m b KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT. mm. Wm WÊ\ m a 1 Voor de Vrouw iff 25e Jaargang. Het Bloemendaafsch Weekblad. 23 October 1931. Tweede Blad. No. 42. LOSSE BLAADJES. Thomas AIva Edison. Brokjes Levenswijsheid. Op het koord. Door G. Th. ROTMAN. Treinroof. SCHAAKRUBRIEK. j HI, lH j03&\ ff ff IMi r, '^m :m J-i-H 0 De slanke lijn. Hij had geen zorgelooze jeugd: D omstandigheden waren slecht. En onbezorgde blijde vreugd Was voor hem eerst niet weggelegd. Hij kende reeds als jonge knaap Den harden strijd om het bestaan, Maar vol van ondernemingslust Liet hij zich niet ternederslaan. Met ongelooflijk taai geduld Zocht, speurde hij in later tijd, Zijn machtig brein geheel vervuld Van 't werk, zoo vol van moeilijkheid. Verborgen krachten der natuur Z-» werden één voor één bekend, En na zoo menig slaap'loos uur Tot heil der menschheid aangewend. De vorscher in de wetenschap. Vol wilskracht en vol energie, Is thans voor immer heengegaan. Hij was een waarlijk groot genie! Rust thans, gij onvermoeide geest. Wiens werk een zegenrijk geschenk Voor heel de wereld is geweest Dat men met eerbied u gedenk'! (Nadruk verboden) Nietzsche heeft in zijn Zarathustra den mensch met een koorddanser vergeleken. Of eigenlijk met het koord zelf. De mensch, aldus laat hij Zarathustra zeggen, is een koord, ge knoopt tusschen dier en oppe. mensch, een koord over een afgrond. Een geaaarlijke over loop, een gevaarlijk onderweg zijr, een gevaar lijk terugblikken, een gevaarlijk huiveren en staan blijven. Deze bescLrjjving, ofschoon zij op elk punt der geschiedenis juist is, leent zich inzonder heid voor het hachelijk tijdstip, dat wij thans beleven. Dit is het oogenblik. waarop de mensch onderweg is op het koord boven den afgrond en huiverend in de diepte kijkt, beslui teloos, beangst, niet wetend of hij terug zal keeren of voortgaan. Ginds in de verte achter ons: het dier; hier vóór ons, helaas nog eveneens in de verte: de oppermenseh. En daar tusschen m, getrokken door den terugblik en tegelijkertijd door het vooruitzicht: de koorddanser, balanceerend op den gevaarlijken overgang. Zoo is het altijd geweest, heel den langen ontwikkelingsweg door. Want stilstand bestaat niet, steeds is er groei. En zoo is elk wezen steeds weer een tusschending, een middenstuk tusschen verleden en toekomst, tusschen uit gangspunt en bestemming. Twee polen trekken voortdurend het wezen, dat zich tusschen hen in evenwicht tracht te houden: het oerinstinct en het ideaal. Nooit hebben wij ten volle het dier ove-vonnen, nooit hebben wij ten volle den engel bereikt. Wij schommelen tusschen de twee po;en en als op een bepaald oogenblik de schommeling buiten gewoon heftig is, dan spreken wij van een cri sis. Zulk een crisis beleven wij thans. De mensch voelt zich op het gevaarlijke koord. Beneden hem gaapt de afgrond. Zal hij terugkeeren of voortgaan Er bestaat op het oogenblik eer sterke nei ging tot terugkeer naar het dierlijk instinct. Het geweld breekt zich baan, nadat men het overwonnen waande. Niet alleen hervatten de regeeringen den wealoop in bewapening juist nu de ontwapeningsconferentie in 't zicht komt, maar ook in de binnenlandsche politiek nemen messteken en vuistslagen, revolverschoten en sabelhouwen allengs weer de plaats in van argumenten. Men bootst in de burgermaat schappij het soldatenpak na en roept om den sterken man, die gelijk de legerbevelhebber op het slagveld, over puinhoopen en lijken de overwinning zal brengen. Reeds meer dan een eeuw geleden heeft een dichter gezegd, dat het een waan is te meenen dat de nood de menschen beter maakt. De te genwoordige nood heeft verruwd, ontadeld, de dierlijke instincten wakker gemaakt. Er is veer iets van het roofdier en van uen misdadi ger losgebroken in de anders welvoeglijke, or dentelijke massa. De pool van bet verleden, van de horde, van net voorhistor.S'-he tweebee- r.ige ondier, de oermensch, trekt. En het door ontbering wilszwakke lichaam en de door neer slachtigheid verbijsterde geest verleenen ge hoor aan de rauwe, bloeddorstige stem der na tuur. Maar evenzeer trekt den verscheurden mensch tegelijkertijd in dezelfde mate de stem van het ideaal. De verbeelding z'ct reeds den nieuwen mensch de aarde in bezit nemen: de waarlijk het dier overwonnen hebbende, waar lijk mensch zijnde mensch. Nooi; is het ver langen naar vrede, de wil tot gerechtigheid, de overtuiging, dat slechts een redelijke en zede lijke samenleving de wereld van don ondergang kan redden, zóó steek geweest. Allerwege openbaart zich de nieuwe geest, welke de maatschappij der toekomst moet voortbrengen. Allerwege stallen zich mogelijk heden uit, om te verwezenlijken hetgeen eeuwen lang slechts een droombeeld gewet st is. Aller wege dringt zich de noodzaak op om te oog sten, hetgeen als vrucht van eindelooze in spanning van wetenschap, arbeid en idealisme thans rijp is geworden. Dit is de moeilijkheid voor wie leeft in den teg'enwoordigen tijd: dat twee principieele te genstellingen een beroep op hem doen, verle den en toekomst, diermensch en oppermenseh. Wien zal hij volgen, welke roepstem gehoor ge ven Hij wankelt, hij duizelt, hij voelt het koord onder zich trillen. Wat wacht onze wereld op dit gevaarlijk moment, nu de mat op het koord, dat gespan nen is tusschen de twee polen der ontwikkeling, huiverend staan blijft? Zal zij terugkeeren tot oen baaierd, waarin redeloos geweld regeert en de bloeddorstige roofdierinstincten zich uitle ven? Of zal zij den koenen stap vóóruit doen en den nieuwen mensch de hand reiken, die met de palmtak des vredes en de hoorn des overvloeds haar verwelkomt? H. G. CANN EGIETER Elegante namiddagjapon van zwarte wol met ingezette deelen en uitgetande randjes; de onder blouse )s van witte kant kant, de ceintuurgespen van Strasz. Het hoedje is <van zwart fluweel. „Ik kan niet" blijft in de modder steken, maar „moedhouden" weet den wagen wel uit het modderspoor op te halen. Al verbeeldt gij u ook, dat gij vele dingen weet, en die vrij goed weet, bedenkt, dat er meer dingen zijn, die gij niet weet. Thomas a Kempis. nu vemer ^ot van stapel, en enkele dagen later landden ze in het hartje van Afrika. Vlug werd bovenin een palmboom een Platform gemaakt, en, verscholen achter de bla deren. werd de komst van de leeuwen afgewacht, in plaats van leeuwen verscheen er echter een olifant. „Die heeft veel grooter ooren dan die bij ons in de diergaarde!" zei neefje Koos 38. „Ja, maar bij ons in de diergaarde is 't ook een Aziatische olifant", zei de kapitein, „en dit is een Afrikaansche. Maar wacht, je zult eens zien, hoe fijn ik 'm vang!" Meteen wierp hij met 'n vluggen zwaai zijn lasso om den nek van het beest, en bond het touw stevig aan den palm vast. „Ziezoo", zei de kapitein, „heb ik 'm dat handig gelapt, of niet?" 39. Nu, handig was 't zeker, maar de olifant, die erg op z'n vrijheid gesteld was, begon uit alle macht aan het touw te trekken, zoodat de heele palmboom als 'n rottinkje omboog. Tot overmaat van smart raakten ze in de conster natie hun geweren kwijt, terwijl er op datzelfde oogenblik ook nog 'n paar leeuwen aan kwa men zetten. 40. Nu werd de toestand bepaald critiek. De top van den boom raakte bijna aan den grond; een van de leeuwen sprong op den boom, om z'n aanval te beginnen, terwijl de andere zijn woede koelde aan een van de geweren, die op den grond lagen.Kapitein Klakkebos greep z'n revolver, maar de arme man beefde zoo van angst, dat hü telkens misschoot. NOG EEN NASLEEP VAN DE PAKIJSCHE TENTOONSTELLING. Olifantjes zijn thans een zeer gewilde snuis terij. Men ziet ze overal: als klein, pikzwart handvat op het deksel van een bonbonnière, ingelegd op een sigarettenétui. met een gat in den rug bij wijze van aschbak, enz. Uit ver guld hout z\jn het aardige bergplaatsen voor allerlei kleinigheden. De sluitingen van som mige taschjes vertoonen ook al een olifanten- motief en zelfs in de hoeken van tafellakens en servetten ziet men ingeweven olifanten. En op de schortjes van kleine kinderen heeft de olifant de honden, katten en vogels geheel verdrongen. GOUDKRISTAL. Het oude goudkleurige kristal is weer zeer modern voor vazen en pièces de milieu. Het wordt ook verwerkt in zeer moderne, vormen voor schalen en jardinières. Minder mooi is het, wanneer dit kristal met bloemen wordt beschilderd. Dat Is te veel van het goede; het staat opgesmukt en smakeloos. EENIGE NAMEN VAN JAPONNEN. Vele parfumeurs hebben den slechten smaak geen namen meer voor hun creaties te beden ken, doch ze met prozaïsche nummers aan te duiden. Met de couturiers is het zoover geluk kig nog niet gekomen, integendeel, deze wed ijveren in de mooiste en origineelste namen. Een paar voorbeelden uit de nieuwste collec ties: Verzoeking, Tête a tête, Avontuur, Zwarte Lelie, Laatste sigaret, Gevangene, Rendez-vous, enz. GASTEN ONTVANGEN. Gasten ontvangen is niet ieder werk, want het vereischte een zekere opmerkzaamheid voor kleinigheden. Zoo moet een goede gast vrouw altijd weten te voorkomen, dat het ge sprek stokt. In zoo'n geval kan men een ac tueel onderwerp aanroeren; dat is altijd ani- meerend, zoolang het gesprek niet te heftig wordt. In dat laatste geval, maar ook als het gesprek niet vlot, kan men door een losse op merking of door het presenteeren van een en ander voorkomen, dat er een gedrukte stem ming voelbaar wordt. Dikwijls is het ook een groote steun voor de gastvrouw, als zij een enkel, zeer goed, radionummer ten gehoore brengt. En als zij het geluk heeft een voor aanstaand persoon in den kring van haar gasten te tellen, moet zij hem de kans geven, zich te uiten want beroemdheden zijn juist dikwijls eenigszins teruggetrokken. TEGEN EEN ROODEN NEUS. Er zijn zoowel mannen als vrouwen, die last hebben van een rooden neus. Deze hinderlijke kwaal wordt gewoonlijk veroorzaakt door een slechten bloedsomloop, zoodat allereerst daar tegen maatregelen moeten worden genomen. Alle plaatselijke behandeling kan niet anders dan een tijdelijk effect hebben, doch dikwijls is men zelfs voor een tijdelijk effect al dank baar. Men druppelt dan wat benzine op een dotje watten en bet daarmede den neus. Een meer blijvend effec|. bereikt men door het plaatselijk verbeteren van den bloedsomloop, bijv. door het dagelijks inwrijven met citroen sap of door eiken morgen afwisselend den neus te betten met in heet en ijskoud water edoopte sponsjes. Dit moet 5 a 8 minuten achtereen worden volgehouden. ZEEP OF GEEN ZEEP? De meeningen loopen nogal uiteen over de vraag of men al dan niet zeep voor het ge zicht dient te gebruiken. Velen meenen, dat men den schadelijken invloed der zeep op de huid maar op den koop toe moet nemen, om dat zonder zeep een grondige reiniging der huid niet goed mogelijk is, wat evenmin de huid verfraait. Een korreltje waarheid steekt er wel in deze opvatting; het is n.l. aan te be velen, eenmaal per week het gezicht met een goede zeep te wassehen. Toch zijn er ook per sonen, wier huid zelfs dit niet verdragen kan; deze doen goed met eens per week het ge zicht in te wrijven met citroensap, dat men 5 minuten lang laat inwerken en vervolgens met lauw water afwascht. De huid wordt hier zacht, frisch en glad van, terwijl verwijde po riën zich samentrekken. (Nadruk verbodeA) door KAREL BALKENS. Toen de taxi voor het Centraal Station stil meld, stapte een deftig gekleede forsche heer- op-leeftijd eruit, alles was rond aan nem; z n kleine hoofd, bolle wangen, driedubbele kin en ballonvormig lichaam op korte beenen, handen met vingers als saucijsjes, keurig verzorgd. Terwijl hij z'n overvolle portefeuille opende, om er 'n biljet van tien gulden uit te halen, consta teerde de grof-klokige magere heer, achter de ruiten van één der ingangsdeuren, 2 Inte ressante gegevens 'n ring met prachtigen steen en 'n lijvig bundeltje bankpapier. De gevolg trekking lag voor den toeschouwer voor cie de hand: 'n rijke argelooze provinciaal, die nog geen gelegenheid had gevonden zich door zak kenrollers van 'n flinke portie van z'n ver mogen te laten ontlasten, 't Splinternieuwe valies, dat uit de taxi getorst werd, versterkte deze conclusie. Aan 't loket sloot de magere heer zich aan achter den dikkerd. „Eerste Hannover", 'n Lapje van vijf en twin tig werd door den dikzak op de schuif gedepo neerd. Goedmoedig blikte hij rond in de hal en over 't rijtje wachtenden achter hem. De mage re heer stond gereed om te betalenook van z'n portefeuille was de inhoud even zichtbaar. Ze stemde den goedhartigen provinciaal tot tevre- lenheind. „Berlijn eerste", riep de magere in Je ricn- ting van 't ruitje, terwijl zijn voorganger 't wis selgeld opstreek. Toen de heer uit de taxi langzaam door den tunnel naar de trap van 't perron liep, stapte de magere heer hem haastig voorbij. Z'n koffer tje was bedekt met etiquetten van velerlei vorm, kleur en afmeting. „Grand hotel, Lon den", las de dikzak op één ervan. „Eenvoudig maar in de puntjes gekleed, 'n industrieel op reis", luidde de diagnose. De D-trein stond gereed. Toen de dikke heer op 't perron stapte, zag Bij den industrieel ai instappen. Hij liep langzaam langs den trein stapte in een der voorste wagons en wandelde door den corridor terug. In 'n rookcoupé zag hij den ander, 'n krant lezend aan het oortier, verder geen mensch. „Morgen, meneer", groette hij, terwijl hij tegenover den industrieel plaats nam. „O goeie morgen", antwoordde deze, ver diept in zijn „Daily Mail". Engelsch accent, goed imitatie-Hollandsch; 'n jaar of wat hier gevestigd. Commissiehandel m locomotieven, patentartikelen, pillen alles „British made". Tevreden over de door jaren lange ervaring bereikte perfectie van zijn com binatievermogen, haalde de provinciaal 't Han delsblad uit z'n borstzak en verdiepte zich in den inhoud der finaneieele kolommen. De trein vertrok, stoomde voort, 'n Goed kwartier las de Engelschman z'n „Daily Mail". Toen vouwde hg 'm op. „Kan ik dienen?" vroeg hij aan z'n over buurman, die 't' Handelsbladnaast zich neet- legde. „Heel graag". De provinciaal nam de Engei- sche krant aan, haalde z'n sigarettenkoker voor den dag en stak op. „Niets gedaan aan de beurs", hernam hij ,,'k Heb een leelijken klap te pakken". „Sorry", zei de Engelschman; „ik ook". De toon, waarop beiden hun tegenspoed Be kend maakten, klonk niet somber, 't -.eek eer of ze elkaar een bagatel meedeelden. Spoedig waren ze in druk gesprek over de koersen, 't Kon niet lang meer duren, meenden beiden de markt vertoonde af en toe teekenen van 'n lichte verbetering. „Probeer eens een sigaret", zei de provinciaal. De Engelschman had 'n half opgerookte sigaar uit 't geopende raampje gegooid, met 'n uit drukking van ontevredenheid op 't gelaat. „Hollandsche?" vroeg hij. „Neen, Fransch; Laurens, 'n goed merk". „Mag ik u dan 'n prima Three Castles offreeren?" 'n Eerlijke ruil meende de provinciaal. De Laurens was ongeveer half op, toen de Engelschman insliep en de provinciaal tegen 'n zware neiging tot knikkebollen begon te veen- ten. Hij schreef 't toe aan den rook van ae Laurens, die hij den Engelschman had aange boden, opende 't raampje en ademde eenige malen diep de frissche lucht in. Daarna boog hij zich snel over den slapende, greep de voile portefeuille en sloot 't onmiddellijk in z'n valies Hierna deed hij 't raampje dicht, ging zitten en sliep binnen 'n minuut in. De Engelschman werd wakker met een bar stende hoofdpijn, 'n Volgende keer zou hij de dosis in z'n Three Castles 'n beetje wakker maken; hij wilde er liever zelf niet van profitee- ren en, als hij te lang bleef slapen, z'n kans op 't spel zetten. Stel je voor, dat hij even lang had geslapen als die dikzak! n De locomotief floot; 'n station? Geen moment te verliezen! Toen hij uitstapte aan welk sla tion wist hij niet en 't liet hem koud lag de portefeuille van zijn overbuurman veilig tus schen 'n pak kranten in z'n reiskoffertje. Zoodra de Engelschman z'n hotelkamerdeur zorgvuldig had gesloten, constateerde hij, aat z'n eigen portefeuille verdwenen was en die van den dikzak 'npaar milliard Rijksmark van nul en geene waarde inhield. En eenige uren later zocht de dikkerd, achter z'n zorgvuldig gesloten kamerdeur in z'n Hannover's hotel, /ergeets naar z'n eigen portefeuille. Die van den En gelschman was propvol met slecht nagemaakte Engelsche bankbiljetten. Ze hadden elkaar niets te verwijten maar beiden zagen 't pas later in. (Nadruk verboden). Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. S19. B. E h m s (Marienwerder). m ifi: j|)ft m Een bijzonder middel om haar te verkrijgen. De moderne vrouw en de moderne man hebben veel over voor de slanke lijn. En temidden van de geweldige economische crisis, welke het nui- dige geslacht de eer heeft te mogen meemaken,, Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kh7, Tg6, Th4, Lgl, Pd5, Ph2, d2, e4, g3. Zivart: Ke5, Del, Ta3, Tel, Lb2, Lc2, Pbl, Pdl, a4. HAARLEMSCHE SCHAAKVEREENIGING. Aan den onderlingen wedstrijd van de Haar- lemsche Schaakvereeniging werd in het speel seizoen 19301931 door 18 leden deelgenomen. Er werd in één groep gespeeld, zoodat ieder 17 partijen moest spelen, tengevolge waarvan de wedstrijd langer duurde dan den winter 1930 1931, maar daar hij volledig werd uitgespeeld was de uitslag van beteekenis voor het vast stellen van de speelsterkte der leden, die er aan hadden deelgenomen. Die uitslag was als volgt: 1. G. Bollebakker, 16 punten; 2. mr. Silvain Groen, 15 punten; 3. A. A. J. Ridderhof, 13% punt; 4. Ph. Th. Stol, 13 punten; 5. A. S. Katan, 12 punten; 68 P. Egas (Aerdenhout), J. Smit Jzn., (Heemstede) en J. M. van der Wal. allen 11% punt; 9. G. J. Gerbrands (Overveen), 9 punten; 10. A. D. van Steenis, 8 punten; 11. J. Cohen (Bloemen- daal), 6% punt; 12-14. J. R. Beukers en A. H. van de Lint (Aerdenhout!, beiden 5 punten: 14. L. J. Vreugde, 4% punt; 15. Ch. Mook, 4 punten; 16. H. Evers (Heemtsede) en W. v. d. Voort, beiden 2% punt; 18. Dr. P. Ozinga, 5 punten. Aan den winterwedstrjjd 1931'32, welke wederom in één groep gespeêld wordt, nemen 20 leden deel. OPLOSSING PROBLEEM No. 3X5. (mr. A. J. C. E. van Heycop ten Ham, 1857—1925.) Stand der stukken: Wit; Kh3, Db2, Ld2, c4, g2, g5. Zwart: Kf5, c5, g7. 1. Db2b5, enz. Goede oplossing ontvangen van: M. D. L. Artz, F. Brandon en H. W. van Dort, allen te Haarlem; P. Mars, te Santpoort. zijn er nog altijd eenige industrieën, die weinig van malaise merken. Tot die industrieën be- hooren zeker die welke zich bezighouden met de vervaardiging van schoonheidsmiddelen en daaronder neemt ongetwijfeld het middel om slank te worden, dan wel te blijven een voor name plaats in. Het is een verheugend verschijnsel, dat er ondanks de boom welke nog steeds in die in dustrie heerscht nog steeds nieuwe vindingen aan de markt komen en dat het menschelijk vernuft zich in deze industrie in zijn volle veel zijdigheid kan ontplooien. Het is daarom met eenig genoegen, dat wij melding maken van onderstaand verhaal, aangetroffen in de Kolni- sche Zeitung, een blad dat er wezen mag en dat zeker zijnen lezers geen onwaarheden zal voor zetten Het verhaal dan waarop wjj doelen, speelt zich af te Rotterdam, een stad, waar, de Koi- nische zegt het, dus zal het wel waar zijn, bij zonder veel zwaarlijvigen voorkomen. Een der inwoners van de Rotte-stad, die of het een gevolg was van gebrek aan li chaamsbeweging, een constitutie-gebrek of ai- leen maar van te veel eten, meldt het verhaal niet last begon te krijgen van een beetje te veel vet, zon op middelen om daarvan be vrijd te raken. Veel bad hij al beproefd, maar helaas, of hier en daar als eens een goede ken nis zei, „zeg jij neemt toch wel een beetje af", de onverbiddelijke weegschaal zei anders Toen las hij de advertentie. Van een Parijsch huis, dat een onfeilbaar middtl tegen zwaar lijvigheid aanbood zonder vermoeiende lichaams beweging en zonder dieet. Dat moest hij hebben. Het tientje 17 Keichsmark, voegt de Kölnische er ter instruc tie zijner Duitsch lezers aan toe werd vooruit toegezonden en waarachtig, drie dagen later was het postpakketje er. Met Fransch-e postze gels, een doosje met een Fransch opschrift. Wij zeggen niet te veel, wanneer we beweren, dat onze Rotterdammer eenigszins teleurgesteld keek, toen hij zag, dat de heele inhoud bestond uit een, zegge en schrijve een enkele pil, ter grootte van een goede ronde Hollandsche erwt. Had hij daarvoor zijn tien pop naar Parijs ge zonden Hoe kon zoo'n simpel balletje de vele kilo grammen overtollig vet vleesch wegnemen? In zijn verbouwereerdheid liet onze goede Rotter dammer het pilletje, dat hij tusschen vinger en duim had genomen, vallen, het kwam, gelukkig, op de tafel terecht en viel, wat je in het Rotter- damsch noemt, aan gruzelementen. Daar lag het nou, in puin, de hoop op een normale figuur. Met eenige ontsteltenis ileef hij er naar kijken en toentoen deed hij een ontdekking: Te midden van het pulver bewoog zich iets, een levend wezen. We zullen u de verdere pikirans van onzen Rotterdammer besparen, en volstaan met de mededeeling, dat hij het heele geval in een klein doosje deed en er m-ee naar zijn huisdokter ging. Deze onderzocht het geval het poeder met het levende wezen ook en stelde vast, dat zich in de pil bevond eenlintworm,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3