Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
Voor de Vrouw.
25ste Jaargang.
Het Bloemendaalsch Weekblad. 25 Mei 1931. Tweede Blad.
No. 21
LOSSE BLAADJES.
Waarom?
Brokjes Levenswijsheid.
Het ongewisse.
in.
Een zakelijk meisje.
SCHAAKRUBRIEK.
<gm
Nu de zomer in het land is,
(Ditmaal bracht hij warmte mee!)
Trekt men weer naar strand en bosschen
En ontvlucht de huizenzee.
's Zondags is het op de wegen
Telkens weer ontzettend druk,
En 't gevolg van deze uittocht s
Menig ernstig ongeluk!
Na een tweetal vrije dagen
Is de droeve lijst weer groot:
't Blijft niet slechts bij lichtgekwetsten,
'kLees ook: zwaar gewond, of dood,
En de mooie Pinksterdagen
Met hun zon en blauwe lucht
Komen door die ongelukken
Langzaam-aan in kwaad gerucht!
'k Heb bij t lezen dier berichten
Aan mezelf de vraag gedaan:
Waarom zou men altijd sneller
Dan een ander willen gaan?
Waarvoor dient het roek'loos rijden
Met door drank beneveld brein?
Moet soms iedere bestuurder
Niet volkomen nuchter zijn?
Waarom speelt men met zijn leven
En brengt and'ren in gevaar?
Waarom zou men jacht gaan maken
Op den titel „moordenaar"?
Waarom is men graag de oorzaak
Van een fel en schrijnend leed?
Dat zjjn van die simp'le vragen.
Waar 'khet antwoord niet op weet!
(Nadruk verboden)
De behoefte aan zekerheid Kan sommige
naturen tot een marteling worden. Want er
zijn dingen, waaromtrent men geen volstrekte
zekerheid krijgen kan. Strindberg heeft in een
zijner drama's geschilderd, hoe deze kwelling
een mensch tot den waanzin kan drijven. Een
dergelijk voorbeeld strekke tot waarschuwing,
dat men tegen den drang tot zekerheid op zijn
hoede moet zijn en dat men, inplaats van hem
aan te wakkeren, zich er aan moet gewennen,
dat het leven juist in de belangrijkste dingen
geen zekerheid biedt.
Wij moeten ons met het ongewisse vertrouwd
maken. Nu vooral, in een tijdperk, waarin alles
ongewisser dan ooit.
Als een symbool van de ongewisheid is het
hedendaagsche verkeer met zijn tallooze onge
vallen. De dagelijksche lijst dreigt velen onzer
met een somber voorgevoel. Menig moeder kijkt
angstig haar naar school fietsenden jongen na
en menig echtgenoote denkt, wanneer ze 's mor
gens haar man de deur uitlaat: „Zou ik hem
levend terugkrijgen?"
Dreigend hangt steeds nog de voorafschadu
wing van een nieuwen oorlog over de mensch-
heid. Jonge menschen bouwen een huis, maar
bij de wieg van hun eerste kind staat een
onheilspellende spookgestalte. Wat voor ver
schrikkingen zal dat pasgeboren wicht moeten
doorleven
De grondslag van ons maatschappelijk be
staan: onze betrekking, onze financiën. Mee-
doogenloos leert ons de tijd, dat er ook in dit
opzicht geen vastigheid is. Hetgeen wij als be
zit in onze handen houden, glipt tusschen de
vingers weg, naarmate wij het steviger om
klemmen.
Dit alles betreft het lichamelijke en stoffe
lijke. Pijnlijker nog drukt de ongewisheid ons,
wanneer wij ons rekenschap geven van het ge
voelsleven.
De tastbare dingen mogen hachelijk bezit zijn,
zoolang wij ze de onze noemen, hebben we
ze althans nog. De moeder kan haar kind door
een verkeersongeval verliezen, maar zoolang
zij hem bij zijn naar school gaan achterna-
staart, is hij toch nog haar zoon. En het gelds
waardig papier in den trommel kan door een
koersdaling waardeloos worden, op het oogen-
blik vertegenwoordigt het toch een bepaalde
hoeveelheid goud, die wij tegen tastbare koop
waren kunnen inruilen.
Maar de gevoelens, welke wij voor elkaar
koesteren? Is de zoon, die naar school vertrekt,
ook in zooverre nog het bezit van de moeder,
dat hij van die moeder met kinderlijke aan
hankelijkheid houdt Hij doet wel alsof, maar
wat meent hij ervan? Kon zij maar eens in
zijn hart lezen! Wie begrijpt, wat er omgaat
in het hart van een medemensch!
De temperatuur kunnen wij op een thermo
meter aflezen; de kennis controleeren wij door
rapport-cijfers; den stand van de markt wijst
de beurs-statistiek aan. Doch welk instrument
staat ons ten dienste om den graad en den
aard van de gevoelens te bepalen, welke een
kind, een echtgenoot, een vriend voor ons
koestert? Hier blijven wij in het ongewisse ver-
keeren.
Men omschrijft een huwelijk met wetten en
voorwaarden, men legt in een contract een ven
nootschap vast. Maar zegels noch handteeke-
ningen waarborgen de echtheid van echtelijke
liefde of van kameraadschappelijk vertrouwen.
De oogen, waarin wij meenen te kunnen lezen,
bedriegen ons; de handdruk begoochelt en de
stem pleegt verraad. Wie weet? Wie weet!
Van opzet behoeft hier geen sprake te zijn.
Ongewisheid immers is het karakter van ieder
gevoelen. Wat beseffen wij zelf omtrent het
geen er in ons binnenste leeft? Vaak is er
tegenspraak tusschen ons bewuste en onbe
wuste gemoedsbestaan.
Op het kruispunt der wegen staat de agent
en hij regelt het verkeer. Maar waar is de ver
keerspolitie in den chaos van de menschelijke
ziel? Gevoelsstroomen kruisen elkaar, ver
langens komen in botsing. Neigingen storen
zich niet aan het stopsignaal.
Niets staat vast; alles vloeit. Krimpen en
uitzetten, grillige wendingen, verrassende boch
ten. Genegenheid verkeert steeds in wording.
Nooit is iets af, zoodat men het kan inpakken
en etiquetteeren. Onze ziel levert geen giet
werk, dat stolt en verkoelt tot zichtbare en
weegbare vastigheden. Onze ziel brengt een
gloeienden vloed voort, die zich onberekenbaar
voortkronkelt, dien men niet ongestraft met
zijn handen kan aanvatten, vragend: Wie zijt
gij? Hoe heet gij? Wat wilt gij?
Wie niet dan van gecontroleerde concreet
heden kan leven, heeft geen bestaan. Voor het
behoud van ons menschelijk geluk is het noo-
dig, dat wij leeren tevreden zijn met het on
gewisse. Er moge aan dit geluk een droef-
geestigen grondtoon blijven, het is het eenige,
dat het lot ons gunt in deze onvoldoende, in wor
ding verkeerende wereld.
H. G, CANNEGIETER
•mm
BIJ DE PLAATJES.
Japon van beige crêpe met veelkleurige
rechtlijnige figuurtjes, waarbij de ruimte in den
schortvormig geknipten rok wordt verkregen
door twee klokkende volants, die zich bij den
elleboog herhalen. Aan den. hals nevindt zich
een geschulpten kraag van witte crêpe.
Rechts een zomerjapon van grijze zijden
mousseline met zwart-ro.ode ruiten. Het nauw
sluitende lijfje gaat over in een pas, waai- de
rok gerimpeld aangezet is. Een bekoorlijke gar
neering vormen de geplisseerde volants van
roode zijden mousseline met een getanden rand.
Boat G. Th. Rotman.
Nadruk verboden.
59. Dan vliegt het bootje op den kant!
Dat is een reuzen-uitkomst, want
Het lukt hem nu zich vrij te maken
En eind'lijk overeind te raken,
Waarop hij, zonder verder dralen,
De vischjes uit het net gaat halen.
60. „Ziezoo, hu heb ik voorraad zat!"
Zoo denkt hij, duwt de boot in 't nat
En tuft naar huis. Een uur daarna
Smult hij van bloemkool, visch en sla!
De combinatie is wat raar.
Maar 't kost hem niets, dus slikt hij t maar.
61. De melkboer Jan vond Willemijn
Een meid zoo proper, net en rein;
Zij had zijn hart in vlam gezet,
Dus vroeg hij tikkend aan zijn pet,
Of zij bij 't rijzen van de maan
Met hem uit wandelen wou gaan.
62. Ook Willemijn vond onzen Jan
Een degelijken, flinken man;
Ze spaarde dus haar laatste centen
Om zich te laten permanenten;
Ze dacht: „Als Jan vanavond komt
Staat hij hier zeker van verstomd!"
menten, doch wij kunnen geen ander woord
vinden voor de tegenwoordige modellen. Om nu
maar te blijven bij de zeer kleine kapjes, die
geheel achter op het hoofd worden gezet: ma
ken zij niet den indruk, alsof plotseling alle
vrouwen een hevige hoofdpijn hadden gekregen,
waardoor zij eigenlijk in het geheel geen hoed
op het hoofd konden verdragen? Toch staan
die kapjes, die dikwijls ajour gewerkt zijn, zoo.
dat het haar te zien komt, voor sommige ge
zichtjes heel aardig. Maar voor de meeste
niet, helaas!
Men moet er een zuiver ovalen gelaatsvorm
en een onberispelijk voorhoofd voor hebben.
Ook daaraan zijn de couturiers tegemoet geko
men door ze op bijzonder flatteuse wijze te dra-
peeren, door in vele gevallen de hoeken van
het voorhoofd te bedekken en door de symme
trie te verbreken en zoo den totaalindruk te
verlevendigen.
Zij brengen hun kleuren in overeenstemming
met de kleur van het haar, zij vertoonen een
onuitputtelijke fantasie in ajourwerk en bor
duurwerk, maar- ook de beste couturiers zijn er
niet in geslaagd, deze hoedjes zonder rand voor
de meerderheid der vrouwen flatteus te maken,
al kan men niet ontkennen, dat deze mode al
gemeen aanvaard is en gedragen wordt.
Gelukkig kunnen wij nu met de lente en zo
mer weer als elk jaar hoeden met e?n rand
verwachten. Randlooze hoeden zijn 's winters
inderdaad praetisch met het oog op de hooge
kragen, doch bij de mantelpakken van het voor
jaar zijn zij niet noodzakelijk. Wü kunnen dus
rekenen op hoeden met breedere of smallere
randen, maar in ieder geval met randen, die
wat schaduw op het gezicht werpen en de trek
ken verzachten. En verder dit seizoen is al
tijd de tijd, waarin de groote veranderingen in
de hoedenmode worden voltrokken. Menig proef
ballonnetje gaat niet op, al heeft het een vol
gend jaar misschien plotseling een overweldi
gend succes. Op het oogenblik kan men reeds
zeggen, dat de neiging van de couturiers om
groote verschillen aan te brengen in de japon,
nen voor verschillende gelegenheden, wel zal
overslaan op de hoedenmode.
Zoo zullen de zeer groote hoeden bestemd
worden voor feestelijke gelegenheden en voor
het elegante strandtoilet. Zij behouden met dat
al de kleine bol en worden niet te ver over het
hoofd getrokken. De randen zullen vooral van
opzij breed zijn en afhangen naar de schouders.
Er worden allerlei mooie stroosoorten voor ge
bruikt, die als regel niet doorzichtig zijn, hoe
wel toch ook ajour gewerkte en geborduurde
bollen worden gezien, evenals bij het derde mo
del, dat wij weer zullen zien: de oude beproefde
cloche in een nieuw gewaad.
Het verschil tusschen een oude en een nieuwe
cloche ligt voornamelijk in den rand; de over
eenkomst ligt in het feit, dat zij vrijwel voor
elke gelegenheid kunnen worden gedragen en
bij uitstek praetisch zijn, hoewel men bij de
nieuwe cloches met hun bewerkte bollen niet in
de eerste plaats daaraan denkt. Er wordt veel
breed en de garneering zeer bescheiden, dit
kan men zelfs opwerken bij de zeer groote
hoeden, waarbij een lint, een bloem of een
juweelen motief dikwijls de geheele versiering
uitmaken, al ziet men ook wel eens een in
drukwekkende struisveer.
Het vierde model, de matelot, zal met de clo
che wedijveren om de grootste populariteit. Zij
hebben soms een plooi in den bol als een
heerenhoed en de randen zijn dikwijls rondom
opgewipt. Er wordt meestal grof stroo voor ge
bruikt; de gameering bestaat uit een smal gros-
grain lint, een platte veer of zelfs een bloem,
Er is dus keuze genoeg voor den zomer en bij
de vier onderling zeer verschillende modellen
zal allicht iets te vinden zijn, wat u goed staat,
In overeenstemming met het karakter van het
gekozen hoedmodel kunt u dan uw garderobe
samenstellen. Een voorzichtige lezeres vraagt nu
misschien nog, welke modellen ook na afloop
van dit seizoen nog modem zullen zijn. Dat is
moeilijk te zeggen; wij weten nu nog niet eens,
welk.model in dit seizoen het populairste zal
worden. Wij kunnen alleen vertrouwen op de
goede smaak van de vrouwen en hopen, dat het
meest flatteuse model ook het grootste succes
zal hebben.
(Nadruk verboden).
Japon van gele crêpe met blauwe figuren,
waarbij 'de rok is gemaakt van twee onder el
kaar gezette geplisseerde volants. Verder is er
een recht stuk ingezet bij wijze van pas, dat
van opzij dichtgebonden wordt. Dit herhaalt
zich bij de pas aan het lijfje. De mouw vertoont
bij den elleboog een pof, die eveneens geplisseerd
is.
Rechts een japon van beige zijden mousseline
met lichtgroene figuren. Om de heupen en on
derarmen is de stof versierd met vele kleine
opnaaiseltjes, terwijl de rok zeer ruim uitloopt.
De halsuitsnijding wordt versierd door een ja-
botvormig gedrapeerden kraag, de mouwen door
een tot de ellebogen reikenden volant.
DE HOEDENMODE.
De tegenwoordige mode, die in de japonnen
zoo'n gelukkige combinatie van eenvoud en
goede smaak brengt, schijnt eenigszins ^uit haar
evenwicht geslagen, wanneer het gaa't om de
hoeden. Alle excentriciteit schijnt zich juist
daarin te willen botvieren. Nu ligt die excen
triciteit zeker niet in een overvloed van orna
De kantoorbediende Kanters, die bij de groote
handelsfirma een zeer bescheiden plaatsje be,
kleedde, doch die zich vast had voorgenomen
„vooruit te komen in de wereld" om eenmaal
directeur of toch minstens procuratiehouder te
worden, deze kantoorbediende kwam op een
lentedag tot de ontstellende conclusie, dat hjj
verliefd was.
Ik schrijf: ontstellende conclusie, want die
verliefdheid was voor Kanters zoo ongewoon,
dat ze hem beangstigde. Met z'n drie boter
hammen met leverworst, door zijn zorgzame
moeder verpakt in de krant van den vorigen
dag, met de groene ruiten van z'n eensgekeerde
pak was hij vertrouwd. Maar de liefde was voor
hem dermate nieuw, dat hij zich volkomen „on
dersteboven" voelde.
De gelukkige jongedame was Hella, de secre
taresse van den directeur. Ze had de reputatie
degelijk te zijn, tolereerde de kussen van den
patroon alleen dan als ze pas om salarisverhoo-
ging had gevraagd en onthield zich van het
maken van afspraakjes met het kantoorperso
neel. Juffrouw Hella was zakelijk, angstig zake
lijk. Ze gebruikte nooit" een woord te veel en
placht op droge toon te spreken.
Niettemin was Kanters verliefd en niet zoo
wieinig. Hij kocht zich een nieuwe das, die niet
zeer slnaakvol, doch goed bedoeld was. Maar
Juffrouw Hella bemerkte absoluut niets van
deze poging van Kanters om zijn uiterlijk te
verfraaien. Toen, op een warmen avond dronk
hij, lijnrecht tegen zijn gewoonte in, twee glazen
donker bier. Hij meende daarna, dat hij door
deze onverantwoordelijke uitspatting genoeg op
gewonden was om tot „de daad" over te gaan.
Hij begaf zich naar huis en haalde pen, papier,
en inkt te voorschijn.
Hij schreef in z'n schoonste schrift: „Lieve
juffr. Hella". Stop! Kanters bekloof zijn pen
houder. Hij dacht na. De tijd verstreek: Kan
ters dacht nog altijd na en consumeerde al
denkende fragmenten van z'n penhouder.
Een half uur later stond hij op, verscheurde
het papier waarop slechts „Lieve juffrouw Hel
la" stond, begaf zich naar een vriend en kwam
terug met „Het groot Brievenboek". Hij zocht
in den inhoud: „brieven bij overlijden.... zaken
brieven... bedankbrieven... minnebrieven!
Bij bladzijde honderd acht en zestig begonnen
-de liefdesbrieven in alle soorten: aan een we-
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 302*).
F. Brandon, (Haarlem).
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kfl, Dg3, Le7, Lh3, Pd4, Pe2, b3, f2.
Zwart: Kd5, Ta7, Th5, Lc6, Pb8, Ph7, a5,
c7, d7, d3, e4.
Eerste publicatie.
COMPETITIE-WEDSTRIJDEN.
De einduitslagen der competitie-wedstrij
den van den Nederlandschen Schaakbond in
het district Noord-Holland zgn als volgt:
H.S.V. beteekent: Haarlemsche Schaakver-
eeniging;
A.S.C. beteekent: Amsterdamsche Schaak
club;
H.S.Gj_.beteekent: Haarlemsch Schaakgezel
schap;
V.A.S. beteekent: Vereenigd Amsterdamsch
Schaakgenootschap;
Velsen beteekent: Schaakclub „Kijk uit", te
Velsen.
Tweede Klasse.
I. V.A.S. 25% pt,
2. A.S.C. 24 pt.
3. H.S.G. 22% pt.
4. H.S.V. 14% pt.
5. Velsen 14 pt.
Derde klasse: 1. V.A.S. Jr., 27 punten; 2.
V.A.S., -21 punten; 3. H.S.G., 20% punt; 4. Vel
sen, 20 punten; 5. A.S.C., 11% punt.
Vierde klasse: 1. V.A.S., 24% punt; 2. H.S.G.
20% punt; 3. Velsen, 15 punten.
OPLOSSING PROBLEEM No. 298.
(H. v. Beek.)
Stand der stukken:
Wit: Kg6, Db3, Lgl„ Pa8, Pd5, tb.
Zwart: Ke5. Pb7.
1. Pd5f4, enz.
Goede oplossing ontvangen van:
W. Fr. Rolf von den Baumen en H. de
Kuijter, beiden te Bloemendaal;
F. Brandon en H. W. v. Dort, beiden te
Haarlem; P. Mars te Santpoort.
CORRESPONDENTIE.
Haarlem. F. B. Uw 2-zet is onder No. 277
opgenomen in de rubriek van 24 October 1.1.
Voor losse nummers kunt gij u wenden tot onze
administratie,
duwe mét en aan een weduwe zónder kinderen,
aan een dame van om en bij de veertig en aan
een jong meisje. Keuze genoeg dus.
Kanters koos met zorg een pracht exemplaar
door den auteur van het „groot brievenboek"
gericht aan „mijn teerbeminde Berta". Op eigen
initiatief veranderde Kanters het „Berta" in
Hella" en copieerde den brief verder ge-heel. Hij
las zijn werk nog eens over, schreef met veel
krullen het adres en kleefde de postzegel van
vijf rechts in den hoek. Als zóó'n brief niet
hielp
Juffrouw Hella moet den brief ontvangen
hebben, meende Kanters twee dagen na „zijn
daad". Niettemin zweeg juffrouw Hella als het
bekende graf.
Maar's avonds bracht de post een forsche
witte envelop. Toen Kanters achterop den
naam en het adres van juffrouw Hella las,
wflst hij dat hij het grootste meest romantische
oogenblik van zijn leven doormaakte.
De brief was maar kort. Twee getikte regel
tjes:
„Mijnheer, Uw brief van de zooveelste ontvan
gen. Voor antwoord zie s.v.p. pagina 130 „Het
groot Brievenboek". Achtend,
Op pagina hondera en dertig van „Het groot
Brievenboek" schrijft de koopman K. aan zijn
relatie X: „Ik acht geen termen aanwezig om
op Uw verzoek in te gaan. Uw aanbod lijkt me
daarvoor veel te riskant",
Inderdaad, juffrouw Hella is een "zakelijk
meisje
8. Carmiggelt.
(Nadruk verboden).
Onder vrienden.
Kortgeleden heeft mijn vrouw een brief in
mijn zak gevonden, die ik voor haar in de bus
had moeten doen.
O, maar je had mijn vrouw moeten hooren,
toen ze een brief in mijn zak vond, 'die ik eigen
lijk had willen verbranden!
Hoe is het met je nieuwe wagen.
Slecht! Hij wil maar steeds niet, wat ik wil
En hoe maakt je vrouw het
O, idem, idem.
Boosaardig.
Als de baby mij aankijkt, lacht hij.
Dat is nu misschien wel niet zoo beleefd,
maar dat kan je zoo'n jong kind niet kwalijk
nemen In leder geval is het een bewijs, dat hij
zin voor humor heeft.
Phantasie voor den schoorsteen.
Zij (droomerig): Zie jij ook wel eens gestal
ten in de vlammen?
Hij (nuchter): Ja. de man met de kolen.
""kening!