Het Bloemendaalsch Weekblad. TOONEEL. SPORT. Predikbeurten. UIT BOEK EN BLAD. STADSSCHOUWBURG. KONINKL. VEREEN. „HET NEDERLANDSCH TOONEEL". MENSCHEN IN 'T HOTEL. Elk tijdperk krijgt de literatuur die het ver dient, alsook de tooneelstukken, die het waard is. met uitzondering van enkcje meesterwerken, die voor alle tijden geschreven zijn, en welke bijna alle eerst veel later de erkenning krijgen, waar ze recht op hebben. Uitgaande van boven genoemde stelling, werpen zoowel het boek als het tooneelstuk „Menschen in 't Hotel" een som- berlicht op onzen tijd. Dat een boek als „Men schen in 't Hotel" in korten tijd stormenderhand de wereldboekenmarkt verovert, en men als een zonderling wordt aangekeken, wanneer men dit (boek niet kent. moet toch wel tot nadenken steimmen. Want hoe men dit boek ook beschouwt, ver der dan een goed specimen van reportagelite ratuur zal de appreciatie toch niet mogen gaan; meer dan oppervlakkige psychologie zal men er niet in vinden. En dit alles is dan nog gevernist met een dikke laag sensatie. En ziet, dit boek, verwerft in onzen tijd een meerderheid van stemmen, waarover men als objectief beschouwer verstomd staat. En vraagt men den bewonderaar, wat dan toch de schoon heid van het boek uitmaakt, dan krijgt men bijna steeds te hooren: „die prachtige figuren van Kringelein, Grüsinskaja en Flammchen". Zeker, deze figuren zijn goed, soms zeer goed geteekend, doch is hiermede een goed boek tot stand gekomen? Daartoe hoort toch meer! Ik kan mij voorstellen, dat iemand de figuur van een John Raffles, een Nick Carter, als fi guur uitnemend geteekend vindt, doch is daar mede de Nick Carter-roman tot literatuur ver heven Ik waag mij niet veel aan voorspellingen, doch ben er vaak van overtuigd, dat niet heel veel tijd noodig zal zijn om dit boek in een der uiterste hoeken der vergetelheid te doen ver dwijnen. Van dit boek nu heeft de schrijfster Vicky Baum een tooneelstuk gemaakt en, zooals ve len voor haar deden en waarschijnlijk velen nog na haar zullen doen, heeft zij getracht de sfeer van het boek ook in het tooneelspel te bewa ren. Nu is er niets moeilijker, naar het mij voor komt, dan iets, wat als lectuur bedoeld is, als tooneel het publiek voor te zetten. Gewoonlijk komt het tot dit resultaat, dat de lezers van dit boek zeggen; „Het is toch lang niet, wat het boek was", terwijl zij, die met het boek onbekend waren, de leidende gedachte, die het boek beheerscht, niet aan voelen. De tooneelliteratuur telt vele (bewer kingen van romans, doch steeds heeft de bewer king het tegen het origineel moeten afleggen. Ook het tooneelstuk „Menschen in 't Hotel" heeft in alle opzichten de nadeelen van een be werking, en ik geloof, dat de schrijfster zich in artistiek opzicht geen dienst heeft bewezen door deze bewerking. Het sensationeele karak ter wordt door de uitbeelding nog eens extra, naar voren gedrongen, en het geheel nadert op verschillende plaatsen angstwekkend „den ouden draak". Daarbij komt, dat de verdeeling in ta- fereelen het geheel nog onsamenhangender maakt, dan de hoofdstukkenindeeling in het boek, zoodat 'n reeks niet onaardige plaatjes ont staat, die soms twee aan twee gegroepeerd kun nen worden, doch meerendeels het verband met opvolgende tafereelen los maken. Ik kan mij voorstellen, dat in een fi]m deze moeilijkheid grootendeels ondervangen zou zijn, door de on middellijke opvolging der tafereelen terwijl op ■het tooneel, door de changementen, de aandacht steeds verslapt en elk tafereel, opnieuw de aandacht moet tot zich trekken. Waar het stuk een uitmuntende vertolking krijgt, wat het mee- rendeel der hoofdrollen aangaat, en derhalve de slechte resultaten niet aan de opvoering ge weten kunnen worden, is dunkt mij, hiermede wel het oordeel over het tooneelstuk Menschen in 't Hotel, geveld. En zou ik dit oordeel hier moeten samenvatten, dan zou ik willen zeggen, dat het stuk een sensationeel samenraapsel is van weinig interessante gebeurtenissen, die zich afspelen in het leven van onbeduidende menschen. En thans de opvoering. Hierover kan ik gelukkig veel optimistischer zijn. Op een enkele uitzondering na was deze vertolking er een van den allereersten rang. En moet ik van de 29 met name in het pro gramma vermelde rollen, er eenige naar het eerste plan brengen, dan zijn het allereerst de Grusinskaja van Else Mauhs en de Kringelein van Frits van Dijk. Eerstgenoemde, die helaas veel te weinig de planken van onzen schouw burg betreedt, heeft aan de figuur der Russi sche danseres leven ingeblazen, zóó, dat zij de scènes, waarin zij op het tooneel was, tot iets zeer sciioons maakte. Prachtig van gebaar, vul de zij met haar tengere gestalte 't geheele too neel, en haar diepe gesluierde stem brengt steeds ontroering en stilte. Het verlangen, haar spoedig in een werkelijk goed tooneelstuk weer te zien, zal bij velen dezen avond grooter ge worden zijn. Frits van Dijk heeft van Kringelein een prach tige uitbeelding gegeven. Zooals dat kleine sjo fele provincie-mannetje het Grand Hotel kwam binnenstappen, zooais hij in zijn gebaartjes, zrjn oogenknipperen en loop zijn zieligheid door het stuk droeg, zoo moet de schrijfster zich Krin gelein gedacht hebben. Dat was in een woord af. De Von Gaigern leek mij een mislukking. Ik zou dit echter niet gaarne uitsluitend op re kening van Johan de Meester Jr. schrijven, daar deze rol, zonder twijfel, de slechtste uit het heele stuk en boek is. Het was een zware opgave, die De Meester zich stelde met de uit beelding van deze rol, en vooral in de tafereelen met Grusinskaja schoot hij hierin tekort, zoo dat van den doortrapten inbreker een schuch tere jongeman werd, 'die in zijn verlegenheid te hevig contrasteerde met de cynische vastbe radenheid in andere tafereelen. Nel Stants als Flammchen gaf een eenvou dige, doch rake typeering van deze sympa thieke, zich door het leven slaande typiste en wist veelal den juisten toon te treffen. Preysing lijkt mij geen rol voor Oscar Tour- niaire. Zijn natui lijk gevoel voor humor belet hem, dezen steeds ernstigen, nerveuzen zaken man de zwaarte te geven, die deze rol zoozeer behoeft, al had ook hij voortreffelijke momen ten. Ook de bezetting der overige rollen, was mee rendeels zeer goed, zoodat, waar van régie en éécors veel werk was gemaakt, van een uit stekende opvoering gesproken mag worden. Jammer, dat al deze moeite, kosten en talent niet zijn besteed aan een tooneelwerk, dat dit alles meer waard was. Doch een belofte voor de toekomst houdt dit alles zeer zeker in. J. H. VOETBAL. De nederlaag, welk het Nederlandsch elftal Zondag te Antwerpen tegen de Belgen leed, is wel een deceptie voor de Hollandsche sportwe reld. Na de fraaie prestaties in het Amsterdam- sche Stadion was men vol vertrouwen, en al gemeen werd gedacht, dat aan de serie overwin- gen, die onze Zuiderburen sinds 1925 in hun eigen land op de Oranje-jongens behaalden, nu een eind zou komen. En het groot contingent Hollanders, dat ditmaal in de Scheldestad aan wezig was om hun favorieten aan te moedigen, was aan deze gedachte niet vreemd. Veel reden tot juichen hebben ze niet gehad, al scoorden we ook twee doelpunten. Maar de kwaliteit van deze goals stemde allerminst tot bevrediging: de eerste ontstond uit een dubieuse strafschop, de tweede werd ook al twijfelachtig toegekend. Immers, toen Badjou, de Belgische doelverdediger uitgeloopen was, zond Adam een tam schot in. De achterspeler Nouwens stopte het leder met de handen. Tot veler verbazing wees de arbiter naar het midden. We betwijfe len echter met grond, of de bal geheel het doel- vlak was gepasseeerd en dan alleen mag een doelpunt toegekend worden. Trouwens, de leiding was uitermate zwak. We zijn het oneens met hen, die er een sport van maken, scheidsrechters te beeritiseeren, en daarbij soms zoo ver gaan, aan deze functiona rissen een nederlaag te wijten. Neen, onder be kwame leiding zouden we eveneens verloren hebben. Maar we hebben het reent, van arbiters, die aangewezen worden als rechtspreker bij inter nationale ontmoetingen te eischen, dat ze voor die zware taak capabel zijn. Nu mag Sophus Hansen indertijd een uitstekende doelverdedi ger zijn geweest we zagen hem als keeper van het Deensche elftal meermalen tegen Holland uitkomen zijn capaciteiten als scheidsrechter zijn beslist onvoldoende. De man floot voor elke futiliteit dikwijls op appelleeren de buitenspel-regel was voor hem een gesloten boek, en vrije schoppen wer den te pas en onpas bij de vleet uitgedeeld (vooral Lagendaal werd hier het slachtoffer van!). Het was dan ook niet te verwonderen, dat de Deen ten laatste noch door spelers, noch door publiek serieus genomen werd. We vermoe den dan ook, dat de internationale carrière van scheidsrechter Hansen een einde genomen heeft. Toch wanhopen we niet aan het Nederlandsch elftal. We zijn van meening, dat de meesten onzer spelers een off-day hadden; want zelfs een Adam en een Van Nellen deelden in de malaise. Maar dat enkele zwakke plekken dringend her ziening eischen staat vast. Voor de twijfelaars is overduidelijk gebleken, dat Van Kol niet meer mee kan komen. Hij mist snelheid, en wat erger is, zelfvertrouwen. Drie der vier Belgische doelpunten kwamen van den vleugel, die hij te bewaken had. We mogen den Ajaxied (dankbaar zijn voor de uitnemende diensten door hem aan het Nederlandsche voet bal bewezen, maar het oogenblik het tragi sche oogenblik misschien van heengaan is ge komen. Ook de andere Ajax-man, de spil Anderies- sen, dient vervangen te worden. We wachten met ongeduld op de beterschap van Faauwe Jr., en hopen dat de bezetting der spilplaats dan in goede handen (of voeten!) is. Het kopwerk van den Amsterdammer is uitnemend, maar in zijn bewegingen is hij te langzaam. Hij is niet de man, die in momenten van inzinking de noo- dige opluchting kan brengen. We moeten daar voor hebben een jong, geestdriftig speler, iemand, die eenige risico durft te nemen, vertrouwende op eigen kracht en kunnen. Deze eigenschap pen mist onze tegenwoordige center-half. In onze voorhoede staan we voor een raadsel. We hebben de beschikking over snelle vleugel spelers, een snelle linksbinnen (zwak voor 't doel), maar een langzame middenvoor en rechtsbinnen. Was één van beiden langzaam, dan zou het niet zoo erg zijn, maar èn Tap èn Lagendaal hebben geen sprinters-allures. Daar om blijven de meeste goed opgezette aanvallen zonder resultaat. Tap fungeert bij voorkeur als schakel tusschen half-linie en voorhoede. Dit systeem heeft ontegenzeggelijk voordeelen. maar 't groote nadeel is, dat, practisch gesproken de voorzetten van den vleugel slechts door één spe ler van het binnentrio afgewerkt moeten worden, omdat ook Lagendaal te veel (tijd noodig heeft te zijn op de plaats, waar zijn aanwezigheid vereischt wordt. Alleen v. d. Heijde kan behoor lijk met Van Nellen en Adam meekomen; echter mist de Wageninger dash, waarom hij voor 't doel vrij ongevaarlijk is. Nu is het dus de vraag: wie moet er uit, Tap of Lagendaal. Een uit spraak is niet makkelijk. Misschien heeft de Xerxes-man zijn jeugd en formidabel schot voor, de Ado'er daarentegen kan bogen op zijn routine en technische kwaliteiten. De Techni sche Commissie dient deze puzzle op te lossen. Dat het haar moge gelukken! Het is ons in Antwerpen opgevallen, hoe zelfs internationals nog zondigen bij het ingooien van den bal. Telkens als Adam of Van Nellen een out.bal te nemen hadden, werden zij en zeer te rechte! bestraft met free-kick. Hoe is 't itoch mogelijk! Het juist ingooien is inderdaad geen heksenwerk. Trainer Glendenning mag dit onderdeel nog wel eens terdege met de heeren beoefenen. Dat een half-back altijd in moet gooien is onjuist. Snelheid van handelen is steeds geboden, en zoo kunnen er gevallen zijn, dat de sjeler, die 't dichtst bij den bal is, dezen ingooit. Maar dan dient hij het goed te doen. De Belgen begingen bij het ingooien geen enke le overtreding. Alcmaria heeft Zondag, door W. F. C. met 5—3 te slaan voor een jaar beslag gelegd op den fraaien Waller-beker. Het was een vinnige strijd, door het sterkste elftal verdiend gewonnen. De heer Jansen reikte met eenige welgekozen woor den het kleinood aan den Alkmaarschen cap tain uit, terwijl de andere finalist een herinne ringsmedaille ontving. Het is te hopen, dat het volgende toumooi een vlotter verloop zal hebbenen dat de beker dan in Bloemendaal zal blijven. A. C. Ned. Herv. Kerk, Santpoort. V.m. 10 uur: Prof. Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga. „Het zwaarste verlies". (Lk. 9:25). Donderdag 14 Mei, v.m. 10 uur: Dezelfde. „Hemelvaart". (Hand. 1:11). De Vrije Katholieke Kerk. Popellaan. Kinhehnpark. Zondag 10 Mei: 10.30 v.m.: Gezongen H. Mis. Celebrant: Priester Burger. Donderdag 14 Mei, Hemelvaartsdag, 10.30 v.m.: Gezongen H. Mis. Celebrant: Priester Ko Borsten. Geref. Kerk te Bloemendaal. V.m. 10 uur Ds. J. C. Brussaard. N.m. 5 uur, Ds. J. C. Brussaard. Donderdag 14 Mei (Hemelvaartsdag) v.m. 10 uur Ds. J. C. Brussaard. Ned. Herv. Kerk Bloemendaal. Hemelvaartsdag v.m. 10 uur: Ds. J. C. v. Dijk. Overveen. Geen dienst. Ned. Herv. Kerk. V.m. 10 uur: ds. P. Veen uit Utrecht. Egiise Wallonne. Begynehof. Dimanche 10 Mai. 10 h. 30: Culte et sermon par le pasteur G. Forger, de Rotterdam. 11 h. 45: Service pour le.1? Enfants. 20 h.Culte et conférence de pasteur Pons. Protestantisme en Italië. Jeudi 14 Mai. 10 h. 30: Ascension sur le pasteur D. Pons, d'Italie. Collecte pour l'Eglise Vaudoise d'Italie. Vendredi 15 Mai. 20 h., Service. Pasteur Krafft. L'Eglise est ouverte tous les jours de 1017 h. Ned. Herv. Kerk te Bloemendaal. V.m. 10 uur: Geen dienst. Jeugddienst in het Jeugdhuis. V.m. 10 uur: De heer F. G. Beekman, Dir. Herv. Stadszend., A'dam. Overveen. V.m. 10 uur: Ds. J. C. van Dijk. Ned. Herv. Evangelisatie te Santpoort. V.m. 10 uur: F. Kamma, Leiden. Hemelvaartsdag. V.m. 10 uur: Ds. M. J. Punselie, Leiden. HANDLEIDING bij het invullen van het aangiftebiljet voor de Rijksinkomstenbelasting, de ge meentefondsbelasting en tarieven, door W. Meijeringh, Inspecteur der Directe Belastingen te 's Her togenbosch 2e druk). Haarlem H. D. Tjeenk Willink Zoon N.V. (f 1.50). Leert zelf uw belastingbiljetten invullen, dat is de leus van dit glashelder geschreven en overzichtelijk boekje. Leert zelf uw belasting-biljetten invullen. Te weten, wat men betalen moet en waarom, is op het stuk van belastingen pleizierig (als er is, en als er niet Ss, komt men niet eens in aanmerking). Het is tenminste minder onplei- zierig dan niet vooruit te weten hoever het vel over de ooren gehaald wordt en niet te ver staan waarom het zoo gaat. Lacht iemand daar? Wij kennen... maar laat ons, vóór we wandelen gaan niet afdwalen. Toegevende, dat van allen, die hard werken in Nederland alleen kapitaal vormen degenen die bovendien geluk hebben en dat we na 1913 leven onder een veel te grooten druk van openbare heffingen, kun nen we toch wel de zon zien schijnen in den vijver, dien men van overheidswege gereed heeft gemaakt om ons in af te wasschen. Het is een kunstig gegraven kóm gevuld met water van interessante samenstelling, of wil men een ander beeld: de machine, die ons periodiek op vangt, omwentelt en dunner maakt is tech nisch van een fijne, ingewikkelde en toch pre- ciese structuur. De schrijver weet u alles wat ge doen en laten moét om binnen der grenzen der waarheid geen domheden jegens u zelf te begaan en alle redelijke wegen die de wet zelf wijst om niet teveel te betalen, duidelijk aan te geven. Niemand zal zich de aanschaffing be rouwen. De toon van den schrijver is zoo, dat men er bijna naar gaat verlangen om zijn be lastingbiljet met hem als gids in te vullen. Zoodra we nu nog eens iemand krijgen b.v. een lid van de Rekenkamer, die ons op dezelfde prettige wijze weet uit te leggen hoe goed al dit met zorg verzamelde geld besteed wordt, leven we in alle uitgeknepenheïd, in Luilek kerland. „HOE PIETER MERKMAN PARUS HEEFT GEDAAN", door H. G. Can- negieter. Schetsen van Tk. Bottema. Uitgeverij C. A. Mees, Santpoort, (f 1.90). Een kleinzoon van Pieter Spa in Londen, maar een veel ernstiger en fijner man dan zijn groot vader, is deze Pieter. Wie in dit voorjaar naar Parijs gaat neme 't in den trein mee. Wij komen er op terug. De uitgever zelf zegt er van: zegt er van: Wanneer Cannegieter naar Parijs gaat en daar rondkijkt want Pieter Merkman is een fictie kan men zeker zijn, de lichtstad en zjjn merkwaardigheden te leren zien van zjjn meest typische kanten; wanneer dan bovendien een Nederlands Parijzenaar ter plaatse zijn schetsjes erbvj maakt, krijgt men een boekje van zeer bizondere bekoring. BALLINGSCHAP door Warwick Deeping. Schrijver van: Sorrell Zoon, Kitty, Oude Fybus, Buren en Mary Viner's Ksuze. Uit het Engelsch door J. H. Pauls. Inge naaid f 2.90, gebonden f 3.75 Uit gave van: Van Holkema Waren- dorff's U. M. Amsterdam. Op boeiende manier behandelt Warwick Dee ping van wien dit het zesde boek is, dat in deze serie verschijnt het leven van verschil lende Engelschen in de kleine Italiaar.sche badplaats Tindaro. Vele zeer uiteenloopenüe karakters toont de schrijver ons. De hoofdper soon in deze roman een jong Engelsch meisje, Billy Brown komt als bibliotheca resse bij een Engelsche vrouw, Julia Lord, die ondanks de zoete bekoring van het stadje en het tot d.roomen stemmende Italiaansche kli maat, haar strenge Engelsche levenswijze niet heeft laten varen. In het begin ondergaat Billy spontaan de onweerstaanbare bekoring van de kleine badplaats, maar later herpakt ze zich, ziet vele der „Ballingen" zooals de Engel schen elkaar noemen die stuurloos en vol komen uit hun evenwicht door zeden, die wat al te vreemd en een natuur die wat al te zoet voor hen was, zich lieten gaan en iedere rem verloren en niet meer dan wrakken zijn. Zij houdt zich met hard werken en spoilt beoefenen er boven op, blijft ondanks vele klappen, de krachtige jonge vrouw die ze is en weet tenslotte haar eigen leven zóó te richten en te vormen, dat het haar evenwichtig en gelukkig maakt. Haar aankomst in Tindaro, haar enthousiasme over het natuurschoon, haar groeiend begrip over het .funeste van dit door klimaat en omstandig heden te veel geëffend leven, haar conflicten en belevingen, haar ervaring, dit alles wordt ons boeiend en beeldend beschreven. Slade, de moderne schrijver die haar liefde wint en waar mee ze zich verlooft, wordt door zijn Italiaan sche huishoudster vermoord. Voor Billy is rtt de harde les, die van haar een beheerschie, ernstige vrouw maakt. In plaats van, na deze groote teleurstelling in den man dien ze lief had, te wanhopen, gaat ze flink aan 't werk en vult haar leven, door met energie aan de uitbreiding der zaken van Miss Lord te arbeiden. Later leert ze een nieuwen „Balling" kennen een jonge man, die tot herstel van gezondheid naar het badplaatsje komt en gevaar loopt ten onder te gaan. Billy geeft hem nieuwe belang stelling in het leven, toont hoe sterk de liefd" van een vrouw kan zijn, door voor hen heiden een werkkring te vinden, waarin ze het beste wat ze in zich hebben productief kunnen maken. Actie, compositie, stijl en de kijk van den schrijver maakt dit boek lezenswaardig. LICHTE VENSTERS, door G. van NesUilkens. Dit boek geeft het vervolg der gebeurtenissen uit Dui kelaartje en Ingrid en vormt hier mede het besluit van den cyclus. Ingenaaid f 3.25; gebonden f 3.90. Uitgave van: Van Holkema Wa- rendorf's U.-M., Amsterdam. Deze nieuwe roman van G. van NesUilkens zal niet nalaten vele harer lezers te verblijden. Te meer, daar de geschiedenis van Ingrid, het blinde meisje, wier levensstrijd, wier geluk en leed we van haar geboorte af volgden en mee voelden, haar ontknooping en %elukkig einde ^beleeft. Lichte vensters waarmee schrijfster de ver lichte vensters der Olmenhoeve bedoelt toont ons het leven van Ingrid als practisch werkende vrouw. Dacht men wellicht na de iezing van In grid, dat haar ambities den socialen kant op zouden gaan, hierin wordt ons beschreven, dat dit niet de plaats is voor een vrouw zooals zij, met een ruim, teeder voelend hart en hoe zij, hoewel na langen strijd, besluit den man harer keuze te volgen. De Olmenhoeve richt ze in als tehuis voor lichamelijk onvolwaardigen, offert hieraan de erfenis die haar eens ten deel viel en rechtvaardigt zoo voor zichzelf den stap, dien zij doet ten bate van haar eigen levensgeluk. Mevrouw Van NesUilkens, door haar ander werk voldoende bekend als een gevoelige, fijn besnaarde schrijfster met groote mogelijkheden, weet ook in dezen roman momenten te brengen van zoo diep roerende juistheid en zuiverheid, dat dit werk niet zal nalaten zijn weg te vinden. DE DROOM door Peter Egge, schrijver van Hansine Solstad. Ge autoriseerde vertaling uit het Noorsch, door M. C. Castendijk. Ingenaaid f 2.90. Gebonden f 3.90. Van Holkema en Warendorf's U.-M., Amsterdam. Peter Egge vertelt ons van een kleinen dag- loonersjongen, die al vroeg de zorgen van het leven leert kennen, moeder mee moet helpen en daarna het vee gaat hoeden op de groote hoeve, waar zijn moeder het ruwe werk doet. Hoewel onbewust heeft hij een vurige ver eering opgevat voor de -jonge vrouw van den eigenaar van Vesteraas, de groote boerderij. H\j vlecht haar beeltenis door zijn kinder-fantasieëa over nymfen en aardmannetjes. „Zij stond zoo licht op haar voeten als een jong meisje en haar figuurtje was leniger en haar kleeren wa ren lichter en fijner dan die der andere vrouwen Zelf had hij een gevoel, dat hij niet goed genoeg was om zoo maar naar Marta te kijken; zij was ook zoo heel fijn en wonderlijk bevallig dat het een beetje pijn deed". Uit deze kinderlijke vereering groeit, hoewel nog steeds onbewust, bij den jongen man een aanbiddende liefde. Hij werkt zich' op, wordt op zichter op Vesteraas en als Marta hem eindelyk in, haar vertrouwen neemt en zegt, van hem te verwachten dat Vesteraas door een goed beheer weer zal bloeien, komt er zelfs iets van wre velig verweer in hem, van verwondering, omdat ze zoo vertrouwelijk met hem spreekt. Maar als Marta daarna, door eenige opmerkingen en handelingen, laat doorschemeren hem ook te begeeren, overwint hij zijn schroom. En ze be leven een korten tijd van bijna niet te dragen verrukking. Als haar echtgenoot van zijn reis terug komt, vindt Arnt dat hij gaan moet en zonder meer is hij ervan overtuigd, dat Marta dit begrijpen zal. Marta, die door haar man bedrogen werd, brengt L'et vertrek van Arnt tot wanhoop. Als zij daarna haar kind ter wereld brengt, tot het uiterste gekweld door w\jfel, lichamelijke smart en angst voor ontdek king, legt zij, wanneer het kind gaat huilen, haar hand op zjjn mondje, waardoor het stikt. Hierna volgen jaren tuchthuisstraf. Arnt, als getuige gedagvaard, brengt deze jaren door werkende om een tehuis voor haar te hebben, wanneer Marta vrij zal zijn. Als zij tenslotte ontslagen wordt, heeft het harde gevangenisleven haar geknajet. Arnt vindt haar 's morgens dood naast zich. „Het tuchthuis had haar in zjjn greep gehouden tot ze eraan bezweek, toen had het haar losge laten en dat had ze niet kunnen verdragen. Het licht, de lucht, en de vrijheid, en de liefde.... dat alles was te veel voor haar geweest. Ze had zich dood verlangd had ze gezegd." Het eindigt ontroerend, met de wanhoop van Arnt, die zich afvraagt: ,Als hij dat alles ge droomd had, dan wou hij graag blijven droomen, het was zoo wonderlijk rijk, en smartelijk ge weest, zoo onbegrijpelijk heerlijk en smartelijk." Peter Egg, die in zijn land een groote ver maardheid geniet en onder de beste Noorsche schrijvers gerekend wordt, is in Nederland nog weinig hekend. Wat zeer verwonderlijk is, want, waar zijn composities, zoowel als zijn onder werpen goed verzorgd en boeiend behandeld zijn, is zijn stijl buitengewoon verrassend. De sprookjesachtige sfeer, die door zijn zeer per soonlijke manier van schrijven in het geheele werk vastgehouden is, zonder de realiteit te schaden, geeft er een bijzondere bekoring aan. De uitvoerig en juist uitgewerkte psychologi sche reacties van de zich langzaam ontwkke- lende hoofdpersoon Arnt en van het fragiele vrouwtje van den boer, Marta, zijn bewonde renswaardig zuiver van visie. Overigens is het geheel boeiend tot het einde, met hier en daar zoo fijngevoelde stemmingen en deze zoo knap weergegeven, dat dit werk ongetwijfeld aan velen een ongekend genoegen zal brengen. THIJSSE'S HOF. Men schijft ons van bevriende zijde: „Vogel en plantentuin" heet deze stichting. „Waar zijn toch de vogels?" wordt zoo vaak gevraagd. Men dacht aan gekooide vogelg. De teleurstelling van de vragers duurt dan ook niet lang, want ze voelen al dadelijk 't vreem de van die vraag. Wilde planten en opgesloten vogels immers kunnen niet samengaan. Toch worden de vogels in Thijsse's Hof verzorgd. Twee dames, echte vogelliefhebsters, voederen iederen morgen in den wintertijd 't hongerig vedervolkje. Verschillende soorten meesjes, vinken, lijsters, waterhoentjes, watersnippen, houtsnippen; eenden, zelfs die uit den vijver van. Duin en Daal, om de brutale muschjes niet te vergeten, genieten van allerlei voer als kokosnoot, pinda's, zaden en brood. De water hoentjes blijven nu ook trouw de wintermaan den in den tuin. Het eerste jaar verlieten ze in den winter Thijsse's Hof, maar nu voor hen zoo gezorgd wordt, blijven ze in 't riet over winteren. Den heelen winter door komen bezoe kers, als 't niet te koud is. Zoo kwam eens op een Zondag, toen 't vroor, een dame uit Den Haag, en deze was zeer verheugd eindelijk eens een bonte specht gezien te hebben. Ze had een kouden tocht er wel voor over om dien prach- tigen vogel met de zwarte, witte en roode veeren te kunnen bewonderen. Iemand anders was er verrukt van de groene specht bezig te zien, die ijverig naar mieren zocht in 't gras. Voor vele bezoekers is 't een genot op de banken rondom den vijver te zitten en de waterhoentjes met een troepje donsballetjes te zien zwemmen tusschen riet en andere water planten door. We hebben niet alleen 't uiterlijk schoon van onze vogels te bewonderen, maar we genieten ook volop van hun zang. Nu de zanglijster, na ons 'n heerlijken tijd bezorgd te hebben, zwijgt en stil op haar nest met eitjes zit te broeden, waarvan één nest zelfs aan den kant van een wandelpad in een den is gebouwd, hooren we de beste zangers. Drie nachtegalen zongen in den Hof hun hoogste lied uit en zelfs in den regen hadden ze behoefte hun loflied te ver kondigen. Heerlijk is 't nu den nachtegaal te hooren in de ontwaakte natuur. We voelen, ons meer opgewekt, hebben meer moed en nieuwe levenskracht. We voelen ons in de natuur, zoo vol beloften voor 't nieuwe leven, ook deel achtig aan de Schepping Gods en weten elkaar te moeten dienen. Daarom was 't vreemd eens te hooren spreken over de ondankbaarheid van de vogels, die weer wegvlogen, niettegenstaan de zw den heelen winter gevoederd werden. Voor- de dames was 't een genot aan de vogels te kunnen geven en ze te helpen en ze ver wachten niets terug. Ook de nachtegaal, die niets krijgt, gééft ons vreugde. Waarom dien naam nachtegaal? Is 't, om dat hij ook 's nachts zingt? Dat doet me den ken aan een onderwijzer, die met een klasse onze voorjaarstentoonstelling bezocht en er van overtuigd was, dat hij alléén 's nachts zingt. Toen ik de klasse in den tuin rond leidde, verzocht ik even om stil te staan, want een nachtegaal zong weer zoo heerlijk mooi bij 't berkenboschje en bleef rustig op denzelf den tak, zoodat we hem zien konden in zijn eenvoudig- grauw vederkleed. De onderwijzer beval: „Kinderen doorloopen, dat is geen nach tegaal, want die zingt alléén 's nachts". Wij allen werden stil, maar een héél klein meisje fluisterde me toe: „En toch is 't de nachte gaal, die zingt wèl overdag!" Ik had medelijden met de kinderen, maar ook met den onderwijzer uit de stad, die den vogel dus alleen maar bij naam kende. Thijsse's Hof geeft vrijheid aan de vogels en ze hebben volop gelegenheid hun nestjes daar te houwen en ze weten ongestoord te kunnen broeden. Ieder jaar komen ook de groote zan gers terug en ze voelen er zich thuis. Ze bouwen hun nesten tusschen de brand netels en struikjes. Ze broeden 14 dagen en na weer 14 dagen verlaten de jongen al 't nest om met hunne ouders zich te voegen bij de groote schare, die naar Afrika terugtrekt in begin September, t). Gastvrij is onze Hof voor vogels, maar wij ontvangen ook graag men schen. Vele bezoekers komen 's Zondags, maar zéér velen ook in de week om met vogels en planten kermis te maken of om daar heerlijk van de rust te genieten. Allen zijn welkom, maar tochThijsse's Hof zou zoo héél graag meer leden hebben! Vrijheid en anderen geven, zijn daar de leuzen, toch is 't zeer te hopen, dat nieuwe leden zich komen aanmelden voor f2.50 per jaar bij Mevrouw J. P. Thijsse, Pa rallelweg 3, Bloemendaal. Tot zoover de geachte schrijfster(er). Wij wekken gaarne onze lezers op Thijsse's Hof op alle denkbare wjjze te steunen. Is dankbaarheid wel een algemeen men- schelijke eigenschap? (Red.). f) Als ze niet worden opgevangen in Zuid- Europa om ondankbare dames nog te dienen als dood sieraad op haar hoeden, (Red.). WIE IS DE UITVINDER VAN DE NAAIMACHINE? De uitvinder der naaimachne is een Fransch- man. In 1830 construeerde Barthélemy Thimo- nier, „marchand-tailleur" te Saint-Etienne, de eerste machine, waarmee genaaid kon worden. Hij installeerde zich daarna met tachtig zijner machines in de rue de Sèvres te Parijs. Weldra staken de Parijsche kleermakers knechts de hoofden te zamen, omdat zij bang waren voor de concurrentie, die het machine- werk het handwerk zou aandoen, hielden een manifestatie voor den winkel van den uitvinder drongen daar ten laatste binnen en vernielden al zijn materiaal. Thimonier stierf arm. Zijn uitvinding werd verbeterd door Elias Howe, Wilson en: de Sin gers.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 4