S Zn.
MING
SEE I In.
KAPITEIN EAKKEBOS OP DE
LEEUWENJACHT.
mAdm
ipi
li
H i
■tl
W&W
iper
V oor de Vrouw.
25ste Jaargang.
Het BSoemendaalsch Weekblad. 4 Setember 1931. Tweede Blad.
ff o. 35.
ivegers
em, Tel. t
1INES
arlem Telefoon 13538.
n:
sorleering
irttercostuums,
en, enz.
illen zijn aan-
rikleejmakers
t 20-22,
474.
Tel. 13017.
eSe dagen
age prijzen.
tustrieschool-
ing.
YLIJT",
Jzarmagazijn
i en
Tapijten
LeopeJs e^z.
LOSSE BLAADJES.
Een verkeerde Vacantie-
maand.
Brokjes Levenswijsheid.
Tweeërlei Grootheid.
Door G. Th. ROTMAN.
Huishoudelijk allerlei.
«Jassemdief.
SCHAAKRUBRIEK.
Élü w
i orde maken wij do
ninsten prijs.
j
i
sur en teekening.
)os-benoodigdheden,
irlem, - Tel, 14461.
TEL. 22704.
„RIP0L1N" verf,
m enz. enz.
DE PRIJZEN.
BLOEMENDAAL
TEL. 22260.
<j
van. den vijver van
bekend zou op Het
ijver Het vuurwerk
tocH maar goed Het
door de firma A. J.
'eder schitterend. De
n er van aanschouw-
siaste stemming. Tel-
iap.
/as afgeloopen, werd
n gegaan om daar tot
zetten. Toen het mid-
lagen, werd „sluiten"
lichten gedoofd. Het
ninginnefeest schitte-
het nog menig jaar
fISCHE SCHOOL.
ehnlsche School te
het eerste studiejaar
liek, L. J. B. Giebels,
het laatste studiejaar
5 C. E. van Beek, te
scheepsbouwkunde F.
li.
1MILIE-DRUKWERKEW
uitnoodigingen,
dankbetuigingen
menu's
VISITEKAART!»»
Ieder jaar is het in Juli
Prachtig, zonnig zomerweer.
't Lokt om in het duin te liggen
Of te zeilen op het meer.
Jantje, Piet en Klaasje zitten
Dan heel zoetjes in de klas,
Schoon wat spelen in het zonlicht
Voor hun welzijn beter was!
Pa neemt tegelijk vacantie,
Met zijn Jantje, Piet of Klaas,
Maar dat is pas in Augustus,
Maand vol nattigheid helaas!
Met mamaatje en zijn spruitjes
Gaat papaatje .„en pension",
Ieder jaar op hoop van zegen,
Dat wil zeggen: hoop op zon!
Doch die hoop gaat ras vervliegen:
Negen keeren van de tien
Hebben zjj wel regenbuien
Maar geen zonnetje gezien!
De vacantie gaat verstrijken
En de uitgaansbeurs wordt plat;
•Nu dan thuis maar verder kijken
Naar het vallen van het nat!
Als vervolgens in September
't Zonlicht straalt op duin en plas,
Zitten Jantje, Piet en Klaasje
Weer heel zoetjes in de klas.
En zij prijzen in gedachten
d' Onderwjjsautoriteit,
Die juist de vacantie stelde
Op den natsten regentijd!
(Nadruk verboden)
Een regel uit een Duitsch gedicht was mij
in 't hoofd blijven hangen. Waar had ik hem
gehoord? Wanneer? En in welk verband? Ik
kon het me niet meer te binnen brengen. Wel
wist ik, dlat het al jaren geleden moest zijn,
dat deze versregel zich in mijn geheugen ge
prent had. Vermoedelijk was het nog een res
tant uit mijn schooltijd.
Ik zocht mijn oude schoolboeken na. Maar
nergens vond ik den regel. Een vers, dat den
zelfden trant verried, bracht mij op het ver
moeden van den naam van den dichter. En
daarmee zou ik uit de onzekerheid zijn.
Want gelukkig had ik onder mijn kennissen
toevallig een paar deskundigen, die Duitsche
taal en letteren hadden gestudeerd. Een was
er zelfs in gepromoveerd. Tot hen wendde ik
mij om de werken van den dichter ter inzage
te krijgen.
Maar noch van den versregel noch van den
vermoedelijken vervaardiger hadden zij ooit ge
hoord. Mijn verzoek om inlichting aan een be
vriend letterkundige, die in een onzer groote
bladen de rubriek Duitsche letteren verzorgt,
liep evenmin op iets uit.
Nu was mijn speurzin gewekt. Ik moest en
zou weten, hoe de versregel, die ik mij vaag
herinnerde, woordelijk luidde en aan welk ge
dicht hij ontleend was. Door middel van de
stadsbibliotheek trachtte ik dit in handen te
krijgen. Maar op geen der bibliotheken en lees
zalen van ons vaderland bleek de dichter be
kend. Zelfs in de speciale Duitsche verzameling
wist men niet van hem af.
Ten einde raad besloot ik, het in de biblio
theek van Berlijn te beproeven. Daar zou men
mij toch wel terecht kunnen helpen. En om
het onderzoek te vergemakkelijken, riep ik de
hulp in van ?en te Berlijn woonachtigen Hol
lander.
Deze, een koopman, had ook nooit van den
versregel gehoord. Maar hij droeg een zijner
klerken op, naar de bibliotheek te gaan om de
werken van den door mij opgegeven dichter ter
leen te vragen.
De jonge man zat juist aan de schrijfmachine
een order te tikken. Toen hij den door mij op
geschreven versregel en den naam van den
vermoedeljjken dichter las, kwam er glans
in zijn oogen.
„Daarvoor hoef ik toch niet naar de biblio
theek te gaan!", zei hij.
Hij lei een schoon stuk papier op de schrijf
machine en tikte uit zijn hoofd het heele vers,
waaruit de regel genomen was, Toen nam hij
een nieuw blad en schreef uit zijn hoofd een
tweede vers van den dichter. En nog een en
nóg een.
Toen de patroon zich over zijn kennis van
zaken verbaasde en opmerkte: „Ik vermoedde
niet, dat jij zooveel van gedichten afwist", ant
woordde de klerk: „Deze kent immers toch
iedereen?!"
Dit geval heeft mij geleerd, welk een ver
schil er somiwglen Bestaat tusschen populariteit
en off icialiteit. De officieele grootheden, die in de
vakboeken voor literatuur prijken en die de
deskundigen voor hun examen van buiten moe
ten leeren, zijn bij het volk dikwijls volmaakt
onbekend en omgekeerd kent de geleerde we
reld de lievelingsdichters van het volk op
haar beurt weer niet. Als twee volstrekt ge
scheiden gebieden schijnen de wereld van de
geletterde en die van de ongeletterde lezers
naast elkander te liggen.
En dit is niet uitsluitend het geval, voorzoo
ver het gedichten betreft. Vindt ïften dezelfde
tegenstelling niet evenzeer ten opzichte van
romans, tooneelstukken, muziek, film en sport?
Overal heerscht tweeërlei waardeering, twee
erlei kennis.
De deskundige wereld trekt den neus op voor
de beunhazen, die bij de massa gezag genieten
als geneesheer, prediker, rechtskundig raads
man of journalistiek voorlichter. En omgekeerd
stelt de menigte weinig belang in de groot
heden, voor wie de geleerd'en in eerbied knielen.
Welke van beide partijen heeft den juisten
toetssteen in handen? Is, wat de ééne prijst,
verwerpelijk, omdat de andere het minacht?
En, wat de ééne minacht, belangrijk, omdat de
andere het prijst? Of zouden beide maatstaven
betrouwbaar zijn en de tweeërlei grootheden
niet met elkander vergeleken mogen worden,
omdat het hier ongelijksoortigheden betreft?
Hoe dit zjj, het dunkt mij benepen, de waar
de van menschenwerk slechts uit één oogpunt
te beoordeelen. Wie op het ééne gebied groot
is, behoeft het op het andere nog niet te zijn.
Wie in den éénen kring gezag heeft, behoeft in
een andere omgeving niet voor gezaghebbend
te gelden.
Misschien is de dichter van den in mijn ge
heugen gebleven versregel naar den maatstaf
van schoolsche kunst en abstracte schoonheids
wetten een onbeteekenend man. Maar dat hij
millioenen als die eenvoudigen kantoorklerk
geluk en verheffing geschonken heeft, betee-
kent toch ook iéts!
H. G. CANNEGIETER
9. Bom! Daar zaten ze bovenop de appelen
auto; de kooplui hadden nog juist op 't laatste
oogenblik de vlucht kunnen nemen. De schroef
maaide met razende kracht door het fruit,
en de bellefleurtjes vlogen over de daken uit,
zoodat je ze zoomaar in je schort kon opvan
gen.
10. Met een ruk wist kapitein Klakkebos,
door den angst opeens helderziend geworden,
het toestel weer omhoog te krijgen. Ze kwa
men nu boven een weide, waar papa Komme
nijs juist bezig was, z'n zoontjes vlieger op te
laten. Het was een reuzenvlieger; daarom had
hij het touw maar om z'n middel gebonden.
11. Help! Daar werd de arme man zoo maar
opeens van den grond gelicht. Z'n teedere
spruit had nog juist den tijd, hem bij z'n jasje
te grijpen, en toen gingen ze allebei met dui
zelingwekkende snelheid de hoogte in, tot ze
plotseling met een schok bleven hangen
!Wat was er gebeurd?
12. Wel, de schroef van het vliegtuig was
in het vliegertouw verward geraakt. Door de
draaiende beweging werd het touw tot een
kluwen opgewonden, en juist toen meneer
Kommenijs boven was, stond de schroef stil.
Bij wijze van valscherm zette de arme man z'n
paraplu maar op.
Een vorm wordt ingewreven met boter en
bestrooid met paneermeel, hierin wordt het
mengsel van beschuit, boter en suiker als een
bodem gelegd. We kloppen de 4 eierdooiers
met de suiker tot ze schuimig zijn en voegen
hier de bloem bij en bij beetjes tegelijk de
melk en de karnemelk en daarna, indien alles
goed vermengd is, het zeer stijf geklopte wit
van de eieren en wordt alles op het bodempje
van besehuitkruim gebracht. De koek wordt
daarna hij matige hitte in den oven gebakken.
GEVIJLDE TOMATEN.
Een K.G. tomaten van ongeveer gelijke
grootte wordt gewasschen en gehalveerd,
daarna worden de kern en het sap er uit geno
men en opgevangen voor tomatensaus bij de
rijst, die wij als voorgerecht bij deze tomaten
presenteeren.
Drie of vier schotels flinke uien worden fijn
gesnipperd en deze fruiten wij met 2 theelepels
kerry in boter goudgeel, en vermengen ze
daarna met 1 eetlepel gehakte peterselie.
Een vuurvaste schotel wordt ingevet en
hierin komen de tomatenbakjes, die met peper
en zout bestrooid zijn en gevuld worden met
het mengsel van uien en peterselie. De tomaten
worden zooveel mogelijk aaneengesloten in de
schotel geplaatst en bedekt met een dikken
laag gestampte beschuit of paneermeel 50
gram geraspte kaas en klontjes beter en 20 mi
nuten in den oven geplaatst.
Vragen betreffende deze rubriek kunnen ge
richt worden aan: De Redactie „Onze Keuken"
Theresiastraat 424, Den Haag.
(Nadruk verboden).
Papavers houden zich in den regel niet lan
ger dan 1 a 2 dagen goed, wanneer zij in een
vaas staan. Indien men de uiteinden der ste
len eenige oogenblikken in kokend heet watei
houdt en daarna in een vaas met water plaatst,
zullen ze langer stand houden.
Alle bloemen moeten echter zoo gauw mo
gelijk na het plukken in water gezet worden
en bij voorkeur öf 's-morgens vroeg öt
's-avonds afgesneden worden en wel zóó, dat
men de stelen schuin met een mes afsnijdt,
dan is het oppervlak om water tot zich te
nemen grooter. Nooit bloemen afsnijden als de
zon schijnt!
Verder zette men de bloemen 's-avonds in
een emmer water, liefst buiten of anders in
den kelder en brenge ze den volgenden morgen
weer in versch gevulde vazen over. Op deze
wijze zult U de bloemen lang kunnen bewa
ren.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
POBLEEM Nr. 313.
W. M. Kalina. (Kiew.)
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kh3, Db6, Le3, c2 c4.
Zwart: Kf5, g6, g7.
PARTIJ No. 135.
Gespeeld in hoofdklasse A. van den wedstrijd
van den Nederlandschen Schaakbond te Zeist,
27 Augustus 1931.
Wit: Zwart:
H. W. F e 1-d e r h o f dr. J. H. P a n n e k o e k
Elegant en sportief ensemble, bestaande uit
een japon van groene jefsey met plooien voör
in den rok en een manteltje van beige stof met
een shawl van groen-beige crêpe de Chime stik
sels op Japon, jasje en ceintuur.
GEBRADEN KIP.
De gebraden kip voor Zondag wordt van
binnen goed schoon gewasschen, onder de
kraan flink uitgewasschen, daarna met kokend
water overgoten en dan gezouten. In een
vleeschpan wordt 100 gram boter warm ge
maakt en hierin braden w(j de kip, telkens om-
keerende gedurende 1 uur, zorgen dat ze een
mooie lichtbruine kleur behoudt, dus zullen
we het gas niet te hoog stellen. Onder het bra
den wordt de kip van tijd tot tijd met wat bo
ter bedropen om te voorkomen, dat het vleesch
te droog wordt. Heeft men zich overtuigd, dat
het vleesch gemakkelijk loslaat, wanneer men
er met een vork in steek-t, dan brengen wij de
kip op een groot bord over en maken de jus
met water af.
Heel vaak maakt men eerst kippensoep van
een braadkip, door de kip dan in een hoeveel
heid water te koken en daarna te braden. Dit
zou ik U echter niet aanraden, daar wij dan
wel een smakelijke soep, maar in den regel een
droge kip op tafel krijgen en waar het hier
gaat om „gebraden kip" zullen wij deze be
werking dan ook toepassen.
Willen wij én van de kip én van de soep
profiteeren, dan zouden wij de kip als volgt
kunnen klaarmaken:
1 Kip, 2% Liter water, stukje foelie en zout,
De kip wordt van binnen en van buiten
flink gewasschen en opgezet met 2% Liter ko
kend water, zout en foelie en gedurende 1 uur
zachtjes gekookt. Van de bouillon wordt soep
gemaakt, met dien verstande echter, dat we
een halve liter apart houden voor de crème
saus die wij bij de kip zullen presenteeren.
De kip hebben */ij, nadat ze uit de bouillon
is genomen in nette stukken gesneden en pre
senteeren hierbij droge rijst en een crème
saus, die we als volgt maken:
Liter bouillon, 35 gram tarwebloem, 50
gram boter, 1 klein uitje, 1 ei, 1 d.L. room.
Het uitje snipperen we zeer fijn en koken
het in boter zaehtjes gaar, daarna voegen we
de bloem bij en langzamerhand de bouillon,
waarna wij de saus nog een minuut of vijf laten
doorkoken. In een kommetje kloppen wij het
ei en voegen de saus hier druppelsgewijze bij
om te voorkomen, dat ze schift en tenslotte
mengen wij de room door de saus heen. We
kunnen de saus apart presenteeren of alles op
een groote schotel opdienen, de kip in hes
midden, rijst er om heen en over het geheel de
crème saus.
Ook kunnen wij tomatensaus bij de gekookte
kip presenteeren, waarvoor we dan nemen:
Liter bouillon, 5 tomaten, 45 gram tarwe
bloem, 40 gram boter, 1 klein uitje.
De tomaten worden gewasschen, in stukjes
gesneden en met 1 kleine d.L. water gaar ge
kookt, daarna door de paardeharen zeef fijn
gewreven. Uitje wordt zeer fijn gesnipperd en
in de boter gaar gesmoord (niet bruin laten
wórden maar met een deksel op de pan smo
ren), daarna bloem en vervolgens tomatenpuree
en bouillon toegevoeg'd.
AMERIKAANSCHE CREMEKOEK.
Eén pakje beschuit, 2 eetlepels boter, 2 eet-
iepels suiker, vulling, 100 gram suiker, 2 eet
lepels bloem, 1 d.L. karnemelk, 1 d.L. melk, 4
eieren.
We stampen de beschuiten fijn en vermen
gen deze met de gesmolten boter en suiker.
door
JAN VERDUIN.
Kees Poot herinnerde zich opeens, dat hij
niet voor z'n plezier op de wereld was. Er moest
ook gewerkt worden. Gauw even op z'n hor
loge gaan kijken, hoe laat 't was. 't College in
Leiden wil hij niet gaarne missen.
Wat was 't heerlijk in zee. Hij had wel den
heelen dag in de branding willen wemmen en
rondploeteren; maar 'twas zeker hoog tijd, an
ders haalde hij den trein niet. Z'n bundeltje klee-
ren lag hoog op 't strand. Links en rechts
lagen bundeltjes van andere baders. Z'n goed
was niet aangeraakt; de jas lag op 'tvest,
waarin z'n horloge en 'n beetje klein geld gebor
gen waren.
Bijna half elf. Haastig droogde hij zich af,
schoot z'n kleeren aan en binnen 'npaar minu
ten was hij klaar. Alleen z'n jas nog maar. Hij
klopte 't losse zand eraf en trok hem aan
Waren z'n mouwen toch 'n tikje kort? Toen hij
'tcostuum de week te voren had aangepast,
was 't hem niet opgevallen.
Nog even keek hij om naar de zee. Jammer,
dat hij weg moest. Enfin, desnoods kon hij dien
avond nog even terugkomen.
Hij stapte vlug naar de houten trap, die op
liep naar 'tpad, dwars door de duinen. „Hola!
Wacht even!" hoorde hij achter zich roepen,
Hij keek niet om, want de stem was hem
vreemd.
„Wacht nou even, meneer!"
't Klonk ongeduldig, dreigend; met 'nbeleedi-
genden kiem op 't laatste woord.
Poot keek om. 'nMan, ordinair van gezicht,
in hemdsmouwen, "zwoegde haastig met 'n fiets
achter hem aan door 't mulle zand. Over den
arm hing 'n jas.
Ja, ik bedoel U, meneertje, klonkt 't spot
tend; loop niet zoo hard weg... met mijn jas!
Poot bleef staan. Wat wilde die kerel? De
man had hem nu bereikt, legde z'n fiets in 't
zand en spreidde de jas bij de schouders uit
vlak voor den verbaasden student.
Kent U 'm nog? Dit is Uw jas. U hebt
de mijne.
De kerel had gelijk. Poot zag nu 't kleine ver
schil in kleur. En die korte mouwen!
Neem me niet kwalijk, zei hijhoe is
Uw jas bij mijn kleeren gekomen? En de
mijne...
Dat zal U beter weten dan ik, luidde 't
antwoord.
Hoezoo? vroeg Poot, geergerd door deze
insinuatie.
Kalm aan-, kereltje, vermaande de man
Trek 'mmaar gauw uit...
Poot bedacht zich geen oogenblik. De kerel
had gelijk; hij Poot, had zijn jas meegenomen.
'k Ben anders geen jassendief, vriend", zei
hij: En bij zoo'n ruil heeft niemand voor
deel.
Ze trokken beiden hun jassen aan.
Dat hangt! zei de man, Hij haalde 'n por
tefeuille uit z'n binnenzak en opende haar. 'n
Vrij dik bundeltje bankpapier stak uit een der
vakjes. Poot staarde er 'n oogenblik verbluft
naar.
Maak nou maar liever, dat je wegkomt,
zei de kerel, terwijl hij z'n fiets opnam. Hij liep
terug naar 't harde zand, steeg op en peddel
de vlug weg in de richting van Kijkduin.
Wel, verdikkie, dacht Poot; geen wonder,
dat ie niet erg complimenteus was!
Hij stond den kerel nog na te kijken, toen
hij in de verte zenuwachtig hoorde roepen.
Meneer, hei meneer!
Een heer óp leeftijd, kwam van 't strand
haastig op hem toeloopen. Hij was geheel ge
kleed, had zelfs hoed op, maar liep in z'n
hemdsmouwen.
Wat hebben we nu weer? vroeg Poot zich
af. Hij liep den man 'n eindje tegemoet en
spoedig waren ze bij elkaar.
Meneer, U hebt mijn jas aan, zei de man,
zenuwachtig, zijn toon en uitspraak waren be
schaafd.
(Zaandam).
(Utrecht)
GEWEIGERD
DAME-GAMBIET.
1.
d2d4
d7d5
2.
2cc4
e7e6
3.
Pblc3
Pg8—f6
4.
Lel—g5
Pb8d7
15.
e2e3
Lf8—e7
6.
Pgl—f3
0—0
7.
Talcl
c7c6
8.
Ddlc2
h7—h6
9.
Lg5h4
a7a6
10.
c4Xd5
e6Xd5
11.
Lfld3
Tf8e8
12.
0—0
Pf6e4
13.
Lh.4g3
Pe4Xg3
14.
h2Xg3
Pd7—f6
15.
Dc2—bl
Le7—d6
16.
b2—b4
Dd8e7
17.
a2—a3
Lc8g4
18.
Tfl—el
Pf6—e4
19.
Ld3Xe4
d5Xe4
20.
Pf3d2
Lg4—f5
21.
Pc3a4
h6—h5
22.
Pd2fl
h5—h4
23.
g3Xh4
De7Xh4
24.
f2—f4
Te8e6
25.
g2—g3
Te6g6
26.
Dbl—b£
Lf5h3
27.
Db2—h2
Dh4g4
28.
Dh2—e2
Dg4—f5
29.
De2—f2
Lh3Xfl
30.
Pa4b6
Df5—h3
31.
Pb6Xa8U
Tg6—b.6
Opgegeven.
Want mat is niet te verhinderen.
f) Een wanhoopszet, maar wat hij ook
speelt, Wit verliest minstens zijn Dame tegen
een Toren.
Dr. Pannekoek won in deze hoofdgroep van
de hoofdklasse den eersten prijs.
OPLOSSING SCHERTSPROBLEEM No. 23.
(H. Fischer).
Stand der stukken:
Wit: Kd6, Dbl. Tg8, Thl, Lgl, Lg2, Pd8, d2.
Zwart: Kd4, a7, b7 c4, d3, e3, f2, f7, g6, h3.
Zooals den scherpzinnigen oplosser en scha
ker direct opvalt, heeft Zwart een pion te veel
op het bord, namelijk 9!! En nu is het waarlijk
kunstig gecomponeerd, dat naar keuze een pion
kan worden verwijderd en toch telkens mat
volgt, aldus:
1.
Dblb6 mat, wanneer
a7 verdwijnt.
1.
Pd8c6 mat,
b7
1.
Dblb4 mat,
c4
1»
1.
Dble4 mat,
d3
1.
Lgl X f2 mat,
ft
e3
J»
1.
LglXe3 mat
f2
-•
1.
Pd8e6 mat
>1
f7
t»
1.
Tg8g4 mat.
g6
J»
1.
Thlh4 mat,
h3
ft
Goede oplossing ontvangen van: F. Brandon,
te Haarlem; Frits Kat Dzn., te Heemstede;. G.
van Dantzich en J. van Guiik, beiden te Over-
veen.
CORRESPONDENTIE.
Haarlem. H. W. v. D. Wanneer het bord
naar rechts wordt gedraaid is Zwart niet mat
na 1. Pa4c5f, immers kan b.v. b6 (oorspron
kelijk f7) X c5 volgen.
Pardon, meneer, zei Poot; nu is 't toch
een abuis.
Zeker niet, zeide oude heer; ik ken m'n
jas heel goed.
Poot had moeite om ernstig te blijven.
Zooeven had ik wel 'n jas van 'n ander aan,
meneer, zei hijmaar die heeft 'm teruggehaald
en mij de mijne gebracht.
Net zoo'n jas? vroeg de oude heer, met n
blik op Poot's colhertje.
'n Beetje donkerder.
Donkerder Laat eens zien, was 't ant
woord. De oude heer trad naderbij, bevoelde de
stof van Poot's mouw en keek lang aandachtig
naar 'theele kleedingstuk. Toen vroeg hij:
Weet U, waar U Uw jas gekocht hebt?
Aangemeten, meneer; bij Kareisen, in Den
Haag. t' Staat erin.
Meteen trok hij de jas uit en hield den ander
den firmanaam onder de oogen.
Daar heb ik niet van terug, zuchtte de
oude heer; mijn costuum is uit Rotterdam.
Poot trok zijn jas aan. Hij stond even te pie
keren. Toen ging hem 'n licht op.
U is Uw jas en Uw geld kwijt, zei hij. Die
schavuit heeft onze jassen verwisseld en mij
er met Uw jas vandoor laten gaan. Toen is hij
me gevolgd en heeft me op mijn vergissing at
tent gemaakt; met de noodige complimenten.
Hij moet 'n vermoeden hebben gehad, dat er
meer geld in Uw zak zat, dan in den mijne.
Begrijpt U?
Volkomen meneer.