Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
25ste Jaargang.
Het Bleerciendaalsch Weekblad. 1 Mei 1931. Tweede Blad
No. 17.
LOSSE BLAADJES.
Mr. Vocalite.
Brokjes Levenswijsheid.
Het Noodlot.
De legende van Morovia.
VARIA.
SCHAAKRUBRIEK.
In 't wonderland Amerika
Is weer iets moois te zien:
Het is een heel merkwaardig iets
Wat men heeft aan te bièn.
Ben schrander man heeft daar gemaakt
Ben mechanieke mensch!
Htj heeft er jaren aan gewerkt
Maar is geslaagd naar wensch.
De hersens van dien wondermensch
Zijn zoo geconstrueerd,
Dat hij op 't hooren van uw stem
Gehoorzaam reageert.
Hij volgt 't bevel onmidd'lijk op,
En tegen spreekt hij niet
De naam van dit vernuftig ding
Is Mr. Vocalite.
De dienstbó-schaarste is opeens
Geen brandend vraagstuk meer;
Je neemt zoo'n mechaniekmensch maar
Die trekt terstond van leer!
Het heele huis is gauw gedaan
Door zulk een handig heer;
Mevrouw kan rustig wand'len gaan!
Er ligt geen stofje meer!
Je laat 'm naar de voordeur gaan
Wanneer er wordt gebeld;
Hg neemt de melk en groenten aan
En overhandigt 't geld.
Hij houdt geen praatjes aan de deur,
Maar trekt een ijz'ren snuit;
En komt er iemand manen, dan
Gooit hij die vlug er uit!
Hij bokst bij d'ocbtendgyronastiek
Je één, twee, drie knock-out!
Hij helpt de baby in het bad
Haalt kolen en hakt hout.
Hij vraagt niet om een vrije dag
Of om een kermisfooi;
Als hij u trouw slechts dienen mag
Vindt hij het meer dan mooi.
Het werken met zoo'n Uz'ren Hein
Is vast een bron van pret
En ga je met vacantie, nu
Dan zet je hem in 't vet.
Ja waarlijk, Mr. Vocalite
Geeft velerlei gemak,
Ep bovendien, je hebt met hem
Geen zegeltjesgeplakï
(Nadruk verboden)
Nog immer drukt de noodlotsgedachte het'
Jnensohenhart. Men heeft gemeend, dat het tijd
perk van de verlichting deze erfenis van het
verleden zou liquideeren. In den oertijd van
't menschdom, ja, toen had men nog geen ver
moeden van het verband tusschen oorzaak en
gevolg; toen beheerschte - men de natuur
verschijnselen nog niet; toen had men zich nog
geen inzicht gevormd in het zieleleven. Maar
thans?
Thans blijft er maar weinig meer over, dat
de mensch niet kent en niet met eigen krach
ten beheerseht. Het gebied van het onverklaar
bare krimpt met den dag in, Men is meester
van zijn bestaan, regelt zijn leven, verschaft
zich zön levensmiddelen door een geraffineerde
techniek. Waar is nog plaats voor de noodlots
gedachte
En toch! Eén gruwelijk voorbeeld is vol
doende om ons haar overmacht duidelijk te
maken. Inderdaad is de techniek zoo goed als
volmaakt. Vreesde men enkele tientallen jaren
geleden nog voor hongersnood door overbevol
king, thans is er overdaad van levensmiddelen,
ja, er is zooveel, dat men er geen weg meer
mee weet.
Moesten enkele tientallen jaren geleden de
arbeiders zwoegen en slaven van 's ochtends
tot 's avonds, thans heeft de machine hun het
werk uit handen genomen. Millioenen loopen
werkloos op straat en de machine brengt des
ondanks overvloed voort.
De wetenschap heeft de gezondheid ver
beterd en het leven verlengd; de kunst zich
de hulp van nieuwe vindingen verschaft; de
moraal zich verruimd door aan de levens
vreugde de haar toekomende plaats te ver
zekeren en af te rekenen met spookbeelden,
waarmee de mensch zich vruchteloos kwelde.
Soort en lichaamscultuur hebben een gaaf
lichaam en een frisschen geest gekweekt; het
verkeer heeft de sprookjesachtige illusies van
het verleden tot werkelijkheid gemaakt en zelfs
het luchtruim opent zijn banen voor den vrijen,
zegevierenden mensch.
En toch, en töch staat deze moderne
geluksvogel in een even hulpbehoevende, even
angstwekkende, even bedreigde positie als de
door modder en duister voorttobbende oer-
mensch. Huiverend hoort hij zieh door dezelfde
vleugels van het noodlot omzweven.
Want de overdaad aan levensmiddelen heeft
tot een wereldcrisis geleid, de machine tot de
maatschappelijke katastrofe van de werkloos
heid, de oorlog heeft het sterftecijfer ondanks
den vooruitgang van de geneeskunde tot een
hoogterecord doen stijgen, kanonnen hebben de
gewrochten der kunst stukgeschoten en de
vrije moraal heeft inplaats van levensvreugde
levensverwarring gebracht. Sport en lichaams
cultuur zijn het middel geworden in dienst van
een stelsel, dat moord en vernietiging tot doel
wit heeft, het militarisme heeft zich meester
gemaakt van het verkeer en uit de door de
zegevierende menschheid veroverde lucht dalen
bommen en stikgassen neer.
Wie wil dit? Wie wil oorlog, omwenteling,
crisis, katastrofe onder ons? Welk burger
onder de volken gruwt niet terug van dit alles,
verzet er zich niet tegen of zakt er niet moe.
deloos bij neer? Niemand onder de millioenen,
welke de volken vormen, wenscht al dit ver
schrikkelijke. En töch komt het, töch komt
het
Is 't niet begrijpelijk, dat men weer van het
noodlot gaat spreken? Een verlammend fata
lisme drukt opnieuw de wereld terneder. De
dingen komen ondanks al onze tegenweer; zij
gaan wetmatig hun gang en storen zich! niet
aan onze kennis, vaardigheid of goede voor
nemens.
Ook in ons persoonlijk bestaan gevoelen wij
ons vaak de prooi van het noodlot. Juist wij,
omdat wij, moderne menschen, immers zoo ver
standig, beheerseht en berekenend zijn en voor
alle dingen een weg weten. Zelfs het labyrinth
onzer ziel hebben wij wetenschappelijk door
gelicht en met hooghartig vertrouwen wagen
wij ons achter de electrische lantaarn onzer
kennis in de duisterste doolhoven.
En toch heeft er allicht in gansch het achter
lijk verleden nooit zuik een voortdurend be
drogen, misleid en mislukt schepsel bestaan als
juist de moderne mensch. Wederom het nood
lot, dat machtiger is dan al onze schrander
heid?
Als een nieuwen god zetten wij het noodlot
op het altaar en wij troosten ons met den
nieuwen godsdienst. Want is niet het fatalisme
de godsdienst bij uitstek van het moderne men-
schengeslaeht
Het wordt tijd, dat wij ons aan dezen afgod
onttrekken, die de veelbelovende samenleving
op haar hoogtepunt met den ondergang dreigt.
De electrische lantaarn onzer kennis dient op
dit nieuwe spookbeeld gericht; onze geestelijke
chemie moet dit gif gaan ontleden en onze
sportieve vaardigheid moet ons de veerkracht
schenken tot een hardnekkigen strijd tegen den
grootsten vijand van onzen tijd: de noodlots
gedachte.
H. G. OANNEGIETER
door G, Th, Kotman.
Nadruk verboden.
48, Den laatgten dag nam Pimpelmans
Een kljje in den tuin; Neef Hans
Liet hem zijn bijenkorven zien;
„Dat was wel iets voor mij misschien!
Zei Pimpelmans", 't is buiten kijf
Een leuk, gezellig tijdverdrijf.
44. „En honig, nou, die lust ik graag!
Het is een zalfje voor je maag!"
Zoo sprak heer Pimpelmans, en Neef
Zei daarop: „Weet je wat? Ik geef
Je straks een doosvol bijen mee;
Welnu, hoe vind je zoc'n idee?"
45. Ook kreeg hij nog een korf cadeau,
Die dankbaar werd aanvaard, en zoo
Vertrok dien dag heer Pimpelmans
Weer met den trein uit Nieuweschans;
Hij vlijt zich neer op zijn gemak,
De doos met bijen in zijp zak.
46. Maar wat krioelt daar op zijn been,
Zoo langs zijn linkerbroekspijp heen?
't Zijn bijen, honderd in getal,
Het is een vreeselijk geval!
De doos, die slecht was dichtgemaakt,
Is door het hobb'len losgeraakt.
Op mijn rondreis door Italië bracht ik ook
een bezoek aan hot wonderschoons eiland Sici
lië. dat zich weerspiegelt in de diepblauwe
randzseën van cie Middel andsche zee.
Baedeker zegt van Sicilië dat men behalve
de Siciliaanscbe kleederdracht ook de Etna
moet bewonderen, met een nadere verklaring,
dat dit een vuurspuwende berg is, die periodiek
Java uitspuwt, waarvoor men als vreemdeling
op zün hoede diene te zijn.
Laat in den avond, toen de weerspiegeling van
het zonlich nog slechts achter een verren berg'
kam met den witbevlokten avondhemel contras
teerde, arriveerde ik in het kleine gehuchtje Mo
rovia, dat letterlijk en figuurlijk aan den voet
van de Etna ie gelegen. Voordat ik het dorpje
binnenstapte, zette ik mij een oogenblik neer
op den stronk van een boomstam en keek om
hoog naar den geweldigen kolos, die nu met
zijn groene wijngaarden de verpersoonlijking
der vruchtbaarheid zelve leek. Een vredige kalm
te scheen van dezen goedigen stillen wachter
uit te stralen en een vreemdeling' tot de ge
dachte te suggereeren dat dit een der paradijs
achtige plekjes van Italië is. Alleen de top, die
ziqjj als een zwarte piek in den zacht blauwen
avondhemel boort, werkt eenigszins verontrus
tend en suggereert den ingewijden vreemdeling
tot de aanschouwing van tafereelen, die in ieder
aardrijkskundeboek je staan besehreven met bij
en toename voor de strooperige massa, die zich
in rampzalige tijden als een reuzenpitah langs
de berghelling kronkelt.....
Ik was zoo in de aanschouwing en de gedach
ten daaraan verbonden verdiept, dat ik niet had
bemerkt dat er iemand naast mij plaats had ge
nomen. Een schor kuchje deed mij opzien en
nu eerst bemerkte ik dat ik gezelschap had ge
kregen van een ouden man, die mij even
nieuwsgierig aanstaarde en daarna kalm voort
ging met een pijp stoppen. De man droeg de
kleederdracht der Siciliaansche boeren en de
breeds rimpels in zijn donkerbruin gelaat wezen
er op dat zijn leven niet zonder stormen voorbij
was gegleden. Ik bekeek hem een oogenblik op
de manier van een. tourist, die alles van een
vreemd land belangwekkend vindt en vroeg
toen:
Bent TJ inwoner van Morovia?
Si Signor. Toen vroeg ik schuchter:
Hebt U wel eens een uitbarsting van de
Etna meegemaakt?
De oude man knikte en keek onmiddellijk
daarop naar den zwarten piek die zich in de:
vallende schemering verloor. J
Ja, ja, al enkele malen, zei hij langzaam,
kent U het avontuur van Martino Caperbi, de
vrome schoenmaker?
Neeti, zoudt U mij dit eens \yillen vertellen?
Ja, ja, maar..., eigenlijk vertel ik bet alleen
in mijn qualiteit als gids, qn
Ik glimlachte en begrijpend waar de zaak .om
draaide stopte ik den man een paar Lire in de
hand. Het mannetje mompelde enkele woorden
van dank en begon toen met een versleten stem
een wonderlijk verhaal:
Het is vandaag precies twintig jaar gele
den 'dat wij na een maand van hevige onrust
besloten om tijdig het gevaar van een uitbars
ting te ontloopen en onze have en het vee in
veiligheid te brengen. Deze beraadslaging werd
gehouden in het huis van den bakker Petro
Zamba en wij konden elkaar al bijna niet meer
verstaan door het gerommel dat steeds heviger
werid. Wij traden naar buiten en keken bezorgd
naar den top van den kolos, die spookachtig ver
licht was, Het was een drukte in de straten
van belang, iedereen schreeuwde wat en vooral
het gehuil van de kinderen en vrouwen was bij
na niet om aan te hooren. Toen ons besluit al
gemeen bekend werd, brak er bijna een paniek
uit, want iedereen dacht dat nu het uur van
het grootste gevaar geslagen was. Ik baande mij
snel een weg naai- mijn huis, dat buiten het
dorp was gelegen en terwijl ik zoo voortliep
schoot mij plotseling te binnen dat Martino
Caperbi, de schoenmaker, die aan den rand van
het dorp woonde, niet bij de vergadering tegen
woordig was geweest.
Daar ik hem sinds een paar dagen al niet
gesproken had, vreesde ik dat hij ziek zou zijn
en besloot dus even aan te loopen. Maar Marti
no was in het geheel niot ziek, hij zat rustig
onder de lamp zijn sohoenen te lappen en toen
ik hem ons besluit mededeelde, keek hij mij ver
wonderd aan.
Wil je je huis achterlaten? vroeg hij. Ja
natuurlijk antwoordde ik, je kunt toch niet te
gelijkertijd je leven in veiligheid brengen en je
huis meenemen. Hij antwoordde hier niet op en
streek in gedachten verzonken door zijn lange
wite baard. Toen zei hij op eens heel kalm dat
hij er niet aan dacht om zijn huisje, het eenige
waar hij nog aan gehecht was, te verlaten. En
na een blik op het kruisbeeld te hebben gewor
pen vervolgde hij:
God zal mij daarmee niet willen straffen.
Ik trachtte hem te overreden, praatte een
kwartier, een half uur lang, doch de oude man
was niet van zijn plan af te brengen. Toen het
gerommel steeds dreigender werd en de groote
uittocht begon, deed ik een laatste poging om
hem te overreden, doch de oude man glimlach
te rustig en zei;
Ga mijn zoon, je hebt je plicht gedaan.
God zal je daarvoor beloonen.
Ik vertrok vol ongerustheid en piekerde er
over of ik mijn buren zou voorslaan om den
man tegen zijn zin mee te nemen. In mijn wo
ning stond alles al gereed voor de vlucht en
toen ik thuis kwam had mijn vrouw zelfs alles
al opgeladen, zoodat wij onmiddellijk konden
vertrekken. Wij voegden ons bij den langen
stroom van vluchtelingen maar plotseling be
gon berouw aan mijn hart te knagen. Ik kon
den ouden man toch zoo niet aan zijn lot over'
laten.... Ik zei tegen mijn vrouw dat ik thuis nog
iets vergeten had en spoedde mij snel den weg
terug. Juist toen ik het huisje van Martino Ca
perbi binnen wilde treden weerklonk er een ge
weldige knal alsof er een kanon werd afgescho
ten. Dat was het beslissende oogenblik, want
geen seconde daarna stond de top van de Etna
in vuur en gloed en de uitbarsting begon. Een
moment stond ik als versteend toe zien, toen
holde ik naar binnen. Aan de deur van de ka
mer bleef ik besluiteloos toezien want de oude
man was voor het kruisbeeld in een diep gebed
verzonken. Eindelijk waagde ik een schuchtere
opmerking, de oude man keek verbaasd op en
glimlachte toen verheugd. Doch hoe ik ook
smeekte en bad om hem er toe over te halen met
mij te vluchten, hij bleef volharden bij zijn wei
gering. Ik sprak maar, sprak maar, de tijd kroop
voort, het gevaar naderde, ik voelde het nader
bij komen.... Toen ik wist dat ik geen seconde
langer meer mocht blijven was ik juist van
plan om desnoods tot geweld over te gaan, toen
een luid gegil, in de verte mij naar buiten deed
stormen. Wat ik toen aanschouwde was te af
schuwelijk om met woorden te beschrijven, de
lavastroom had ons eerder bereikt dan wij ooit
hadden kunnen vermoeden en het was reeds te
Iaat om te vluchten. Ik gilde in mijn angst,
doch de oude man, die mij achterna was geloo-
pen, legde zijn hand op mijn schouder en zei;
Kalm mijn zoon, er zal Je niets geschieden,
Daarna trad hij met een kruisbeeld in de hand
naar buiten en den glijdenden stroom tegemoet
tredend stak hij zijn kruis omhoog en bleef op
den rand van zijn eigendom staan. De lava
stroom had binnen enkele minuten het huis
bereikt en.... toen geschiedde het wonderbaarlijke
Met een scherpe zwenking meed zij het huisje
en zette toen haar vernietigende tocht voort..,.,
De oude man zweeg en keek peinzend naar den
cirkel 'die zijn stok in het zand aan onze voeten
had gedraaid.
Na een oogenblik zwijgen zei ik:
Dat is inderdaad een wonderlijk verhaal,
Hoe is het toen verder afgeloopen?
Verder is alles goed gegaan en in het 'dorp
is een standbeeld voor den sehoenmaker opge
richt. Maar nu moet ik haar huis. Goeden
avond.
Ik trad het dorp binnen en in de herberg,
waar ik onderdak zocht, vroeg ik den waard
waar het standbeeld van den schoenmaker stond.
De waard keek mij een oogenblikje verbaasd
aan, toen vroeg hij glimlaohend:
Heeft Antonio U de legende van Morovia
verteld?
Dan bent U niet 'de eenige die er in is ge-
loopen, want er is nog geen vreemdeling hier
geweest, die niet naar het standbeeld van den
schoenmaker heeft gevraagd...."
HUGO VAN DALEN,
DE GAGEL.
Onder onze vroeg bloeiende wilde heestertjes
is er zeker geen enkele, die zoo'n eigenaardige
geur verspreidt als de Gagel (Myrica Gale).
Dit struikje komt in deze streken haast overal
voor en is om zijn eigenaardige geur bij een
iedgr bekend. Zoo ge het struikje niet kent,
langs slootkanten, langs wegen en voetpaden is
het overal te vinden. De roodachtige brujne
struikjes vallen direct in het oog. Daarbij ver
spreiden zij him eigenaardige harsachtige geu
ren. Er zijn huismoeders die de geurige takken
tusschen de kleederen leggen ter weering van
motten. Ja, zelfs ratten en muizen blijven dan
van het goed af.
.Sommigen lieten eertijds de kuipen waarin het
ingemaakte vleesch bewaard werd op een of an
dere wijze met gagel-geur doortrekken, mis
schien opdat de muizen er af zouden blijven,
of wel aan het pekelvleesoh een pikanten smaak
te geven.
Vóórdat de Hop bij het bierbrouwen gebruikt
werd, bediende men zich hierbij van den gagel.
Men vindt zelfs nog aanteekeningen waaruit
blijkt dat men gestraft werd met een geldboete
wanneer de gagel niet op den bepaalden tijd in
gezameld en geleverd werd. De gagel werd zelfs
als een soort kultuurplant verbouwd en geljeele
gagelkampen (bv. tusschen Voorst en Apeldoorn)
waren daarvan het gevolg.
Later werd de gagel bij het brouwen vervan
gen door de hop en ging het verbouwen er van
weer geheel verloren. Een voorname reden waar
om de vrucht van den gagel bij het bierbrouwen
niet meer gebezigd wordt mag daarin gelegen
zijn, dat het daarmede bereid bier bij velen
bedwelming en hoofdpijn veroorzaakte.
Ook werd beweerd dat de bladen van deze
plant als thee gebruikt kunnen worden.
In Noorwegen zijn velen gewoon de bladen
klein gesneden onder de tabak te mengen,
waarbij deze bij het rooken een zeer aangenamen
geur verspreidt. Het vee zal evenwel de blade
ren van den gagel niet nuttigen. Ook hazen en
konijnen, die anders wel gaarne aan den bast
van verschillende boomen en struiken willen kna
gen, schijnen er niet van te houden. Waarschijn
lijk zal dit zijn oorzaak vinden in de eigenaar
dige geur, die veroorzaakt wordt door een
vluchtige olie, die door tal van klieren in bla
deren en in den bast wordt afgezonderd. Vooral
bij wrijving van bladeren of knoppen is deze
eigenaardige balsemgeur sterk waar te nemen.
In Noorwegen, Zweden en Engeland gebruikte
men de zaadhuisjes, bladen en jonge takken om
het een pf ander voor huiselijk gebruik pen gele
kleur te geven-
Van dezen heester kunnen zeer goede bezems
gemaakt worden; waarbij men de dikkere takken
kan gebruiken om te branden, voornamelijk
stookte men er ovens mee.
Een Paasche! met bijgedachten!
Meneer Schraal krijgt van zijn vrouw op
Paaschdag een geweldig chocoladen paaschei
cadeau.
Een enorm ei!
Schraal is hoogst aangenaam verrast door
c!it geschenk.
Vol verwachtnig maakt bij bet el open....
leeg!
Schraal kükt zijn vrouw vragend aan, waar
op Zij vriendelijk zegt; „Dat is je spaarpot
voor mijn Kerstcadeau!"
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
probleem No. 299.
2e prijs, wedstrijd van den Ned..
Ind. Schaakbond (1930).
H. V. Tuxen (Paree)
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kal, Df3, Ta5, Tc7, La7, Pb7, Ff8, e3, e6.
Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Fd5, b4, g7, h4.
PARTIJ No. 129,
gespeeld in bet landentournooi te Hamburg,
26 Juii 1930.
Wit: Zwart:
F. Samisch H. Kmoch
(Duitschland) (Oostenrijk)
Indische verdediging.
1. dg—d4 Fg8—fS
2. c2c4 e7e6
3. Pbl^c3 Ivf8—b-t
Deze verdediging is dikwijls gespeeld in Ham
burg. Kmoch zal zeker wel begrepen hebben,
dat Samisch nu de voortzetting 4. a3 zou kie
zen. Blijkbaar meende Zwart met het nu vol
gende systeem minstens remise te kunnen
maken.
4. a2a3 Lb4Xc3f
0. b2Xc3 e7—c5
Legt den dubbelpion vast, Wjt is va® meening,
dat hij, ondanks zijn dubblpio®, beter staat,
omdat hij het Looperpaar heeft.
6. Ddlc2 Dd 8a5
Pc6 kwam in aanmerking.
7. Lel—d2 d7d6
8. e2e4 Lc8—47
9. a3 a4
Verhindert La4,
9Pb8—e6
10. d4—-d5 Pc6—e7
11. f3—f4 Pe7—g6
12. Lfl—d3 0- 0 0
13. Pgl—e2 Td8«8
Zwart wil de e-lijn openen, hetgeen echter
direct wordt verhinderd.
14. d5Xe6! fTXe6
15. 0—0 Ld7—e6
16. Kgl—h|
pe witte pionnenstelling is waarlijk niet mooi,
maar Zwart kan haar niet goed aanvallen- De
groote zwarte officieren hebben weinig te doen.
Wit is er op uit d6—d5 te verhinderen, oo}c
al zou hij door dien zet zijn dubbelpion op
lossen. De tekstzet verhindert een schaakje,
zoodat na d6 45; c4 x d5, cS—c4; Ld3 x c4,
Da5c5t niet kan volgen.
16Pg6h4
17. h2h3 Th«—f8
18. Khlb2 Da5c7
19. g2g3 Ph4—g6
20. a4a5 d6dg
Dat is direct noodlottig! Na de opening van
het spel worden de Witte Loopers te sterk.
21. e4-eü Ff6—e4
22. EdS—e3 Dc7—e7
23. c4Xd5 eSXdS
24. c3—c4! DeT--e6
25. c4Xd5 pedXÖS
26. Ld3Xe4 Dd-5 X e4
27. Dc2x«4 Lc§Xe4
28. Le3Xc5 Tf8—f7
29. Lc5Xa7 Tf7—d7
30. Tal—elt KcS-48
31. La7—h6f Kd8—e7
32. Pe2—44 h7—h5
33. Tfl—el Le4—dS
34. Tel—e3 14336
35. 14—-f5 en Wit won,
Wit heeft wederom bewezen, dat 4. as sterk *s<
OPLOSSING SCHERTSPROREEEM NO, 22,
(Labourdonneltsky),
Stand der stukken:
wit; Kd4, Ph6, 48, g?,
Zwart; Kf4, PbS, b4, c6. g3.
Men neemt inplaats van dén pion op d8, dje
op promotie wacht, de onderste helft van een
wit Paard, bevestigt daarop de bovenste helft
van een zwart Paard en zet dan roet dit zwart
witte Paard door Pd8e6 de beide Koningen
vast.
Goede oplossing ontvangen van W. Fr, Rolf
van den Baumen te Bloemendaal, Freddie Bran
don en h. w. v. Dort, beiden te Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
Door een zetfout is een verkeerde stand der
stukken van Probleem No, 298 vermeld, Men
leze: Wit: Kg6, Db3, Lgl, Pa8, Pd5, f3.
De diagramstand was derhalve juist.
De eerste schooldag.
Onderwijzer: Heeft iemand scans iets te
vragen
Jantje: Ja, meneer, wanneer de eerstvolgends
vacantie begint! i
De „helpende" Natuur.
In hotel „De Roode Os" zitten een paa*
boeren en de dorpsschoolmeester.
,De Natuur", zegt de meester wijsgeerig,
„helpt steeds mede om het evenwicht in ons
leven te herstellen, Is iemand bijziende aan
een oog, dan is het andere steeds sterker en
als iemand doof is aan éér oor, dan kan hg
met het andere dubbel zoo goed hooren!"
„Dat kan wel uitkomen,'7 beweert KraJIs,
„want de ouwe Güs heeft een kort heen, en
het andere is een stuk langer!"..,,,»