Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
25ste Jaargang.
Het Bïoemeoidaalsch Weekblad. 5 Juni 1931. Tweede Blad.
No. 22.
LOSSE BLAADJES.
Hoogte-Record.
Brokjes Levenswijsheid.
Afstand.
Practische wenken.
SCHAAKRUBRIEK.
Liefde met ossenbloed.
I
m
Geweldig hoog zweeft een ballon,
Heel groot, maar lijkt een stip, zoo klein.
Hij voert een holle kogel mee,
Twee meter slechts in middenllijn.
De beide menschen binnenin
Trotseeren hier gevaar en dood
De liefde voor de wetenschap,
Is bij hen wel bijzonder groot.
Men volgt hen in gedachten na
Bij het volvoeren van hun plan:
Te stijgen in de stratosfeer
Waarin een mensch niet ademen kan.
Zij nemen lucht en zuurstof mee;
Toch blijft de poging zeer gewaagd?
Zij worden ieder oogenblik
Daarboven door den dood belaagd!
Verloren in de ijle ruimt'
Zweeft 't klein planeetje met zijn last
Men denkt reeds aan een ongeluk,
Maar wordt dan door 't bericht verrast:
Piccard is met zijn metgezel
Heel veilig op een berg geland!
Geleerden snellen fluks er heen
En schudden hem ontroerd de hand.
Het was een tocht vol avontuur
Voor 'd onderzoekers, fiksch en koen.
Een daad van moed, die menigeen
(Ook ik niet!) hem graag na zou doen!
(Nadruk verboden)
Vele levensmislukkingen zijn hieraan te wij
ten, dat men de kunst, om den noodzakelijken
afstand te bewaren, verleerd heeft. Wie een
museum bezoekt, zal van de schilderijen niet
kunnen genieten, zoolang hij niet weet, waar
hij precies moet gaan staan voor het juiste
effect. Met den neus op het schilderstuk ziet
men slechts verfklonters en ruwe strepen.
Eerst als men een pas achteruitwijkt, komt er
samenhang in het aanschouwde en by de twee
de of derde pas achterwaarts onthult zich de
schoonheid van compositie en kleur.
De schouwburgbezoeker moet den tooneel-
kijker leeren hanteeren. Nu draait hy te ver, en
de acteurs vervagen tot schimmen, dan weder
haalt hij ze te dichtbij en de al te sterke ver
grooting toont hem de ontnuchterende
schmink. Om het schouwspel in zijn juiste pro
porties gade te slaan, moet de bezoeker het
instrument nauwkeurig stellen. Even nauw
keurig als de sterrekundige den telescoop stelt,
wanneer hij het firmament onderzoekt.
Sommige menschen waardeeren wij onjuist,
'omdat wij te ver van hen afstaan; anderen,
omdat wjj ze van te nabij kennen.
Welke fantastische voorstellingen koesteren
wi) vaak omtrent personen uit andere levens-,
.kringen! Voor een boer is een saletjonker, voor
een geleerde een werkman, voor een conserva
tief een revolutionnair en voor een burgerjuf
frouw een kunstenaar een even vreemdsoortig
wezen als de planeten geweest zijn voor de
menschheid, toen deze den verrekijker nog niet
had uitgevonden. Welke wonderlijke dingen
heeft men vroeger wel niet omtrent die sterren
verteld! Nu men ze op den juisten afstand voor
het netvlies kan krijgen, brengt men ze in
kaart, kent men haar omvang, gedaante en
samenstelling en neemt men zelfs foto's van
haar.
Laten wij ons over menschen en kringen,
waarvan wij te ver afstaan, geen oordeel aan
matigen! Want dat oordeel moet onvermijde
lijk valsch zijn.
Veelvuldiger dan de gevolgen van te groote
verwijdering brengen de gevolgen van gebrek
aan afstand ons nadeel. Menschen, met wie wij
weinig hebben te maken, mogen ons uit de
verte ergeren of aanleiding geven tot de zon
derlingste legenden, ten slotte raken zij niet
aan ons leven. Maar anders is dit met onze
huisgenooten, vrienden en mede-arbeiders. Met
hun bestaan is het onze werktuiglijk verbonden
en de fouten in onze onderlinge betrekking
wreken zich op ons geluk. Daarom is de te ge
ringe afstand een gevaarlijker positie dan een
te groote afstand.
Het wezen, dat men van al te nabij ziet, ziet
men niet meer. Men ziet slechts de klonters
verf en de strepen, maar de schilderij in haar
eigenaardige schoonheid van compositie en
kleur ontgaat aan ons oog.
Waarom is het zooveel moeilijker, zijn huis
genooten te waardeeren dan de vrienden en
kennissen, die men zoo af en toe eens ontmoet?
Zou het niet zijn, omdat wij ten opzichte van
de laatsten den afstand bewaren en ten op
zichte van de eersten niet?
Bij gelegenheid zet men zijn beste beentje
voor en trekt men zijn Zondagsgezicht. Maar
als men dag aan dag in hetzelfde gezelschap
is, ontplooit men zijn ware karakter. Dan wordt
de huisgenoot getuige van wisselende stem
mingen, kleine verdrietelijkheden, aanwensels
en ondeugden.
Het alledagsbestaan heeft zijn banale ver
richtingen, welke voor den toeschouwer stui
tend zijn. Wie een vereerd wezen in al zijn
dageiyksche bezigheden gadeslaat, lijdt schade
aan zijn vereering. Voortdurend gezelschap is
fnuikend voor den eerbied. Geen held is groot
voor zijn kamerdienaar. De kamerdienaar staat
met zijn neus vóór het schilderij en ontwaart
slechts klonters en strepen.
Maar niet alleen op den eerbied oefent het
gebrek aan afstand een ongunstigen invloed
uit. Bedenkelijker nog is het gevaar, dat de
liefde loopt. Waarom pleegt er meer bewonde
ring, geestdrift en innigheid te zijn tusschen
verloofden dan tusschen echtparen? De ver
loofden hebben wederzijds nog een geheim te
raden; lichaam en ziel liggen nog in sluiers
gehuld. Maar getrouwden kennen elkanders ge
heimste hoekjes van buiten; ze weten van te
voren, wat de tegenpartij zal vragen of. op
merken, want de gedachten van den levens
gezel zijn hun door voortdurende waarneming
vertrouwd.
Gevoelens verkoelen onder den sleur der ge-
'baar; de geliefde bemint slechts het raadsel.
Laat ons daarom, ook in onze intiemste be
trekkingen, den onderlingen afstand bewaren,
die, naar een levenswijze vrouw opgemerkt
heeft, het sterkwater is, waarin'men de liefde
het langst verduurzaamt.
H. G. CANNEGIETER.
KEUKENPRAATJE.
Keukenluchtjes.
Nadat men korteren of langeren tijd bezig
geweest is met koken, en de keuken heeft zooals
meermalen het geval is, geen voldoende venrii-
latie, blijven de geuren van de verschillende
spijzen en vooral van braden van vleesch en
bakken van visch, aan kleedingstukken, han.
den en haar hangen en het is zeer onaange
naam, wanneer de huisvrouw of de gedienstige
die luchtjes mee naai' binnen brengt.
Geheel en al te vermijden is 't niet, wel de per
ken en enkele wenken zouden wij U 't volgende
willen aanraden: Draag in de keuken geen
wollen japonnen of donkere schorten; aan ha
rige stoffen blijven de keukendampen veel meer
hangen, daarbij komit tiog, dat ze in den regel
niet of weinig gewasschen worden; de huis-
houdjassen, zooals die tegenwoordig veel ge
bruikt worden öf wit óf in lichte tinten, zijn het
meest aan te bevelen; ze kunnen iedere week
worden medegewasschen en zijn veel hygiëni
scher; het haar kan meta tegen vet worden be
schermen door een doek»om het hoofd te knoo.
pen of een mutsje te dragen bij het koken. Is
men klaar mat koken, dan heeft men eenvoudig
schort uit te doen en mutsje af te zetten en
wanneer men dan nog even een paar minuten
neemt om gezicht en handen wat op te frisschen
en het haar op te kammen, dan zal men zich
zelf veel prettiger gevoelen, wanneer men aan
tafel gaait.
De handen reinigt men het best met een
stukje puimsteen, de zg. puimsteen; vuile plek-
pen van het schoonmaken van vruchiten en
fruit krijgt men het beste weg, door de vingers
eerst even met keukenzout af te wrijven en
daarna met een halve citroen na te wrijven, des
noods een reeds ten deele uitgeperste. Sterke
luchtjes krijgt men van de handen, wanneer
men ze nat gemaakt heeft en daarna meit mos
terdpoeder goed afwrijft, met zeep de handen
nawasschen.
De nagels van de vingers kunnen ondanks alle
keukenwerkjes toch netjes blijven, indien men
ze zoo diep mogelijk in een uitgeperste citroen
drukt.
Alvorens wij tot de behandeling van het keu
kengereedschap overgaan, zou ik er nog eens
even op willen wijzen, bij het koken in het al
gemeen, maar in het bijzonder bij sterk riekende
spijzen de keukendeur (gang) goed gesleten te
houden, buitendeuren of vensters open, pannen
gesloten houden en aanbranden van spijzen
voorkomen.
Al lijkt het eerste, n.l. het dichthouden van
de keukendeur zoo eenvoudig, toch is het een
eigenaardig verschijnsel, dat hiertegen zoo vaak
gezondigd wordt, en men in zooveel gezinnen, als
niet, maar toch worden ze b.v. van azijn ook
zwart.
De gootsteen is ook een ding, dat onze bijzon
dere aandacht, vraagt, na het vaten wasschen
is het noodig deze terdege uit te boenen met
heet water en soda om het aanhangende vet
van het vatenwater weg te krijgen; witte goot-
steenen houdt men helder wit, ais men een
paar malen per week een weinig chloor in den
bak strooit en daarop heet water schenkt; het
Wegloopen voorkomt men dan door een oud
lapje katoen in het afvoergat te stoppen; na
verloop van een uurtje laat men het chloorwater
wegloopen en spoelt den gootsteen flink na; een
maal per twee of drie weken doet men op eenige
liters heet water één pond soda en giet dit
door de afvoerbuis, waardoor veel van het aan.
hangende vet opgelost wordt; verder voorkome
men zooveel mogelijk ver-stopping van den goot
steen, door er voor te waken, dait geen afval
van groenten, theebladeren enz. door het goot
steengat meit het wassch- of spoelwater meege
voerd worden: het laatste is niet alleen een
daar het rekeningen van
maai' het is ook een hy_
den gootsteen zoo zuiver
economisch belang,
reparaties voorkomt,
giënisch belang, om
Mogelijk te houden.
men binnenkomt, het eerst de keuken inkijkt;
woonte en zelfs het mooiste en belangwekkend-j vele huisvrouwen sluiten de pannen nieit af, leg-
ste merkt de dagelijksche voorbijganger niet gen er de deksel half op, om overkoken te voor-
meer op. Zonder geheim is geen liefde denk-
(Nadruk verboden.)
3oor G. Th. Rotman.
III.
Nadruk verboden.
63. Des avonds was het werk gereed,
En 'teerst wat Willemyntje deed,
Was, naar den keukenspiegel stappen
Om zich eens extra nog te kappen...
O, Willemyntje, geef toch acht!
Had jy maar aan die lamp gedacht!
64. Wat is dat plots'ling voor gesis
Alsof er spek aan 't bakken ls?
De vlammen slaan naar alle kant!
Haar watergolfjes staan in brand!
Niets blijft haar, dan een kale huid,
En met haar schoonheid is het uit.
65. Maar toen heer Pimpelmans het zag,
Stond hij te schudden van den lach;
,,'tls net een paaschei! Wel verbruid!
Ik lach me naar! Ik hou 'tniet uit!"
Zoo proest hij, onder 't lachen door,
Terwyi hij zijn sigaar verloor.
66. Hij raapt het „peukje" van den grond
En steekt het gauw weer in zyn mond;
Maar juist met den verkeerden kant,
Zoodat hy zich niet zuinig brandt;
Nu is de beurt aan Willemijn,
Om vol van vroolijkheid te zyn.
komen; dit is niet noodig als men een of ander
gerecht aan de kook. brengt en dan petroleum,
öf gaspit lager stelt, wat ook zuiniger is in het
gebruik; kookt men op de kachel, dan schuift
men de pan op een minder heete plaats, is men
bang voor het aanbranden der spijzen, b.v. bij
stoven of bij het bereiden van meelspijzen, dan
gebruike men een asbesitplaatje of zet meel
spijzen nadat zij den vereisehten tijd voorgekookt
hebben in couranten gepakt of in de hooikist
weg, om verder gaar te worden; aanbranden van
spijzen behoeft niet voor te komen.
Om de uienlucht uit pannen weg te krijgen,
spoelt men ze na met wait geest van salmoniak
en daarna nog eens met water. Wy herinneren
er nog eens aan, dat krantepapier toch voor
zoovele doeleinden in de keuken gebruikt kan
worden en men altijd een klein stapeltje by de
hand. kan nemen. Keukengerei, waa.r na 't ge
wone schoonmaken nog een of ander „luchtje"
aan is, legt men in een teil met heet water en
geest van salmoniak (één eetlepel op 1 liter)
en schuurt ze daarna nog eens flink met zand
en soda na; mocht het luchtje er dan nog niet
af zijn, dan herhale men het nog eens en voege
een heel klein beetje overmangaanzure kali bij
het water en spoelen dan met kokend water
flink na.
Voorwerpen, die naar visch ruiken, worden
met heet zeepsop en zand schoongemaakt en
met een citroen nagewreven. Het laatste (de
citroen) is ook een heel goed middel om koperen
kranen en kranen van heit gasstel schoon te
maken en om klevende resten van overkoken
van de nikkelen randen van het fornuis te ver
wijderen.
Stalen keuken- en vleeschvorken worden 11a
het wasschen met een weinig zand nagewreven;
indien er nog vlekken op mochten zijn; messen
zijn vooral vaak een steen des aanstoots en
toch is het mogelijk altijd keurige messen, die
toch scherp zyn, aan tafel te gebruiken. By het
vaten wasschen, worden de messen, nadat ze
eerst met een stuk courantenpapier zijn afge
veegd, in het heete zeepsop gewasschen en afge
droogd, daarna afgewreven met een stukje
monkeybrand en nogmaals afgespoeld en even
op een poiyst plankje, dat met een weinig mes-
senpoeder of ameril bestrooid is, nawryven; de
heften nooit in het water laten liggen, zooals
vaak geschiedt. Heeft men zich een messenaan-
zetter aangeschaft, die men in alle huishoude
lijke winkels en van diverse fabrikaten kan koo-
pen, dan haalt men met de massen dagelijks
even langs het aanzettertje en heeft men zonder
het bewerkelijke messenslijpen op een plank met
zand, toch scherpe messen. Men legt niet meer
messen in de lade dan men voor idagelijksch ge
bruik noodig heeft, dat vereenvoudigt het werk.
Dat men messen "niet gebruikt voor doelein
den, waarvoor ze niet geschikt zijn, b.v. het
openmaken van blikjes, doorhakken van been
deren, enz. spreekt vanzelf.
Het verwijderen van etensresten uit pannen
met een lepel vermijde men, daar dit en voor de
pan en voor de lepel niet aanbevelenswaard is,
maar zet een aangebakken pan liever even met
een weinig water en soda op een laag pitje om
te weken, waardoor het etenslaagje vanzelf
loslaat.
Lepels mogen niet in zure spijzen blijven
staan, daar dit niet alleen slecht is voor den
lepel, maar zich ook licht kopergroen ontwik
kelt, wanneer koperdeelen in het metaal aan
wezig rtiiu; mei .Rjivm-c» («wig heeft jsy®
Gekookte aardappelen, die nog een oogenblik
moeten staan, voordat zij opgediend kunnen
worden, dekt men met een schooxfen doek toe.
De waterdamp trekt er dan in en de aardappe
len blijven droog, warm en kruimig.
Vuile randen in waschkommen en emmers
verdwijnen oogenblikkeiyk, wanneer men ze met
een in gewoon keukenzout gedoopt doekje af
wrijft men daarna de emmer of waschkom met
helder water heeft nagespoeld, moet men haar
goed droogwrijven. Gootsteenen reinigt men op
deze wijze door een prop krantenpapier met
keukenzout te bestrooien. Ook na deze bewer
king naspoelen met helder water.
Ontvlekken met benzine. Men kan kleeren
zeer goed met autobenzine een algeheele reini
ging doen ondergaan. Daartoe legt men het
kleedingstuk in een flinke, groote bak en giet
er rijkelijk benzine overheen. Al naar gelang
de dichtheid van het weefsel, zal men 1 Liter
of meer noodig hebben. Dan wrijft men de stof
zacht tegen elkaar, vooral op de plaatsen, waar
vlekken zyn. Stevige stoffen kan mien wait ruwer
behandelen.
De bak wordt daarna met een vochtigen doek
bedekt, om het vervliegen van de benzine tegen
te gaan en zoo laten wij de kleeren een nacht
of een dag staan. Daarna perst men ze licht uit
en hangt ze, om te drogen en om de benzine te
laten verdampen, eenige dagen in de buiten
lucht op. Vindt men nog een vlek, dan kan men
deze nu gemakkelijk uit de stof wrijven. Vóór
het strijken goed uitborstelen. Kleuren lijden
van deze behandeling in het geheel niet, ook
vouwen en plissée's blijven behouden.
(Nadruk verboden.)
Het uitdrogen van worst kan men verhinderen
door heit aangesneden einde met boter te be
strijken. Dit is tevens een goed middel voor
,kaas. De boter kan men den volgenden dag ge
bruiken voor het besmeren van het brood. Zij
heeft dan het aroma van de worst eenigszins
overgenomen.
Dassen, die men wil opstrijken, verliezen bij
deze bewerking dikwijls hun goeden vorm. Als
men stukjes karton in denzelfden vorm als de
slippen van de das uitsnijdt, en deze stukjes in
de das schuift, dan zal deze na het bestrijken
als nieuw er uitzien.
Spijkers of haken in de muren van keukens of
badkamers, welke men heeft ingeslagen om
vochtige doeken er aan op te hangen, moeten
eerst met emailleverf bestreken worden. Men
vermijdt daardoor het ontstaan van roestvlek
ken op de doeken.
(Nadruk verboden.)
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM Nr. 303.
P. F. Blake (Grappenhall).
strijd „British Chess Federation"
2e pry's,
(1930),
wed-
Piet Kraan had reeds alle mogelijke manieren
geprobeerd ais schrijver naam te maken. Maar
het was hem nog steeds niet gelukt. Van al zijn
hersenproducten waren er ie den loop der tijden
slechts een zeer schamel aantal aangenomen.
Een paar verzen in een maandblad dat men
cadeau kreeg als men vier ontbijtkoeken kocht,
dat af en toe wel eens wat poëtische bijdragen
noodig had als bladvulling en een paar novellen
in verschillende tijdschriften. Een daarvan had
om den onbekenden naam van den schrijver
v/at goed te maken achter dien naam gevoegd,
„de zoon van den beroemden tooneelspeler Jan
B. Kraan."
Het was niet prettig geweest.
Alleen liefdesgeschiedenissen werden nog wel
eens aangenomen. De vraag daarna scheen zoo
overstelpend te zyn, dat men het met den in
houd en den naam van den schrijver zoo nauw
niet nam.. Maar Piet was niet zoo sterk in het
schrijven van liefdesavonturen. Hij deelde dat
den heer Kelhelst mee, den redacteur-uitgever
van verschillende mondaine en niet-mondaine
bladen.
Geen ervaring" deelde Kelholst mee. „zoek
een meisje.
Piet zocht en vond Elsje, blond Elsje. Hij kwam
haar tegen op den boulevard op een warmen
zomermiddag. Na een paar minuten deed ze
hem reeds een confidentie. Ze hield ontzaggelijk
veel van vanilleys. Dus aten ze samen vanilleijs.
De idylle duurde nauwelijks een maand. Toen
waren hoofdzakelijk door de ijsrekening Piet's
financiën uitgeput. Hij was zoo onder den indruk
dat hij geen woord over de geheele geschiedenis
schreef. Hij wist alleen zeker dat het met liefde
niets te maken had gehad.
De opnamen van een detective-verhaal
was oorzaak, dat Piet zich voor Marget kon
interesseeren. Ze was niet knap, doch wel zeer
elegant. En vooral siim. Ook had het ditmaal
iets van de liefde weg. Ze zaten een paar maal
in een park naar de maan en de sterren te turen.
Piet gebruikte de lieve woordjes uit zijn verhalen
in de practijk. En leerde van Marget nieuwe.
Het duurde een week. Toen bleef Marget weg.
Piet zag haar een paar dagen later achter op
den motor van zijn vriend Raoul voorbystuiven.
Hij was lucht voor haar. En het deed pijn.
Eenige dagen later stuurde hij een tragisch ver
haal van ontgoocheling aan den uitgever Kel-
düsholst. Hij ging zelf antwoord halen.
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kd8, Dg4, Ta6, Td7, Le8, Lf8, Pa4,
Ff3, c4.
Zwart: Ke6, Dc6, Td6, Lc2, Le3, Pf5, Ph6,
b7, c7, d2, f6, f7.
BLOEMENDAALSCHE SCHAAKCLUB.
Tot sluiting van het schaakseizoen, zal de
secretaris van de Haarlemsche Schaakvereeai-
ging, de heer A. A. J. Ridderhof, een simul-
taan-séance houden voor de leden van de
Bloem endaal sch e Schaakclub, in het „Jeugd
huis", Donkere laan te Bloemendaal, op Woens
dagavond 10 Juni a.s., 8 uur.
Belangstellenden zijn welkom.
OPLOSSING PROBLEEM Nr. 299»).
(H. V. Tuxen).
Stand der stukken:
Ityit: Kal, Df3, Ta5, Tc7, La7, Pb7, Pf8, e3,
e6.
Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Pd5, b4,
g7, h4.
1. La7b8, enz.
Zooals uit den stand der stukken kon
blijken, stond in het diagram ten onrechte op
gl een witte Looper.
Goede oplossingen ontvangen van:
W. Fr. Kolf von den Baumen, te Bloemen
daal; F. Brandon en H. W. v. Dort, beiden te
Haarlem; P. Mars, te Santpoort.
OPLOSSING PROBLEEM Nr. 300.
(C. Hor re man).
Stand der stukken:
wit: Ke7, Dbl, Tb8, Te2, Lh2, Lh7, Pel, a2,
c5, f6, g4, h6.
Zwart: Ke5, Td4, Th3, Pe4, Pf4, a3, d5.
1. Dblal enz,
Goede oplossingen ontvangen van:
W'. Fr. Rolf von den Baumen te Bloemendaal;
K. W. v. Dort, te Haarlem; P. Mars te Sant
poort,
CORRESPONDENT^.
Bloemendaal. H. de R. 1. Te7 faalt na
1Pa4b6.
„Ik heb je niet gevraagd een of ander senti
menteel gesehiedenisje uit je duim te zuigen'
merkte Kelholst zoetsappig op, „dat kan iedereen,
die een pen vast kan houden. Wat wij noodig
hebben is liefdesnovellen, die met hartebloed ge
schreven zyn.
„O, juist", zei Piet.
Hij besloot op te houden met de liefdesverhalen
Uit gruwelijke nijd schreef hij nog een belachelijk
verhaaltje, waarin alle liefkozingen voorkwamen,
waarmee Margot (op het bankje in het park
onder het schijnsel van sterren en maan) en
Elsje, blond Elsje (by vanilleys) hem beloond
hadden. Het werd geplaatst onder den titel:
„Woordjes die te pas kunnen komen."
Daarna stortte Piet zich energiek op de de
fectieve-verhalen en Wild-West-drama's. Maar
het vlotte niet. Men wilde er niet aan.
,Wie lezen het meest?" vroeg Kelholst. „Laat
je verstand gaan, het zyn de oude jongejuf
frouwen en de jonge meisjes. Geef ze liefde,
zwart op wit, en veel vooral veel. Als liefde niet
bestond, zouden ongeveer alle tijdschriften naar
de haaien gaan. Dat moet je bedenken jongeman.
„U bent toch schrijver, meneer Kraan?"
Piet Kraan keek naar de fijne tongeworst,
de lever, en het boterhammespek, Hij-zuchtte diep
en zei: „Ja".
De slager trok rimpels en haalde een enve
loppe uit zijn zak.
„Zoudt U mij".... hy aarzelde, „zoudt U my
het genoegen willen doen dit eens door te lezen",
vroeg hij.„En misschien weet U wel een blad, dat
zooiets opneemt.
.Bewaar me", dacht Kraan.
.Liefdesverhaaltjes, hè", zei de slager van ach
ter zyn toonbank.
„Aha", lachte Piet Kraan.
Hy nam de enveloppe mee naar huis en las de
verhalen. Hij kon zich niet herinneren op dit ge
bied ooit iets te hebben gelezen dat zoo stumper
achtig was. Maar om den slager een genoegen -te
doen, stuurde hij alles naar Kelholst. Een dag
later had hy al antwoord. Uitbundig en enthou
siast.
Dat was, wat hy gebruiken kon. Dat waren de
verhalen, die men verslinden zou, lezen en her
lezen.... Eindelijk had hy het dus geleerd.
Piet Kraan ontmoette Keltholst een maand later
in de stad, de uitgever viel hem byna om cien
hals.
,Ik moet verhalen van je hebben, zooals die
twee laatste. Met hartebloed geschreven".
,Met ossebloed" zei Piet Kraan kalm. „A propos,
weet je al, dat ik een zaak ga beginnen in fijne
vleeschwaren?"
(Nadruk verboden).