S Zn. MING SEE I In. KAPITEIN EAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT. mAdm ipi li H i ■tl W&W iper V oor de Vrouw. 25ste Jaargang. Het BSoemendaalsch Weekblad. 4 Setember 1931. Tweede Blad. ff o. 35. ivegers em, Tel. t 1INES arlem Telefoon 13538. n: sorleering irttercostuums, en, enz. illen zijn aan- rikleejmakers t 20-22, 474. Tel. 13017. eSe dagen age prijzen. tustrieschool- ing. YLIJT", Jzarmagazijn i en Tapijten LeopeJs e^z. LOSSE BLAADJES. Een verkeerde Vacantie- maand. Brokjes Levenswijsheid. Tweeërlei Grootheid. Door G. Th. ROTMAN. Huishoudelijk allerlei. «Jassemdief. SCHAAKRUBRIEK. Élü w i orde maken wij do ninsten prijs. j i sur en teekening. )os-benoodigdheden, irlem, - Tel, 14461. TEL. 22704. „RIP0L1N" verf, m enz. enz. DE PRIJZEN. BLOEMENDAAL TEL. 22260. <j van. den vijver van bekend zou op Het ijver Het vuurwerk tocH maar goed Het door de firma A. J. 'eder schitterend. De n er van aanschouw- siaste stemming. Tel- iap. /as afgeloopen, werd n gegaan om daar tot zetten. Toen het mid- lagen, werd „sluiten" lichten gedoofd. Het ninginnefeest schitte- het nog menig jaar fISCHE SCHOOL. ehnlsche School te het eerste studiejaar liek, L. J. B. Giebels, het laatste studiejaar 5 C. E. van Beek, te scheepsbouwkunde F. li. 1MILIE-DRUKWERKEW uitnoodigingen, dankbetuigingen menu's VISITEKAART!»» Ieder jaar is het in Juli Prachtig, zonnig zomerweer. 't Lokt om in het duin te liggen Of te zeilen op het meer. Jantje, Piet en Klaasje zitten Dan heel zoetjes in de klas, Schoon wat spelen in het zonlicht Voor hun welzijn beter was! Pa neemt tegelijk vacantie, Met zijn Jantje, Piet of Klaas, Maar dat is pas in Augustus, Maand vol nattigheid helaas! Met mamaatje en zijn spruitjes Gaat papaatje .„en pension", Ieder jaar op hoop van zegen, Dat wil zeggen: hoop op zon! Doch die hoop gaat ras vervliegen: Negen keeren van de tien Hebben zjj wel regenbuien Maar geen zonnetje gezien! De vacantie gaat verstrijken En de uitgaansbeurs wordt plat; •Nu dan thuis maar verder kijken Naar het vallen van het nat! Als vervolgens in September 't Zonlicht straalt op duin en plas, Zitten Jantje, Piet en Klaasje Weer heel zoetjes in de klas. En zij prijzen in gedachten d' Onderwjjsautoriteit, Die juist de vacantie stelde Op den natsten regentijd! (Nadruk verboden) Een regel uit een Duitsch gedicht was mij in 't hoofd blijven hangen. Waar had ik hem gehoord? Wanneer? En in welk verband? Ik kon het me niet meer te binnen brengen. Wel wist ik, dlat het al jaren geleden moest zijn, dat deze versregel zich in mijn geheugen ge prent had. Vermoedelijk was het nog een res tant uit mijn schooltijd. Ik zocht mijn oude schoolboeken na. Maar nergens vond ik den regel. Een vers, dat den zelfden trant verried, bracht mij op het ver moeden van den naam van den dichter. En daarmee zou ik uit de onzekerheid zijn. Want gelukkig had ik onder mijn kennissen toevallig een paar deskundigen, die Duitsche taal en letteren hadden gestudeerd. Een was er zelfs in gepromoveerd. Tot hen wendde ik mij om de werken van den dichter ter inzage te krijgen. Maar noch van den versregel noch van den vermoedelijken vervaardiger hadden zij ooit ge hoord. Mijn verzoek om inlichting aan een be vriend letterkundige, die in een onzer groote bladen de rubriek Duitsche letteren verzorgt, liep evenmin op iets uit. Nu was mijn speurzin gewekt. Ik moest en zou weten, hoe de versregel, die ik mij vaag herinnerde, woordelijk luidde en aan welk ge dicht hij ontleend was. Door middel van de stadsbibliotheek trachtte ik dit in handen te krijgen. Maar op geen der bibliotheken en lees zalen van ons vaderland bleek de dichter be kend. Zelfs in de speciale Duitsche verzameling wist men niet van hem af. Ten einde raad besloot ik, het in de biblio theek van Berlijn te beproeven. Daar zou men mij toch wel terecht kunnen helpen. En om het onderzoek te vergemakkelijken, riep ik de hulp in van ?en te Berlijn woonachtigen Hol lander. Deze, een koopman, had ook nooit van den versregel gehoord. Maar hij droeg een zijner klerken op, naar de bibliotheek te gaan om de werken van den door mij opgegeven dichter ter leen te vragen. De jonge man zat juist aan de schrijfmachine een order te tikken. Toen hij den door mij op geschreven versregel en den naam van den vermoedeljjken dichter las, kwam er glans in zijn oogen. „Daarvoor hoef ik toch niet naar de biblio theek te gaan!", zei hij. Hij lei een schoon stuk papier op de schrijf machine en tikte uit zijn hoofd het heele vers, waaruit de regel genomen was, Toen nam hij een nieuw blad en schreef uit zijn hoofd een tweede vers van den dichter. En nog een en nóg een. Toen de patroon zich over zijn kennis van zaken verbaasde en opmerkte: „Ik vermoedde niet, dat jij zooveel van gedichten afwist", ant woordde de klerk: „Deze kent immers toch iedereen?!" Dit geval heeft mij geleerd, welk een ver schil er somiwglen Bestaat tusschen populariteit en off icialiteit. De officieele grootheden, die in de vakboeken voor literatuur prijken en die de deskundigen voor hun examen van buiten moe ten leeren, zijn bij het volk dikwijls volmaakt onbekend en omgekeerd kent de geleerde we reld de lievelingsdichters van het volk op haar beurt weer niet. Als twee volstrekt ge scheiden gebieden schijnen de wereld van de geletterde en die van de ongeletterde lezers naast elkander te liggen. En dit is niet uitsluitend het geval, voorzoo ver het gedichten betreft. Vindt ïften dezelfde tegenstelling niet evenzeer ten opzichte van romans, tooneelstukken, muziek, film en sport? Overal heerscht tweeërlei waardeering, twee erlei kennis. De deskundige wereld trekt den neus op voor de beunhazen, die bij de massa gezag genieten als geneesheer, prediker, rechtskundig raads man of journalistiek voorlichter. En omgekeerd stelt de menigte weinig belang in de groot heden, voor wie de geleerd'en in eerbied knielen. Welke van beide partijen heeft den juisten toetssteen in handen? Is, wat de ééne prijst, verwerpelijk, omdat de andere het minacht? En, wat de ééne minacht, belangrijk, omdat de andere het prijst? Of zouden beide maatstaven betrouwbaar zijn en de tweeërlei grootheden niet met elkander vergeleken mogen worden, omdat het hier ongelijksoortigheden betreft? Hoe dit zjj, het dunkt mij benepen, de waar de van menschenwerk slechts uit één oogpunt te beoordeelen. Wie op het ééne gebied groot is, behoeft het op het andere nog niet te zijn. Wie in den éénen kring gezag heeft, behoeft in een andere omgeving niet voor gezaghebbend te gelden. Misschien is de dichter van den in mijn ge heugen gebleven versregel naar den maatstaf van schoolsche kunst en abstracte schoonheids wetten een onbeteekenend man. Maar dat hij millioenen als die eenvoudigen kantoorklerk geluk en verheffing geschonken heeft, betee- kent toch ook iéts! H. G. CANNEGIETER 9. Bom! Daar zaten ze bovenop de appelen auto; de kooplui hadden nog juist op 't laatste oogenblik de vlucht kunnen nemen. De schroef maaide met razende kracht door het fruit, en de bellefleurtjes vlogen over de daken uit, zoodat je ze zoomaar in je schort kon opvan gen. 10. Met een ruk wist kapitein Klakkebos, door den angst opeens helderziend geworden, het toestel weer omhoog te krijgen. Ze kwa men nu boven een weide, waar papa Komme nijs juist bezig was, z'n zoontjes vlieger op te laten. Het was een reuzenvlieger; daarom had hij het touw maar om z'n middel gebonden. 11. Help! Daar werd de arme man zoo maar opeens van den grond gelicht. Z'n teedere spruit had nog juist den tijd, hem bij z'n jasje te grijpen, en toen gingen ze allebei met dui zelingwekkende snelheid de hoogte in, tot ze plotseling met een schok bleven hangen !Wat was er gebeurd? 12. Wel, de schroef van het vliegtuig was in het vliegertouw verward geraakt. Door de draaiende beweging werd het touw tot een kluwen opgewonden, en juist toen meneer Kommenijs boven was, stond de schroef stil. Bij wijze van valscherm zette de arme man z'n paraplu maar op. Een vorm wordt ingewreven met boter en bestrooid met paneermeel, hierin wordt het mengsel van beschuit, boter en suiker als een bodem gelegd. We kloppen de 4 eierdooiers met de suiker tot ze schuimig zijn en voegen hier de bloem bij en bij beetjes tegelijk de melk en de karnemelk en daarna, indien alles goed vermengd is, het zeer stijf geklopte wit van de eieren en wordt alles op het bodempje van besehuitkruim gebracht. De koek wordt daarna hij matige hitte in den oven gebakken. GEVIJLDE TOMATEN. Een K.G. tomaten van ongeveer gelijke grootte wordt gewasschen en gehalveerd, daarna worden de kern en het sap er uit geno men en opgevangen voor tomatensaus bij de rijst, die wij als voorgerecht bij deze tomaten presenteeren. Drie of vier schotels flinke uien worden fijn gesnipperd en deze fruiten wij met 2 theelepels kerry in boter goudgeel, en vermengen ze daarna met 1 eetlepel gehakte peterselie. Een vuurvaste schotel wordt ingevet en hierin komen de tomatenbakjes, die met peper en zout bestrooid zijn en gevuld worden met het mengsel van uien en peterselie. De tomaten worden zooveel mogelijk aaneengesloten in de schotel geplaatst en bedekt met een dikken laag gestampte beschuit of paneermeel 50 gram geraspte kaas en klontjes beter en 20 mi nuten in den oven geplaatst. Vragen betreffende deze rubriek kunnen ge richt worden aan: De Redactie „Onze Keuken" Theresiastraat 424, Den Haag. (Nadruk verboden). Papavers houden zich in den regel niet lan ger dan 1 a 2 dagen goed, wanneer zij in een vaas staan. Indien men de uiteinden der ste len eenige oogenblikken in kokend heet watei houdt en daarna in een vaas met water plaatst, zullen ze langer stand houden. Alle bloemen moeten echter zoo gauw mo gelijk na het plukken in water gezet worden en bij voorkeur öf 's-morgens vroeg öt 's-avonds afgesneden worden en wel zóó, dat men de stelen schuin met een mes afsnijdt, dan is het oppervlak om water tot zich te nemen grooter. Nooit bloemen afsnijden als de zon schijnt! Verder zette men de bloemen 's-avonds in een emmer water, liefst buiten of anders in den kelder en brenge ze den volgenden morgen weer in versch gevulde vazen over. Op deze wijze zult U de bloemen lang kunnen bewa ren. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. POBLEEM Nr. 313. W. M. Kalina. (Kiew.) Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kh3, Db6, Le3, c2 c4. Zwart: Kf5, g6, g7. PARTIJ No. 135. Gespeeld in hoofdklasse A. van den wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond te Zeist, 27 Augustus 1931. Wit: Zwart: H. W. F e 1-d e r h o f dr. J. H. P a n n e k o e k Elegant en sportief ensemble, bestaande uit een japon van groene jefsey met plooien voör in den rok en een manteltje van beige stof met een shawl van groen-beige crêpe de Chime stik sels op Japon, jasje en ceintuur. GEBRADEN KIP. De gebraden kip voor Zondag wordt van binnen goed schoon gewasschen, onder de kraan flink uitgewasschen, daarna met kokend water overgoten en dan gezouten. In een vleeschpan wordt 100 gram boter warm ge maakt en hierin braden w(j de kip, telkens om- keerende gedurende 1 uur, zorgen dat ze een mooie lichtbruine kleur behoudt, dus zullen we het gas niet te hoog stellen. Onder het bra den wordt de kip van tijd tot tijd met wat bo ter bedropen om te voorkomen, dat het vleesch te droog wordt. Heeft men zich overtuigd, dat het vleesch gemakkelijk loslaat, wanneer men er met een vork in steek-t, dan brengen wij de kip op een groot bord over en maken de jus met water af. Heel vaak maakt men eerst kippensoep van een braadkip, door de kip dan in een hoeveel heid water te koken en daarna te braden. Dit zou ik U echter niet aanraden, daar wij dan wel een smakelijke soep, maar in den regel een droge kip op tafel krijgen en waar het hier gaat om „gebraden kip" zullen wij deze be werking dan ook toepassen. Willen wij én van de kip én van de soep profiteeren, dan zouden wij de kip als volgt kunnen klaarmaken: 1 Kip, 2% Liter water, stukje foelie en zout, De kip wordt van binnen en van buiten flink gewasschen en opgezet met 2% Liter ko kend water, zout en foelie en gedurende 1 uur zachtjes gekookt. Van de bouillon wordt soep gemaakt, met dien verstande echter, dat we een halve liter apart houden voor de crème saus die wij bij de kip zullen presenteeren. De kip hebben */ij, nadat ze uit de bouillon is genomen in nette stukken gesneden en pre senteeren hierbij droge rijst en een crème saus, die we als volgt maken: Liter bouillon, 35 gram tarwebloem, 50 gram boter, 1 klein uitje, 1 ei, 1 d.L. room. Het uitje snipperen we zeer fijn en koken het in boter zaehtjes gaar, daarna voegen we de bloem bij en langzamerhand de bouillon, waarna wij de saus nog een minuut of vijf laten doorkoken. In een kommetje kloppen wij het ei en voegen de saus hier druppelsgewijze bij om te voorkomen, dat ze schift en tenslotte mengen wij de room door de saus heen. We kunnen de saus apart presenteeren of alles op een groote schotel opdienen, de kip in hes midden, rijst er om heen en over het geheel de crème saus. Ook kunnen wij tomatensaus bij de gekookte kip presenteeren, waarvoor we dan nemen: Liter bouillon, 5 tomaten, 45 gram tarwe bloem, 40 gram boter, 1 klein uitje. De tomaten worden gewasschen, in stukjes gesneden en met 1 kleine d.L. water gaar ge kookt, daarna door de paardeharen zeef fijn gewreven. Uitje wordt zeer fijn gesnipperd en in de boter gaar gesmoord (niet bruin laten wórden maar met een deksel op de pan smo ren), daarna bloem en vervolgens tomatenpuree en bouillon toegevoeg'd. AMERIKAANSCHE CREMEKOEK. Eén pakje beschuit, 2 eetlepels boter, 2 eet- iepels suiker, vulling, 100 gram suiker, 2 eet lepels bloem, 1 d.L. karnemelk, 1 d.L. melk, 4 eieren. We stampen de beschuiten fijn en vermen gen deze met de gesmolten boter en suiker. door JAN VERDUIN. Kees Poot herinnerde zich opeens, dat hij niet voor z'n plezier op de wereld was. Er moest ook gewerkt worden. Gauw even op z'n hor loge gaan kijken, hoe laat 't was. 't College in Leiden wil hij niet gaarne missen. Wat was 't heerlijk in zee. Hij had wel den heelen dag in de branding willen wemmen en rondploeteren; maar 'twas zeker hoog tijd, an ders haalde hij den trein niet. Z'n bundeltje klee- ren lag hoog op 't strand. Links en rechts lagen bundeltjes van andere baders. Z'n goed was niet aangeraakt; de jas lag op 'tvest, waarin z'n horloge en 'n beetje klein geld gebor gen waren. Bijna half elf. Haastig droogde hij zich af, schoot z'n kleeren aan en binnen 'npaar minu ten was hij klaar. Alleen z'n jas nog maar. Hij klopte 't losse zand eraf en trok hem aan Waren z'n mouwen toch 'n tikje kort? Toen hij 'tcostuum de week te voren had aangepast, was 't hem niet opgevallen. Nog even keek hij om naar de zee. Jammer, dat hij weg moest. Enfin, desnoods kon hij dien avond nog even terugkomen. Hij stapte vlug naar de houten trap, die op liep naar 'tpad, dwars door de duinen. „Hola! Wacht even!" hoorde hij achter zich roepen, Hij keek niet om, want de stem was hem vreemd. „Wacht nou even, meneer!" 't Klonk ongeduldig, dreigend; met 'nbeleedi- genden kiem op 't laatste woord. Poot keek om. 'nMan, ordinair van gezicht, in hemdsmouwen, "zwoegde haastig met 'n fiets achter hem aan door 't mulle zand. Over den arm hing 'n jas. Ja, ik bedoel U, meneertje, klonkt 't spot tend; loop niet zoo hard weg... met mijn jas! Poot bleef staan. Wat wilde die kerel? De man had hem nu bereikt, legde z'n fiets in 't zand en spreidde de jas bij de schouders uit vlak voor den verbaasden student. Kent U 'm nog? Dit is Uw jas. U hebt de mijne. De kerel had gelijk. Poot zag nu 't kleine ver schil in kleur. En die korte mouwen! Neem me niet kwalijk, zei hijhoe is Uw jas bij mijn kleeren gekomen? En de mijne... Dat zal U beter weten dan ik, luidde 't antwoord. Hoezoo? vroeg Poot, geergerd door deze insinuatie. Kalm aan-, kereltje, vermaande de man Trek 'mmaar gauw uit... Poot bedacht zich geen oogenblik. De kerel had gelijk; hij Poot, had zijn jas meegenomen. 'k Ben anders geen jassendief, vriend", zei hij: En bij zoo'n ruil heeft niemand voor deel. Ze trokken beiden hun jassen aan. Dat hangt! zei de man, Hij haalde 'n por tefeuille uit z'n binnenzak en opende haar. 'n Vrij dik bundeltje bankpapier stak uit een der vakjes. Poot staarde er 'n oogenblik verbluft naar. Maak nou maar liever, dat je wegkomt, zei de kerel, terwijl hij z'n fiets opnam. Hij liep terug naar 't harde zand, steeg op en peddel de vlug weg in de richting van Kijkduin. Wel, verdikkie, dacht Poot; geen wonder, dat ie niet erg complimenteus was! Hij stond den kerel nog na te kijken, toen hij in de verte zenuwachtig hoorde roepen. Meneer, hei meneer! Een heer óp leeftijd, kwam van 't strand haastig op hem toeloopen. Hij was geheel ge kleed, had zelfs hoed op, maar liep in z'n hemdsmouwen. Wat hebben we nu weer? vroeg Poot zich af. Hij liep den man 'n eindje tegemoet en spoedig waren ze bij elkaar. Meneer, U hebt mijn jas aan, zei de man, zenuwachtig, zijn toon en uitspraak waren be schaafd. (Zaandam). (Utrecht) GEWEIGERD DAME-GAMBIET. 1. d2d4 d7d5 2. 2cc4 e7e6 3. Pblc3 Pg8—f6 4. Lel—g5 Pb8d7 15. e2e3 Lf8—e7 6. Pgl—f3 0—0 7. Talcl c7c6 8. Ddlc2 h7—h6 9. Lg5h4 a7a6 10. c4Xd5 e6Xd5 11. Lfld3 Tf8e8 12. 0—0 Pf6e4 13. Lh.4g3 Pe4Xg3 14. h2Xg3 Pd7—f6 15. Dc2—bl Le7—d6 16. b2—b4 Dd8e7 17. a2—a3 Lc8g4 18. Tfl—el Pf6—e4 19. Ld3Xe4 d5Xe4 20. Pf3d2 Lg4—f5 21. Pc3a4 h6—h5 22. Pd2fl h5—h4 23. g3Xh4 De7Xh4 24. f2—f4 Te8e6 25. g2—g3 Te6g6 26. Dbl—b£ Lf5h3 27. Db2—h2 Dh4g4 28. Dh2—e2 Dg4—f5 29. De2—f2 Lh3Xfl 30. Pa4b6 Df5—h3 31. Pb6Xa8U Tg6—b.6 Opgegeven. Want mat is niet te verhinderen. f) Een wanhoopszet, maar wat hij ook speelt, Wit verliest minstens zijn Dame tegen een Toren. Dr. Pannekoek won in deze hoofdgroep van de hoofdklasse den eersten prijs. OPLOSSING SCHERTSPROBLEEM No. 23. (H. Fischer). Stand der stukken: Wit: Kd6, Dbl. Tg8, Thl, Lgl, Lg2, Pd8, d2. Zwart: Kd4, a7, b7 c4, d3, e3, f2, f7, g6, h3. Zooals den scherpzinnigen oplosser en scha ker direct opvalt, heeft Zwart een pion te veel op het bord, namelijk 9!! En nu is het waarlijk kunstig gecomponeerd, dat naar keuze een pion kan worden verwijderd en toch telkens mat volgt, aldus: 1. Dblb6 mat, wanneer a7 verdwijnt. 1. Pd8c6 mat, b7 1. Dblb4 mat, c4 1» 1. Dble4 mat, d3 1. Lgl X f2 mat, ft e3 J» 1. LglXe3 mat f2 -• 1. Pd8e6 mat >1 f7 t» 1. Tg8g4 mat. g6 J» 1. Thlh4 mat, h3 ft Goede oplossing ontvangen van: F. Brandon, te Haarlem; Frits Kat Dzn., te Heemstede;. G. van Dantzich en J. van Guiik, beiden te Over- veen. CORRESPONDENTIE. Haarlem. H. W. v. D. Wanneer het bord naar rechts wordt gedraaid is Zwart niet mat na 1. Pa4c5f, immers kan b.v. b6 (oorspron kelijk f7) X c5 volgen. Pardon, meneer, zei Poot; nu is 't toch een abuis. Zeker niet, zeide oude heer; ik ken m'n jas heel goed. Poot had moeite om ernstig te blijven. Zooeven had ik wel 'n jas van 'n ander aan, meneer, zei hijmaar die heeft 'm teruggehaald en mij de mijne gebracht. Net zoo'n jas? vroeg de oude heer, met n blik op Poot's colhertje. 'n Beetje donkerder. Donkerder Laat eens zien, was 't ant woord. De oude heer trad naderbij, bevoelde de stof van Poot's mouw en keek lang aandachtig naar 'theele kleedingstuk. Toen vroeg hij: Weet U, waar U Uw jas gekocht hebt? Aangemeten, meneer; bij Kareisen, in Den Haag. t' Staat erin. Meteen trok hij de jas uit en hield den ander den firmanaam onder de oogen. Daar heb ik niet van terug, zuchtte de oude heer; mijn costuum is uit Rotterdam. Poot trok zijn jas aan. Hij stond even te pie keren. Toen ging hem 'n licht op. U is Uw jas en Uw geld kwijt, zei hij. Die schavuit heeft onze jassen verwisseld en mij er met Uw jas vandoor laten gaan. Toen is hij me gevolgd en heeft me op mijn vergissing at tent gemaakt; met de noodige complimenten. Hij moet 'n vermoeden hebben gehad, dat er meer geld in Uw zak zat, dan in den mijne. Begrijpt U? Volkomen meneer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3