De avonturen van Piepneus en Bibbersnoetje JU**m 25ste Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 30 Januari 1931. Tweede Blad. No. 4. LOSSE BLAADJES. Scherpzinnigheid. Brokjes Levenswijsheid. Vulkanen. Voor de Vrouw. SCHAAKRUBRIEK. «f2 Bil IBlJI*" 'ill para Het doel. In een plattelandsgemeente Wddr, dat zeg ik liever niet Is een diag of wat geleden 't Volgend voorval juist geschied: De gemeenteraad van 't dorpje Stond daar voor de zware taak, 'n Onderwijzeres te kiezen. Goed uitkijken was de zaak! B. en W. mitsgaders 't schoolhoofd Haddien eerst al wat geschift, En door middel van een proefles 't Kaf van 't koren reeds gezift. Toen men zoover was gevorderd, Werden zoo vereischt de Wet Op de in te dienen voordracht 'n Drietal namen neergezet. Eén der ondierwijzeresjes Stond de heeren 't meeste aan. En die kwam dus, dat was eerlijk, Daar als nummer één te staan. Zoo, dat was dus weer in orde, En het schoolhoofd keek verlicht Schreef aan alle drie de dames: ,,'t Is m' een aangename plicht Om u eventjes te melden, Dat u op de voordracht staat Voor mijn school als nummer zóóveel; Donderdag heslist de Raad". Alle drie de dames dachten: „Nu maar vlug daarheen gesneld Om de leden te bezoeken, Want daar zijn ze op gesteld!" Nummer één, die gauw gereed waf- Dacht: De meeste kans heb ik, En ik zal dus maar gaan maken Goed gebruik van 't oogenblik 'k Ga alvast een kosthuis zoeken Dat bespaart mij straks een reTs 'k Zal een kamer zien te huren Liefst voor -een civiele prijs Maar dat bleek niet zoo gemakk'lijk Eindelijk gaf men haar 'n adres: Kostbaar Jansen hield soms heeren Of een onderwijzeres. Daar dan maar op afgestevend Ja, hij had een kamer vrij En die kon de juffrouw krijgen Met de volle kost er bij. „En hier slaapt u", sprak baas Jansen Wijzend op het ledikant Dat bescheiden in een hoekje Van de kamer was geplant. „Daarin slapen, maar meneiïtje, Dan krijg ik een ongeluk!" Jansen keek eens naar de jiiffrouVJ Ja, ze was wat groot van stuk! „Ik wil graag de kamer huren", Sprak ze, ,,'t is hier keurig net, Maar u wil dan zeker zorgen Voor een ander, grooter bed?" Na wat vieren en wat vijven Ging de juffrouw er van door, Doch baas Jansen keek verslage- Krabde zich eens achter 't oor. Een nieuw ledikant te koopen Daarin had hij niet veel zin, En een bed met toebehooren Nou, dat hakt er nog al in! Hij liep heel den dag veel te peinzen 't Avonds werd 't geval bepraat Met zijn buurman Pieter Japik, Lid van den gemeenteraad. Buurman trok zijn hoofd vol rimpels, Blies een rookwolk voor zich heen: „d'And'ren waren heel wat kleiner, Stonden die maar nummer één Jonge jonge, dat is lastig, 't Is een moeielijk geval; 'k Zal er wat op zien te vinden Wacht eens ha, ik weet het al!" En de brave vroede vader Schoot subiet in sukkeldraf In zijn klompen, en vervolgens Op een mede-raadslid af. En wat later op den avond Zag men den geheelen Raad,, Op den Brink bijeengekomen, In geheimnisvol gepraat. Wat daar stiekum werd besproken Kwam tot uiting d'and're week, Toen met algemeene stemmen Nummer twee gekozen bleek! De verbaasde burgemeester Vond dat wel een beetje kras, En hij polste heel voorzichtig, Wat de reden daarvan was? Maar de nestor van de vroeden Sprak: „Dat ligt toch voor de hand, Want de kleinste past het beste In baas Jansens '«dikant!" (Nadruk verboden) Op het terras voor hun hotel zitten de gasten gemoedelijk te keuvelen. Zij kennen elkaar langzamerhand; er is een rustige, prettige sfeer ontstaan. Men spant zich niet meer in bij de gesprekken, maar laat zich gaan. Men maakt een vluchtige opmerking, schertst of zet een boeiende gedachtenwisse- ling op. Men legt een kaartje of een domino steen; men rookt een sigaartje en kijkt droo- merig de lucht in. Er is iets paradijs-achtigs ki een dergelijken toestand; het besef van volmaakten vrede en van volstrekte veiligheid geeft aan de stem ming iets lichts en weldadigs. Men kan zich in deze omgeving geen kwaad voorstellen en geeuwt, als iemand uit de krant een bericht voorleest van een of ander ongerieflijk gevaar ginds in de verte. Men heeft geen huishoude lijke zorgen noch zakenbeslommeringen en het gel'd voor de hotel-rekening ligt klaar. Kan men in zoo'n toestand van onbezorgdheid wel anders dan vrienden hebben en luchthar tig zijn? Plotseling krijgt men een vreemde gewaar wording. Het hotel slingert als een schip in den storm. Gekraak, duisternis, bewusteloos heid, dood. Een aardbeving heeft het zorge loos verblijf doen ineenstorten. Het stond, men was het vergeten, op vulkanischen bodem. Aan dergelijke verrassingen staat de mensch onophoudelijk bloot. Er is geen gebied zon der vulkanen. Heel de aarde is slechts een korst rondom een laaiend vuur, een deksel boven een kokenden ketel. Dat ons maatschappelijk bestaan op vul kanischen bodem berust, ervaren w\j iedereu dag. De economische schokken, welke de wereld beroeren, hebben ons herhaaldelijk aan de wisselvalligheid van de fortuin herin nerd en in dit opzicht zijn wij op alles be dacht. Minder voorbereid zijn wij op de uitbarstin gen van ons eigen innerlijk. Wij leven met elkaar voort en meenen elkander te kennen. Onze omgang is oppervlakkig gelijk die van de genoeglijke gasten uit het hotel. Met de geheime verlangens, de duistere vermoedens, de vage angsten, welke in het gemoed slui meren, houden we ons niet op. Zelfs wanneer wij elkander peilen in vertrouwelijke ge sprekken, naderen wij het innerlijk bestaan niet dieper dan de landman, die zijn spa in den grond steekt. Wat is een steek aarde ver geleken bij de lengte van den straal, die tot het middelpunt van de planeet doordringt, waar het vuur laait en kokende gassen zieden? Wij meenen intiem met elkander te zijn, wij durven elkander de waarheid zeggen, wij spreken onomwonden ons oordeel uit en biechten wederzijds onze hartsgeheimen. Wij hebben een vennoot, een vriend, een geliefde. Niets weldadigers dan collegiale en kameraad schappelijke omgang. Maar te kwader ure verrast ons de vul kanische uitbarsting. Midden in ons vredig en veilig gesprek op het terras van het ho tel, bij ons sigaartje of kaartje, begint de aarde te beven, het oppervlak splijt en onder helsch gekraak spuwt het diepste der ziel zijn zwavelig vuur uit. De donder rommelt, aschregens verduisteren de zon; wij herken nen onze omgeving niet meer en bezwijmen, getroffen door het onderaardsch puin. Kennen wij ze niet allen, die oogenblikken, waarin wijzelf of onze makker aldus buiten zichzelf geraken, en, door geen overwegingen van het bewustzijn langer geremd, eindelijk eens ongezouten zeggen waar het op staat? Wij braken onze gal uit, wij keeren ons bin nenste buiten, en alle opgekropte ergernis, haat, afgunst slingeren wij onzen genoot in het ontstelde gelaat. Nooit had hij vermoed, dat wij zóó over hem dachten, dat er zulke felle gevoelens kookten in ons schijnbaar zoo vriendelijk gemoed. Is dit de welgezinde ka meraad, de trouwe compagnon, de toegewijde geliefde School onder deze vredige oppervlakte dit woedende vuur? Vulkanische uitbarstingen zijn de toets steen voor de oprechte genegenheid. Hoeveel liefdes en vriendschappen zijn onder lava be> dolven! Maar er zijn toch nog altijd óók lief des en vriendschappen, welke den vulkaan hebben getrotseerd. Wanneer de vuurspuwende berg zijn ver woestend werk heeft gedaan, ruimt de land man voorzichtig het puin op en bebouwt hij de aarde opnieuw. Want hij weet, dat hg met die oppervlakte tenslotte toch weer te ma ken heeft. Als hij opnieuw zaait, zal zij hem opnieuw vrucht leveren. Huizen zal hij op haar kunnen optimmeren, straten zullen hem dragen, boomen hem overschaduwen. Het le ven zal opnieuw vredig en veilig zijn. Dit vergeten de kwalijknemende menschen, die voor een vulkanische uitbarsting vluchten zonder terug te keeren. 't Is waar, in ons allen smeult een verraderlijk vuur en koken ge vaarlijke gassen. Maar hun vernietigende wer king is incidenteel. Wij moeten hun woedend aan den dag treden beschouwen als van voor- bijgaanden aard. Sluit de krater zich weer, dan blijkt de grond onzer vriendschap en lief de opnieuw voor jaren betrouwbaar. Niet op het inwendig vuur, maar op de oppervlakte bouwen wij onze woning. H. G. CANNEGIETER van de vrouw, een toegewijde kunstenares in de keuken te zijn. Om echter iets kunstvols ts volbrengen moet men in de stemming zijn. Om met ernst en liefde te koken kan de omgeviog veel bijdragen. De ruimte, waarin men zich met de kookkunst bezig houdt, de keuken, behoort goed te zijn ingericht. Juist de Amerikaansche keukens moeten tot voorbeeld worden genomen. In Amerika is de keuken van veel grootere beteekenis voor het familieleven dan bij ons te lande. Wie daar niet zoo welvarend is, is nauwelijks in de gele genheid keukenpersoneel te houden. Het dienst bode-vraagstuk is in Amerika een probleem, dat de huisvrouwen grijze haren bezorgt. Blanke be dienden veriaogen loonen, die hier een klein ambtenaar verdient en negerinnen in de. keuken, dat is niet alles. Daarom geschiedt het koken in de V.S. bijna steeds door de huisvrouw zelt. Daarnaast echter heeft de Amerikaansche vrouw ook nog alle bijkomende arbeid te ver richten, waarvoor men bij ons een werkster neemt. Deze bezigheid wordt echter bij lange na niet zoo hard gevonden als men ze van jongs af aan gewend is. Het werk, dat in Europa veelal aan dienstbare geesten wordt overge laten, verricht men daar meestal zelf. Veel vrouwen vinden het een onaangename bezig heid de vaten te wasschen of met de handen in het vette afwaschwater rond te ploeteren. Voor den Amerikaan is dat gewone bezigheid. Ik zeg met opzet een Amerikaan, want in dit opzicht zijn zü honderd procent gentleman, door de vrouw dit werk uit de handen te nemen, zonder dat zij behoeven te vreezen, dat iemand deze bezigheid komisch vindt. De man denkt aan de handen van zijn vrouw, die hij goed onder houden wil blijven zien en mischien zelfs wil hij door dit vaten-wasschen een deel van zijn dank-schuld inlossen voor het lekkere maal, dat zijn vrouw zooveel moeite en inspanning gekost heeft. De keuken is in elk geval een ruimte, waarin de echtgenoten eenige uren per dag doorbrengen en daar hier voor het lichamelijke welzijn ge zorgd wordt, is deze ruimte in zekeren zin het hart der woning. Geen wonder dus, dat de Ame rikaansche keukens vaak juweeltjes van In richting zijn, waar evenveel zorg aan besteed is, als aan de andere woningruimten van het huis. Meestal liggen zij uit praetische overwe gingen vlak naast de eetkamer. Er heerscht za kelijkheid en doelmatigheid, waarbij de voorwer pen in de volgorde van het gebruik zijn opge steld. Naturlijk zijn alle slechts denkbare uit vindingen op het gebied der keuken-techniek aanwezig: de ijsmachine, ingebouwde voorraad kasten met koelhuizen, vaststaande gaskachels en lectrische kachels. Electrische inrichtingen zijn aanwezig voor heet en- ijsgekoeld water, het laaste is vooral in Californië van groot belang. Verder zijn er nog velerlei kleine apparaten, die eensdeels de handenarbeid verlichten en ver eenvoudigen, andersdeels het groote voordeel hebben, dat zij de keuken steeds schoon houden, zoodat men niet bang behoeft te zijn in de keu ken rond te loopen met kleeren, die daar anders zeker misplaatst zouden zijn. Daarom zijn ook dergelijke afbeeldingen van Amerikaansche film sterren, die over het algemeen uitstekende kook sters zijn, geen poses, maar inderdaad aan de werkelijkheid ontleend. Maar niet alleen deze kunstenaressen,, maar ook iedere andere vrouw kan zich in een schoongehouden keuken zoo kleeden als zij het wil. om steeds goed te voor schijn te kunnen komen. Op deze manier wordt elk slordig uitzien vermeden en dit vermag de bekoring der huiselijkheid buitengemeen te ver- hoogen. 'n Vrouw. (Nadruk verboden). door G. Th. Rotman. (Nadruk verboden). 21. Ik ging weer op mijn plaats zitten, en de les ging weer door. Maar opeens riep de juffrouw doodelijk verschrikt uit: „Wat is dat!" Het wa ter stroomde onder de deur door de klas binnen! Gillend sprong de juffrouw boven op een bank, en wij volgden natuurlijk dadelijk haar voor beeld. 22. „Rolstaart en Puntneus, ga dadelijk kij ken, wat er aan de hand is!" riep de juffrouw vanaf haar verheven standpunt. Maar o wee, toen de jongens de knop omdraaiden, sprong de deur met geweld tegen hun neus, en ze werden let terlijk onderstboven gespoeld. Alle klompen, die netjes op een rij in de gang hadden gestaan, zeilden in optocht de klas binnen. 23. Den volgenden morgen, voor schooltijd, nam meester ons mee naar de hoogste klas. „Ik zal eens aan jullie vaders schrijven, wat een lieve kinderen jullie bent!" zei hij, en meteen begon hij aan den brief. Daar hij dien ochtend naar den burgemeester moest, had hij z'n hoogen hoed opgezet. 24. Toen de brief af was, legde meester zijn hoed op het stoeltje. „Leest hem maar eens!" zei hij, op den brief wijzend. Toen ging hij de klas uit. Wij aan 't lezen. Maar per ongeluk stootte ik het inktpotje omen daar stroomde de vieze inkt, dwars over den brief, zoo in meesters hoed! Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 288. Ch. Mauritius (Luxemburg). .a a. |H| Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kh2, Dh7, Tb4, Tf2, Lc4, Lg5, Pd7, Pfl, e2, e5, e6, g3. Zwart; Ke4, Tg4, Pb3, Fh4, d4, d6, f5. PARTIJ No. 124, gespeeld in de 2e groep van het meester- tournooi van den Amsterdamschen Schaakbond, 22 Januari 1931. Wit: Jhr. mr. J. H. O. van den Bosch ('s Gravenhage). Zwart: Edgard Colle. (Brussel). Nr. 654Blouse van lichtbruine crêpe de Chine met een ceintuur van dezelfde stof en en garneering van kant in dezelfde kleur. Van voren wordt de blouse met drie knoopen ge sloten. Blouse van ivoorkleurige crêpe satin, die aan kraag en mouwen en onderaan de puntige halsuitsnijding versierd is met driehoekige stukjes ivoorkleurige kant. BEKORING DER HUISELIJKHEID GOEDE KEUKENINRICHTINGEN DAAR TOE VEREISCHTE Het is wel aan geen twijfel onderhevig, dat de mannen zich in het huwelijk het gelukkigst gevoelen, als de vrouw zin voor huiselijkheid bezit, graag in de keuken bezig is en het zich tot een vreugde rekent haar man met lekkere hapjes en met zijn lievelingsgerechten te ver wennen. Naast de behagelijkheid van een eigen haard is goed en smakelijk eten een van de hechtste grondslagen om de huiselijkheid te bevordereh en den man ervan terug te hou den de avonden buitenshuis door te brengen. Hoe meer de zin voor huiselijkheid wordt on derhouden, des te grociter wordt de tevreden heid en des te zekerder wordt het wederzijdsch bgrijpen. De vrouw, die het verstaat haar echtgenoot door kleine verrassingen aan hun gezamenlijke woning te binden zal spoedig ervaren, dat hij zich aan de bekoring der huiselijkheid niet kan onttrekken, want er is wel niets wat den man vaster aan zijn vrouw binldt, als het gevoel door haar verzorgd en vertroeteld te worden. Een niet geringe rol hierbij speelt het talent door ALBERT VAN RIJN. De jonge schilder Ambrosius was een talent vol kunstenaar. Hij had een grooten kring van bewonderaars en onvermijdelijk hieraan vastge koppeld een even grooten kring van menscnen, die hem om zijn talent benijdden. Zijn schilderijen werden alomme luide gepre zen en ieder nieuw werk vergrootte zijn roem. Ambrosius bepaalde zich niet tot één onder werp, maar liet zijn blikken door de wereld dwalen; de natuur in al haar pracht en heer lijkheid, de bloeiende weiden, de bosschen, door- zwangerd van diepe geuren, de zee met haar on eindige wispelturigheid, het verre zeilschip, dat op den horizon de wereld van het irrieeële inet de wereld van het reeële scheen te verbinden, de hooge met sneeuw bedekte bergen, de zon, de sterren in een winternacht. Hij schilderde de menschen in het geluk en ongeluk, lachende kinderen, levenstralende jonge meisjes, gebo gen grijsaards, stervende soldaten. Hij schilder de alles wat zijn oog trof, alleen aan één drang kon hij geen uiting geven: Het symbool dei- Liefde. Reeds vaak had hij getracht haar in de edels! s en heiligste vormen uit te beelden, maar geen enkele poging had hem tot nu toe voldaan. Steeds weer legde hij penseel en palet onbe vredigd ter zijde om een blik te werpen in zijn diepste innerlijk, maar daar bleef het dui ster .als in een wolken-overhuifden winternacht. Eens geloofde hij het symbool ontdekt te hebben. Hij schilderde vol enthousiasme het schoone gelaat van een oude moeder, waaruit slechts liefde, de volle tot vrijheid ontbloeide moederliefde voor haar kinderen sprak. Het schilderij werd algemeen bewonderd en het werd beroemd als alle andere. Na de in tense vreugde kwam plotseling de inzinking, twijfel knaagde aan zijn vertrouwen. Moeder liefde is wel een kostbaar kleinood van on schatbare waarde, maar zij is begrensd, ver bonden aan de enkeling. De ware groote lief de moet onbegrensd zijn, diep als de zee' en ein deloos als het universum. Nergens kon hij een voorbeeld ontdekken, tot hij op zekeren dag een beeldschoon meisje leerde kennen, dat zijn leven plotseling een ongekenden glans gaf. Zij beantwoordde zijn verlangen .en bedwelmd door het hoogste aardsche geluk, riep hij jubelend uit: „Nu schil der ik de liefde." Er rees een verrukkelijk beeld op het doek, een 'oetcoverend schoon meisje met oogen, waaruit het hoogste liefdesgeluk straalde en blonde haren, waarin roode rozen waren ge vlochten Evenals de vorige schilderijen, verwekte het een storm van enthousiasme. Aljechin-verdediging. 1. e2e4 Pg8—f5 In Dr. Aljechin's werk: „Mijn beste Schaak partijen" zegt de wereldkampioen van dezen zet: Deze nieuwe verdediging is door mg voor de eerste maal geëxperimenteerd te Ziirich in een consultatiepartij, Augustus 1921, en iets later te Boedapest, September 1921, in tour- nooipraktijk gebracht. Haar correctheid staat nu volkomen vast. Eten van de meest doorslaande bewijzen van haar levensvatbaarheid is wel het feit, dat Dr. Em. Lasker, ex-wereldkampioen en in den beginne een openlijke tegenstander dezer ope ning, haar zelf met veel succes toepaste tegen Maroczy tijdens 't tournooi te New York 1924. na eerst tevergeefs naar een weerlegging te hebben gezocht. Tegenwoordig is er wel geen enkele meester, Capablanca en zelfs de „orthodoxe" Rubinstein niet uitgezonderd, die niet minstens éénmaal op een tournooi 1Pg8f6 gespeeld heeft. 2. e4e5 Pf6—d5 3. d2d4 d7d6 4. Pgl—f3 De voor Zwart gevaarlijkste voortzetting is ongetwijfeld 4. c2c4, gevolgd door 5. f2f4. 4Lc8—g4 5. Lfl—e2 e7e6 6. 00 Lf8—e7 7. c2c4 Pd5b6 8. e5Xd6 c7Xd6 9. b2b3 00 10. Lel—b2 Pb8c6 11. Pblc3 d6d5 12. c4c5 '06d7 13. Tal—cl Le7—f6 14. Pc3b5 a7—a6 15. Pb5d6 Pd7Xc5! 16. Pd6 X b"Pc5Xb7 17. TclXc6 'jg4Xf3 18. Le2 X f3 !?b7—a5 19. Tc6c2 M8—b6 20. Lb2a3 Tf8—c8 21. Tc2 X c8 Ta8Xc8 22. La3c5 Db6c6 23. Ddld3 Pa5—b7 Waarna de partij remise werd gegeven. Colle won in deze groep den eersten prijs. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE Ne. 81. (C. C. W. Mann). Stand der stukken: Wit: Kb4, Dfl, Pg2. Zwart: Kd4, Dg6, Pe4, b5, d2. 1. Dalf, Pc3 (Kd3; 2. Pf4f, Kc2; C. D.i2j-, Kcl; 4. Pd3f, Kdl; 5. Db3f, Ke2; 6. Pf4f, Kei; 7. De3f, enz.). 2. Dc3:f, Kd5; 3. Dc5f, Ke6!; 4. Pf4-j-, ICd75. Da7f, Kc8!; 6. Pg6:, dlD; 7. Pe7y, Kd8; 8. Pc6f, Kc8; 9. Db8f, Kd7; 10. DdS-j- en wint de Dame. Goede uitwerking ontvangen van: H. de Ruijter, te Btcemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem; P. Mars, te Santpoort. CORRESPONDENTIE. Santpoort. P. M. Bijdrage in dank ont vangen. Maar het symbool loste zich op in den nevel van wantrouwen, waarin met vlammende let ters geschreven stond, dat deze liefde even be grensd was als de vorige. Hij raakte er zoo van overtuigd, dat hij naar de tentoonstellingszaal snelde en voor de verbaasde blikken der toe schouwers het doek aan flarden scheurde Gebroken trok hij zich uit het leven terug en een donkere toskomst opende haar poorten voor hem. Jaren gingen voorbij. De schilder werd ouder en ouder. Zijn naam behoorde reeds lang tot het verleden en teruggetrokken van de wereld leefde hij als een zonderling. Men noemde nem: „De dwaize liefdesschilder". Nog altijd zocht hg naar het symbool der liefde en zijn eenige wensch in dit leven was, dit symbool vorm te verleenen. Tot hij in een droom een visioen kreeg: son smartelijk gelaal met doornen omkranst, maar die oogendie oogen Toen hij ontwaakte ging Ambrosius onmid dellijk vol vuur aa-- het werk om met het vi sioen voor oogen het mooiste werk van zijn leven te scheppen. De Christuskop met doornen omkransd en bloed op de slapen Toen hij klaar was verborg hij hst angstval lig voor het oog van de wereld, die niets van zijn strijd begreep. Em eenzaam sleet hij zijn laatste levensdagen voor het symbool der ware liefde (Nadruk verboden)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3