KAPITEIN KLAKKEBÖS OP DE LEEUWENJACHT £5e Jaargang- Het Bloemenclaalseh Weekblad. 16 October 1331. Tweede Blad, LOSSE BLAADJES. Van alles wat. Brokjes Levenswijsheid» Hooghartigheid. PLAATSELIJK NIEUWS. Door G. Th. ROTMAN. SCHAAE1RUBRIEK. De herfstzon stooft ons heerlik gaar Op Scheveningen's boulevard. Een auto, aan 'tlaveeren daar, Rjjdt kalm een bankje in elkaar, Waarop drie dames. Groot misbaar! Straks luidt het vonnis kort en klaar: Straf de bestuurster niet te zwaar; De doode blijft toch dood, niet waar? „De honderduizend op ons lot!" Zoo riep ik uit, van blijdschap zot! „Ja vrouw, je heb er mee gespot, Maar nu, hoera, wat een genot!" Zy keek naar 't nummer van mijn lot En dra was onze vreugd beknot. We voelden ons geducht bedot En zijn van droefheid half kapot! Rijksambtenaar is niet content: Men kort hem op zijn tractement „Wij zijn 'tzoo weeld'rig niet gewend, En aan 't vermind'ren komt geen end; We geven liefst geen halven cent!" Roept hij, terwijl de gansche bent Naar de protestvergadering rent Of 't helpen zal, is niet bekend! (Nadruk verboden) In een onzer groote bladen stond onlangs een bericht omtrent het aantal zelfmoorden te Berlijn. De meeste van deze zelfmoorden ko men voor bij jonge menschen van beiderlei kunne. De correspondent knoopte aan dit ver schijnsel een beschouwing vast, waarmee hij het voor een gedeelie meende te kunnen verkla ren. Niet alleen te Berlijn, maar ook te Parijs en andere wereldsteden vindt men een aantal jongelieden, die daarheen zijn gelokt door het vooruitzicht, iets groots en buitengewoons te zullen tot stand brengen. Zij achten zich te goed voor een „ordinaire" betrekking op een kantoor en zijn overtuigd, dat er in hen een of cnder genie steekt. Zij beproeven hun kans bij het tooneel of de film of op het schilders atelier, zitten avond aan avond in hun stam kroeg te zwetsen, leven van gaven en voor- Bchotteai, welke zij nimmer terugbetalen, schel den op de maatschappij en beschimpen het bur gerdom en zakken allengs tot het peil van de misdaad af, zoo ze niet tenslotte nog als be- roepsdanser, bordenwasseher, chauffeur of por tier in een baantje terecht komen. Schaamte en wanhoop drijven degenen, wier karakter Zich in dit bestaan op den duur niet kan schik ken, dikwiKs tot zelfmoord. Dit is de droeve geschiedenis van jonge taenschen, die op hun levenspad het voorrecht hebben inedegekregen van een goede opvoeding en voortreffelijk onderwijs. Zij hebben den leeftijd bereikt, waarop de schooi achter hen ligt en de maatschappij vóór hen. Dit is voor menig jong leven een hachelijk tijdstip. De overgang tusschen school en maatschap pij is vaak moeilijk De school is eensdeels een gevangenis voor de jeugd, anderdeels een lusthof. Men voelt zich in de school niet vrij, is slaaf van het huiswerk en van vakken, waarvoor men niets voelt. Men moet strafwerk en vitterijen aanvaarden en wordt als onmon dig kind behandeld. Maar straks, in de maat schappij, zal men vrij zijn! Met het diploma In den zak is men mensch en zal men zfln geest- doodenden slavenarbeid mogen vervangen door werk van beteekenis. Hoe stelt de maatschappij in dit opzicht te leur! Het is niet aileen in het ambacht, dat men als krullenjongen begint. Ook in het ambt, in de kunst, in de wetenschap vangt men als beginneling aan. Er bestaat ook een maat schappelijke groentijd, die een proef op het karakter en het volhardingsvermogen is en die den hoogmoedige door vernedering tot zelfken nis brengt. De maatschappij blijkt niet het vluchtoord te zijn, waar de slaaf van schooltucht en school kennis tot vrijheid en vreugde komt. Achteraf was de school nog zoo kwaad niet. Achteraf lijkt alles, wat daar het leven zoo verdrietelijk maakte, een vroolijk spel bij den stroeven ernst van de maatschappelijke dagtaak. Zooals men als scholier dacht rijn eenvou dige levensplicht te kunnen ontvluchten, zoodra men de maatschappij binnentrad, zoekt men, in de maatschappij aangeland, nogmaals een uitvlucht Wederom is de maatschappij, als de school, de plaats waar men met eentonigen, eenvoudigen, plichtmatigen arbeid niet meer bereikt dan het met duizenden makkers vol doen aan een dagelijksche taak. Is men, nog maals, voor zulk slavenbestaan niet te goed? Nu moet de kunst uitkomst brengen, of de cultuur of de politiek. Het doet er niet toe wat, als het maar niet het gewone, plicht matige alledagsleven is. Men wil niet behooren tot de millioenen, die naamloos zwoegen aan do instandhouding van het nederig menschen- bestaan. Men wil met de weinigen de toppen bestijgen, waarheen de wereld opkijkt om bui tengewone verrichtingen te bewonderen. Alsof buitengewone verrichtingen mogelijk zijn zonder den oröinairen grondslag van har den en emstigen arbeid! Alsof de glinsterende torenhaan niet is vastgezet op een gebouw, dat met ruwe steenen grondslagen meters diep in de grauwe aarde gemetseld is! Wee, wie zich voer de grauwe aarde te goed acht! Wee, wie den gezondmaltenden invloed van elementair plichtswerk versmaadt! Wee, wie de kunst miskent en de wetenschap en de' cultuur, door te vergeten, dat haar dienaren moeten ploeteren ais daglooners om. tot de ge ringste hunner schoppingen te geraken! Men kan het onmondige kinderen niet kwa lijk nemen. Maar zouden vele der levensmis lukkingen en daarop gevolgde zelfmoorden niet ten laste komen van ouders, die him tel gen opvoeden in den waan, als zou er een on derscheid bestaan tusschen hunner waardigen en onwaardigen arbeid? Zij vergrijpen zich aan him kroost door dit den zegen van den dee moed te onthouden en het in een hooghartige levenshouding een voorwendsel te verschaffen om toe te geven aan kleinzeerige, kinderach tige gemakzucht. H. G. CANN EGIETER 33. De drie luchtreizigers kwakten met een 34. Ze hadden nu allen tijd, om Parijs te be smak tegen de fontein en vielen daarop met kijken. Want de vliegmachine moest in 'n vlieg- hevig geplons in het rijkelijk met water gevulde tuigenfabriek gerepareerd worden en daar ging bassin. Langs een ladder klommen ze naar be- minstens een week mee heen. Daarop werd de noden, en terwijl ze bibberend naar een hotel reis naar het zuiden voortgezet, nadat ze eerst werden gebracht, zorgde de brandweer er voor, nog een laatste keer boven het prachtige opera dat het vliegtoestel beneden kwam. gebouw gecirkeld hadden. HET BLOEMENDAALSCHE BOSCH. Gedeelte opnieuw te beplanten als bosch en niet als plantsoen. Te werkstelling vverkloozen. B. en W. schrijven den Raad: In zijn onder dagteekening van 24 Maart 1931 aan ons College uitgebrachte „Rapport over den toestand van het Bloemendaalsche bosch, voor stellen ter verbetering en maatregelen tot in standhouding", schrijft de heer L. A. Springer oa.: „Het gedeelte VI, vormende den hoek van de Koepellaan en Zomerzorgerlaan, is „er zeer slecht aan toe. Het beste is, dit geheel te her zien, alles te rooien en opnieuw te beplanten als bosch en niet als plantsoentje. Als hoofd bestand gebruike men eiken, gemengd met naaldhout". Omtrent dit rapport bericht ons het hoofd van den plantsoendienst: „In zijn laatste rap port betreffende het Bloemendaalsche bosch geeft de heer Leonard Springer een m.i. alles zins juist advies voor de reorganisatie van het boschgedeelte bij de Koepellaan. Dit gedeelte, waarin reeds sinds jaren ge tracht werd een onderbeplanting aau te bren gen met behoud van den ouden toestand, even wel met weinig resultaat, zal grondig omgespit cn bemest moeten worden en de uitgeleefde boomen zullen moeten gerooid en door jonge, hoofdzakelijk eiken vervangen worden, welke laatste dan aangekocht en op de gemeentelijke kweekerjj voorloopig verder gekweekt moeten worden. Om licht te bevroeden redenen moeten deze werkzaamheden over meerdere jaren ver deeld worden." Daar zulke werkzaamheden in het najaar moeten geschieden, zouden wij u in overweging willen geven om thans tot uitvoering ervan te besluiten, doch, omdat op de begrooting voor een zoo ingrijpende behandeling van het bosch geen bedrag is uitgetrokken, verzoeken wij u tevens ons daartoe een crediet van f 2000 te verleenen, n.l. voor:: arbeidsloon (diepspitten, inbreng van mest, opsteken van de bestaande onderbeplanting, enz.) f1200; mest f300; auto vervoer f200; heesters en boomen f300. Totaal f 2000. Hierbij wordt van de veronderstelling uit gegaan, dat eenige geschikte werkloozen voor dit doel word'en aangewezen om te werken on der leiding van een der plantsoenarbeiders, aan gezien niet zooveel plantsoenarbeiders uit hun gewone bezigheden gehaald kunnen worden, ais noodig zou zijn om tijdig met het werk ge reed te komen. EEN OOK VOOR ONS BELANGRIJKE LEZING. Prof. von Eckardt, Heidelberg, hield Donder dagavond in het Universiteitsgebouw te Amster dam een lezing waarvan „Propria Cuves' (Amst. Stud. Weekblad) inhoud en strekking op de volgende leerzame wijze weergaf. De Ufa-Wocheïischau in het Rembrandt-thea ter liegt: Duitsland bestaat niet uit onthul lingen van monumenten voor de Duitsche krijgs- offers, noch uit militaire parades of taspek- sies van nieuwe Kruisers: Duitsland bestaat uit een ontzenuwde middenstand, door staats lasten en herstelbetalingen het sterkst gedrukt, industrie met sterk beperke produksie, banken die voor een groot gedeelte door de staat zijn gesocialiseerd, temidden van dat alles partijen die de in het nauw gebrachte burgers onder een ideologieso vlag bezig houden en tot radi- kaal fanatisme trachten op te voeren, duizend volle dancings boven duizend vulkaantjes, ver splintering en verbrokkeling op elk gebied, cyniese onverschilligheid naast een krampachtige wil tot zelfbehoud in alle volkslagen: op het land, in de industrie, geldwereld, beambten'kringen, onder intellektueelen. In dit verband zal ik op deze laatste groep nader ingaan. De Duitse Akademie is nog steeds geestelik asyl en hooggeplaatste uithoek van het maat-' schappelib leven, zij het ook in ietwat andere zin dan 50 jaar geleden, toen de beschaving, het be grip „Bildung" monopool en lintjesregen was, toen de kateder en de akademiese graad de bur gerij beheerschten, toen de duitse wetenschappe- like Jargon werd uitgevonden, en de „Ungebil- dete", de ongeschoolde, de barbaar der Hellenen, de 2e klas-burger was, en de „Gebildete" zich als Nietzsche's Übermensch begon te voelen. Op het ogenblik zijn de kollegezalen voor de helft vergaderlokalen voor hen die nog liever een door de staat gefinancierde studie dan de werke- lozenondersteuning aannemen. Gewoonlik begrijpt 'van alle instellingen de buiten het praktiese leven staande universiteit het laatste, wat er op het ogenblik om haar heen gebeurt. Zij bemoeit zich niet met de levende politiek, maar met de tot wetenschap versteende, geschiedenis geworden politiek van het verleden. Zij behandelt minder de ekenomiese krisis van 1931 dan de ekonomiese teorie van Quesnay t.m. ide Oostenrijkse school, enz. enz. Op het ogen blik begint daar, tenminste in Duitsland, kente ring in te komen. Enkele docenten beseffen, wat zij de jonge mensen die over 20 jaar de verant- ia mlllon VI in mfWfon VPl'tel- 35. De reis naar Marseille is ver, veel verder 38. Hier moeten we eerst de noodige inkoopen dan van Holland naar Parijs. Onderweg landden doen", zei de kapitein", want in de binnenlanden ze dan ook, aan de oevers van de Loire, om een van Afrika is niets te krijgen". Na een middagje bad te nemen en hun kleeren te wiasschen. De winkelen kwamen ze terug met 'n wagen vol kapitein maakte netjes van takken :i touw 'n pakken: vet, boter, suiker, koffie, kralen, spie drooglijn op het vliegtuig en zoo droogde het geitjes, en nog eenige geweren met munitie. Het wasehje perfekt. Zoo streken ze eenige uren later kostte heel wat moeite, eer alles in het vliegtuig bij Marseille neer geborgen was. woordeiike generatie zullen zijn, moeten vertel len Enkelen gebruiken de wetenschap als voor bereiding voor het werkelike leven en maken zich los van het verouderde verband van een Univer siteit als wetenschappelik-bespiegelende instel- 1ÜTot dit soort levende docenten met voldoende' verantwoordelikheidsgevoel, gesteund door het vermogen „te ruiken wat in de lucht ligt", de meest uiteenliggende faktoren te konstateeren en zo altijd een nieuw onverwacht overzicht te geven en perspektieven te openen, en deze eigen schappen door een goe'd retories talent kracht bij te zetten behoort Prof. Hans von Eekardt, een opvallende figuur ook binnen het kader van de Heidelbergse Universiteit. Zulke intellekten zijn nodig, om de „weitan- schauliche Verankerung", pedanterie van Duitse studenten, filosoofjes van 18 jaar, het egocen- triese idealisme omver te gooien, om daarna te beginnen met de opbouw door eenvoudig te wijzen op wat nodig is, het ontzaglike gebied van de fouten zoveel mogelik te bestrijken en aan té wijzen, waar konkrete materiele en geestelike ver beteringen door de straks volwassen intellektu- elen, kunnen worden aangebracht. In het oude Egypte werden 20.000 mensen in de woestijn voor 20 jaar geëngageerd om een pyramide te bouwen, en wij vinden bij uitgravin- gen bijna geen skeletten van mensen, hon gersnood was er niet, integendeel, ongeveer 1000 mensen werkten alleen aan de voedselverzorging, die op geraffineerde wijze uit het vruchtbare ge deelte van het land werd aangevoerd. Ook nu hebben wij zo een prachtig siesteem van uitbalancering van arbeid en verzorging, al leen met dit verschil, dat cultus en kuituur geen rol meer spelen, de arbeidsvreugde is slechts ver ondersteld, nooit aanwezig. De sociaalpolitiek, ontstaan niet uit een hu- maniteitsidee, maar uit de wens van Bismarcx en Keizer Wilhelm, hun troepen uit krachtiger mensen te rekruteren dan ze uit de overwerkte en ondervoede industriestreken kwamen, is toe in minutieuss kleinigheden uitgebouwd, maar wordt door de 20.000.000 mensen, die op het ogenblik door haar omvat zijn, niet als zegen gevoeld, integendeel. Een winkelmeisje houdt haar geld liever voor haar eigen behoeften aan luxe dan ze in het ziekenfonds te storten, immers, de behoeften aan kleding en amusement zijn door film, tijd schriften enz. sterk opgevoerd: de jonge man nen van elke stand kleden zich volgens her type Willy Fritsch, en in armelike voorstad- buurten staan kunstzijden overhemden in de winkelramen, aan het kledingsbegrip wordt dóór een dame uit de hogere burgerstand en een klein typistetje met een slechts gradueel verschil voldaan, heide hebben, hetzelfde ideaal van mode, afwisseling en elegantie. Het loon beantwoordt niet aan het budget. Doordat tremen en andere verkeersmiddelen vroeger veel onder de doelstelling van de stra tegie werden aangelegd moeten arbeiders nu vaak in het geheel 5 uur naar hun werk en terug reizen, terwijl men vriendelik genoeg is om de 8-uren-dag toe te staan. Pas in de laat ste tfld probeert men dit in Gross-Berlin en Gross-Hamburg te verbeteren, hetzij door be tere verbindingen, hetzij door anderen stads- aanleg. Elk materieel gebrek slaat in een geestelike misstand om: de werkelozen sluiten zich aan bij de uiterste en men weet, wat dat in Duitsland wil zeggen. Dat is heel begrijpe lijk, want in een goed georganiseerde partij met een grote bureaukratiese staf hebben de mensen iets te doen, zij zijn „Oberkommisslo- nar" of „Unter-Gauleiter", of zij vullen hun tijd met georganiseerd demonstreren door ae straten der steden. Alles nog beter dan tuis te zitten. Maar wat betekent de politieke partij in wer kelikheid voor hen? Een mijnwerker blijft zijn dagen onder de grond, onder de nationaal-so- cialistiese en onder de proletariese diktatuur! Met het gehele ideologiese radikalisme heb ben zij niets te maken, wat heeft het voor waarde om aan de heroïeke gestes van de een of andere minderheid mee te doen? Aktivis- tiese lompheid, die misschien ten dele berust op de teleurstelling over het sociale principe dat in organisatie en bureaukratisering verstard is, en het persoonlike verantwoordelikheidsgevoel in onverschilligheid en botheid veranderd heeft. Belangrijk is op het ogenblik niet politieke partijstrijd, niet principieel vechten met ideolo- gien of vastgelegde beginselverklaringen, maar het verbeteren van de materiele, en van ae geestelike misstanden. Per slot van rekening is wat nu de massas voelen: kultuurhonger, een wil tot kultuurverkrijiging. De maatschappelike basis, waarop nu bet kulturele leven berust ls te smal geworden: kooplieden en industriëlen verliezen hun geld of hun vrije tijd, en de mid denlagen en arbeiders hebben steeds minder te doen, zonder in hun vrije tijd de weg tot de kuituur te kunnen vinden. De pogingen van socialistiese zijde, een „sooialistiese kuituur" tegenover de „bourgeoise" te stellen, zijn nies al te ver doorgedrongen. Dit tegenover elkaar stellen is toch de laatste geestelike verarming der massas, verdict tegen het sociale kuituur- leven. Verliest dan een schilderij van Rembrandt zijn waarde, omdat het lang in kapitalistiese omgeving werd bewaard, of een konsert van Mozart omdat het lang in kapitalistiese k-on- certzalen werd uitgevoerd? Natuurlik, de produksievoorwaarden voor kunstenaars zijn veranderd; iedereen weet, dat de tijd van Rilke of Hugo von Hoffmannsthal, van allen die hun zachte lyriek tegen zichzelf uitsponnen, voorbij is. Maar voor alle jonge kunstenaars is nu ge legenheid te over, om hun krachten in te spannen voor het vullen van de vrije tijd, zoals studenten in Engeland als toneelspelers in ar beidersbuurten werken. Ook tijdens de oorlog kon men in Duitsland organiseren: gebouwen werden voor lazaretten geruimd, die nu voor deze doeleinden gebruikt zouden kunnen wor den, de soidatenp-ers had een goede inhoud, zonder politiek gebonden te zijn, terwijl nu elk blad voor een politieke richting moet werken gekomprimeerd zou men het bes-te, wat een krant wordt gepubliceerd, van tijd tot tijd voor de massa's kunnen drukken („das Blatt der N-otzeit"). Men zou bij een dergelike po ging nóch mogen wachten tot van overheids wege meegeholpen zou worden, nóch zich er aan mogen storen, als men zich vanuit de po litieke partijen met wantrouwen zou uiten. Wij bewegen ons nu toch in een afgesloten ruimte temidden van het geheel! Bewust is men, bang om populair te zijn, ontvreemd aan de massas, (c.f. wetenschappelike terminologie, dichtkunst, etc.). Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 318. lste prijs, wedstrijd „Neue Leipziger Zeitung" (Febr. 1927). N. Fetrovic, (Agram), Overal zijn beginpunten te vinden van een dergelike stroming: het vinden van Facta voor de geschiedenis is niet meer nodig, dat werk is al in de vorige eeuw verricht (Mommsen). Nu gaat het erom, de imenselike waarden uit het histories gebeuren te lichten. Vakverenigingen doen aan gotiese kunstge schiedenis. De aardrijkskunde wordt reëel en levendig, als een Duitse boer in 1914 éénmaal aan het Siiezkanaal is geweest of groepen jongens en meisjes op tochten het Duitse landschap heb ben leren kennen. Musea staan open, en het Pergamon-Altaai in het Berlijnse museum wordt door alle volks lagen bekeken. Een man als Cassirer leest voor de volks hogeschool in Hamburg. De „Trainingsanzug" geldt voor iedereen en wordt door iedereen gedragen. Losse punten als de bovengenoemde zijn na tuurlik alleen te beschouwen als aanwijzingen van aktuele problemen, die voor de hand lig gen, als prikkel, niet als uitwerking. Het spreekt al vanzelf, wat de richting is, die hier tegenover de gummiknuppel moge hij van de rechter of van de linker-barrikade komen, ge steld wordt: sociale menselikheïd, kuituur, vulling van de vrüe tijd, verspreiden van veel geestelike waarden uit het gemonopoliseerde eiland der universiteit naar de vrije ruimte, die als gemeenschappelik terrein voor gestu deerden en anderen gevormd moet worden. Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kf6, Dh5, Tb8, Pc3, b2, b4, c2, f3, f5, g4, g6. Zwart: Ka6, Tbl, Lg2, Pa8, d6, f7. PARTIJ No. 188. Gespeeld in het tournooi te Bied, Augustus '31. Wit: Zwart: B. Kostityeh. E. Bogoljubow. (Vrsac). (Triberg). Réti-openlng. 1. Pgl—f3 d7d5 2. c2c4 e7—-e6 3. g2g3 Pg8—f6 4. Lflg2 LfS—e7 5. 0—0 O—O 6. b2b3 c7—c5 7. c4Xd5 Pf6Xd5 8. Lel—b2 Pb8c6 9. Pbla3 a7a5 10. Pa3c4 a5—a4 11. Pf3e5 Pc6Xe5 12. Pc4Xe5 a4a3 13. Lb2c3 f7—f6 14. Pe5d3 Ta8a7 Ten einde daarna zonder gevaar met den b-pion te kunnen spelen (zie Lg2). 15. Tal—cl Om plaats te maken voor den Looper (c3—al). 15. b7—b6 16. Pd3—f4 Pd5Xf4 17, g3Xf4 Dd8d6 18. e2e3 Lc8a6 19. Tfl—el e6e5 20. Ddl—h5 e5Xf4 21. Lg2d5f Kg8h8 22. Ld5e4 g7g6 23. Le4Xg6 Le7d8 24. Lg6—f5 Ta7g7f 25. Kgl—hl f4Xe3 26. d2Xe3 La6—b7f 27. e3e4 Dd6—f4 28. f2—f3 Lb7a6 29. Tel—dl Df4c7 Er dreigde 30. TdlXd8 Tf8Xd8; 31. L< en wint. 30. Dh5h6 fro Er dreigt 31. Tdl—d7t 30. Tf8—f7 31. Tdl—d2 La6c8 32. Tel—dl Ld8e7 33. Td2d7ü Lc8Xd7 34. Tdl X d7 Dc7—c6 35. Td7Xe7! Tf7Xe7 36. Lc3Xf6 Er dreigt 37. Dh6Xh7 mat. 36. Kh8g8 37. Lf6Xg7 Dc6Xh6 38. Lg7Xh6 b6—bö 39. Lh6e3 cöc4 40. b3Xc4 b5b4 41. Le3c5 Te7—b7 42. Lf5—e6f Kg8—g7 43. Lc5d4f Kg7—g6 44. c4c5 Opgegeven. Een schitterende partij! OPLOSSING PROBLEEM Nr. 314. (H. W. van Dort). Stand der stukken: Wit; Ka8, Dh6, Td3, La6, Lgl, Pa3, Pe8, C2, d4 Zwart: Kd5, Pa5, Pg7, Le6, e4, e7. 1. La6c8, enz. De mededeeling „eerste publicatie" berustte op een misverstand; achterna bleek ons, dat het probleem reeds is opgenomen in het Handels blad van 8 Aug. 1.1. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruijter en M. H. Wiersema, beiden te Bloemendaal; F. Brandon, te Haarlem; J. van Gulik, te Overveen; P. Mars te Santpoort. CORRESPONDENTIE. In den „Stand der stukken" van Probleem No. 317 is een deel weggevallen, men leze voor Wit: Kal, Da2, Te7, Lh4, Pb3, a3, b5, c2, c5, e4, f3. Het diagram was goed afgedrukt. lste prijs wedstrijd „Neue Leipziger Zeitung" (Febr. 1927). WAT NIET IEDEREEN WEET. De vloeren in de kamers van koningin Eliza- beah waren, als in alle patriciërswoningen met stroo bedekt. Het gold als een groote weelde, dat stroo eiken dag te ververschen. Anna Boleyn, de uitverkorene van Hendrik VIII van Engeland, bezat maar drie hemden en één paar schoenen. Zij beklaagde zich bitter over de gierigheid van den koning, die haar niet meer toestond. Tot aan het einde der achttiende eeuw zag men in burgergezinnen geen sofa'a

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3