Het
Drama van den Hoogen
Hoed.
Voorspellingen, die uitkomen.
Het B!©em@nd!aa8se&i Weekblad.
Wat Prof. Steinmetz 15 jaar geleden schreef.
Wonderen der ESectriciteit.
Jbïïrgeri
TC
Buck had het druk; naar zijn zin véél te
druk. Dat hij zich reppen moest, om de laatst-
aangekomen aardappelen en wortelen van de
schuit te halen; dat hij nog twee maal met de
hittenkar er op uit moest, om 'n paar groote
bestellingen weg te brengen naar klanten, die
ver buiten het kleine stadje woondendat
alles gaf ook drubte, zeker, maar dat was niet
de drukte, waar Buck ooit tegen opzag. Dat
alles betrof zijn zaak, zijn goed rendeerende
groentenzaak, waarvoor Buck lééfde en waarin
hij opging; soms, naar den zin van zijn even
eens hard werkende echtgenoote wel eens wat
al te veel opging, zoodat er nooit eens tijd over
bleef, om van die ontspanningen te genieten,
die anderen zich wél veroorloofden.
Maar wanneer juffrouw Buck daarover \,be-
gon, viel haar echtvriend haar al spoedig in de
rede, met te zeggen:
„Toos, zeur daar nou niet over; uitgaan ken-
ne me later; nou moitte de cente verdiend wor
den! D'r komp nog wel 's 'n tijd, mensch, dat
je naar je wortelen en uien terugverlangt, wees
nou maar tevreden, met wat je op 't oogenbllk
heb."
En bij zulke gelegenheden zweeg juffrouw
Buck dan maar, omdat zij wel wist, dat haar
man in den grond gelijk had.
Dat Buck het dus op 't oogenbllk v/eer bijster
druk in zijn zaak had, kon' hem niet tegen de
borst stuiten. Maar er was een éndere drukte,
welke hem minder welkom was, maar waaraan
hij zich niettemin voor geen geld ter wereld
had willen onttrekken.
Buck was njcommissielid! En niet maar
lid van een commissie voor straatversiering of
voor inzameling van gelden tot het organisee-
ren van een kinderfeest, of iets dergelijks.
Neen, Buck was lid der Regelings-Commissle
voor het.... Nationaal Zangconcours
Hóe hij er in verzeild was geraakt, had de
eerzame groentenhandelaar zelf moeilijk kun
nen vertellen, maar een feit was het, dat te
midden van een aantal best-, goed-, en ietwat
middelmatig klinkende namen van ingezetenen
v: het provinciestadje, ook die van Buck op
de groote affiches prijkte, welke reeds weken
te voren alom waren opgehangen, teneinde de
aandacht op hét aanstaande zangersfeest te
vestigen.
De eerste plannen daartoe waren uitgegaan
van den organist, die Zondags het orgel in de
Hervormds Kerk bediende, vrij wat orgel- en
pianolessen in het stadje gaf en Woensdags
avonds de repetities leidde van de Mannen-
zangvereeniging „Hierna Beter", een naam,
welke er op wees, dat deze muziek-dilettanten
het zoowel in zelfkennis als optimisme al vrij
ver gebracht hadden.
Die zangvereeniging nu zou binnenkort haar
25-jarig bestaan herdenken en dat wilde men
op luisterrijke wijze doen plaats hebben.
De organist Muimans had net zoo lang we
ten te praten, tot allen er van overtuigd wa
ren, dat het voor 't kleine stadje iets buiten
gewoons moest beteekenen, voor een plaat
selijke zangvereeniging een Nationaal Zang
concours te organiseeren. Van heinde en ver
zouden de vereenigingen naar Wippeneel
zoo heette het stadje, waar de groote gebeur
tenis zou plaats vinden, komen en in alle
Nederlandsche bladen zouden verslagen gepubli
ceerd worden van het „Nationaal Zangcon
cours te Wippeneel". Ja, als het een beetje
handig werd aangelegd, zag Muimans wel kans
aldus betoogde hij op een der eerste bespre
kingsavonden om foto's van het concours
in de pers geplaatst te krijgen.
En dit laatste argument was voldoende ge
weest, om de weinige „Schwarzseher", die nog
in het kleine, vol-gerookte zaaltje van „De
Ooievaar" dien avond telkens weer getracht
hadden den velen optimisten den voet dwars
te zetten, het pleit -te doen verliezen. Want
een nóg machtiger lokmiddel dan „een foto ln
de krant", was in deze dagen wel niet denk
baar geweest.
Ook Buck had even een schok gekregen,
toen hij zich dat toekomstbeeld voor oogen ge-
tooverd zag. Want dit stond niet alleen bij
den groentenhandelaar, maar bij alle comité
leden vast, als er „foto's van het concours"
in de krant moesten komen, dan was het van
zelfsprekend, dat daarmede in de eerste plaats
bedoeld werd, dat er foto's van het regelings-
comité gepubliceerd zouden worden. En deze
omstandigheid was het, welke Buck genoopt
had, tot élken prijs de benoeming ais comité-
lid (waartoe Buck's goed gevulde portemonnaie
bij hen, die een keuze moesten doen, den door
slag had gegeven) te aanvaarden.
Wat weten de „machtigen der aarde", die
honderd maal in een jaar de lens op zich ge
richt zien; die nu hier, dan daar in tijdschrllt
of dagblad worden afgebeeld, van het onuitge
sproken, heimelijk veiüangen van duizenden
„kleine luyden", om ook eens „hun portret in
de krant te zien". Hoe benijden die duizenden
de weinigen, die zilveren of andere jubilea vie
ren en die daardoor in de gelegenheid- komen,
hun beeltenis onder de oogen van duizenden
lezers te zien gebracht.
Ja, er zijn zelfs hoewel zij het niet zonder
schaamte en het noodige zelfverwijt zichzelven
bekennen die er naar zouden kunnen ver
langen slachtoffer te worden van een of ander
niet al te ernstig ongeval (een lichte aanrijding
b.v.), om maar „op de foto-pagina te komen".
Tot dezulken behoorde ook Buck. Maar Buck's
verlangens gingen nog één schrede verder. Ge
fotografeerd te worden was een gewichtig iets,
ongetwijfeld; zijn portret in de krant te zien af
gedrukt was iets, dat met geen honderden gul
dens te betalen was; maardaarbij dan ge
fotografeerd te zijn met den hoogen hoed op,
dat kon beschouwd worden als het hoogtepunt
van aardsche wenschen en verlangens. Stel U
voor, dat de familie inWemelingen, Uffe'sriia,
Kromwerd, Luffelt en andere plaatsen, 's avonds
of 's morgens hun krant openvouwen en daar
hun zoon-, zwager-, oom-, of neef Bu^k ï-.en
afgebeeld met den hoogen hoed 01' Dan
zouden zij toch wel inzien, dat die
groentenhandelaar daar in Wippenneel 'och nog
zoo onbeteekenend niet was, als de redacties -an
de kranten hem vroegen (wamt het verzoek
OORSPRONKELIJKE HUMORESKE
door
JOH. CHR. WIJN AND.
ging natuurlijk steeds van die zijde uit!) voor
haar fotografen te poseeren! En dit alles zou nu
ook weggelegd zijn voor Buck en zijn mede
commissieleden, wamt het mocht als een van
zelfsprekend iets beschouwd worden, dat, wan
neer een concours-comité gefotografeerd werd,
de leden zonder uitzondering „ge-hoogehoed
net of 't audiëntie is bij de Koningin?" vroeg
Buck nu, die op het critieke oogenbllk het
woord „hooge hoed" niet had kunnen uit
spreken, al had men hem een kapitaal geboden.
Even bleef het stil in 't vergaderlokaaltje.
Buck had nooit te voren geweten, wat angstige
spanning was. N u wist hij het.
Maar stil, daar klonk weer de stem van den
Voorzitter;
„Ja, meneer Buck, wat zal 'k U zeggen.
Die hoedenkwestie is altijd 'n lastig ding. En
och, wanneer men bij de officieele ontvangst
bij elkaar is, hebben we toch geen hoed op. Ik
zou zeggen, we moesten den hoogen hoed maar
thuis laten."
Het was, zooals Buck (veel later) in een héél
vertrouwelijk gesprek zijn Toos vertelde, of hij
opeens al zijn groenten en aardappelen in het
waren. water zag drijven; zóó'n gevoel van kilte kwam
Toen dan eenmaal besloten was en wel met; er over hem.
een „overweldigende stemmenmeerderheid", zoo- Geen hooge hoed dus? Maar dan kon die heele
als 's anderendaags in het plaatselijk orgaan te j kjek de krant hem ook niets meer schelen
lezen was dat het „Nationaal Zangconcours'
ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van
„Hierna Beter" op den derden Zondag in de
Juni-rnaand gehouden zou worden, maakte een
zenuwachtige spanning zich van het geheeie
stadje meester.
Men was nog vier maanden van het concours
verwijderd, maar de voorbereidende maatregelen
vereischten zóóveel tijd en zorg, dat alle com
missieleden van den ochtend tot den avond, ja
sommigen hunner zelfs in den nacht, druk doen
de waren. En deze drukte nu, was het, welke
Buck, die een der terreincommissarissen was,
minder welkom was, zooals wij in den aanvang
van dit verhaal opmerkten.
Een der functies, welke den terreincommissa
rissen was opgedragen, bestond in het ontwer
pen der versieringen, welke zouden worden aan
gebracht en over dit onderdeel der werkzaam
heden kon Buck het met zijn mede-leden der
sub-commissie maar nimmer eens worden.
,Stel je voor Toos", zei de groentenhandelaar
eens 's avonds tot z'n vrouw, toen hij veel later
thuis kwam, nadat weer concours-besprekingen
hadden plaatsgehad dan hij zich in z'n huwe
lijksleven ooit veroorloofd had, „daar vinden
ze me die mooie groene en gele papierslingers,
waar ik de tenten mee versieren wou, te ordi
nair. Nou vraag ik je! En die Schaafsma, die
eigenwijze klerk van den notaris, zei met zoo'n
geniepig lachie, dat ik den volgenden keer nuo-
schien wortelloof voor de tenten zou meebrengen.
„Laat die eigenwijze vent maar eerst eens
z'n maandrekeningetje aan ons betalen", inerte
juffrouw Buck schamper op, „d'r staat wartm-
pel nog voor 'n kleine f 20. Och man, d'r is
altijd wat me-t dat concours, weet je wat Ju
doen moest? Bedanken als commissielid; 't
kost je je cente maar en je het genoeg te doen.
„Bedanken?" Buck schrok op. „En"
„Nou wat „en?" vroeg Toos nieuwsgierig, maar
ook wat ongeduldig, want ze was niet gewoon,
dat Buck tegenwerpingen maakte, als zij voor
stellen deed.
Deze vraag om naderen uitleg maakte onzen
groentenhandelaar wat verlegen. Hij kon toch
niet tegen Toos zeggen, dat hij alle tijdverlies,
a-lle onkosten, alle zijdelingsche steken van zijn
mede-commissieleden verdroeg, alléén in de vu
rige hoop, met den hoogen hoed op gekiekt te
worden voor „de krant"! Even dacht hij na,
hóe hij zich uit de moeilijkheid redden zou,
toen'zei hij gewichtig:
„En mijn eenmaal gegeven woord dan? Nee,
Toos, ik zit nou met 'n stelletje heeren in één
commissie en nou moet ik me ook als heer ge
dragen en niet wegloopen."
Juffrouw Buck pruttelde nog wat tegen en
daar bleef het verder bij.
Drukke maanden waren het geweest, maar nu
mocht dan ook gezegd worgden, dat-alles tip-t'-p
in orde was. Nog slechts twee dagen, en dan
zou het zangersfeest gehouden worden, dat in
waarheid aan de stoutste verwachtingen be
loofde te beantwoorden.
Buck had heel jyat versieringsplannetjes, welke
in zijn brein gerijpt waren, moeten opgeven,
maar kon toch ook niet ontkennen, dat, zooaas
de „heeren" het ten slotte gearrangeerd had
den, alles inderdaad een keurigen indruk
maakte.
Vrijdagavond vóór het concours zou de laat
ste commissievergadering gehouden worden, om
dat de Zaterdagavond voor allen niet zoo
schikt was.
In die vergadering werd van alles besproken;
-de puntjes werden nog eens goed op de i ge
zet, ieder werd zijn taak op den concoursdag
voorgehouden en verschillende details werden
besproken met een -ernst, als gold het een eve
nement van de grootste beteekenis.
Buck hsrd nu al 'n paar uur als op „heete
kolen" gezeten. Moest „het" punt nu heelemaal
niet besproken worden? Deze vraag had hij zich
zeiven dien avond al wel twintig maal gesteld.
Eindelijk, ja hoor, daar werd het punt aan de
orde gesteld, en een gevoel van verlichting
voelde Buck over zich komen, alsof een groote
last van hem afgenomen werd.
„Mijnheer de Voorzitter" vroeg dan einde
lijk (en de woorden klonken den groen-tenhande
laar als muziek in de ooren) een der commissie
leden, de dikke slager Peeling, „hoe staat
t Zondag met de kleedij?"
Even keek de Voorzitter, als hoedanig de ge
meente-ontvanger Derksma fungeerde, den vra
ger ietwat verbaasd aan.
„Met de kleedij? Bedoelt U wat de heeren
zuilen aantrekken?" En toen slager Peeling be
vestigend knikte, vervolgde de praeses: „Nu, ik
heb daar niet over gesproken, omdat ik dacht
dat de heeren dat toch wel begrepen zouden
hebben; maar nu het speciaal gevraagd wordt,
wil ik nog wel even zeggen, dat het vanzelf-
spreekt dat de heeren in 't zwart op 't feest
terrein verschijnen"
„EnHet woond was Buck's mond ont
glipt, vóór hij het zelf wist.
„Wat wilde U nog weten, meneer Buck?" in
formeerde de geduldige Voorzitter.
Buck aarzelde. Zou hij het vragen? Maar
waarom ook niet? Stel je eens voor, dat alle
opofferingen vergeefs waren geweest, dat de
anderen er niet aan dachtendat ze eens
met hun „gewone" hoeden naar 't concours
gingen!
„Nu, meneer Buck, hoe is 't, moet U nog 'n
beetje over Uw vraag nadenken?" klonk het nu
met een glimpje van spot uit den mond van den
Voorzitter.
Buck vermande zich. Het moest gebeuren.
Er hing te veel van af!
„Ikik-kewou vragen, hoe me doen
,mèt de hoeden? De commissie gaat toch zeker
ds notarisklerk het
het „hondenhok"
neen, sterker nog. dan kon voor zijn part, net
„heele" concours ophoepelen. Juist wilde Buck
er het zijne eens van zeggen, toen Peeling, de
slager, het woord nam.
„Kijk's, Voorzitter, 't is niet, omdat ik m'n
eige zoo'n knappe jongen vind met 'n hooge
hoed op. Maar we moeten in de lijn blijven. En
als we in 't zwart gaan, dan zeg ik: dan ook
de kachelpijp op."
Buck herademde. Die Peeling was toch zoo'n
kwaje venli niet, als-ie wel eens gedacht had.
Toos moest voortaan daar maar de varkens
lappen halen.
Nu vroeg ook Schaafsma,
woord, die lachend vóór
pleitte en van Lingen, de rentenier, en, ja wer
kelijk Bolter, die droge barbier, die natuurlijk
altijd z'n hoogen hoed had klaarliggen, omdat
hij ook begrafenisondernemer was, deed zoo
waar ook een goed woordje voor het meest-be-
spotte hoofddeksel.
Buck glunderde. Zou het tóch lukken? stil,
daar sprak Derksma, de Voorzitter weer. Wét
zei hij? Dat hij de heeren dan maar zou vrij
laten in de keuze van hoed? Dat was me óók
wat moois!
Maar daar bleken de anderen toch ook niet
voor te vinden.
„Neen hoor, één kachelpijp, allemèól kachel
pijp", lachte Schaafsma weer. En Peeling, die in
politieke vergaderingen altijd het hoogste woord
voerde, riep nu met zijn zware stem: „Niet meer
d'r over kletsen: stemmen!"
Ja, ja, stemmen, stemmen!" jubelden ver
schillende voorstanders van den hoogen hoed
en of de Voorzitter al, protesteerend, betoogde,
dat dit n-u toch geen aangelegenheid was, om
over te stemmen, het baatte niet, de aanwezigen
tenminste de meesten hunner, wilden stemmen
over de vraag of de commissieleden op het zang- I
concours den eerstvo-lgenden Zondag met hoogen)
hoed zouden verschijnen.
Buck berekende heimelijk de kansen. Naar
hij meende zou de hooge hoed het winnen.
En tot zijn onuitsprekelijke verlichting gebeur
de dit ook. Met 10 tegen 7 stemmen werd be
sloten, dat het officieele hoofddeksel den vol
genden Zondag de hoofdtooi der commissie
leden zou vormen.
Het hooge hoed-debat had een vroolijke stem
ming teweeggebracht; de kastelein van „De
Ooievaar" maakte dien avend beter zaken, dan
hij had durven verwachten en de commissie
leden kwamen later thuis dan nog na één der
voorgaande vergaderingen het geval was ge
weest.
Buck voelde zich door de vreugde der over
winning en de ongewone hoeveelheid Pilsener
bier, welke hij dien avond genoten had, in een
bijzonder luidruchtige stemming; zóó' zelfs, dat
toen de heeren gezamenlijk huiswaarts gingen,
de slager Peeling op zich nam met Buck mede
te wandelen, teneinde ongewenscht intermédiair
der politie te voorkomen.
Met een ha-rtólijken handdruk nam buck al
.scheid van zijn toekomstigen vleeschleverancier
en ging toen zijn woning binnen. Maar daar
wachtte hem een verrassing: Toos was nog op
en dat op dit late avonduur! Eén oogenbllk
doorflitste Buck's brein de gedachte aan het
vele Pilsener bier en of Toos misschien uit een
soort voorgevoel, daarommaar neen, daar
voor had hij toch nimmer reden gegeven.
Intusschen was hij de kleine woonkamer bin
nengetreden, waar zijn vrouw hem met een be
zorgd gelaat ontving. Een blijkbaar dien avond
ontvangen brief lag geopend vóór K"aar op de
tafel.
„Hoe is it wijf, toch geen kwaad aan boord?"
vroeg Buck, na de gebruikelijke begroeting.
„Lees maar eens, man;" gaf Toos ontwijkend
ten antwoord.
En Buck las. Onder het lezen van den korten
brief, trok er een rimpel in zijn voorhoofd en
toen hij met lezen gereed was, keek hij nóg
verslagener, dan op het oogenblik, toen de ont
vanger Derksma 'n paar uur tevoren in over
weging had gegeven, Zondag „den hoogen hoed
maar thuis te laten."
„Dat is 'n mooie geschiedenis, Toos", zei hij
eindelijk. „Oom Leendert schijnt zwaar ziek te
zijn; die huishoudster vraagt nog wel, of wij
morgen komen, en
„En 'n paar dagen blijven", vulde Toos aan.
„Ja, man, je zult je concours er aan moeten
geven. Je wilt toch zeker niet die goeie Oom
Leendert ontstemmen, die altijd gezegd heeft,
dat jij na z'n dood wel het meest verrast zou
kijken van al de familieleden?"
„Daar mag je niet eens over d e n k e n",
vermaande Buck, die de laatste oogenblikken
zelf aan niets anders gedacht had „maar er
is maar één middel op, en dat is, dat jij alleen
gaat; ik kan Zondag niet wegblijven van het
concours
„Och wat, dat concours", riep Toos boos uit.
„Daar mag je toch
„Toos, hou je stil", sprak Buck heel plechtig
„jij weet niet, wat er voor mij op 't spel staat;
we hebben 't er door! We gaan allemaal met
den hoogen hoed!"
Juffrouw Buck, die niets wist van de kwel
lingen en folteringen, waaraan haar man de
laatste weken ten prooi was geweest, d^cht bij
de laatste woorden niets anders, dan dat Buck
wat rijkelijk biertjes gedronken had, en liet
hem dit op niet-onduidelijke wijze merken.
Buck wierp deze veronderstelling zooals
meerdere sexegenooten van den groentenhan
delaar -voordien gedaan hadden met veront
waardiging verre v&n zich en zei ten slotte
zéér gedecideerd:
„Toos, jij begrijpt niets van de v-erplichtingeu
van een commissielid. Ik heb je alleen maar
te zeggen, dat ik Zondag op mijn post zal zijn.
en dat jij dan maar alléén naar Oom Leendert
moet gaan."
„Ik alléén naar Wormelo? Twee uur alleen
in dien trein zitten? Nee Gerrit, zoo benne we
niet getrouwd. Dan gaan we samen naar 't
concours en moet jij maar 'n mooien brief aan
Oom schrijven."
En zoo geschiedde het.
De Zondag, de lang verwachte concoursdag,
was daar en wel met schitterend zomerweer.
De zon straalde en Buck gevoelde zich als een
vorst, toen daar in de huiskamer, glanzend ais
een spiegel, de zijden hoed gereed stond, om
straks zijn kruin te sieren.
Reeds zag Buck in gedachten, het gehééle
comité, getooid met die kostelijke deftige hoe
den, verzameld voor de commissietent, om door
den persfotograaf vereeuwigd te worden. O,
daarvoor was zelfs het offer, de dalende erfe
niskans in Wormelo, niet te zwaar.
Trotsch ais een pauw stapte Buck ten slotte
met zijn Toos aan den arm naar het feestter
rein. Wèl hoorde hij verschillende spottende
uitroepen van straatbengels met betrekking tot
zijn hoofddeksel, maar wat deerde hem dat?
Liepen niet alle of tenminste nagenoeg alle
commissieleden met den hoogen hoed? O, straks
als de kiek genomen zou worden!....
De afspraak was, dat een kwartier vóór de
ontvangst der officieele personen, de commis
sie voor den fotograaf zou poseeren.
Juffrouw Buck was zeer verontwaardigd,
toen zü hoorde, dat de echtgenooten der com
missie-leden niet in de groep zouden worden
opgenomen, maar zij moest er zich ten siotte
wél in schikken.
Eindelijk was het groote oogenblik daar.
Alle commissieleden verzamelden zich vóór
de gfoote tent, waar de fotograaf, gewend aan
dergelijke werkjes, rustig en kalm zijn maat
regelen nam; hier een bank bijschoof, ddar de
plaatsing der leden wijzigde, kortom alles
deed, om de kiek zoo goed mogelijk te maken.
Ieder der commissieleden deed, alsof het foto
grafeeren hem nu eigenlijk koud liet, en Buck
deed wanhopige pogingen, een onverschillig ge
zicht te zetten.
De groep was nu geheel naar den zin van
den fotograaf geformeerd.
„Even stil, heeren!" klonk het vermanend.
Buck kón niet nalaten, één seconde zijn blik
over de groep te laten glijden. Maar hij kon
zijn oogen niet gelooven. Waren ze nu allemaal
dol geworden? Daar stonden of zaten al zijn
metldlt'den blootshoofds, en dat, terwijl
zij met den hoogen hoed naar 't terrein waren
gekomen? Maar waarvoor hadden zij die moei
te dan genomen? Nu, dat zou hij, Buck, hun
anders leeren. Z ij n hoed zat hem op het hooiu
geklemd, alsof hij hem nimmermeer zou af
zetten.
Maar stil, die fotograaf was weer met zijn
hoofd onder dat zwarte doek uitgekomen en
riep iets naar de plaats waar hij en de anderen
stonden. O, natuurlijk, Peeling, de slager, hieu
zijn hoofd altijd zoo scheef; ja, dat ging ook
niet op een foto.... Nee, dat was het toch niet
-de andere leden keken nu naar hèm, naar
Buck. Wat was er dan toch? Stil, daar kwam
die hekkenspringer, die fotograaf, op hem af
en vroeg hem blijkbaar iets. Wat,...? Hij ver
stond hem niet goed en vroeg hem daarom of
hij soms niet goed stond in de groep.
„Jawel, meneer, prachtig, blijft U zoo maar
doodstil staan, dan komt U er héél mooi op.
Maar zoudt U even dien hoed willen afzet^n?
Dat staat niet op een foto, ziet U... U moogt
'm dan straks dadelijk weer opzetten."
Eén seconde was het Buck, of het heele con
coursterrein met hem in 't rond draaide; hij
werd eerst ijskoud, toen voelde hij, hoe zijn
wangen plotseling gloeiend-heef werden, maar
wat er ook met hem gebeurde, dien hoed zette
hij niet af!
De fotograaf wachtte met het afnemen van
den dop van de lens, tot die lastige hooge hoed
van dat eene hoofd verdwenen zou zijn, maar
Buck nam plotseling een resoluut besluit, keek
rond naar de plaats waar zijn echtgenoote
stond, was in twee sprongen bij haai', en rende
onder onbedaarlijk gelach van zijn mede-com-
missie-leden, zijn Toos aan één arm mede-
trekkende, naar den uitgang van het concours-
terrein.
Een kwartier later lag een hooge hoed, in-
eengetrapt als een vormlooze massa, m den
hoek van Buck's woonvertrek
Een uur later zaten de groentenhandelaar
en zijn eega in den trein naar Wormelo.
(Nadruk verboden)
Voorspellingen komen uit, tenminste als ie
mand met een scherp verstand, zooals wijlen
Prof. C. P. Steinmetz ze doet. Vijftien jaar ge
leden schreef hij in een Amerikaansch maga
zine een artikel, waarin hij voorepeilingen
deed over de wijze, waarop de electriciteit zou
kunnen worden toegepast. Zijn eerste voorspel
ling luidde, dat de werkdag op zes uur zou te
ruggebraeht worden. Dit is nog niet bewaar
heid, maar de ruimere toepassing van electro
motoren in de fabrieken zal het toch binnen
afzienbaren tijd wel mogelijk maken.
„Millioenen zullen in hun eigen huis concer
ten kunnen hooren". Hier voorspelde hij de uit
vinding van de radio. In zeven jaar zijn er der
tien millioen radiotoestellen verkocht.
„Film en fonograaf zullen één worden." Hier
voorzag hij de geluidsfilm.
„Gebouwen en woningen zullen eleotriscn
verwarmd, afgekoeld en verlicht worden door
de electriciteit." Hij had alweer gelijk, want
honderden huizen worden electrisch verwarmd,
er zijn bijna twee millioen electrische koelin
stallaties in gebruik en zelfs de meest schamele
boerenhofstede is van electrisch licht voorzien.
„Er zal veel gekookt worden op automatische
fornuizen, die met een wijzerplaat in- en uit
geschakeld worden." Dit is ook al uitgekomen.'
Er zijn nu al een millioen electrische kookfor-
nuizen in gebruik, die op een aangegeven uur
zich zelf in- en uitschakelen en zoo het mid
dagmaal gaarkoken, terwijl er niemand thuis
is.
Electrisch gedreven boerderijen
„De boerderijen zullen electrisch gedreven
worden," profeteerde Steinmetz. Er zijn er al
600.000 gedleotrificeerd en dit aantal neemt
snel toe.
,De eleotriciteit zal goedkooper worden." Dit
is ook juist, want tegenwoordig zijn de prijzen
beduidend lager dan vijtlen jaar geleden.
„Wij zullen electriciteit gebruiken, zooals nu
de waterleiding." Dat is inderdaad waar, al
beseffen wij het nauwelijks meer.
In de steden zullen de fabrieken electrisch
gedreven worden, waardoor we minder rook en
vuil krijgen." Dit is slechts gedeeltelijk waar,
want de vlieggasplaag door de electrische cen
trale te 's Gravenhage heeft nationale ver
maardheid gekregen.
Centrales met een energie van 1 mil
lioen P.K.
Eén enkel krachtstation zal een energie van
meer dan een millioen paardekrachten kunnen
opwekken. Het grootste krachtstation van te
genwoordig levert reeds vier maal zooveel af.
In de V.S. wordt thans zesmaal zooveel elec
triciteit verbruikt als vijftien jaar geleden. Het
stroomverbruik is er grooter dan in alle ove
rige landen der wereld tezamen.
In Amerika worden 100.000 millioen kilowat-
uur electriciteit geproduceerd wat overeenkomt
met de energie van 78 millioen ton dynamiet.
Toen Edison zijn eerste lamp maakte, droe
gen de mannen lange baarden en ondergoed
van rood flanel. De vrouwen droegen tournu
res en wrongen zich in nauwe corsetten.
Slechts 75 pet. der kinderen werd vijf jaar
oud, thans is het cijfer 89 pat. Vrouwen wer
den afgebeuld door eindeloos naaiwerk. Milli
oenen arbeiders werkten zeven dagen per week
en twaalf uur per dag. Armoede werd be
schouwd als een treurige noodzakelijkheid, die
wel altijd zou blijven bestaan. Destijds geloof
de men, dat de prijs van een artikel alleen ge
drukt kon worden door de loonen te verminde
ren. Periodes van malaise duurden vijf a tien
jaar achtereen en ruineerden duizenden gezin
nen. Het brood werd thuis gebakken op een
houtvuurtje.
De snelheid der eeuw
In Amerika waren nog haast geen badkui
pen, toen Edison zijn eerste krachtcentrale
bouwde. Nu is het aantal badkuipen er twee
maal zoo groot als het aanltal automobielen.
Het beste vervoermiddel was de paardetram en
op het land werden de goederen bij kleine hoe
veelheden vervoerd in wagens zonder veeren,
die door paarden, ossen of muildieren over de
modderige wegen werden getrokken. Nu rijden
de vrachtauto's met een snelheid van 40 K.M.
over asphaltwegen.
Maïskolven en katoenpitten werden wegge
worpen. Niemand dacht aan bijproducten.
Scheikunde werd beschouwd als een eigenaar
dige liefheberij.
Toen Edison zijn eerste lamp maakte, waren
er 35.000 telefoons. Nu zijn er twintig millioen.
Elk anderhalf jaar komen er een millioen bij.
Zijn eerste maatschappij tot levering van elec
trisch lictut begon in 1882 met 59 klanten. Na
een jaar had hij 6000 dollars verlies.
De Amerikaansche fabrieksarbeider gebruikt
bij zijn werk driemaal zooveel electriciteit als
een Engelsche, maar hij levert in denzelfden
tijd ook driemaal zopyeel af en hij verdient ook
driemaal zooveel.
Het electrische verbruik is de laatste jaren
tot een ontzagwekkende hoogte gestegen. Het
mcdierne leven in ondenkbaar zonder electri
citeit. Doch zou de moderne mensch, nu hem
zooveel arbeid uit handen is genomen, met dit
al gelukkiger zijn geworden?
(Nadruk verboden)
Ja, zegt mevrouw Luigraag tot haar
vriendin mijn man is toch zoo slordig
altijd loopt hg met jassen rond waaraan geen
knoopen meer zitten!
Ze zullen er misschien niet stevig genoeg
aangezet zijn meent mevrouw Zorgsteeds.
Dat is het 'em hij naait ze altijd te
haastig aan!
Bij den hypnotiseur: En nu mevrouw, zal ik
de geest van uw gestorven echtgenoot oproe
pen. Tja u kunt het probeeren, maar hij
heeft er anders nooit eentje gehad!
Schoonmoeder in spé: U heeft mijn dochter
om haar hand gevraagd waarom hebt U
mij dat niet eerst gevraagd?
Slachtoffer: O, ik had er werkelijk geen idee
van, dat u ook van me hield!
Automobielbèzitters moesten over 1930 in
direct aan belasting opbrengen 2.525.000.000
gulden, terwijl de benzine belast was met
3.278.500.000 gulden.
O
In 1929 werden 338.929 vracht-wagens ge-
exporteerd. In 1930 liep dit cijfer terug op
191.000. De totale productie aan trucs bedroeg
in 1930 581.807, 33 pCt. minder dan in 1929.
O
Chevrolet begon in 1911 in een donkere
werkplaats te Detroit met 20 arbeiders en
maakte in de eerste twee maanden na de op
richting vijf auto's. En dezelfde twee maanden
van het voorafgaande jaar bedroeg de pro
ductie 100.000 wagens.
De waarde van in 1930 geproduceerde auto
mobielen bedroeg 4.428.000.000 gulden, dat is
3.024.754.600 gulden minder dan in het voor
afgaande jaar.
Met geweld kan men paleizen verwoesten,
maar zelfs geen varkensstal opbouwen.
(Greulich.)
ONS POL
Maandagmiddag h
een oefenwedstrijd p
elftal en het elftal
Meelfabriek, bijgenaa
Voor de rust ging
rust trad in met de
kwam „Wit en Brui]
niet lang, dat de bakl
waardoor de stand 1-
anderde. De broodbe
smaak (niet van het
te pakken en wisten
doelverdediger van 1
ren. Toen de scheids
en Bruin dezen oefe
wonnen. Deze aardi
bijgewoond door d
eenige hoofdagenten
BLOE
Gevonden ent
d. Klinkenberg, Post
roode das met witte
Hoffsteedeweg 4a, C
kinderhandschoen; F
scheweg 97/99, Bloem
jesschort; N. van K(
Aerdenhout, een huis
woersstraat 8, Haarli
P. H. Martin, Delftsl
grijze slobkous; Eg
veen, eenportemoi
Middentuindorplaan
v. d. Klinkenberg, Wc
een horlogelint met
Leer, Westerlaan 3
handschoen; Korst j
Overveen, een bruinli
politiepost te Aerden]
int. arbeidsovereenki
politie te Overvee
dameshandschoen, t
lederen damestasch,
GE
Opgave
H. R- Adam, N<
mendaal; A. Hartoj
daal; C. Eichhorn,
Overveen; G. C.
Bloemendaal. C. J.
weg 12, Bloemenda:
merweg 16, Bloemei
Zijlweg 21, Overveer
BLO!
Bevallen: J. H. Bc
van der Wijdende
Wensma, dochter;
dochter; M. P. Rui)
M Gruppingvan
Ondertrouwd: H
Ch. de Wit en W. v
A. A. Silingerova;
Sannes en P. Faber
Getrouwd: Ch. di
(Brouwer en C. H. O
Overleden: A. H
Schouten, 35 jaar,
A. Jentze, 80 jaar,
Zetten, 34 jaar, ov<
STADSS
Gezel®
echtacl
drijver
roman
den s<
Zaterd
Kipra, echt Ams
trouwhartig men
vrouw, kind en art
boven hem verhevc
niet gediend, ze laa
poen le klasse 't
meisje dat geld en
de jongen van het
van beiden, zelf
houdt, van vader
één dan is 't de
kunnen missen; die
Maantje (Herman
chauffeur besteelt
zoo tusschen beide
Tokkelman, een va
dat zich als opp
Schikken in zijn
bochelde maintenei
Sternheim) in veri
de pianomeester,
trouwde door ha
aan. Kipra zelf
echter zien 't wi
gooit omdat hij
meter betrapt,
toe: en jouw vro
heele buurt weet
krijgt hij zekerl
wien 't te doen
baatzucht, bij s
gemeenschap m
caat in kennis
tot drift, mish
kan scheiding
vraagd, en de
nomen; Kipra di
dan wel in volle
en omdat zij de
den jongen ook
waar geval, mei
treurig teveel aa
(Untergang de
voorkomend. Ki;
hij wil niet sche
Tine, raakt uit
zaak begint te
raad tusschen
den ouders en
alle hebben en
meubels, op de
staat stil, een
bjj de garage,
gaat; de man
opzet al ten de
Kipra nu dat h
naam en zijn
waarvoor hij,
werkte staat I
als ze niet d
revolver, de j
schen vader c