KAPITEIN KLAKKEBÖS OP DE LEEUWENJACHT
£5e Jaargang-
Het Bloemenclaalseh Weekblad. 16 October 1331. Tweede Blad,
LOSSE BLAADJES.
Van alles wat.
Brokjes Levenswijsheid»
Hooghartigheid.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Door G. Th. ROTMAN.
SCHAAE1RUBRIEK.
De herfstzon stooft ons heerlik gaar
Op Scheveningen's boulevard.
Een auto, aan 'tlaveeren daar,
Rjjdt kalm een bankje in elkaar,
Waarop drie dames. Groot misbaar!
Straks luidt het vonnis kort en klaar:
Straf de bestuurster niet te zwaar;
De doode blijft toch dood, niet waar?
„De honderduizend op ons lot!"
Zoo riep ik uit, van blijdschap zot!
„Ja vrouw, je heb er mee gespot,
Maar nu, hoera, wat een genot!"
Zy keek naar 't nummer van mijn lot
En dra was onze vreugd beknot.
We voelden ons geducht bedot
En zijn van droefheid half kapot!
Rijksambtenaar is niet content:
Men kort hem op zijn tractement
„Wij zijn 'tzoo weeld'rig niet gewend,
En aan 't vermind'ren komt geen end;
We geven liefst geen halven cent!"
Roept hij, terwijl de gansche bent
Naar de protestvergadering rent
Of 't helpen zal, is niet bekend!
(Nadruk verboden)
In een onzer groote bladen stond onlangs
een bericht omtrent het aantal zelfmoorden te
Berlijn. De meeste van deze zelfmoorden ko
men voor bij jonge menschen van beiderlei
kunne. De correspondent knoopte aan dit ver
schijnsel een beschouwing vast, waarmee hij
het voor een gedeelie meende te kunnen verkla
ren. Niet alleen te Berlijn, maar ook te Parijs
en andere wereldsteden vindt men een aantal
jongelieden, die daarheen zijn gelokt door het
vooruitzicht, iets groots en buitengewoons te
zullen tot stand brengen. Zij achten zich te
goed voor een „ordinaire" betrekking op een
kantoor en zijn overtuigd, dat er in hen een of
cnder genie steekt. Zij beproeven hun kans bij
het tooneel of de film of op het schilders
atelier, zitten avond aan avond in hun stam
kroeg te zwetsen, leven van gaven en voor-
Bchotteai, welke zij nimmer terugbetalen, schel
den op de maatschappij en beschimpen het bur
gerdom en zakken allengs tot het peil van de
misdaad af, zoo ze niet tenslotte nog als be-
roepsdanser, bordenwasseher, chauffeur of por
tier in een baantje terecht komen. Schaamte
en wanhoop drijven degenen, wier karakter
Zich in dit bestaan op den duur niet kan schik
ken, dikwiKs tot zelfmoord.
Dit is de droeve geschiedenis van jonge
taenschen, die op hun levenspad het voorrecht
hebben inedegekregen van een goede opvoeding
en voortreffelijk onderwijs. Zij hebben den
leeftijd bereikt, waarop de schooi achter hen
ligt en de maatschappij vóór hen. Dit is voor
menig jong leven een hachelijk tijdstip.
De overgang tusschen school en maatschap
pij is vaak moeilijk De school is eensdeels een
gevangenis voor de jeugd, anderdeels een
lusthof. Men voelt zich in de school niet vrij,
is slaaf van het huiswerk en van vakken,
waarvoor men niets voelt. Men moet strafwerk
en vitterijen aanvaarden en wordt als onmon
dig kind behandeld. Maar straks, in de maat
schappij, zal men vrij zijn! Met het diploma In
den zak is men mensch en zal men zfln geest-
doodenden slavenarbeid mogen vervangen door
werk van beteekenis.
Hoe stelt de maatschappij in dit opzicht te
leur! Het is niet aileen in het ambacht, dat
men als krullenjongen begint. Ook in het ambt,
in de kunst, in de wetenschap vangt men als
beginneling aan. Er bestaat ook een maat
schappelijke groentijd, die een proef op het
karakter en het volhardingsvermogen is en die
den hoogmoedige door vernedering tot zelfken
nis brengt.
De maatschappij blijkt niet het vluchtoord
te zijn, waar de slaaf van schooltucht en school
kennis tot vrijheid en vreugde komt. Achteraf
was de school nog zoo kwaad niet. Achteraf
lijkt alles, wat daar het leven zoo verdrietelijk
maakte, een vroolijk spel bij den stroeven ernst
van de maatschappelijke dagtaak.
Zooals men als scholier dacht rijn eenvou
dige levensplicht te kunnen ontvluchten, zoodra
men de maatschappij binnentrad, zoekt men,
in de maatschappij aangeland, nogmaals een
uitvlucht Wederom is de maatschappij, als de
school, de plaats waar men met eentonigen,
eenvoudigen, plichtmatigen arbeid niet meer
bereikt dan het met duizenden makkers vol
doen aan een dagelijksche taak. Is men, nog
maals, voor zulk slavenbestaan niet te goed?
Nu moet de kunst uitkomst brengen, of de
cultuur of de politiek. Het doet er niet toe
wat, als het maar niet het gewone, plicht
matige alledagsleven is. Men wil niet behooren
tot de millioenen, die naamloos zwoegen aan
do instandhouding van het nederig menschen-
bestaan. Men wil met de weinigen de toppen
bestijgen, waarheen de wereld opkijkt om bui
tengewone verrichtingen te bewonderen.
Alsof buitengewone verrichtingen mogelijk
zijn zonder den oröinairen grondslag van har
den en emstigen arbeid! Alsof de glinsterende
torenhaan niet is vastgezet op een gebouw,
dat met ruwe steenen grondslagen meters diep
in de grauwe aarde gemetseld is!
Wee, wie zich voer de grauwe aarde te goed
acht! Wee, wie den gezondmaltenden invloed
van elementair plichtswerk versmaadt! Wee,
wie de kunst miskent en de wetenschap en de'
cultuur, door te vergeten, dat haar dienaren
moeten ploeteren ais daglooners om. tot de ge
ringste hunner schoppingen te geraken!
Men kan het onmondige kinderen niet kwa
lijk nemen. Maar zouden vele der levensmis
lukkingen en daarop gevolgde zelfmoorden
niet ten laste komen van ouders, die him tel
gen opvoeden in den waan, als zou er een on
derscheid bestaan tusschen hunner waardigen
en onwaardigen arbeid? Zij vergrijpen zich aan
him kroost door dit den zegen van den dee
moed te onthouden en het in een hooghartige
levenshouding een voorwendsel te verschaffen
om toe te geven aan kleinzeerige, kinderach
tige gemakzucht.
H. G. CANN EGIETER
33. De drie luchtreizigers kwakten met een 34. Ze hadden nu allen tijd, om Parijs te be
smak tegen de fontein en vielen daarop met kijken. Want de vliegmachine moest in 'n vlieg-
hevig geplons in het rijkelijk met water gevulde tuigenfabriek gerepareerd worden en daar ging
bassin. Langs een ladder klommen ze naar be- minstens een week mee heen. Daarop werd de
noden, en terwijl ze bibberend naar een hotel reis naar het zuiden voortgezet, nadat ze eerst
werden gebracht, zorgde de brandweer er voor, nog een laatste keer boven het prachtige opera
dat het vliegtoestel beneden kwam. gebouw gecirkeld hadden.
HET BLOEMENDAALSCHE BOSCH.
Gedeelte opnieuw te beplanten als bosch
en niet als plantsoen.
Te werkstelling vverkloozen.
B. en W. schrijven den Raad:
In zijn onder dagteekening van 24 Maart 1931
aan ons College uitgebrachte „Rapport over den
toestand van het Bloemendaalsche bosch, voor
stellen ter verbetering en maatregelen tot in
standhouding", schrijft de heer L. A. Springer
oa.: „Het gedeelte VI, vormende den hoek van
de Koepellaan en Zomerzorgerlaan, is „er zeer
slecht aan toe. Het beste is, dit geheel te her
zien, alles te rooien en opnieuw te beplanten
als bosch en niet als plantsoentje. Als hoofd
bestand gebruike men eiken, gemengd met
naaldhout".
Omtrent dit rapport bericht ons het hoofd
van den plantsoendienst: „In zijn laatste rap
port betreffende het Bloemendaalsche bosch
geeft de heer Leonard Springer een m.i. alles
zins juist advies voor de reorganisatie van het
boschgedeelte bij de Koepellaan.
Dit gedeelte, waarin reeds sinds jaren ge
tracht werd een onderbeplanting aau te bren
gen met behoud van den ouden toestand, even
wel met weinig resultaat, zal grondig omgespit
cn bemest moeten worden en de uitgeleefde
boomen zullen moeten gerooid en door jonge,
hoofdzakelijk eiken vervangen worden, welke
laatste dan aangekocht en op de gemeentelijke
kweekerjj voorloopig verder gekweekt moeten
worden. Om licht te bevroeden redenen moeten
deze werkzaamheden over meerdere jaren ver
deeld worden."
Daar zulke werkzaamheden in het najaar
moeten geschieden, zouden wij u in overweging
willen geven om thans tot uitvoering ervan te
besluiten, doch, omdat op de begrooting voor
een zoo ingrijpende behandeling van het bosch
geen bedrag is uitgetrokken, verzoeken wij u
tevens ons daartoe een crediet van f 2000 te
verleenen, n.l. voor:: arbeidsloon (diepspitten,
inbreng van mest, opsteken van de bestaande
onderbeplanting, enz.) f1200; mest f300; auto
vervoer f200; heesters en boomen f300. Totaal
f 2000.
Hierbij wordt van de veronderstelling uit
gegaan, dat eenige geschikte werkloozen voor
dit doel word'en aangewezen om te werken on
der leiding van een der plantsoenarbeiders, aan
gezien niet zooveel plantsoenarbeiders uit hun
gewone bezigheden gehaald kunnen worden,
ais noodig zou zijn om tijdig met het werk ge
reed te komen.
EEN OOK VOOR ONS BELANGRIJKE
LEZING.
Prof. von Eckardt, Heidelberg, hield Donder
dagavond in het Universiteitsgebouw te Amster
dam een lezing waarvan „Propria Cuves'
(Amst. Stud. Weekblad) inhoud en strekking
op de volgende leerzame wijze weergaf.
De Ufa-Wocheïischau in het Rembrandt-thea
ter liegt: Duitsland bestaat niet uit onthul
lingen van monumenten voor de Duitsche krijgs-
offers, noch uit militaire parades of taspek-
sies van nieuwe Kruisers: Duitsland bestaat
uit een ontzenuwde middenstand, door staats
lasten en herstelbetalingen het sterkst gedrukt,
industrie met sterk beperke produksie, banken
die voor een groot gedeelte door de staat zijn
gesocialiseerd, temidden van dat alles partijen
die de in het nauw gebrachte burgers onder
een ideologieso vlag bezig houden en tot radi-
kaal fanatisme trachten op te voeren, duizend
volle dancings boven duizend vulkaantjes, ver
splintering en verbrokkeling op elk gebied, cyniese
onverschilligheid naast een krampachtige wil
tot zelfbehoud in alle volkslagen: op het land,
in de industrie, geldwereld, beambten'kringen,
onder intellektueelen.
In dit verband zal ik op deze laatste groep
nader ingaan.
De Duitse Akademie is nog steeds geestelik
asyl en hooggeplaatste uithoek van het maat-'
schappelib leven, zij het ook in ietwat andere zin
dan 50 jaar geleden, toen de beschaving, het be
grip „Bildung" monopool en lintjesregen was,
toen de kateder en de akademiese graad de bur
gerij beheerschten, toen de duitse wetenschappe-
like Jargon werd uitgevonden, en de „Ungebil-
dete", de ongeschoolde, de barbaar der Hellenen,
de 2e klas-burger was, en de „Gebildete" zich
als Nietzsche's Übermensch begon te voelen.
Op het ogenblik zijn de kollegezalen voor de
helft vergaderlokalen voor hen die nog liever een
door de staat gefinancierde studie dan de werke-
lozenondersteuning aannemen.
Gewoonlik begrijpt 'van alle instellingen de
buiten het praktiese leven staande universiteit
het laatste, wat er op het ogenblik om haar heen
gebeurt. Zij bemoeit zich niet met de levende
politiek, maar met de tot wetenschap versteende,
geschiedenis geworden politiek van het verleden.
Zij behandelt minder de ekenomiese krisis van
1931 dan de ekonomiese teorie van Quesnay t.m.
ide Oostenrijkse school, enz. enz. Op het ogen
blik begint daar, tenminste in Duitsland, kente
ring in te komen. Enkele docenten beseffen, wat
zij de jonge mensen die over 20 jaar de verant-
ia mlllon VI in mfWfon VPl'tel-
35. De reis naar Marseille is ver, veel verder 38. Hier moeten we eerst de noodige inkoopen
dan van Holland naar Parijs. Onderweg landden doen", zei de kapitein", want in de binnenlanden
ze dan ook, aan de oevers van de Loire, om een van Afrika is niets te krijgen". Na een middagje
bad te nemen en hun kleeren te wiasschen. De winkelen kwamen ze terug met 'n wagen vol
kapitein maakte netjes van takken :i touw 'n pakken: vet, boter, suiker, koffie, kralen, spie
drooglijn op het vliegtuig en zoo droogde het geitjes, en nog eenige geweren met munitie. Het
wasehje perfekt. Zoo streken ze eenige uren later kostte heel wat moeite, eer alles in het vliegtuig
bij Marseille neer geborgen was.
woordeiike generatie zullen zijn, moeten vertel
len Enkelen gebruiken de wetenschap als voor
bereiding voor het werkelike leven en maken zich
los van het verouderde verband van een Univer
siteit als wetenschappelik-bespiegelende instel-
1ÜTot dit soort levende docenten met voldoende'
verantwoordelikheidsgevoel, gesteund door het
vermogen „te ruiken wat in de lucht ligt", de
meest uiteenliggende faktoren te konstateeren en
zo altijd een nieuw onverwacht overzicht te
geven en perspektieven te openen, en deze eigen
schappen door een goe'd retories talent kracht bij
te zetten behoort Prof. Hans von Eekardt, een
opvallende figuur ook binnen het kader van de
Heidelbergse Universiteit.
Zulke intellekten zijn nodig, om de „weitan-
schauliche Verankerung", pedanterie van Duitse
studenten, filosoofjes van 18 jaar, het egocen-
triese idealisme omver te gooien, om daarna te
beginnen met de opbouw door eenvoudig te
wijzen op wat nodig is, het ontzaglike gebied van
de fouten zoveel mogelik te bestrijken en aan té
wijzen, waar konkrete materiele en geestelike ver
beteringen door de straks volwassen intellektu-
elen, kunnen worden aangebracht.
In het oude Egypte werden 20.000 mensen in
de woestijn voor 20 jaar geëngageerd om een
pyramide te bouwen, en wij vinden bij uitgravin-
gen bijna geen skeletten van mensen, hon
gersnood was er niet, integendeel, ongeveer 1000
mensen werkten alleen aan de voedselverzorging,
die op geraffineerde wijze uit het vruchtbare ge
deelte van het land werd aangevoerd.
Ook nu hebben wij zo een prachtig siesteem
van uitbalancering van arbeid en verzorging, al
leen met dit verschil, dat cultus en kuituur geen
rol meer spelen, de arbeidsvreugde is slechts ver
ondersteld, nooit aanwezig.
De sociaalpolitiek, ontstaan niet uit een hu-
maniteitsidee, maar uit de wens van Bismarcx
en Keizer Wilhelm, hun troepen uit krachtiger
mensen te rekruteren dan ze uit de overwerkte
en ondervoede industriestreken kwamen, is toe
in minutieuss kleinigheden uitgebouwd, maar
wordt door de 20.000.000 mensen, die op het
ogenblik door haar omvat zijn, niet als zegen
gevoeld, integendeel.
Een winkelmeisje houdt haar geld liever voor
haar eigen behoeften aan luxe dan ze in het
ziekenfonds te storten, immers, de behoeften
aan kleding en amusement zijn door film, tijd
schriften enz. sterk opgevoerd: de jonge man
nen van elke stand kleden zich volgens her
type Willy Fritsch, en in armelike voorstad-
buurten staan kunstzijden overhemden in de
winkelramen, aan het kledingsbegrip wordt
dóór een dame uit de hogere burgerstand en
een klein typistetje met een slechts gradueel
verschil voldaan, heide hebben, hetzelfde ideaal
van mode, afwisseling en elegantie. Het loon
beantwoordt niet aan het budget.
Doordat tremen en andere verkeersmiddelen
vroeger veel onder de doelstelling van de stra
tegie werden aangelegd moeten arbeiders nu
vaak in het geheel 5 uur naar hun werk en
terug reizen, terwijl men vriendelik genoeg is
om de 8-uren-dag toe te staan. Pas in de laat
ste tfld probeert men dit in Gross-Berlin en
Gross-Hamburg te verbeteren, hetzij door be
tere verbindingen, hetzij door anderen stads-
aanleg.
Elk materieel gebrek slaat in een geestelike
misstand om: de werkelozen sluiten zich aan
bij de uiterste en men weet, wat dat in
Duitsland wil zeggen. Dat is heel begrijpe
lijk, want in een goed georganiseerde partij
met een grote bureaukratiese staf hebben de
mensen iets te doen, zij zijn „Oberkommisslo-
nar" of „Unter-Gauleiter", of zij vullen hun
tijd met georganiseerd demonstreren door ae
straten der steden. Alles nog beter dan tuis te
zitten.
Maar wat betekent de politieke partij in wer
kelikheid voor hen? Een mijnwerker blijft zijn
dagen onder de grond, onder de nationaal-so-
cialistiese en onder de proletariese diktatuur!
Met het gehele ideologiese radikalisme heb
ben zij niets te maken, wat heeft het voor
waarde om aan de heroïeke gestes van de een
of andere minderheid mee te doen? Aktivis-
tiese lompheid, die misschien ten dele berust op
de teleurstelling over het sociale principe dat
in organisatie en bureaukratisering verstard is,
en het persoonlike verantwoordelikheidsgevoel
in onverschilligheid en botheid veranderd heeft.
Belangrijk is op het ogenblik niet politieke
partijstrijd, niet principieel vechten met ideolo-
gien of vastgelegde beginselverklaringen, maar
het verbeteren van de materiele, en van ae
geestelike misstanden. Per slot van rekening
is wat nu de massas voelen: kultuurhonger, een
wil tot kultuurverkrijiging. De maatschappelike
basis, waarop nu bet kulturele leven berust ls
te smal geworden: kooplieden en industriëlen
verliezen hun geld of hun vrije tijd, en de mid
denlagen en arbeiders hebben steeds minder te
doen, zonder in hun vrije tijd de weg tot de
kuituur te kunnen vinden. De pogingen van
socialistiese zijde, een „sooialistiese kuituur"
tegenover de „bourgeoise" te stellen, zijn nies
al te ver doorgedrongen. Dit tegenover elkaar
stellen is toch de laatste geestelike verarming
der massas, verdict tegen het sociale kuituur-
leven.
Verliest dan een schilderij van Rembrandt
zijn waarde, omdat het lang in kapitalistiese
omgeving werd bewaard, of een konsert van
Mozart omdat het lang in kapitalistiese k-on-
certzalen werd uitgevoerd?
Natuurlik, de produksievoorwaarden voor
kunstenaars zijn veranderd; iedereen weet, dat
de tijd van Rilke of Hugo von Hoffmannsthal,
van allen die hun zachte lyriek tegen zichzelf
uitsponnen, voorbij is.
Maar voor alle jonge kunstenaars is nu ge
legenheid te over, om hun krachten in te
spannen voor het vullen van de vrije tijd, zoals
studenten in Engeland als toneelspelers in ar
beidersbuurten werken. Ook tijdens de oorlog
kon men in Duitsland organiseren: gebouwen
werden voor lazaretten geruimd, die nu voor
deze doeleinden gebruikt zouden kunnen wor
den, de soidatenp-ers had een goede inhoud,
zonder politiek gebonden te zijn, terwijl nu elk
blad voor een politieke richting moet werken
gekomprimeerd zou men het bes-te, wat
een krant wordt gepubliceerd, van tijd tot tijd
voor de massa's kunnen drukken („das Blatt
der N-otzeit"). Men zou bij een dergelike po
ging nóch mogen wachten tot van overheids
wege meegeholpen zou worden, nóch zich er
aan mogen storen, als men zich vanuit de po
litieke partijen met wantrouwen zou uiten.
Wij bewegen ons nu toch in een afgesloten
ruimte temidden van het geheel! Bewust is
men, bang om populair te zijn, ontvreemd aan
de massas, (c.f. wetenschappelike terminologie,
dichtkunst, etc.).
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 318.
lste prijs, wedstrijd „Neue Leipziger
Zeitung" (Febr. 1927).
N. Fetrovic, (Agram),
Overal zijn beginpunten te vinden van een
dergelike stroming: het vinden van Facta voor
de geschiedenis is niet meer nodig, dat werk
is al in de vorige eeuw verricht (Mommsen).
Nu gaat het erom, de imenselike waarden uit
het histories gebeuren te lichten.
Vakverenigingen doen aan gotiese kunstge
schiedenis.
De aardrijkskunde wordt reëel en levendig,
als een Duitse boer in 1914 éénmaal aan het
Siiezkanaal is geweest of groepen jongens en
meisjes op tochten het Duitse landschap heb
ben leren kennen.
Musea staan open, en het Pergamon-Altaai
in het Berlijnse museum wordt door alle volks
lagen bekeken.
Een man als Cassirer leest voor de volks
hogeschool in Hamburg.
De „Trainingsanzug" geldt voor iedereen en
wordt door iedereen gedragen.
Losse punten als de bovengenoemde zijn na
tuurlik alleen te beschouwen als aanwijzingen
van aktuele problemen, die voor de hand lig
gen, als prikkel, niet als uitwerking. Het
spreekt al vanzelf, wat de richting is, die hier
tegenover de gummiknuppel moge hij van de
rechter of van de linker-barrikade komen, ge
steld wordt: sociale menselikheïd, kuituur,
vulling van de vrüe tijd, verspreiden van veel
geestelike waarden uit het gemonopoliseerde
eiland der universiteit naar de vrije ruimte,
die als gemeenschappelik terrein voor gestu
deerden en anderen gevormd moet worden.
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kf6, Dh5, Tb8, Pc3, b2, b4, c2, f3, f5,
g4, g6.
Zwart: Ka6, Tbl, Lg2, Pa8, d6, f7.
PARTIJ No. 188.
Gespeeld in het tournooi te Bied, Augustus '31.
Wit: Zwart:
B. Kostityeh. E. Bogoljubow.
(Vrsac). (Triberg).
Réti-openlng.
1. Pgl—f3 d7d5
2. c2c4 e7—-e6
3. g2g3 Pg8—f6
4. Lflg2 LfS—e7
5. 0—0 O—O
6. b2b3 c7—c5
7. c4Xd5 Pf6Xd5
8. Lel—b2 Pb8c6
9. Pbla3 a7a5
10. Pa3c4 a5—a4
11. Pf3e5 Pc6Xe5
12. Pc4Xe5 a4a3
13. Lb2c3 f7—f6
14. Pe5d3 Ta8a7
Ten einde daarna zonder gevaar met den
b-pion te kunnen spelen (zie Lg2).
15. Tal—cl
Om plaats te maken voor den Looper
(c3—al).
15.
b7—b6
16.
Pd3—f4
Pd5Xf4
17,
g3Xf4
Dd8d6
18.
e2e3
Lc8a6
19.
Tfl—el
e6e5
20.
Ddl—h5
e5Xf4
21.
Lg2d5f
Kg8h8
22.
Ld5e4
g7g6
23.
Le4Xg6
Le7d8
24.
Lg6—f5
Ta7g7f
25.
Kgl—hl
f4Xe3
26.
d2Xe3
La6—b7f
27.
e3e4
Dd6—f4
28.
f2—f3
Lb7a6
29.
Tel—dl
Df4c7
Er dreigde 30. TdlXd8 Tf8Xd8; 31. L<
en wint.
30.
Dh5h6
fro
Er
dreigt 31. Tdl—d7t
30.
Tf8—f7
31.
Tdl—d2
La6c8
32.
Tel—dl
Ld8e7
33.
Td2d7ü
Lc8Xd7
34.
Tdl X d7
Dc7—c6
35.
Td7Xe7!
Tf7Xe7
36.
Lc3Xf6
Er
dreigt 37. Dh6Xh7 mat.
36.
Kh8g8
37.
Lf6Xg7
Dc6Xh6
38.
Lg7Xh6
b6—bö
39.
Lh6e3
cöc4
40.
b3Xc4
b5b4
41.
Le3c5
Te7—b7
42.
Lf5—e6f
Kg8—g7
43.
Lc5d4f
Kg7—g6
44.
c4c5
Opgegeven.
Een schitterende partij!
OPLOSSING PROBLEEM Nr. 314.
(H. W. van Dort).
Stand der stukken:
Wit; Ka8, Dh6, Td3, La6, Lgl, Pa3, Pe8,
C2, d4
Zwart: Kd5, Pa5, Pg7, Le6, e4, e7.
1. La6c8, enz.
De mededeeling „eerste publicatie" berustte
op een misverstand; achterna bleek ons, dat het
probleem reeds is opgenomen in het Handels
blad van 8 Aug. 1.1.
Goede oplossing ontvangen van:
H. de Ruijter en M. H. Wiersema, beiden te
Bloemendaal; F. Brandon, te Haarlem; J. van
Gulik, te Overveen; P. Mars te Santpoort.
CORRESPONDENTIE.
In den „Stand der stukken" van Probleem
No. 317 is een deel weggevallen, men leze voor
Wit: Kal, Da2, Te7, Lh4, Pb3, a3, b5, c2, c5,
e4, f3. Het diagram was goed afgedrukt.
lste prijs wedstrijd „Neue Leipziger
Zeitung" (Febr. 1927).
WAT NIET IEDEREEN WEET.
De vloeren in de kamers van koningin Eliza-
beah waren, als in alle patriciërswoningen met
stroo bedekt. Het gold als een groote weelde,
dat stroo eiken dag te ververschen.
Anna Boleyn, de uitverkorene van Hendrik
VIII van Engeland, bezat maar drie hemden en
één paar schoenen. Zij beklaagde zich bitter
over de gierigheid van den koning, die haar
niet meer toestond.
Tot aan het einde der achttiende eeuw zag
men in burgergezinnen geen sofa'a