Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. Voor de Vrouw. 25ste Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 12 Juni 1931. Tweede Blad. No. 23 LOSSE BLAADJES. Schokkende gebeurtenis. Brokjes Levenswijsheid. Het Valscherm. SCHAAKRUBRIEK. Het oude lied. Kijk, dat kan mij nu toch spijten, Dat ik het niet heb beleefd, Hoe de Nederlandsche bodem Heeft gesidderd en gebeefd! Alle kranten staan er vol van Dus het is wel echt gebeurd; Maar in Morpheus' armen rustend Heb 'k geen trillinkje bespeurd! 'k Vond geen vloer, bezaaid met scherven, Al mijn ruiten waren heel, En van schommelende bedden Merkte ik, slapend, ook niet veel In 't besef dat ik geweldig Veel gemist heb in dien nacht Ben 'k een keertje opgebleven, Heb 'k een schokje afgewacht. Maar ofschoon De Bilt ons meldde: Nederland schokt eiken dag, Was 't geen trilling, die ik voelde En geen schommeling, die ik zag Toen ik van mijn stoel gegleden 's Morgens d'oogen open deed, Meende 'k vaag m'iets te herinneren Van een doffen bons op 't kleed. Maar het leek me onwaarschijnlijk, Dat dit van een aardschok kwam, Want die maakt je niet des morgens Koud en lam en oud en stram. 'k Hoop nu maar dat Moeder Aarde, Als ze weer eens schokken gaat, Dit des daags gaat demonstreeren En ons 's nachts met vrede laat. XANDER. (Nadruk verboden) i Vliegers, die doodvallen, zijn tegenwoordig geen zeldzaamheid meer. De oude mythen van Lucifer, de uit den hemel neerstortende engel, en Ikaros, de kunstenaar, die zich vleugels ge maakt had om aan de gevangenschap bij den boozen koning te ontsnappen en die jammerlijk in zee verdronk, hebben zich in werkelijke ge beurtenissen belichaamd. Lang voordat de vliegmachine was uitgevonden, gold het bij de spraakmakende gemeente reeds voor gevaar lijk, een hoogvlieger te wezen. En toch zal iemand, die zichzelf eerbiedigt, niet met het laag bij de grondsche tevreden kunnen zijn. Hij moet de lucht in. Hpt leven, zal het waarlijk dien naam verdienen, is stij ging. En aan die stijging mogen wij ons niet onttrekken uit vrees voor gevaar. Blijft de vlucht naar den hooge een waag stuk, de techniek heeft een middel bedacht, om het gevaar zoo goed mogelijk te ondervangen. De voorzichtige vlieger gaat met een valscherm gewapend op reis. Laten de vleugels hem in den steek, dan houdt hij nog altijd de kans zich aan het zeil langzaam neerwaarts te laten zweven, totdat hij heelhuids den beganen grond weder bereikt. Met een valscherm behooren allen op reis te gaan, die zich, in welk opzicht dan ook, ver meten te streven naar hooge, boven het bereik van den platvloerschen aardbewoner gelegen doeleinden. Zij dienen zich voor den terugval te dekken, Want deze terugval is onvermijdelijk. Niet duurzaam gelukt het den mensch, in de wolken tc leven. De ontgoocheling komt en daarmee het gevaar, dat de koene vlieger in zijn des illusie te pletter slaat. Hoe groot is het aantal verbitterde en moedelooze zielen, die na een hemelhoog streven op de harde werkelijkheid naar beneden zijn gestort en nu als invaliden van hoofd en hart him verdere leven slijten! Geestdrift voor het goede, schoone en ware is een van de kostbaarste levensgoederen. Zon der geestdrift bereikt geen mensch zijn be stemming. Maar wie met geestdrift begint, zal zich tevens reeds bij voorbaat goed moeten voorbereiden op de reactie, welke eenmaal op zijn geestdrift zal volgen. Het is niet moeilijk geestdriftig te zijn. maar wel, na de bekoeling van den geestdrift, zijn tegenwoordigheid van geest en zijn moed te bewaren. Van een beroemd veldheer vertelt men, dat hij het bewonderenswaardigst was, niet wan neer hij een veldslag won, maar wanneer hy na een verloren veldslag voor den vijand terug trok. Het ten strijde trekkend leger is met vuur bezield; het gaat met ontrolde vaandels en slaande trom op zijn doel af. Veerkrachtig is de tred der marcheerende voeten, opgewekt klinkt de stem der zingende keelen. Maar een verslagen legerDit kenschetst men met den term: gedemoraliseerd. De fut is er uit, het vertrouwen verloren. Ontstemming, opstan digheid, moedeloosheid maken den troep on bruikbaar. Niet bij het aanvoeren van een over winnend leger, maar bij het aanvoeren van een verslagen leger openbaart zich het genie van den veldheer. Hoe komt het, dat de tegenstander in de zegepraal van een politieke partij geen onver deeld nadeel ziet? Met leedvermaak verwacht hij de mislukking, zoodra de overzijde op het kussen gekomen is. Want dan is het hoogte punt van de verkiezingsgeestdrift voorbij en de onvermijdelijke daling van het élan volgt. Nood- wendigerwijs zakt de stemming en de hoog verheven plannen raken in gevaar, zoodra zij de aardsche vervulling naderen. Wie als poli tiek leider over geen valscherm beschikt, gaat de catastrophe tegemoet. Ook te zijnen opzichte bestaat de stuurmanskunst in het behoedzaam en met overleg dalen, zoodat de buit uit den hooge behouden de aarde bereikt. Hoevaak verkeert het opgewonden gemoed in hooger sferen! Onder den indruk van een geest driftige rede, een meesleepende vertooning, een mooi boek of aantrekkelijk gezelschap raakt men in de wolken. Welk een roes van geluk maakt zich van de gasten meester op het hoogtepunt van een feest! Maar helaas, als de kentering komt. Als wij voelen, hoe wij het ideaal of de vreugde niet vasthouden kunnen;' als de temperatuur angstwekkend vermindert, en het kwik allengs het vriespunt passeert. Dan wordt de verzoeking sterk, om er den brui aan te geven, om gemelijk en humeurig te verklaren, dat al het verhevene toch maar illusie is of om sentimenteel te gaan klagen over verloren geluk. Stuurloos zinkt het vlieg tuig op de aarde aan, waarop ons levensbezit straks te pletter zal vallen. Tenzij wij tijdig het valscherm ontvouwen en de kunst van retireeren in toepassing brengen. Het is eigenlijk een zoo voor de hand liggende taak, welke wij toch bijna altijd ver zuimen: te bedenken, dat, wie een stijging onderneemt, alvast voor de neerdaling zijn maatregelen moet nemen. H. G. CANNEGIETER. '-ij- Links een mouwloos japonnetje van zijde voile met roode bloempjes bedrukt. Ingezette stukken, die ook het ceintuur vormen verwijden zich van onderen tot plooien. De garneering aan den hals is zeer origineel en bestaat uit een gedra peerde shawl van roode crêpe, waarvan de uit einden door twee knoopsgaten gehaald worden. Zomerjapon van rose mousseline bedrukt met groote gele, roode en groene bloemen. De rok is gegarneerd met twee volants, die evenals het schootje, blauwe biezen hebben. Het lijfje bloest rechts over in de taille en is voorzien van een blauw ceintuur. door G. Th. Rotman. Nadruk verboden. 67. Om gauw de pijn wat te kalmeeren, Besluit hy zalf er aan te smeren; Hy pakt een tube uit de kast, Enplakt daarmee zijn lippen vast! Want ach, hy wist niet wat hij deed, En had een tubekitiym beet! En, bij het rüzen van de maan, Belt bevend Jan de melkboer aan. Maar ach, als 'Mijntje opendoet, Verstyft de liefd' in zijn gemoed, Hij neemt de beenen, als hij ziet Wat van haar schoonheid overschiet! Heer Pimpelmans was op een keer Met boor en hamer in de weer; De man zou, op mevrouw's verlangen, Een splinternieuwe lamp ophangen, Karo, de schoonste aller honden, Had hy aan 't trapje vastgebonden. 70. Eerst moest een haakje in 't plafond; Hij draait het dapper er in rond; Maar ach, een waterleidingbuis, Die rondloopt door het heele huis, Wordt juist getroffen! Uit het gat Sproeit frank en vry het frissche nat! IS HET NOODIG DAT KINDEREN BANG ZIJN? Nieuwe gezichtspunten van de moderne psychologie, door Drs. R. V. HEYDEN. Kleine kinderen en bangzijn, ziehier twee be grippen, die wü ons nauwelijks van elkaar ge scheiden kunnen denken. Het lijkt velen en in het büzonder het meerendeel der ouders van zelfsprekend, dat kleine kinderen bang zijn. Als wü aan onze jeugd terugdenken, herinneren wij ons zeker nog wel, hoe bang wij waren voor spookachtige verschyningen, inbrekers, muizen en andere dieren, ja vaak bang waren voor al lerlei, wat wij niet onder woorden konden bren gen, en wat in onze kinderjaren indruk op ons maakte. Gedurende de prille jeugd, waarin de toekom stige persoonlijkheid der mensehen gevormd wordt en vaak reeds zijn werkelijke gedaante aanneemt, werpen donkere beelden hunne scha duw op den levensweg van het kind. Er zijn voorvallen in het leven, die ons zoo vanzelfsprekend toeschijnen, dat wij er zelfs niet aan denken, op de diepere oorzaken ervan verder in te gaan. Hiertoe behoort ook het bangzyn in de kinderjaren, behoort in over- drachtelijken zin de geheele psychische ontwik keling van het kleine kind, tia,t nog niet in staat is, zy'n gedachten in woorden om te zetten. Zooals het echter in het leven zoo vaak ge schiedt, openbaren zich by nadere wetenschap pelijke beschouwing, dergelijke vanzelfsprekend heden als feiten, die niet te licht mogen worden opgevat. In een zeer bekend Amerikaansch ziekenhuis waaraan de John Hopkins kraamvrouwenkli niek is verbonden, neemt men reeds gedurende meerdere jaren proeven, ^ie inderdaad zeer in teressant zijn. Ruim honderd der in die kliniek geboren zuigelingen worden tot het derde en vierdejaar opgevoed volgens bepaalde psychische invloeden. Men moet dit echter niet opvatten, alsof men voor de kleintjes voordrachten over de relativi teitstheorie houdt, want integendeel worden de kleinen zeer eenvoudig opgevoed en geeft men de babies slechts datgene, wat ze kunnen op nemen, met andere woorden: men beschouwt de kleintjes als natuurwezentjes, die vrij en niet beïnvloed door de .vaak denkbeeldige gevaren van volwassenen zich geheel en al zullen kun nen ontplooien. Ook wordt den kinderen niet telkenmale voorgehouden, dat zü voor dit of dat niet bang behoeven te zijn en men laat hen, hoe vreemd dit wellicht moge klinken, een eigen meening hebben, waarvan buitenaf geen invloed op wordt uitgeoefend. De uitkomsten dezer methode waren verras send en bevestigen geheel en al de theoretische opvatting der artsen; alle kinderen volgens deze methode opgevoed, waren absoluut niet bang. Proeven werden genomen, door groote honden en andere dieren by de kinderen te brengen; in normale gevallen zouden kinderen gaan hui len en zich onder bescherming hunner moeder stellen. Wat deze kleintjes deden? zy, die niet door een angstvallige moeder bevreesd gemaakt wa ren, trippelden welgemoed op de dieren toe en aaiden en liefkoosden hen; zelfs -toen een in het zwart gekleede en vermomde man de speel zaal binnenkwam, was er geen schijn van bang- zün te bespeuren, geen enkel kind huilde, wel vroegen enkelen, wie dit toch was. Nadat men de kindertjes op deze wüze ge durende geruimen tijd had gadegeslagen, con stateerde men, dat zü voor twee dingen overge voelig waren, n.l. voor schelle geluiden en het verliezen van het evenwicht, wat men dan ook zooveel mogelijk tracht te voorkomen; overigens zijn zy absoluut niet bang, wat dus wel pleit voor de opvatting, dat het bangzijn van buiten af wordt bygebracht. Deze uitspraak is gebaseerd op de moderne opvatting, dat de ontwikkeling van het kleine kind en van den mensch in het algemeen, een gevolg is van de opvoeding en geen erfelijk- heidskwestie. De resultaten dezer angstonderzoekingen zün ook in de vakwereld in den breede besproken en en men meent dan ook vooral een waarschu wend woord tot de moeders te moeten richten, daar zy ten nauwste by de opvoeding van het jonge kind betrokken zyn. Het is een feit, dat het bangzyn op de ka raktervorming van het jonge kind een grooten invloed uitoefent en op de karakterontwikkeling in de latere jaren zelfs beslissend kan zün. Wü moeten daarom trachten de jeugd tot een flink geslacht op te voeden, wat in onzen tyd zeer noodig is. De moeders hebben het dan ook voor een zeer belangrijk deel in de hand het bangzyn der kin deren te voorkomen, door hen een psychologisch juiste en moderne opvoeding te geven, waardoor zij vryer en flinker tegenover het leven zullen komen te staan. (Nadruk verboden.) INSECTENBETEN. Muggen, wespen en andere insecten hebben een buitengewone steekwoede. Door het veronachtzamen van een heet is reeds menigmaal bloedvergiftiging ontstaan, die -tot ernstige gevolgen leidde. Het verdient dus wel aanbeveling de noodige voorzorgsmaatrege len te nemen. Het beste is, geest v. salmiak in huis te hebben en dadeiyk nadat men door een een of ander insect gestoken is, de plek hier mede te bevochtigen. Men kan zelfs een klein fleschje salmiak in de handtasch meenemen, wanneer men naar buiten gaat. Menige wes. pensteek krijgt men, wanneer men in een of andere uitspanning een rustig uurtje denkt door te brengen en de boosdoeners, verzot op al wat zoet is, om u heenzwermen en u trachten te belagen! ASPERGES. Asperges moeten zoo versch mogelyk zün, daar zij dan aan smaak wimien; men herkent de verschheid aan de ivoorachtige matglanzende kleur; ook breken zy gauw, terwijl de ouderen zich laten buigen. De in den handel zynde asperges zijn van alle sporen van aai-de ontdaan, d.w.z. gewasschen voorkomende roestvlekken verradend, dat zij meermalen gewasschen zyn. Wanneer de asperges bijzonder dik zyn, wil dat nog niet altijd zeggen, dat zy goed zyn, heel vaak zijn ze dan houterig; het smakelijkst zyn de middeldikke, GORDIJNEN SPANNEN. Een eenvoudig middel om gordijnen te span nen, wanneer men geen spanraam bezit, is een laken op het kleed te leggen, en de nog vochtige gordijnen met spelden natuurlijk roestvrije daarop te spannen. Zoo noodig wanneer zy droog zijn vóór het wegnemen der spelden opstrijken. De gordijnen zien er dan keurig uit. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 87. Samuel Loyd (18411911), Ja, ja, de vrouwen, zei mijn vriend Van Da len glimlachend, de vrouwen zijn vaak vernuf tiger in het uitdenken van listen dan man nen. Ik kan je een voorbeeld vertellen, dat je misschien heel bekend voor zal komen, omdat je het zelf al eens in je leven hebt meegemaakt. Een jaar geleden had ik een zakenvriend, zijn naam doet hier niets ter zake, bij wien ik nog al vrij vaak op bezoek kwam en van wiens aangelegenheden ik heel goed op de hoog te was. Deze vriend behoorde tot het type menschen, waarvan je er talloozen in je leven ontmoet! Uiterlijk keurig netjes, op en top za- kenmenschen, doch voor alles producten van onzen^tyd, dus slaven van het jachtige rythme, machihemenschen, afgestompt door het snelle nerveuze reageeren op beurskoersen, enfin, je begrijpt nu wel wat ik bedoel. Zoo was heit un tout même met mijn vriend, een kerel, waarmee je over zaken uitstekend kan praten, maar begon je over tooneel, literatuur, radio, dan merkte je ai spoedig, dat hij zich vreeselijk verveelde. En wie was er de dupe van deze slavernij? Niet ik, noch zyn andere vrienden, daar wy hem zeer goed alleen als zakenvriend konden waardeeren, maar zyn vrouw. Deze man had een aardige jonge vrouw, vroolyk ge distingeerd, vlot, kortom een vrouwtje om mee -te pronken. Wanneer zy met een ruischen van zijde en chiffon de salon binnentrad was er onmiddellijk sfeer en vaak heb ik my afge vraagd, hoe die vrouw een dergelijk leven by zoo'n man kon uithouden. Want ik kende zyn gewoonte om my verveeld en vermoeid in een fauteuil te hangen, vroeg naar bed of naar zijn vrienden in de whistclub te gaan en hat is niet te veel gezegd, wanneer ik beweer, dat hij zijn vrouwtje schromelijk verwaarloosde. Een enkele maal heb ik hem er voorzichtig op attent ge maakt, hem den raad gegeven om wat meer naar de bioscoop of schouwburg te gaan doch dan keek hy my op een veelzeggende manier aan, voelde zich gekrenkt, maar bracht in zijn gewoonte geen enkele verandering. En dit ging mij aan het hart, wiant ik zag, dat het vrouwje er diep onder gebukt ging. Er ging zoo eenigen tijd voorbij, mUn vriend in een maand ongeveer geen bezoek ge bracht, toen ik hem op zekeren dag op het ter ras van een café in een uitbundige bui aan trof. Hij sloeg mij joviaal op den schouder, in viteerde mij om mij den heelen avond te fui ven en ik dacht reeds, dat de American Steel Corporation een flinke sprong omhoog mgest hebben gemaakt, toen hij me zacht op een stoel drong en een ietwat zonderling verhaal begon te vertellen. Kerel, begon hy, je weet wat voor lam. meling ik den laatsten tijd geweest ben. Ik wilde hem in de rec.e vallen, maar hij ging verder: dat is nu voorbij en Ik zal je allen ver tellen, hoe ik van Koning Eenoog in een mensch met twee oogen veranderd ben. Ik heb aan je woorden geen geloof gehecht, of liever gezegd, ik heb je woorden niet willen gelooven, tot ik op zekeren dag tot de bittere ontdekking ben gekomen. Ik was 's avonds meestal gewend om wat lui bij den haard te liggen lezen zonder mij er om te bekommeren,- wat mijn vrouw op dat cogenblik wilde. Doch toen gaf het mij altild onbewust een veilig gevoel te weten, dat zij dicht in mijn nabijheid was en dat zij my met duizend kleine zorgen omringde, zoodat ik op een zekeren avond vreemd opkeek, toen mijn vrouw vroeg, wat Ik van plan was te gaan doen. Ik sloeg voor, om maar vroeg naar bed të gaan, doch mijn vrouw verklaarde, dat zij in dit geval dien avond alleen naar de bioscoop I Mat in vyf zetten. Stand der stukken: Wit: Khl, Da3. Zwart: Kfl, e2. Een leerzaam eindspel van den grootmeester der componisten. EINDSPEL No. 65. In het van 2025 October 1930 te Stockholm gehouden meestertournooi, ontstond in de party E. D. Bogoljubow (Triberg)I. Kashdan (Amerika) de volgende stand na den 20sten zet van Zwart (Kg8f8) Er volgde: 21. Lc2, Df6; 22. Pd2, Td2:!; 23. Dd2Df3; 24. Le4, Le4:; 25. Te4:, De4: en Wit gaf na den 37en zet de partij op. De bekcmïe meester Dr. S. Tarrasch heeft ontdekt, dat Wit (Bogoljubow in bovenstaan- den stand had kunnen winnen door 21. DdlX döü en wel als volgt: 21Le7d6; 22. PiS— g5, Lb7--dö (anders volgt Pe6t); 23, T.a. 1—-dl, Ldfte7: 24. TdlXdS, Td8xd5; 25. P»5Xh7t. K18Xf7; 26. Lb3Xc4, enz. (Op 21. Td3Xd6 volgt 22. Lb3Xc4, Lb7Xf3; 23. TelXe7f!). OPLOSSING PROBLEEM No. 301. (J. E. Cauveren). Stand der stukken: Wit: Kg7, Ddl, Pd8, Pe2, d3, g3, g6. Zwart: Kt5, Td5, Lh5, c3, c5, d6, e3. 1, Pe2d4 enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruyter te Bloemendaal; F. Brandon en H. W. van Dort, beiden te Haarlem; P. Mars te Sant poort. een argumenten op, doch zij stoorde er zien niet aan en ging heen. Wat was heit leeg en stil om mij heen zonider haar kleine zorgen. Uit verveling ben ik een tijdje naar een café gegaan. Doch het bleef niet bij een avond. In het vervolg ging zy iedere week een paar avonden uilt en behalve een gevoel van een zaamheid kwam toch ook een gevoel van wan trouwen bij my op. Op zekeren avond, even na het diner, ging de telefoon. Wij snelden er tegelijk heen, doch ik was haar juist even voor. Op myn vraag hoorde ik een mannestem, die my vroeg wie ik was. Een gedachte flitste door myc brein en zei onmiddellijk, dat ik de huisknecht was. Toen vroeg de mannestem of ik even aan me vrouw wilde vragen, of zij dien avond even langs „Metropole" wilde komen. Op dat oogen. blik heb ik de hoorn neergesmeten en ben als een dolle tegen mijn vrouw uit gaan varen. Zy trachtte zich op geen enkele manier te ver ontschuldigen, zij schreide alleen heel zacht jes en op het laatst ben ik als een stier het huis uitgeloopen. Ik ging regelrecht naar „Me tropole" om te weten te komen welke slam pamper mijn vrouw het hof maakte. Van een kellner kwam ik echter slechts te weten, dat mijn vrouw dien middag na het theedrinken haar parapluie had laten staan en dat de por tier haar daar alleen over had opgebeld. Na deze mededeeling was mijn vriend min of meer overdonderd, daarna kwam er een gevoel van berouw en wat toen volgde kun je heel gemak kelijk raden. En nu, zij wonen op het oogen- blik in Amsterdam, bestaat er de beste har monie. Ja, maar waaruit verklaar je nu de slim heid van die vrouw? Wel, beste jongen, zei myn vriend lachend, leun je nog niet eens begrijpen, dat dte -i-tier opdracht had gekregen om die geheimzinnige boodschap af te geven? ALBERT VAN RIJN. (Nadruk verboden.) ABRAHAM LINCON EN DE ADEL. Een Pruisisch luitenant, die wegens schulden zijn vaderland had moeten verlaten, wist audiën tie bij den President te verkrijgen en ontving van hem de belofte, dat hij, daar hij overigens een verstand'g en geschikt mensch scheen te zijn, hem een ërtenantstplaats bij de ruiterij zou bezorger Hierover zepr vcldaan, meende hij ook niet te moeten verzwegen, dat hij tot een der oudste adellijke geslachten van Pruisen behoorde. „O", zei de oude Abraham, „o, dat, zal geen zou gaan, Ik pruttelde tegen, wierp duizend-en-Ibeletsel voor u zijn om vooruit te komen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3