
hoeveel anders moet ons land er uitgezien heb
ben in den riddertijd; wat valt er dienaangaande
niet op te maken uit oude verhalen en liederen!
Zij spreken zelfs van dieren, die wij nu niet
meer kennen en die voor den ijstijd, soms zelfs
in het tertiaire tijdperk moeten hebben geleefd
en waarvan nog in historische tijden hier en
daar exemplaren voorkwamen. Zoo moeten de
elanden, die nog in de twaalfde eeuw in Ierland
voorkwamen, niets anders zijn dan de reuzenher-
ten uit den ijstijd (Megaceros Hibermicus), die
door toevallige omstandigheden hun tijdgenooten
overleefd hebben.
Enkele elanden werden te Ibenhorst bij Tilsit
nog ten getale van omstreeks 300 in leven ge
houden tot het begin van den wereldoorlog; dooi
de moeilijkheden met de voeding tijdens en na
den oorlog is van de kudde haast niets meer
over. Toch telde dit elandenpark in 1849 ook een
klein aantal dieren en heeft het zich later weer
vanzelf uitgebreid, zoodat men de hoop ook thans
niet behoef; op te geven. Deze elanden schijnen
echter te behooren tot een kleine variëteit, want
de elanden der middeleeuwen moeten veel for-
scher geweest zijn. Zij hadden geweien van bijna
2 M. lengte, waarvan de uiteinden 3a4M. uit
elkaar stonden. Het dier zelf was 2% Meter
hoog en kan dus met recht een reuzenhert ge-
noem worden. In vele musea kan men nog ge
raamten van deze dieren zien.
De reuzen-elanden waren het mooiste wild, dat
ooit op aarde is voorgekomen. De jacht erop
was een sport van den eersten rang. Hoe snel
moet dit koninklijke dier hebben kunnen loopen,
hoe vreeselijk moet zijn gewei zijn aanvallers
hebben kunnen verwonden, en zeker moet het
een boosaardig en tot den aanval geneigd dier
zijn geweest, want in de gedichten wordt vaak
gesproken van „grimmige elanden". Welk een
jachtritten zullen er noodig geweest zijn, voordat
het dier eigenlijk van vermoeidheid niet verder
kon; met welk een voldoening is na den strijd
eindelijk den buit bemachtigd!
De elanden konden zich met hun reusachtig
gewei slecht voortbewegen in de bosschen zelf;
daarom waren het ook echte moerasbewoners, die
zich bij voorkeur voedden met wilgen, de echte
moerasboomen, en paardestaarten. Dit neemt men
waar bij de nog levende elanden en moet ook
het geval zijn geweest bij de oude reuzenherten.
Dit weten wij niet alleen uit de overlevering, doch
ook uit de natuur zelf, uit merkwaardige vond
sten,, waaruit wij de geheele levenswijze dezer
dieren kunnen afleiden, alsof wij zelf die lang
vervlogen tijden beleefd hadden.
De reuzenelanden kwamen reeds voor in de
bruinkoolbosschen, die zeer oud zijn en ontstonden
in een tijd, toen het klimaat van Europa betrek
kelijk koel was. Vervolgens is het oersterke dier
den eersten ijstijd doorgekomen, want er zijn een
groot aantal geraamten gevonden uit het eer
ste tusschentijdperk. In dien tijd had Europa een
tropisch klimaat, ongeveer zooals in het tegen
woordige Centraal-Amerika. Er kwamen dan ook
nijlpaarden en neushoorns voor en verder vele
soorten herten, wilde zwijnen, dassen, wilde paar
den en buffels, doch ook rendieren en mam-
mouths, reuzenberen, leeuwen en hyena's.
Deze dieren hebben den middelsten ijstijd be
trekkelijk goed doorstaan.
Het schijnt wel, dat de meesten zich
vóór het intreden der felste koude in veiligheid
hebben gesteld in het tegenwoordige Frankrijk, dat
nooit een ijstijd heeft gekend. Toch blijkt er wel
uit, dat althans de eerse helft van dezen ijstijd
niet zoo vreeselijk is geweest, als men soms wel
meent. Verder staat het vast, dat niet alleen de
elanden, doch ook andere herten, dassen, marn-
mouths en wilde zwijnen dezen ijstijd geheel door
gemaakt hebben, evenals de reuzenherten, die niet
uitgestorven zijn door de verslechtering van het
klimaat, doch door de menschen uitgeroeid zijn.
Een merkwaardige vondst heeft men eenigen
tijd geleden in de Rijnvlakte gedaan tusschen
Wiesbaden en Mannheim. Men heeft 175 M. diep
geboord en daarbij geen slib gevonden van ou
deren datum dan den middelsten 'jstijd. Als men
zich voorstelt, hoe lang het geduurd heeft, voor
dat de Rijn een sliblaag van 175 M. heeft afge
zet, kan men eenigszins nagaan, hoe lang de
middelste ijstijd geleden is. De menschen van
dien tijd zullen wel nooit vermoed hebben, welke
groote verandering het klimaat in hun vaderland
nog zou moeten ondergaan; zij zullen ook nooit
gedacht hebben, dat de wereld om hen heen er
nog eens zoo heel anders uit zou gaan zien en
dat hun jachtwild in een glazen kast zou komen
te staan met opschrift over soort en herkomst.
Doch weten wij, wat er na onzen tijd gebeuren
zal en hoe lang de aarde nog haar tegenwoordig
uiterlijk zal behouden?
(Nadruk verboden).
Batavieren op jacht naar het reuzenhert.
ONGELUK BIJ HET GELUK.
Het brengt niet altijd louter vreugde, als
men een dierbaren bloedverwant, die men acht
dagen geleden heeft begraven en gedurende
dien tijd met dikke-tranen beweend heeft,
plotseling levend voor zich ziet staan en hem
dan heel rustig „goeden dag, vader", hoort
zeggen.
Dit zal zoo ongeveer de gewaarwording ge
weest zijn van Pieter Scholl, een mijnwerker te
Saarbrücken, die zijn zoon had verloren. Daze
was op een kwaden dag gaan baden in de
Saar en 's avonds niet meer thuis gekomen. En
den volgenden avond en den daaropvolgenden
ook niet. Er was dus geen twijfel meer aan,
dat hem een ongeluk overkomen was.
Vier dagen later spoelde de rivier het lijk
van een jongen man op den oever. Pieter Scholl
ging erheen. En werkelijk, het was zijn zoon.
Rouw in huis. Want de zoon was een goede
zoon geweest. Zoo lang hij vast werk had, had
hij altoos een goed deel van zijn loon afgegeven.
En toen hij had moeten gaan stempelen, van
het bagatel, dat hij daarmee verdiende, ook.
Men was hem dus een mooie begrafenis schul
dig. Tweehonderd Mark kregen z(j uit de
ziekenkas. En daarbij voegde Pieter Scholl nog
de honderd Mark, die hij zoo moeizaam opge
spaard had. Het was, zooals gezegd, een
mooie begrafenis, met een predikatie die het
hart roerde; veel bloemen en kransen en het
igroote aantal belangstellenden bewees, hoe
bemind Pieter Scholi's zoon geweest was en
hoezeer men het zware verdriet van den vader
medeleed.
Men zal zich dus eenigszins kunnen voorstel
len hoe bovenmate verwonderd Pieter Scholl
was, toen op een morgen zijn zoon de kamer
binnenstapte, op hem toetrad en hem wel
iswaar eenigszins schuchter en bevangen,
maar toch altijd nog met een van levenskracht
getuigende beweging de liand reikte. Even
zoo verwonderd was de zoon toen de vader zijn
hand betastte en weer betastte en dan uitriep:
„Heeregod, ben je dan niet dood? We hebben
je toch acht dagen geleden begraven!"
En nu loste het raadsel zich op. Scholl
junior was niet gaan baden, maar naar de
stad Trier gereden, waar hij een straf van een
vveek moest uitzitten. Zooiets aan de familie te
moeten mededeelen, is natuurlijk altijd een
beetje pijnlijk. En daarom hield hij het maar
voor het beste, zonder iemand iets te zeggen,
stilletjes spoorloos te verdwijnen
Een mensch, die men doo'd gewaand heeft
en die dan weer opeens „op de vlakte" ver
schijnt, vergeeft men gaarne. Zoo ook hier.
Doch hoe gecompliceerd het leven somtijds ook
moge zijn, nog veel gecompliceerder is de
bureaucratie. Met een doode gaat het nog
even; er wordt een dikke streep gemaakt en
daarmee baeta. Maar met een weer levend
gewordene stapelen de moeilijkheden zich op.
Eerst kwam de ziekenkas. Die ziekenkassen
zijn, zooals men weet, altijd zeer officient in
zaken. Die wou dus haar tweehonderd Mark
terug hebben. Maar die had Pieter Scholl na
tuurlijk niet. Hij wendde zich tot de stad; de
man, dien men uit de rivier had opgehaald,
was immers zijn zoon niet. Voor diens begrafe
niskosten had de stad dus toch moeten zorgen.
Ja, zei het stadsbestuur, alles goed en wel,
maar dan hadden wij voor hem toch niet zoo'n
pompeuze begrafenis gearrangeerd als U voor
Uw zoon.
Maar dat was nog niet genoeg. Scholl junior
ging naar het zegelkantoor, waar hij gestem
peld had, om zijn weekloon te beuren. Daar
slechts een schouderophalen, want hij was toch
dood en zijn naam doorgehaald. Eer3t moest hij
het bewijs brengen, dat hrj in leven was. Dan
misschien na weken
In het gezin van den mijnwerker Scholl laat
men het hoofd hangen. De vreugde dver den
wedergekeerden zoon is heel wat verminderd.
De dagelijks wederkeerende zorgen werken
doodend op alle gevoel.
MENSCHELIIKE ZWAKHEDEN.
De Engolcche dichter Pope was bultig. Op een
avond bevond hij zich in een koffiehuis te Londen,
waar iemand kranten voorlas. Een volzin scheen
den lezer en zijn toehoorders geheel onbegrijpelijk
en ook Pope gaf zich vergeefsche moeite den zin
te verklaren. Een jong officier, die mede geluis
terd had, verzocht om verlof den zin zelf te mogen
lezen. „Dat zal veel helpen", meende Popo spot
tend, in het gevoel van zijn superioriteit. Toen
de officier den volzin had doorgelezen, zeide hij:
„De zin is heel duidelijk, alleen moet hier een
vraagteeken staan." Popo, die zich aan de ont
dekking van den officier ergerde, vroeg hem ho
nend: „Wat is dan een Vraagteeken eigenlijk?"
en dc officier antwoordde: „Een klein bultig ding,
dat dikv/ij's onbeschaamde vragen kan stellen".
door
Professor Dr. H. KLINKENBERG.