m
b
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT.
mm. Wm WÊ\
m a 1
Voor de Vrouw
iff
25e Jaargang.
Het Bloemendaafsch Weekblad. 23 October 1931. Tweede Blad.
No. 42.
LOSSE BLAADJES.
Thomas AIva Edison.
Brokjes Levenswijsheid.
Op het koord.
Door G. Th. ROTMAN.
Treinroof.
SCHAAKRUBRIEK.
j HI, lH j03&\
ff ff IMi
r, '^m :m
J-i-H 0
De slanke lijn.
Hij had geen zorgelooze jeugd:
D omstandigheden waren slecht.
En onbezorgde blijde vreugd
Was voor hem eerst niet weggelegd.
Hij kende reeds als jonge knaap
Den harden strijd om het bestaan,
Maar vol van ondernemingslust
Liet hij zich niet ternederslaan.
Met ongelooflijk taai geduld
Zocht, speurde hij in later tijd,
Zijn machtig brein geheel vervuld
Van 't werk, zoo vol van moeilijkheid.
Verborgen krachten der natuur
Z-» werden één voor één bekend,
En na zoo menig slaap'loos uur
Tot heil der menschheid aangewend.
De vorscher in de wetenschap.
Vol wilskracht en vol energie,
Is thans voor immer heengegaan.
Hij was een waarlijk groot genie!
Rust thans, gij onvermoeide geest.
Wiens werk een zegenrijk geschenk
Voor heel de wereld is geweest
Dat men met eerbied u gedenk'!
(Nadruk verboden)
Nietzsche heeft in zijn Zarathustra den
mensch met een koorddanser vergeleken. Of
eigenlijk met het koord zelf. De mensch, aldus
laat hij Zarathustra zeggen, is een koord, ge
knoopt tusschen dier en oppe. mensch, een
koord over een afgrond. Een geaaarlijke over
loop, een gevaarlijk onderweg zijr, een gevaar
lijk terugblikken, een gevaarlijk huiveren en
staan blijven.
Deze bescLrjjving, ofschoon zij op elk punt
der geschiedenis juist is, leent zich inzonder
heid voor het hachelijk tijdstip, dat wij thans
beleven. Dit is het oogenblik. waarop de
mensch onderweg is op het koord boven den
afgrond en huiverend in de diepte kijkt, beslui
teloos, beangst, niet wetend of hij terug zal
keeren of voortgaan.
Ginds in de verte achter ons: het dier; hier
vóór ons, helaas nog eveneens in de verte: de
oppermenseh. En daar tusschen m, getrokken
door den terugblik en tegelijkertijd door het
vooruitzicht: de koorddanser, balanceerend op
den gevaarlijken overgang.
Zoo is het altijd geweest, heel den langen
ontwikkelingsweg door. Want stilstand bestaat
niet, steeds is er groei. En zoo is elk wezen
steeds weer een tusschending, een middenstuk
tusschen verleden en toekomst, tusschen uit
gangspunt en bestemming.
Twee polen trekken voortdurend het wezen,
dat zich tusschen hen in evenwicht tracht te
houden: het oerinstinct en het ideaal. Nooit
hebben wij ten volle het dier ove-vonnen, nooit
hebben wij ten volle den engel bereikt. Wij
schommelen tusschen de twee po;en en als op
een bepaald oogenblik de schommeling buiten
gewoon heftig is, dan spreken wij van een cri
sis.
Zulk een crisis beleven wij thans. De mensch
voelt zich op het gevaarlijke koord. Beneden
hem gaapt de afgrond. Zal hij terugkeeren of
voortgaan
Er bestaat op het oogenblik eer sterke nei
ging tot terugkeer naar het dierlijk instinct.
Het geweld breekt zich baan, nadat men het
overwonnen waande. Niet alleen hervatten de
regeeringen den wealoop in bewapening juist
nu de ontwapeningsconferentie in 't zicht komt,
maar ook in de binnenlandsche politiek nemen
messteken en vuistslagen, revolverschoten en
sabelhouwen allengs weer de plaats in van
argumenten. Men bootst in de burgermaat
schappij het soldatenpak na en roept om den
sterken man, die gelijk de legerbevelhebber op
het slagveld, over puinhoopen en lijken de
overwinning zal brengen.
Reeds meer dan een eeuw geleden heeft een
dichter gezegd, dat het een waan is te meenen
dat de nood de menschen beter maakt. De te
genwoordige nood heeft verruwd, ontadeld, de
dierlijke instincten wakker gemaakt. Er is
veer iets van het roofdier en van uen misdadi
ger losgebroken in de anders welvoeglijke, or
dentelijke massa. De pool van bet verleden,
van de horde, van net voorhistor.S'-he tweebee-
r.ige ondier, de oermensch, trekt. En het door
ontbering wilszwakke lichaam en de door neer
slachtigheid verbijsterde geest verleenen ge
hoor aan de rauwe, bloeddorstige stem der na
tuur.
Maar evenzeer trekt den verscheurden
mensch tegelijkertijd in dezelfde mate de stem
van het ideaal. De verbeelding z'ct reeds den
nieuwen mensch de aarde in bezit nemen: de
waarlijk het dier overwonnen hebbende, waar
lijk mensch zijnde mensch. Nooi; is het ver
langen naar vrede, de wil tot gerechtigheid, de
overtuiging, dat slechts een redelijke en zede
lijke samenleving de wereld van don ondergang
kan redden, zóó steek geweest.
Allerwege openbaart zich de nieuwe geest,
welke de maatschappij der toekomst moet
voortbrengen. Allerwege stallen zich mogelijk
heden uit, om te verwezenlijken hetgeen eeuwen
lang slechts een droombeeld gewet st is. Aller
wege dringt zich de noodzaak op om te oog
sten, hetgeen als vrucht van eindelooze in
spanning van wetenschap, arbeid en idealisme
thans rijp is geworden.
Dit is de moeilijkheid voor wie leeft in den
teg'enwoordigen tijd: dat twee principieele te
genstellingen een beroep op hem doen, verle
den en toekomst, diermensch en oppermenseh.
Wien zal hij volgen, welke roepstem gehoor ge
ven Hij wankelt, hij duizelt, hij voelt het
koord onder zich trillen.
Wat wacht onze wereld op dit gevaarlijk
moment, nu de mat op het koord, dat gespan
nen is tusschen de twee polen der ontwikkeling,
huiverend staan blijft? Zal zij terugkeeren tot
oen baaierd, waarin redeloos geweld regeert en
de bloeddorstige roofdierinstincten zich uitle
ven? Of zal zij den koenen stap vóóruit
doen en den nieuwen mensch de hand reiken,
die met de palmtak des vredes en de hoorn des
overvloeds haar verwelkomt?
H. G. CANN EGIETER
Elegante namiddagjapon van zwarte wol met
ingezette deelen en uitgetande randjes; de onder
blouse )s van witte kant kant, de ceintuurgespen
van Strasz. Het hoedje is <van zwart fluweel.
„Ik kan niet" blijft in de modder steken,
maar „moedhouden" weet den wagen wel uit
het modderspoor op te halen.
Al verbeeldt gij u ook, dat gij vele dingen
weet, en die vrij goed weet, bedenkt, dat er
meer dingen zijn, die gij niet weet.
Thomas a Kempis.
nu vemer ^ot van stapel, en
enkele dagen later landden ze in het hartje van
Afrika. Vlug werd bovenin een palmboom een
Platform gemaakt, en, verscholen achter de bla
deren. werd de komst van de leeuwen afgewacht,
in plaats van leeuwen verscheen er echter een
olifant. „Die heeft veel grooter ooren dan die
bij ons in de diergaarde!" zei neefje Koos
38. „Ja, maar bij ons in de diergaarde is 't
ook een Aziatische olifant", zei de kapitein, „en
dit is een Afrikaansche. Maar wacht, je zult
eens zien, hoe fijn ik 'm vang!" Meteen wierp
hij met 'n vluggen zwaai zijn lasso om den nek
van het beest, en bond het touw stevig aan den
palm vast. „Ziezoo", zei de kapitein, „heb ik 'm
dat handig gelapt, of niet?"
39. Nu, handig was 't zeker, maar de olifant,
die erg op z'n vrijheid gesteld was, begon uit
alle macht aan het touw te trekken, zoodat de
heele palmboom als 'n rottinkje omboog. Tot
overmaat van smart raakten ze in de conster
natie hun geweren kwijt, terwijl er op datzelfde
oogenblik ook nog 'n paar leeuwen aan kwa
men zetten.
40. Nu werd de toestand bepaald critiek. De
top van den boom raakte bijna aan den grond;
een van de leeuwen sprong op den boom, om z'n
aanval te beginnen, terwijl de andere zijn woede
koelde aan een van de geweren, die op den grond
lagen.Kapitein Klakkebos greep z'n revolver,
maar de arme man beefde zoo van angst, dat hü
telkens misschoot.
NOG EEN NASLEEP VAN DE PAKIJSCHE
TENTOONSTELLING.
Olifantjes zijn thans een zeer gewilde snuis
terij. Men ziet ze overal: als klein, pikzwart
handvat op het deksel van een bonbonnière,
ingelegd op een sigarettenétui. met een gat in
den rug bij wijze van aschbak, enz. Uit ver
guld hout z\jn het aardige bergplaatsen voor
allerlei kleinigheden. De sluitingen van som
mige taschjes vertoonen ook al een olifanten-
motief en zelfs in de hoeken van tafellakens
en servetten ziet men ingeweven olifanten. En
op de schortjes van kleine kinderen heeft de
olifant de honden, katten en vogels geheel
verdrongen.
GOUDKRISTAL.
Het oude goudkleurige kristal is weer zeer
modern voor vazen en pièces de milieu. Het
wordt ook verwerkt in zeer moderne, vormen
voor schalen en jardinières. Minder mooi is
het, wanneer dit kristal met bloemen wordt
beschilderd. Dat Is te veel van het goede; het
staat opgesmukt en smakeloos.
EENIGE NAMEN VAN JAPONNEN.
Vele parfumeurs hebben den slechten smaak
geen namen meer voor hun creaties te beden
ken, doch ze met prozaïsche nummers aan te
duiden. Met de couturiers is het zoover geluk
kig nog niet gekomen, integendeel, deze wed
ijveren in de mooiste en origineelste namen.
Een paar voorbeelden uit de nieuwste collec
ties: Verzoeking, Tête a tête, Avontuur,
Zwarte Lelie, Laatste sigaret, Gevangene,
Rendez-vous, enz.
GASTEN ONTVANGEN.
Gasten ontvangen is niet ieder werk, want
het vereischte een zekere opmerkzaamheid
voor kleinigheden. Zoo moet een goede gast
vrouw altijd weten te voorkomen, dat het ge
sprek stokt. In zoo'n geval kan men een ac
tueel onderwerp aanroeren; dat is altijd ani-
meerend, zoolang het gesprek niet te heftig
wordt. In dat laatste geval, maar ook als het
gesprek niet vlot, kan men door een losse op
merking of door het presenteeren van een en
ander voorkomen, dat er een gedrukte stem
ming voelbaar wordt. Dikwijls is het ook een
groote steun voor de gastvrouw, als zij een
enkel, zeer goed, radionummer ten gehoore
brengt. En als zij het geluk heeft een voor
aanstaand persoon in den kring van haar
gasten te tellen, moet zij hem de kans geven,
zich te uiten want beroemdheden zijn juist
dikwijls eenigszins teruggetrokken.
TEGEN EEN ROODEN NEUS.
Er zijn zoowel mannen als vrouwen, die last
hebben van een rooden neus. Deze hinderlijke
kwaal wordt gewoonlijk veroorzaakt door een
slechten bloedsomloop, zoodat allereerst daar
tegen maatregelen moeten worden genomen.
Alle plaatselijke behandeling kan niet anders
dan een tijdelijk effect hebben, doch dikwijls is
men zelfs voor een tijdelijk effect al dank
baar. Men druppelt dan wat benzine op een
dotje watten en bet daarmede den neus. Een
meer blijvend effec|. bereikt men door het
plaatselijk verbeteren van den bloedsomloop,
bijv. door het dagelijks inwrijven met citroen
sap of door eiken morgen afwisselend den
neus te betten met in heet en ijskoud water
edoopte sponsjes. Dit moet 5 a 8 minuten
achtereen worden volgehouden.
ZEEP OF GEEN ZEEP?
De meeningen loopen nogal uiteen over de
vraag of men al dan niet zeep voor het ge
zicht dient te gebruiken. Velen meenen, dat
men den schadelijken invloed der zeep op de
huid maar op den koop toe moet nemen, om
dat zonder zeep een grondige reiniging der
huid niet goed mogelijk is, wat evenmin de
huid verfraait. Een korreltje waarheid steekt
er wel in deze opvatting; het is n.l. aan te be
velen, eenmaal per week het gezicht met een
goede zeep te wassehen. Toch zijn er ook per
sonen, wier huid zelfs dit niet verdragen kan;
deze doen goed met eens per week het ge
zicht in te wrijven met citroensap, dat men 5
minuten lang laat inwerken en vervolgens met
lauw water afwascht. De huid wordt hier
zacht, frisch en glad van, terwijl verwijde po
riën zich samentrekken.
(Nadruk verbodeA)
door
KAREL BALKENS.
Toen de taxi voor het Centraal Station stil
meld, stapte een deftig gekleede forsche heer-
op-leeftijd eruit, alles was rond aan nem; z n
kleine hoofd, bolle wangen, driedubbele kin en
ballonvormig lichaam op korte beenen, handen
met vingers als saucijsjes, keurig verzorgd.
Terwijl hij z'n overvolle portefeuille opende, om
er 'n biljet van tien gulden uit te halen, consta
teerde de grof-klokige magere heer, achter
de ruiten van één der ingangsdeuren, 2 Inte
ressante gegevens 'n ring met prachtigen steen
en 'n lijvig bundeltje bankpapier. De gevolg
trekking lag voor den toeschouwer voor cie
de hand: 'n rijke argelooze provinciaal, die nog
geen gelegenheid had gevonden zich door zak
kenrollers van 'n flinke portie van z'n ver
mogen te laten ontlasten, 't Splinternieuwe
valies, dat uit de taxi getorst werd, versterkte
deze conclusie.
Aan 't loket sloot de magere heer zich aan
achter den dikkerd.
„Eerste Hannover", 'n Lapje van vijf en twin
tig werd door den dikzak op de schuif gedepo
neerd. Goedmoedig blikte hij rond in de hal en
over 't rijtje wachtenden achter hem. De mage
re heer stond gereed om te betalenook van z'n
portefeuille was de inhoud even zichtbaar. Ze
stemde den goedhartigen provinciaal tot tevre-
lenheind.
„Berlijn eerste", riep de magere in Je ricn-
ting van 't ruitje, terwijl zijn voorganger 't wis
selgeld opstreek.
Toen de heer uit de taxi langzaam door den
tunnel naar de trap van 't perron liep, stapte
de magere heer hem haastig voorbij. Z'n koffer
tje was bedekt met etiquetten van velerlei
vorm, kleur en afmeting. „Grand hotel, Lon
den", las de dikzak op één ervan. „Eenvoudig
maar in de puntjes gekleed, 'n industrieel op
reis", luidde de diagnose.
De D-trein stond gereed. Toen de dikke heer
op 't perron stapte, zag Bij den industrieel ai
instappen. Hij liep langzaam langs den trein
stapte in een der voorste wagons en wandelde
door den corridor terug. In 'n rookcoupé zag
hij den ander, 'n krant lezend aan het oortier,
verder geen mensch.
„Morgen, meneer", groette hij, terwijl hij
tegenover den industrieel plaats nam.
„O goeie morgen", antwoordde deze, ver
diept in zijn „Daily Mail".
Engelsch accent, goed imitatie-Hollandsch; 'n
jaar of wat hier gevestigd. Commissiehandel m
locomotieven, patentartikelen, pillen alles
„British made". Tevreden over de door jaren
lange ervaring bereikte perfectie van zijn com
binatievermogen, haalde de provinciaal 't Han
delsblad uit z'n borstzak en verdiepte zich in
den inhoud der finaneieele kolommen.
De trein vertrok, stoomde voort, 'n Goed
kwartier las de Engelschman z'n „Daily Mail".
Toen vouwde hg 'm op.
„Kan ik dienen?" vroeg hij aan z'n over
buurman, die 't' Handelsbladnaast zich neet-
legde.
„Heel graag". De provinciaal nam de Engei-
sche krant aan, haalde z'n sigarettenkoker voor
den dag en stak op.
„Niets gedaan aan de beurs", hernam hij
,,'k Heb een leelijken klap te pakken".
„Sorry", zei de Engelschman; „ik ook".
De toon, waarop beiden hun tegenspoed Be
kend maakten, klonk niet somber, 't -.eek eer
of ze elkaar een bagatel meedeelden. Spoedig
waren ze in druk gesprek over de koersen, 't
Kon niet lang meer duren, meenden beiden
de markt vertoonde af en toe teekenen van 'n
lichte verbetering.
„Probeer eens een sigaret", zei de provinciaal.
De Engelschman had 'n half opgerookte sigaar
uit 't geopende raampje gegooid, met 'n uit
drukking van ontevredenheid op 't gelaat.
„Hollandsche?" vroeg hij.
„Neen, Fransch; Laurens, 'n goed merk".
„Mag ik u dan 'n prima Three Castles
offreeren?"
'n Eerlijke ruil meende de provinciaal.
De Laurens was ongeveer half op, toen de
Engelschman insliep en de provinciaal tegen 'n
zware neiging tot knikkebollen begon te veen-
ten. Hij schreef 't toe aan den rook van ae
Laurens, die hij den Engelschman had aange
boden, opende 't raampje en ademde eenige
malen diep de frissche lucht in. Daarna boog
hij zich snel over den slapende, greep de voile
portefeuille en sloot 't onmiddellijk in z'n valies
Hierna deed hij 't raampje dicht, ging zitten
en sliep binnen 'n minuut in.
De Engelschman werd wakker met een bar
stende hoofdpijn, 'n Volgende keer zou hij de
dosis in z'n Three Castles 'n beetje wakker
maken; hij wilde er liever zelf niet van profitee-
ren en, als hij te lang bleef slapen, z'n kans op
't spel zetten. Stel je voor, dat hij even lang had
geslapen als die dikzak! n
De locomotief floot; 'n station? Geen moment
te verliezen! Toen hij uitstapte aan welk sla
tion wist hij niet en 't liet hem koud lag de
portefeuille van zijn overbuurman veilig tus
schen 'n pak kranten in z'n reiskoffertje.
Zoodra de Engelschman z'n hotelkamerdeur
zorgvuldig had gesloten, constateerde hij, aat
z'n eigen portefeuille verdwenen was en die van
den dikzak 'npaar milliard Rijksmark van nul
en geene waarde inhield. En eenige uren later
zocht de dikkerd, achter z'n zorgvuldig gesloten
kamerdeur in z'n Hannover's hotel, /ergeets
naar z'n eigen portefeuille. Die van den En
gelschman was propvol met slecht nagemaakte
Engelsche bankbiljetten.
Ze hadden elkaar niets te verwijten maar
beiden zagen 't pas later in.
(Nadruk verboden).
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. S19.
B. E h m s
(Marienwerder).
m ifi:
j|)ft m
Een bijzonder middel om haar
te verkrijgen.
De moderne vrouw en de moderne man hebben
veel over voor de slanke lijn. En temidden van
de geweldige economische crisis, welke het nui-
dige geslacht de eer heeft te mogen meemaken,,
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kh7, Tg6, Th4, Lgl, Pd5, Ph2, d2, e4, g3.
Zivart: Ke5, Del, Ta3, Tel, Lb2, Lc2, Pbl,
Pdl, a4.
HAARLEMSCHE SCHAAKVEREENIGING.
Aan den onderlingen wedstrijd van de Haar-
lemsche Schaakvereeniging werd in het speel
seizoen 19301931 door 18 leden deelgenomen.
Er werd in één groep gespeeld, zoodat ieder 17
partijen moest spelen, tengevolge waarvan de
wedstrijd langer duurde dan den winter 1930
1931, maar daar hij volledig werd uitgespeeld
was de uitslag van beteekenis voor het vast
stellen van de speelsterkte der leden, die er
aan hadden deelgenomen.
Die uitslag was als volgt: 1. G. Bollebakker,
16 punten; 2. mr. Silvain Groen, 15 punten; 3.
A. A. J. Ridderhof, 13% punt; 4. Ph. Th. Stol,
13 punten; 5. A. S. Katan, 12 punten; 68 P.
Egas (Aerdenhout), J. Smit Jzn., (Heemstede)
en J. M. van der Wal. allen 11% punt; 9. G.
J. Gerbrands (Overveen), 9 punten; 10. A. D.
van Steenis, 8 punten; 11. J. Cohen (Bloemen-
daal), 6% punt; 12-14. J. R. Beukers en A. H.
van de Lint (Aerdenhout!, beiden 5 punten:
14. L. J. Vreugde, 4% punt; 15. Ch. Mook, 4
punten; 16. H. Evers (Heemtsede) en W. v.
d. Voort, beiden 2% punt; 18. Dr. P. Ozinga, 5
punten. Aan den winterwedstrjjd 1931'32,
welke wederom in één groep gespeêld wordt,
nemen 20 leden deel.
OPLOSSING PROBLEEM No. 3X5.
(mr. A. J. C. E. van Heycop ten Ham,
1857—1925.)
Stand der stukken:
Wit; Kh3, Db2, Ld2, c4, g2, g5.
Zwart: Kf5, c5, g7.
1. Db2b5, enz.
Goede oplossing ontvangen van:
M. D. L. Artz, F. Brandon en H. W. van Dort,
allen te Haarlem; P. Mars, te Santpoort.
zijn er nog altijd eenige industrieën, die weinig
van malaise merken. Tot die industrieën be-
hooren zeker die welke zich bezighouden met
de vervaardiging van schoonheidsmiddelen en
daaronder neemt ongetwijfeld het middel om
slank te worden, dan wel te blijven een voor
name plaats in.
Het is een verheugend verschijnsel, dat er
ondanks de boom welke nog steeds in die in
dustrie heerscht nog steeds nieuwe vindingen
aan de markt komen en dat het menschelijk
vernuft zich in deze industrie in zijn volle veel
zijdigheid kan ontplooien. Het is daarom met
eenig genoegen, dat wij melding maken van
onderstaand verhaal, aangetroffen in de Kolni-
sche Zeitung, een blad dat er wezen mag en dat
zeker zijnen lezers geen onwaarheden zal voor
zetten
Het verhaal dan waarop wjj doelen, speelt
zich af te Rotterdam, een stad, waar, de Koi-
nische zegt het, dus zal het wel waar zijn, bij
zonder veel zwaarlijvigen voorkomen.
Een der inwoners van de Rotte-stad, die
of het een gevolg was van gebrek aan li
chaamsbeweging, een constitutie-gebrek of ai-
leen maar van te veel eten, meldt het verhaal
niet last begon te krijgen van een beetje
te veel vet, zon op middelen om daarvan be
vrijd te raken. Veel bad hij al beproefd, maar
helaas, of hier en daar als eens een goede ken
nis zei, „zeg jij neemt toch wel een beetje af",
de onverbiddelijke weegschaal zei anders
Toen las hij de advertentie. Van een Parijsch
huis, dat een onfeilbaar middtl tegen zwaar
lijvigheid aanbood zonder vermoeiende lichaams
beweging en zonder dieet.
Dat moest hij hebben. Het tientje 17
Keichsmark, voegt de Kölnische er ter instruc
tie zijner Duitsch lezers aan toe werd vooruit
toegezonden en waarachtig, drie dagen later
was het postpakketje er. Met Fransch-e postze
gels, een doosje met een Fransch opschrift.
Wij zeggen niet te veel, wanneer we beweren,
dat onze Rotterdammer eenigszins teleurgesteld
keek, toen hij zag, dat de heele inhoud bestond
uit een, zegge en schrijve een enkele pil, ter
grootte van een goede ronde Hollandsche erwt.
Had hij daarvoor zijn tien pop naar Parijs ge
zonden
Hoe kon zoo'n simpel balletje de vele kilo
grammen overtollig vet vleesch wegnemen? In
zijn verbouwereerdheid liet onze goede Rotter
dammer het pilletje, dat hij tusschen vinger en
duim had genomen, vallen, het kwam, gelukkig,
op de tafel terecht en viel, wat je in het Rotter-
damsch noemt, aan gruzelementen. Daar lag het
nou, in puin, de hoop op een normale figuur.
Met eenige ontsteltenis ileef hij er naar kijken
en toentoen deed hij een ontdekking: Te
midden van het pulver bewoog zich iets, een
levend wezen.
We zullen u de verdere pikirans van onzen
Rotterdammer besparen, en volstaan met de
mededeeling, dat hij het heele geval in een klein
doosje deed en er m-ee naar zijn huisdokter ging.
Deze onderzocht het geval het poeder met
het levende wezen ook en stelde vast, dat
zich in de pil bevond eenlintworm,