Het Bloemendaalsch Weekblad. Gesprek tusschen Wim en Peter. Vliegwezen. KUN-ST. VAN OVERAL. ZIJLWEG 314 HAARLEM (Post ©verveen) ZOMERPRIJZEN VOOR DE MAANDEN MES EN JUNI. EIRSTE KWALITEIT WALES ANTHRACSÊT „BRITISH HOLLAND" PRIMA KWALITEIT WALES ANTHRAC8ET ANDERE SOORTEN ANTHRACIET EERSTE KWALITEIT EIERKOLEN f 1.40 WALES SPECIAAL-ANTHfeACIET EN BRECH- COKES VOOR CENTRALE VERWARMING. Peter: Hei daar, Wim, dat vind ik aardig, dat ik je zoo onverwachts tegen kom. Zeg, hebt je dat gelezen over die Bloemendaalsche too- neelvereeniging, die ze op willen richten? Wim: Wel, oude jongen, hoe heb ik nu met je! Denk je dan, dat ik de Courant niet lees? Maar wat ik zeggen wil. Peter: Wel, Wim? Wim: Nou natuurlijk, dat het me pleizier doet, dat zoovelen de courant van Bloemen- daal lezen. Peter: Ja, dat doen ze. Maar vindt je niet, dat, als ze eens wat te vertellen hebben, ze ook aan de courant van Bloemendaal moeten denken? Wim: Daar zeg je zoo iets. Gelukkig, dat het meer en meer wordt ingezien, dat Bloemen daalsche aangelegenheden in de courant van Bloemendaal komen moeten. Peter: Zeg kerel, nu ben ik toch eindelijk eens naar de bollenvelden geweest. Eindelijk is het er toch van gekomen. En prachtig weer dat het was, schitterend in één woord. Wat zijn die kleurschakeeringen van die bloemen toch mooi, hè? Ik kan me best begrijpen, dat er velen uit het buitenland komen om dit moois eens te zien. Wim: Je hebt het bij het rechte eind. Dat vreemdelingenbezoek geeft nog eens wat ver tier en de winkeliers en anderen varen er niet slecht bij. Maar beste kerel, hoe ben je naar de bollenvelden gegaan? Peter: Nou, je begrijpt wel, dat ik het per auto gedaan heb. Ik had nog een kameraad bij me met twee jonge dames. Heel gezellig. We zijnof verveel ik je met dezen mooien tocht te beschrijven? Wim: Jij me vervelen? Neen dat nooit'. Ver velen doet me die hond, die iederen avond zit te janken als ik werk. Dat maakt me ture- luursch! Ik zeg maar zoo, als je een hond hebt, laat het beest dan des avonds in huis en laat het niet in den tuin bivakkeeren. Peter: Nu als ik je niet verveel, vooruit dan maar. Nu we zijn dan... och geef me een beetje vuur voor mijn cigaret. Dank je. Nu we zijn, dat is driemaal, van Bloemendaal naar Aerdenhout gereden over Noordwijkbinnen naar De Vink. Hè. wat zeg je? Wim: De Vink? Wat zeg je nu weer grap penmaker Peter: Nee, geen lokvink. Weet je niet wat De Vink is? Het is een vogel, maar zoo heet ook een groote uitspanning. Nou daar hebben we gezeten. Heerlijk zeg. In één woord, we heb ben genoten. Daar moet je ook eens naar toe' rijden. Het zal je best bevallen. Maar we zijn erg uit de koers geraakt en keeren weer gauw naar Bloemendaal terug, want er is hier nog wel het een en ander te behandelen. Tusschen twee haakjes, heb je nog iets gemerkt van het jubileum van Het Hotel „Van Ouds Het Raedthuis?" Wim: Zeker, natuurlijk was ik op de recep tie. Nou had ik den heer Kok en zijn familie"- leden gecomplimenteerd, of daar zag ik den Dag-Redacteur in druk gesprek met een oud- Bloemendaler, dien hij van Bloemendaal's Bloei kende. Hij was in gala en zag er uit, als of hij goed geluncht had. In zijn gezelschap was een deftig oud heer. die als de Dag-Redacteur, óók goed gemutst was en vroolijk rondkeek en verder een jongeman, die genoot van een fijnen sigaar. Peter: Die Dag-Redactéur zie je ook overal. Wim: Zeker, als er wat te doen is in Bloe mendaal dan is hij er bij; je ziet hem op den Raad, je ontmoet hem op tentoonstellingen en op feestelijke gelegenheden. Overal bijna ver tegenwoordigt hij de courant. Peter: Ik hoorde juist, dat de Dag-Redac teur tegen den heer Kok een kleine speech hield; waarna hij den ouden getrouwen aan stonds ging gelukwenschen. Velen uit de ge meente kwamen ter receptfe. En hoeveel bloe men er wel niet waren. Maar, je zult dat wel in de courant lezen. De Dag-Redacteur had eeni groot boek in de hand en schreef alles op. Wim: Wel, wel, is de heer Kok zóó in de bloementjes gezet? Peter: „Nou en of", zooals mijn jongens zeg gen, tot vervelens toe. Maar zóó is de jeugd eenmaal. Zeg je al „zeg nou niet: nou en of ze doen het toch. Peter: Nu we het toch hebben over jubileums, hoe vindt je het Gouden Huwelijksfeest van het echtpaar Van Gulick? 50 jaar getrouwd. Geen kleinigheid hè? Ik geloof dat het bij de tegen woordig gesloten huwelijken niet gebeuren zal. Wim: Met je geloof heb ik niets te maken, placht mijn oude onderwijzer te zeggen. Zeker het is waar, de menschen gaan tegenwoordig wel eens gauw van elkaar af maar de regel i3 toch, gelukkig maar nog, dat de „liefde be stendig van duur is". Hoe lang b.v. ben ik zelf al niet getrouwd. Over enkele jaren nog maar, het vierde eener eeuw al. Is dat al niet een tijd. Een... Peter: Hou maar op, ik zie wel, dat ik bij jou aan het goede kantoor ben. Jij hoopt natuur lijk óók eenmaal je gouden bruiloft te vieren, al was hot alléén maar om de cadeautjes die je dan hoopt te krijgen van... vriend en magen, zooals het spreekwoord zegt. Wim: Je weet mijn .gedachten volkomen te raden en die van mijn ega, Tante Em., ook. Peter: We hebben het over jubilea. Bin renkort hebben we nog een gouden echtpaar in de gemeente. Het echtpaar Nieuwboer is dan gouden bruid en bruidegom. Wim: Peter wat zeg je, gouden „bruid en bruidegom". „Eere aan de vrouwen", daar sprak reeds Schiller van en in dezen tijd doet men het nog meer dan in de zijne. Maar, ik ben nog ouderwetsch. Ik zeg maar: eerst de bruidegom en dan de bruid. Peter: Ga nu niet speechen. Drink liever je glas kwast uit. Je laat het heelemaal koud worden. Het is goed dat het geen koffie is. Kom je nog wel eens in de Donkerelaan. Wim: De Donkerelaan is mijn lievelingslaan. En wat is die laan veranderd. Ik las daarvan in de courant en ik zag het met mijn eigen oude oogen. Peter: Laat ik je nu eens wat vertellen wat nog niet in de courant stond. Aan de Donkere laan wordt druk gewerkt aan de bovengrond- sche leiding om die ondergrondsch te maken. Ligt alles onder den grond dan zullen meteen de nieuwe granitolantaarns in gebruik genomen worden. Ik vind ze moesten al die bovengrond- sche leidingen, die alhier nog bestaan, onder grondsch maken. Het staat niet alleen neiter, maar het gevaar voor vallende dragen die on der stroom staan, is hiermede ook wegge nomen. Enfin, dat komt wel. Wim: Ik wil het voor je hopen. Zend eens een request aan B. en W. Wie weet wordt dan je wensch vervuld! Maar iets anders, vindt je dat de Dag-Re dacteur niet al te critisch wordt? Peter: Wel, hoe dat zoo? Wim: Die maakte me daar maar zoo een grapje met de A.V.R.O.-menschen, die ponton niers een ponton over het Noordzeekanaal wil den laten slaan. Moeten die menschen het dan soms zelf gaan doen? Peter: Je moet dat onzen Dag-Redacteur niet zóó kwalijk nemen gaan. De man is vol van critiek. Weet je niet dat hij vroeger in een der bladen van Haarlem schreef onder den naam Criticus Jr. „Schetsen uit mijn portefeuille". Hij is nu ouder geworden. Het Jr. is nu weg, hij is Sr. geworden. Maar zijn aard heeft hij behouden. Je weet wel, „een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken". Het cri tiek uitoefenen, het critisch bezien van een zaak, leer je hem nooit af Wim: Je weet, ik kan wel tegen een grapje. Maar er zijn er, die er niet tegen kunnen. In ieder geval, je moet met grappen oppassen. Peter: Ja, dat moet je. Maar zoo gek is het niet wat in de Courant stond. Wellicht dacht de Dag. Redacteur aan Vlaanderen. De Vla mingen houden ieder jaar een bedevaart en wat vernam ik laatst? Wim: Zeg op! Peter: Wel, dat de Vlamingen dan een water over moeten en dat dan niet van Rijkswege, maar door de bedevaartgangers zelf een nood brug wordt .geslagen over dat water. Het is dus nog zoo gek niet, wat in de Courant stond. Wim: Peter, Petertje. Ga nu niet te ver. Je zoudt de A.V.R.O.-menschen tegen je in het harnas jagen Peter: Denk je dan, dat die niet tegen een grapje kunnen? Ze kunnen het net zoo goed als een ander. Maar kom, ik moet noodig weg. We hebben al zoo lang gepraat. Tot ziens maar weer. Wim: Ook tot wederziens! daar komt het op aan. Beseft men in Den Haag de waarde van deze dingen voldoende? Het schijnt vaak zoo. Het is vaak een na deel, geloof ik, dat regeering en parlement in de sfeer van de hofstad inplaats van in die van de hoofdstad leven. Men heeft in Den Haag nogal eens last van gebrek aan verbeel dingskracht. Wat den ernst der tijden betreft; het is na tuurlijk waar, dat de tering naar de nering gezet moet worden. Het is evenzeer waar, dat enkele groepen der bevolking ernstig door de economische crisis zijn getroffen. Maar die crisis heeft ons land in minder ernstig getrof fen dan schier alle andere. Een zeer groot deel van ons volk lijdt niet onder de malaise, of ondervindt de gevolgen daarvan slechts in zeer geringen mate. Daarop wil ik bij deze gelegenheid nog eens wijzen en als meest reeent staaltje den Hol landDuitscbland voetbalwedstrijd noemen, waarbij tusschen de 100.000 en 150.000 kaarten zijn aangevraagd voor een waarde per plaats, die gemiddeld op vier gulden is getaxeerd MEN VERLAGE DE SUBSIDIE AAN DE K. L. M. NIET. Het Haarl. Dagbl. bevatte deze week een ■sympathiek artikel met bovenstaande strek king. Wij nemen de vrijheid er het volgende aan te ontleenen: Als een Hollander wil aantoonen dat ons volk durf, ondernemingsgeest, hardnekkige volharding in het overwinnen van moeilijk heden, gelijkwaardigheid aan de vooruitstre vende kracht van andere volken bezit, dan zal ij in de eerste plaats de K. L. M. noemen. Zij vooral heeft er toe bijgedragen dat de Jan Salie-geest van een kwarteeuw geleden, zich uitend in de toen vrijwel algemeene overtui- |png. „Wij komen toch altijd bij het groote buitenland achteraan" verdwenen is. Wie tegenwoordig dat praatje nog eens zou willen herhalen, zou van. alle kanten, en met overtui- genda bewijzen, tegenspraak te hooren krijgen. Ik moet dan ook ronduit bekennen, ofschoon het een ietwat roekelooze uitlating lijkt, dat ik liever wat meer belasting zou willen betalen, als dat noodig was om de subsidie aan de K. L. M. onverminderd te houden of zelfs om haar te verhoogen, dan de vooruitstrevende ac tiviteit van onze luchtvaart belemmerd te zien. En duizenden zullen er net zoo over denken. Met dien ouden geest-van-buitenland-aan bidding in ons land is het een eigenaardige zaak. Ik heib eens in een Engelsche roman de persoon van een Hollandschen scheepskapitein aangeduid gevonden in deze termen: „Hij was verwaand op een manier, die alleen sommige Hollanders eigeii is" en de schrijver bedoel de daarmee blijkbaar, de in zeer velen van on ze landgenooten ingewortelde overtuiging, dat, wij veel braver de degelijker zijn dan andere volken. Tegenover deze ongerechtvaardigde gedachte, die zich trouwens gelukkig meer en meer gaat beperken tot lieden van sterk ge borneerd inzicht en gebrek aan kennis van het buitenland, stond vroeger altijd de overtuiging: „Maar als het op groote daden en op onder nemingsgeest aankomt huppelen wij altijd traag achter het buitenland aan". De feiten zijn dat in later tijd gaan weerleg gen. De generatie, die de vaderlandsche jeugd vormde in de jaren onmiddellijk vóór den groo- ten oorlog mag- er zeker wel prat op gaan dat zij een aantal mannen van bijzonderen durf en energie heeft opgeleverd, die evenmin aan moe ders pappot als aan de afgetreden paadjes verknocht bleken te zijn, die het nieuwe aan durfden en voor risico's niet bang waren. Den Haag geeft soms blijken van veel min der moed. Laat ik herinneren aan de episode van 1927, toen de Kamer een subsidie van een millioen voor de Olympische Spelen weigerde, en dit millioen door het Nederlandsche volk bijeen Werd gebracht. Wat het buitenland ge zegd zou hebben van een welvarende natie als de onze, die op deze wijze gefaald zou zijn, is van minder belang. Van groot belang is evenwel, dat wij zelf ons bespottelijk, bekrompen, tekortkomend gevoeld zouden hebben als wij de Olympische Spelen hadden geweigerd. Gelukkig werd dat voor komen, en de schitterende organisatie van de Spelen van '28, overal als zoodanig erkend, heeft in ons eigen land onberekenbaar nut ge had. Wij hadden geen van allen verwacht, dat het zoo goed zou worden. Het welslagen was een machtige steun voor het Hollandsche zelf vertrouwen. Van het idee, dat de Duitschers alles beter organiseerden dan wij, en dat de Engelschen toch maar zooveel practischer wa ren, scheen plotseling niet veel meer over te blijven. Daar hadden wij nu een groote inter nationale gebeurtenis in ons land gehad, vol moeilijkheden en ingewikkelde situatie en alles was volmaakt verloopen.' Onze luchtvaart heeft datzelfde niet bij één gelegenheid, maar vele jaren lang en in stij genden mate bewezen. De vliegtuigen van de K.L.M., ontworpen door het genie van een Hol lander en overal in de wereld als de beste en veiligste erkend, worden bestuurd door piloten die, zooals Plesman het zelf wel eens heeft uitgedrukt, „hard" zijn, hun vak door en door kennen en tegen de zwaarste taak zijn opge wassen. De ontwikkeling van de luchtvaart op Indië is een epös van durf en energie geworden. Ik vind het alweer niet de hoofdzaak, dat men daar in het buitenland een hooge opinie over heeft. Wij hebben die opinie zelf, en welbewust; WIJZIGINGEN IN HET VERKEERSPROGRAMMA EN DE TARIEVEN DER K.N.I.L.M. Het verkeersprogramma der K. N. I. L. M. en de tot nu toe berekende tarieven ondergingen vanaf 1 Mei eenige veranderingen. Ongewijzigd blijven de volgende verbindingen: BataviaBandoeng tweemaal per dag v.v. BataviaSemarangSoerabaya éénmaal per dag v.v. BataviaPalembangPakan BaroeMedan éénmaal p. week, in Medan aansluiting gevend op de in en uitvarende Nederlandsche jpail- schepen. De r echtstreeksche weekverbinding Batavia -—Palembang zal met ingang van '1 Mei worden opgeheven. Echter behoudt Palembang, mid dels de doorgaande lijnen, tweemaal per week verbinding met de overige door de K.N.I.L.M. bevlogen steden. De lijn BataviaPalembangSingapore zal tot 1 Juli a.s. ongewijzigd worden bevlogen, n.l Dinsdag van Batavia naar Singapore en Woens dag van Singapore naar Batavia. Na dien da tum wordt deze lijn doorgetrokken tot Medan. Het nieuwe traject, dat ongeveer 700 K.M. lang is, zal zonder tusschenlanding worden be vlogen en wel langs de volgende route. Van Medan wordt de Oostkust van Sumatra gevolgd tot het eiland Roepat, van waaruit wordt overgestoken naar de stad Malacca op het schiereiland van denzelfden naam en ver volgens langs de Westkust tot Singapore. Zooals hieruit blijkt mag deze verbinding ais een „landlijn" worden beschouwd, aangezien het watertraject tusschen eiland Roepat en Malakka slechts 50 K.M. lang is of ongeveer 20 minuten vliegen. Bedoeld watertraject is dus ongeveer even groot als b.v. de kanaalroute van het vaste land naar Engeland. Een van de voornaamste voordeelen van deze lijn is wel, dat Singapore nu verbonden wordt aan de eene zijde met Batavia (Java) en aan de andere zijde met Medan (Sumatra), beide plaatsen belangrijke handels- en cultuurcentra in onzen archipel. De Straitshelangen krijgen- door deze verbinding tevens een betere aan sluiting op de luchtverbinding IndiëHolland, aangezien de dienstregeling voor deze 1850 K.M. lange lijn als volgt is vastgesteld: MaandagBataviaPalembangSingapore. Dinsdag: SingaporeMedan. Woensdag: MedanSingapore. DonderdagSingaporePalembangBatavia. Zoodat de Straitspost naar Europa, inplaats van, zooals tot nu toe, op Woensdag, op Don derdag kan worden vervoerd naar Batavia voor door-vervoer met de K.L M.-vliegtuigen. De passageprijzen zijn als volgt vastgesteld: BataviaSingaporeMedan f 250. BataviaPalembang - 93.50 BataviaSingapore - 175. SingaporeMedan - 100.— terwijl de passage van Palembang naar Singa pore, welke tot nu toe f 91.50 bedroeg, met f 10.is verlaagd en gebracht op f 81.50. Voorts zijn voor doorvervoer van Bandoeng naar Semarang en Soerabaya of omgekeerd de bestaande passageprijzen gewijzigd en wel in dier voege, dat, mits denzelfden dag wordt doorgereisd, voor BandoengSemarang of Bandoeng—Soerabaya of omgekeerd (beide via Batavia) dezelfde prijzen zullen worden be rekend als voor de afstanden BataviaSema rang f 60.— en BataviaSoerabaya f 90. hetgeen dus eene reductie van f 17.50 voor heide trajecten beteekent. haastig, haastig in de „Scala" (B.Z. am Mit- tag); „Hoogste prestaties van het variété, op een lijn met Grook, misschien zelfs Grock over treffend" (Berliner Börsencourier) Wat Charlie Chaplin voor de film is, is Char lie Rivel voor het variëté. Beiden zijn in hun soort onvergelijkelijk. Door de vele verplichtingen elders is het alleen dit seizoen mogelijk dezen grooten clown, acrobaat en Chaplin II in Amsterdam te doen optreden. Wij zijn overtuigd, dat ook het Nederland sche publiek onder hypnose van dezen lach- toovenaar zal komen en verwachten zijn komst met groote spanning. BEIERSCHE TOONKUNST-WEEK. Eerste uitvoering Liederen-Cyclus Karl SchaeferErnst Krauss. Op de Beiersche Toonkunst-week, volgende maand in München, zal voor het eerst ter uit voering komen de Liederen-Cyclus op. 22 van Karl Schaefer, naar gedichten van Ernst Krauss (o.a. „Im Schweigen der Nacht"; „Der Dichter"; „Ein Mühlrad dreht im dunklen Fluss"; „Winter"). Kort geleden werden te Nümberg een aantal andere liederen van Karl Schaefer, eveneens naar verzen van Ernst Krauss, voor het eerst uitgevoerd. De „Nürn- berger Ztg." vond de toonzetting der verzen van Ernst Krauss door Karl Schaefer buiten gewoon geslaagd, den geest der gedichten bij zonder goéd aangevoeld. Ook de „Bayrische Ztg." (München) is geestdriftig gestemd over de nieuwe werken van den hekenden liederen- componist: „Die Lieder nach Texten von Ernst Krauss zeichnen sich vor allem durch eine selten starke Einfühlung in den Geist und Gehalt der vertonten Texte aus. Die Tonsprache ist eigenartig und gewahlt". CHARLIE RIVEL NAAR NEDERLAND. CHAPLIN II. Impressario Ernst Krauss is er in geslaagd voor Nederland weer een groote attractie te engageeren: Chaplin II, oftewel den „Spaan- schen Chaplin", de wereldvermaarden „Chap lin van het Variété". Charlie Rivel, de ongeëvenaarde komische acrobaat, in alle landen der wereld beroemd als veelzijdig genie, de hoofdfiguur der niet minder beroemde drie muzikale clowns „3 Andreux" of zooals de Berliner Nachtausgabe hem noemt; „Drei Grocks zusammen", zal van 2 tot 10 Mei met zijn gezelschap in het Theater Carré te Amsterdam gastvoorstellingen geven. De „Rivels" en de „3 Andreux" zullen in een variété-programma, samengesteld uit de suc cesnummers van de „Scala" te Berlijn, twee groote nummers vullen. Sedert eenige weken treedt Charlie Rivel in het Schumann-Theater te Stockholm op, met zoo'n overweldigend succes, dat het theater iederen avond uitverkocht is en de politie bij de bestorming van de theaterkas soms ware veldslagen moet leveren. Van Februari tot half Maart waren de Rivels in de „Scala" te Ber lijn en er bleek in Duitschland eveneens groote behoefte te zijn om te lachen, want niet minder dan dagelijks 6000 bezoekers hebben zes weken lang de „Scala" gevuld. Dit wonder wist in de laatste jaren van economische crisis alleen nog Grock te volbrengen, die zijn publiek ook in een vroolijke stemming brengt en de zware tij den doet vergeten. „Zoo hebben we nog nooit gelachen", schrijft de „Tempo" (4 Febr. '31), naar aanleiding van het optreden van Charlie Rivel en de andere Berlijnsche bladen zijn het hiermee eens: „Man lacht zich krank dabei" (Berliner Tageblatt); „Er werd zooveel gelachen als zelden in dezen tijd" (8-Uhr-Abendbl.)„Das Publikum biegt sich vor Lachen" (B. am Morgen)„Ieder rent, EEN VIJFTIGJARIGE. De Nederlandsch-Zuïdafrikaansehe Vereenïging. Neerlandia schrijft: Op 12 Mei a.s. viert de Nederlandsch-Zuiü- Afrikaansche Vereeniging haar vijftigjarig be staan. Het tijdstip van haar oprichting was buitengewoon gelukkig gekozen: de opstand der Transvalers in 1880 tegen het hun opgedrongen Engelsche gezag, de heldhaftige strijd: der Boeren hadden eindelijk in Nederland de belang stelling gaande gemaakt voor de beide broeder volken daarginds en het bezoek van Krüger en zijn medestanders aan Amsterdam wekte, ook bij de Nederlandsche jongelingschap, groote geestdrift. De nieuwe vereeniging stelde zien ten doel le de banden met onze stamverwanten in Zuid-Afrika nauwer aan te halen en in over leg met hen aldaar hulpbronnen van landbouw, nijverheid en handel en andere stoffelijke be langen te openen en te ontwikkelen of de opening en ontwikkeling daarvan te: bevor deren en 2e de openbare m-eening zoowel te onzent als in het buitenland over de toestanden in Zuid-Affrika voor te lichten. In dien eersten tijd deed zij voortreffelijk werk; bij het uitbreken van den laatsten oorlog in 1899 was zij met haar duizenden leden een middelpunt geworden, van waar veel leed ge lenigd kon worden, van waar veel licht kon uitgaan, om de Boeren en hun zaak in het bui tenland te doen begrijpen. Na de nederlaag van 1902 en de diepe vernedering bleef de Vereeni ging hopen, bleef zij waken voor de Nederland sche cultuur, voor het behoud der banden met het stamland. En nog steeds staat de Zuidafrikaansche Vereeniging pal: veie bronnen van stoffelijke belangen heeft zij geopend, ofschoon niet alleen haar eigen stichtingen een Studiefonds, een Schoolfonds, d-e Zuidafrikaansche Voorschotkas en het Herman-Costerfonds, maar ook daar buiten staande als de „Commissie voor den Zuidafrikaansehen Handel" voor haar eerst- 'oeoogde doei, de Vereeniging „Nederland in den Vreemde" voor haar tweede oogmerk haar veel werk uit de handen mochten nemen. Met hartelijke waardeering herdenken wij zelf onze :amenwerking met haar bij de inrichting van den hekenden economisch-historischen leergang te Amsterdam; bij het zenden van hoeken, pla ten, foto's en lantarenplaatjes naar Zuid- Afrika, voor een uitmuntend geslaagde tentoon stelling ter gelegenheid van de opening der universiteit te Pretoria, alsook hij de oprich ting van het Nederlandsch cultuurhistorisch Instituut aldaar. De grootste verdienste ver wierf de Vereeniging zich door het inrichten der Zuidafrikaansche studentendagen, die hef, opgroeiende geslacht in heide, wellicht In drie landen van den Nederlandschen stam aaneen- binden. Wij bieden de feestvierende Vereeniging onze gelukwenschen aan. Het is voor den Nederland- schen stam een levensbelang, dat al zijn loten flink en krachtig uitschieten en het is ae plicht van ieder Nederlander, het gevoel van saamhoorigheid binnen de groote Nederland sche volksgemeenschap naar beste krachten te bevorderen. De Nederlandsch-Zuidafrikaansché Vereeniging arbeide aan deze zich opgelegde taak, volge deze schoone roeping in de nieuwe halve eeuw, welke zij weldra intreedt! HET RIJKSWEGENFONDS EN HET ONDER HOUD VAN DE RIJKSWEGEN. Men schrijft ons: Bij de invoering van de wegenbelasting en de instelling van het Rijkswegenfonds in 1927, heeft de Minister van Waterstaat uitdrukke lijk betoogd, dat de gelden die als opbrengst van de bedoelde belasting in het fonds zouden vloeien uitsluitend besteed zouden worden voor den aanleg van nieuwe wegen en de verbetering van bestaande, welke in verband met de toe name van het automobielverkeer noodzakelijk was geworden. Voor het onderhoud: der Rijkswegen zou steeds evenals vroeger een bedrag ten laste van het Die Hoofdstuk van de staatsbegrooüng in het Wegenfonds worden gestort; dit bedrag zou niet worden verminderd en vastgesteld: blijven op 4% millioen gulden, het bedrag dat onge veer in 1926 voor dit doel werd besteed. Ongetwijfeld was dit standpunt juist: niet voor wegonderhoud werd de zware druk van de wegenbelasting op de autohouders gelegd, neen de verbetering van het Nederlandsche wegen stelsel werd uitdrukkelijk als compensatie van dezen zwaren druk toegezegd. Helaas is gebleken, dat de toezegging niet wordt, gehouden. Zooals óók reeds in vroegere jaren is gebeurd, is op de begrooting van het Wegenfonds voor 1931 slechts een bedrag van f 4.000.000 ten laste van hét Die Hoodstuk ge bracht en de aandrang, door verschillende leden van de Eerste Kamer op den Minister van Wa terstaat uitgeoefend, om dit bedrag tot f 5 mil lioen te verhoogen wordt door dezen bewinds man beantwoord met de volgende zinsnede in de Memorie van Antwoord: „Al ware de ondergeteekende bereid nog eens de mogelijkheid te overwegen, of de bijdrage ten laste van het Die Hoofdstuk weder zou kunnen worden gebracht op f 5.000.000, dan zou daar van, gezien de huidige financieele omstandig heden, alsmede de verwachtingen voor de naaste' toekomst, toch niet het gewenschte resultaat zijn te verwachten. In de eerstvolgende jaren zal men vermoedelijk zelfs nog op verlaging van het thans uitgetrokken bedrag bedacht moeten wezen". Het is duidelijk, dat een dergelijke handel wijze in strijd met billijkheid en rechtvaardig heid moet worden genoemd, omdat deze zouden vorderen, dat dit bedrag met de toename van de lengte van het Wegennet en de aangroeïing van de bevolking elk jaar in evenredigheid zou stijgen. Vooral omdat gevreesd wordt, dat dit de eerste stap is waardoor hier in Nederland de zelfde weg zal worden betreden als in Engeland, waar de minister Churchill het wegenfonds zoo goed als geheel ten behoeve van uitgaven niets met wegenverbetering te maken hebbende, heeft leeggepompt, heeft de B. B. M. van Be drijfsautohouders in Nederland, zich met een adres gewend tot de heide Kamers der Stpten- Generaal, waarin wordt verzocht eventueele voorstellen van den Minister van Waterstaat tot verlaging van de bovenbedoelde bijdrage niet aan te nemen en Z.Exe. mede te deelen, dat het de wensch van de Staten-Generaal is; dat deze bijdrage niet beneden de vijf millioen daalt. Onderwijzer, reciteerend „Daar worden vrou wen als hyena's!" „Waar komt dat in voor, Max?" Max: „In de beste families." August (tot zijn vriend Mac, beiden zijn Schot ten): „Wat heb je daar toch voor een oud ge roest mesje in je seheerapparaat?" Mac: „Nou,het was goed genoeg voor mijn vader, en dan zal het toch zeker wel goed ge noeg voor mij zijn?" „De zuurstof is voor het leven onontbeerlijk. Men ontdekte het in 1773." „Dat is zeer interessant, maar waarvan leefde men dan vóór dien tijd?" Lippits' KoMaidel TELEFOON 15739. Hoofdagentschap Haarlem v. d. British Holland Coal Company N.V. AFM. 20/30 f 3.40. AFM. 30/45 f 3,40. AFM. 20/30 f 2.80. AFM. 30/45 f 2.90. AFM. 10/20 f 1.90. AFM. 20/30 f 2.40. AFM. 30/50 f 2.50. AFM. 10/20 f 1.60. ALLES PER H.L. FRANCO IN UW BERGPLAATS. VRAAGT PRIJSOPGAVE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 7