IS In.
s Zn.
Tel. I:
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
JP JU ii
8e Jaargang.
Het Bloemendaalsch Weekblad. 13 November 1931. Tweede Blad.
No. 45.
Bloemendaal
m Wollen
skens etc.
!8.
igers
IES
o Telefoon 13538.
aan huis"
in, Tel. 13132
THUMUS
ABRIEKEN
LOSSE BLAADJES.
Na dertien jaar.
Brokjes Levenswijsheid.
Ongeduld.
Juweelen.
Door G. Th. ROTMAN.
SCHAAKRUBRIEK.
„«P
m
i
H
-de maken wl) dn
;ten prijs.
ZEEWEG,
g op Donderdag
den arts J. van
nbreker is in 't
ing van een ruit.
!r is een bedrag
ontvreemd,
t en een der toe-
lawaai was op-
ist op de vlucht,
morgens om drie
STERLAA».
igd in de villa
esterlaan, is tot
s dat de man, die
'cns inbraken te
zich mede aan
emaakt. Het ont-
vonden. De man
aring.
ING.
stuur zijn maat-
ra bewaking van
r is daartoe een
ingesteld.
erceelen aan
n ontvreemd.
de
AND.
laan is een begin
stukjes hout, die
aats der centrale
en gevat. Met be
er is het brandje
gealarmeerd werd,
ING.
en Bloemendaal-
n, een aanrijding
den besteldienst
to van den heer
m besteldienst is
t een kraanwagen
IN IS.
«komen bij: Cas-
reen. een bontje;
nendaal, een jon-
n 5, Bloemendaal,
wed. v. d. Bijl,
een klein zwart
imendaal, een ge-
Bloemendaal, een
J. Bakker, Ver-
E-DRUKWERKEN
IOODIOINGEN
IBETUIGINOEN
MENU'S
ITEKAARTE*
Deltien jaar is 't geleden.
Dat men wapenstilstand sloot,
Want de strijd was uitgestreden
En er was genoeg gedood!
't Is een datum, die tot heden
Ieder jaar weer wordt herdacht,
Daar de vrede-morgen gloorde
Uit den duist'ren oorlogsnacht.
En de geest dwaalt in gedachten,
Naar het vredesideaal:
Als men niet zijn recht zal zoekei
Door geweld van vuur en staal;
Naar d' ontwapeningsconferentie,
Die men houdt het volgend jaar.
Zal men daar tot daden komen,
Of slechts redeneeren maar?
Dertien jaren is Genêve
Zetel van den Volkenbond,
Ter beslissing van geschillen
Op het gansche wereldrond.
De practijk? Men gaat in 't Oosten
Overtreden elk verdrag,
En men noemt het een „vergissing",
Als 't geen „oorlog" heeten mag!
Werkeloosheid en malaise
Overal neerslachtigheid
Zijn nog immer de gevolgen
Van den grooten wereldstrijd.
Och, het kon zoo heerlijk wezen
Waren alle menschen wijs;
Maar nu is dit ondermaansche
Nog bij lang geen paradijs!
(Nadruk verboden)
Het geduld wordt wel zwaar op de proef
gesteld deze laatste jaren! Hoelang zitten wij
nu reeds in ongelegenheid! Hoevaak heeft men
ons gepaaid met het vooruitzicht, dat nu het
laagste punt was bereikt. En immer dieper
zonken wjj in het maatschappelijk moeras.
Zullen wij er ooit nog weer uitkomen? Lijkt
het niet, of de menschheid tot ondergang is
gedoemd
Maar wij willen niet ondergaan! Wanneer
niemand ons redt, zullen wij ons zélf redden.
Wanneer niemand ons helpt, zullen wij ons
zélf helpen. Wij zullen ontkomen! Hoe, op
welke wijze, door welke middelen? De t\jd tot
beraadslaging is voorbij. Op een zinkend wrak
beraadslaagt men niet. Daar waagt men den
sprong. Er op of er onder. Een enkele maal
er op. Meestal er onder.
Tot zulk een doodssprong zijn tienduizenden,
millioenen op dit hachelijk oogenblik bereid.
Zij willen van redeneeren niet langer weten.
Zij willen naar bespreking niet langer luiste
ren. Overleg heeft geen zin. Op de daad komt
het aan!
Daarom: wég met de parlementen, wèg
met de conferenties, congressen en onderhan
delingen. Wèg met'het rijp beraad, het voor
stel, het plan. Alles oudewijvenpraat. Het is
nu het moment voor de jongeren, het moment
voor de daad. Den sterken man hebben wij
noodig!
Nietwaar, deze gedachtengang kan men in
allerlei toonaarden hooren uitspreken. Allengs
wordt de voorstelling gekweekt, als zou het
langzame proces van het natuurlijke rijpen
een bewijs van onmacht en zwakte zijn en het
forceeren het getuigenis van kracht.
Diegenen, die zich onder ons bij uitstek de
jongeren en sterken wanen en die krachtens
het recht van hun jeugd tot de daad van 't
geweld willen komen, vergeten, dat de nood
sprong, de doodssprong uiting van wanhoop
is. Slechts de ten uiterste vermoeide, die geen
kracht tot arbeid of overleg heeft overgehou
den, wil met één krampachtige poging het
einddoel bereiken.
Groote doeleinden vergen een langen weg.
Wie het beloofde land wil bereiken, heeft zich
voor te bereiden op veertig jaar zwoegen door
de woestyn. Zelfs Mozes, de stoere held, zag, na
levenslang onverdroten arbeiden, het belooxue
land alleen maar van verre; zelfs hèm was het
ontzegd, dit te betreden, wijl niet één ge
slacht, maar geslachten van menschen voor
dit ontwikkelingsproces noodig zijn. Hoeveel
geleerden hebben met taaie vlijt moeten ploe
teren op hunne vraagstukken, aleer de
menschheid in staat zou zijn, over de weten
schap en de techniek onzer dagen te beschik
ken? Hoeveel staatslieden hebben met onver
nietigbaar idealisme de menigte moeten bewer
ken, aleer onze maatschappij de instellingen
ontving, waarvan thans ieder geniet? Niet in
één dag zijn Keulen en Aken gebouwd!
Slechts de sterke man heeft geduld. En de
geduldige gebruikt geen geweld. Slechts het
kind forceert; de volwassene arbeidt.
Als het slot van de deur weigert, trapt de
kwajongen de deur m en vernielt daarmee
voorgoed het kostbare mechaniek. Maar de
slotenmaker, die zjjn vak heeft geleerd, ge
bruikt urenlang zijn werktuigen en als hij de
deur heeft geopend, is alles ongeschonden ge
bleven.
„Maar wat heb ik!", aldus de kwajongen,
„aan een ongeschonden deur, wanneer ik uren
moet wachten. Ik wil het huis binnen, oogen-
blikkelijk. Ik ben jong, sterk en ik heb geen
tijd!"
Is het een teeken van jeugd en van kracht,
zoo men de toekomst aan het oogenblik op
offert? Geldt de spreuk dan niet langer, die
zegt, dat de jeugd juist de toekomst heeft?
Als de ouderdom nu eens zei, dat ze geen tjjd
meer had
De ouderdom is zwak en onmachtig en heeft
hierdoor geen kracht meer tot wachten. Maar
wie het leven nog vóór zich heeft, wie nog in
het leven gelooft, die vergooit de toekomst
niet voor het enkele oogenblik. Wie, in krege
lig ongeduld, zich slechts om het oogenblik
bekommert zonder op den geleidelijken gang
van het ontwikkelingsproces te vertrouwen,
heeft al heel weinig van den „sterken man",
dien hjj zoo gaarne tot voorbeeld neemt.
Voor het oogenblik leven, wagen zonder te
werken, doen zonder te denken, het getuigt
van een levenshouding, welke alleen bij het
kind en bij den vermoeide te verontschuldigen
is. Want ongeduld is uiting van uitputting of
van kinderachtige onrijpheid. De krachtige,
nog niet door vermoeidheid of ontbering tot
wanhoop gebrachte volwassene kenmerkt zich
door geduld.
H. G. CANNEGIETER
Vandaag zij we vijf jaar getrouwd! Diana
Winterton staarde in het vuur en lachte droe
vig. Vijf jaar! En voor het eerst heeft Dicky
onzen trouwdag vergeten!
De telefoon verbrak haar somber gepeins,
en loom en vermoeid ging ze er heen, alsof
het leven haar als lood op de schouders druk
te, en toch was ze nog maar vijf en twintig
jaar en een schoonheid van den eersten rang.
Ben jij het, Di?
Ze schrok even bij het hooren van haar man s
stem. Zou hij er dan toch nog aan gedacht
hebben
O, Di, wat ben ik een stommerik. Ik
had geheel vergeten dat dit een speciaal geval
was. Ik zou graag zien, dat je je witte met
zilver geborduurde japon aandeed, die flat
teert je zoo en al je diamanten.
O, Dicky Dicky lief! zei ze met ont
roerende stem.
Wat scheelt er aan? Je schijnt aangedaan
te zijn.
O, Dicky ik ik dacht dat je het ge
heel vergeten had.
Wat bedoel je? Ik begrijp niet hoe je het
weten kon Di.
Hoe zou ik ooit den datum van ons huwe
lijk kunnen vergeten!
O, nu begrijp ik het, zei hij na een korte
pauze. Maar dat was het niet waar ik op doel
de. Ik ben echter blij dat je er mij aan herinnerd
hebt. Ik zal op mijn weg naar huis even bij den
juwelier Hillier aangaan. Zooals je weet was ik
van plan een kennis mee te brengen Morti
mer Ryan. Hij is een goede klant van ons
geef ons daarom een lekker dineetje, vrouwtje,
en maak dat je er zoo goed mogelijk uitziet.
Hartelijk gefeliciteerd, hoor!
Dankje, zei ze met gesmoorde stem.
Dus om half zeven dineeren, nietwaar?
vervolgde hij opgewekt, verlangend om weer
aan het werk te gaan.
Ja goed. Diana hing den hoorn op en
keek weer somber peinzend voor zich uit, zon
der iets te zien of te hooren. Doch opeens
kwam er leven in haar; haar bleek gezicht werd
vuurrood, haar oogen begonnen te schitteren.
Mortimer Ryan! En Dicky wil dat ik in
druk op hem maak? Heel goed, ik zal doen
wat mijn heer en meester wenscht!
Dicky kwam dien avond wat vroeger thuis
47. Uit erkentelijkheid voor zijn goed- 48. Ook de twee jongens moesten er aan
geefschheid werd de kapitein op staande voet gelooven en bovendien begon het drietal na een
tot eere-stamhoofd benoemd. De negers vonden verblijf van eenige weken al aardig „negersch"
in het vliegtuig nog enkele doozen schoen- te praten. De kapitein schoot heel wat leeuwen,
smeer en de scheerkwast van den kapitein, en maar wou er graag ook eentje levend vangen,
aangezien een behoorlijk negerstamhoofd zwart Daarom liet hij een diepen valkuil graven, die
behoort te zijn, werd de arme man stevig „inge- losjes met takken en blaren werd bedekt. „Zie-
zeept" en vervolgens prachtic ongepoetst. zoo", zei hij, de eerste, die déarin valt. is uog
•"let gelukkig!"
dan gewoonlijk en liet Mortimer Ryan even al
leen om Diana te gaan feliciteeren. Hij had zich
een weinig ongerust gemaakt over den toon,
waarop ze door de telefoon met hem gesproken
had.
Het is vandaag onze trouwdag, zei hij te
gen zijn gast, en dat had ik geheel vergeten.
Je weet hoe dol vrouwen op juweelen zijn. En
al sprekend had Winterton, trotsch aan Ryan
te kunnen toonen hoe rijk hij was, een fluwee-
len foudraal opengemaakt waarin een groote
schitterende vlinder lag van smaragden en dia
manten, zóó gezet dat de vleugels als van leven
trilden.
Madame mag zich gelukkig achten zulk
een geschenk te ontvangen, had Ryan op zrjn
kouden, cynischen toon gezegd.
Dicky ging naar de kamer van zijn vrouw
en toen hij haar voor den spiegel zag staan
schitterend van diamanten, van haar donker
glanzend haar tot de gespen op haar wit sa
tijnen schoentjes, snelde hij verrukt op haar
toe om haar te omhelzen.
Pas op, de dienstboden! waarschuwde ze
hem, toen koel-onverschillig: Dus je vindt
dat ik er goed uitzie?
Prachtig! Prachtig! Kijk eens, ik heb je
een cadeautje meegebracht.
Dank je, zei ze lusteloos naar het geopende
foudraal ziend. Meer kon ze niet uitbrengen,
want ze voelde een droefheid in zich, die haar
tranen naar de oogen drong, bij de gedachte,
dat hij met juweelen alles scheen te kunnen
afdoen. En het liefst had ze den trillenden vlin
der onder haar wit satijnen hakje vertrapt. Ze
toonde hem echter haar onvoldaanheid niet en
riep haar kamenier toe:
„Adèle, haal mij eens een van die zwart fluwee-
len armbanden, neem er den gesp af en rijg er
dezen vlinder weer aan. Zóó, uitstekend!" En ze
lachte luchthartig toen Adèle hem om haar fijn
gevormden pols hechtte. „Kom, Dicky, nu mo
gen we je cliënt niet langer laten wachten."
„Krijg ik eerst niet een kus op onzen
trouwdag?" protesteerde hü. Ze bukte zich een
weinig. „Pas op dat je mijn haar niet in de war
brengt," en even later trad ze statig voor hem
aan bij Ryan, den multi-millionnair binnen. Hij
was een kenner van vrouwen, die meende in de
laatste tien jaren aan alle typen het hof ge
maakt te hebben, maar toen hij Diana zag met
haar mooie gezicht, waarin de donkerblauwe
oogen hem als sterren tegenschitterden, voelde
hij als bij intuïtie, dat er ook nog wel andere
vrouwen op de wereld waren, dan die welke hij
tot nog toe had leeren kennen.
Dicky zag met vreugde welk een indruk ze
maakte op den man, die slechts een vinger be
hoefde uit te steken om minstens vijf duizend
'pond aan zijn inkomen toe te voegen. En toen
Ryan, na afloop van het diner vroeg het voor
recht te mogen hebben hem en zij vrouw eenige
dagen bij zich in Sussex te zien, nam hij de in
vitatie gretig aan.
Een paar weken later zat hij 's avonds met Di,
die in een lichtblauw zijden peignoir gekleed
was, op de slaapkamer ten huize van Ryan.
„Het is lief van je, Di, dat je zoo meewerkt om
mijn cliënt voor mij te winnen," zei hij. „Dat
had ik niet van je verwacht en het is voor mij
of liever voor ons toch van het grootste
belang. Het zal ons heel wat geld schelen."
„Waarvoor heb je toch al dat geld noodig?"
vroeg ze ongeduldig.
„Welk een vraag! Jij kunt er bijvoorbeeld een
loge voor nemen in de opera, en ik kan mij
een nieuwe auto aanschaffen een extra
mooie, met zilver beslag. En dan liet Hillier mij
vandaag 'n diamanten tiara zien, die juist iets
voor jou was. Verder
Ze stond op en ging voor hem staan, een kin-
derlijk-smeekende uitdrukking in de oogen.
Dicky lief, is het wel de moeite waard te leven,
zooals wij tegenwoordig doen, alleen ter wille
van wat meer of minder luxe?"
„Kom, vrouwtje," plaagde hij, „ik zou niet we
ten wat er aan ons leven mankeert."
„Och, Dicky, ik zie je bijna nooit meer, ook
niet als je thuis bent, 't is altyd maar werken,
werken en waarvoor? Alleen om geld
steeds meer geld te verdienen."
„Je bent nu wat moe en overspannen, Di,
anders zou je niet zoo geringschattend over het
geld spreken."
„Dicky, als jij denkt, dat ik zoo op geld ben
en al wat men voor geld kan koopen, heb je er
dan niet aan gedacht toen je mfj vroeg mijn
best voor meneer Ryan te doen, dat hij mij nog
veel meer zou kunnen geven dan jrj
„Mijn beste kind," zei hij, even in zyn ijdel-
heid getroffen, „als ik niet geweten had dat jy
niet dat soort van vrouw was, zou ik niet met
je getrouwd zijn. Maar we zullen nu naar bed
gaan. Het is al laat."
Den volgenden dag aan het ontbijt vroeg Mor
timer Ryan zijn logé's of ze lust hadden een
ritje te paard met hem te doen.
„Ik denk dat Di het wel prettig zal vinden",
zei iWnterton, zonder aan het gesprek van den
vorigen avond te denken. „Ik heb eenige be
langrijke brieven te schrijven."
„Gaat u dan mee, mevrouw Winterton?" zei
haar gastheer.
„Heel graag," antwoordde Diana, en ze ging
naar haar kamer, waar Adèle haar een rijkleed
hielp aantrekken dat haar beter stond dan
eenige andere japon.
Een half uur lang reden ze de duinen door,
tot ze aan een heuveltop kwamen met het uit
zicht op de blauwe zee.
Zullen we hier een poosje gaan zitten?" vroeg
hij.
„Ja. het is hier een heeriyk plekje," zei Diana.
.Niets aangenamer dan deze frissche bries op
een herfstmorgen vol zonneschijn, leven en kleur
met de gedachte aan den dood op den achter
grond."
„Hoe pessimistisch," zei hij, naast haar plaats
nemend.
Diana keek hem aan, en zag zijn oogen vol
bewondering op zich gericht. „Ik heb u lief,"
.Vindt u het niet beleedigend voor mij dat te
zeggen?" vroeg ze.
„In zekeren zin ja. Maar daarentegen bied
ik u aan met u te trouwen, als ge U van uw man
wil laten scheiden," zei hij op ernstigen toon
We zouden dan Engeland een paar jaren k'in
nen verlaten en als we terugkwamen, zou Ik al
het verdere voor u regelen.
„Zoudt u om mü uw zaken willen veronacht
zamen?" vroeg ze vol belaaigstelling.
„Die kunnen heel goed tijdelijk door anderen
beheerd worden. Ik wil nu eens ten voUe genie
ten van het resu'taat van mijn arbeid en er u
mee begiftigen."
„U vraagt mij niet of ik u liefheb?" zei ze.
„Ik weet dat dit nog niet het geval is. Maar
ik kan u alles geven wat u wenscht."
„Bedoelt u geld?" vroeg ze scherp.
Geld en daardoor de macht over uw mede-
menschen te regeeren, waar elke inan en vrouw
in meer of mindere mate naar haakt."
Diana stond op. „U moet mij een weinig tijd
gunnen," zei ze om over uw voorstel na te den
ken."
Toen ze thuis kwam liet ze Dicky bü zich ko
men. Hy vond haar by het raam staan, doods
bleek, met groote wijde oogen.
,Di, kind, je bent toch niet ziek?"
„Neen, maar ik heb je iets te zeggen Dicky. Je
zei onlnags dat ik niet iemand was om met an
dere mannen te flirten, daarin heb je je vergist.
Mortimer Ryan heeft mü zoo juist zijn liefde,
en daarmee rijkdom en macht aangeboden. En
ik ben van plan hem te nemen."
„Diana, kind, je weet niet wat je zegt," zei
hij haar woest by de schouders grijpend. „Ik
zal h^m te pletter slaan, eer hij mij jou ont
neemt. Di, hoe kon je hoe kon je o, hoe
kat je
„Hoe kon j ij Dicky mij zoo laten lijden.
Terwijl je mij met diamanten en zijde bekleedde,
heb je mijn ziel honger laten tijden, Dicky, zie
je dat niet in?"
,Ja ik begin het nu in te zien, Di, maar
ik meende dat je dol veel van juweelen hield."
,Dat, deed ik eerst ook. Ik zal nooit het ju
weelenhangertje vergeten er voor niets ter
wereld afstand van willen doen dat je mij op
onzen eersten trouwdag gaf. Het beteekende
zooveel voor mij, voor ons beiden. Maar den
laatsten tijd heeft de sport van het geld verdie
nen je zoo te pakken gekregen dat je er zelfs
mij voor kon verkoopen. Want daar kwam het
eigenlijk op neer toen je mij hier bracht."
Dicky viel op de knieën by haar neer. „Di ver'
geef het mij, ik heb je zoo lief en als ik hard
werkte was het alleen omdat ik dacht dat ju
veel om rijkdom gaf. Doe wat je wilt met mij,
maar verlaat mij niet
Diana hief hem zachtjes op sloeg de armen om
zijn hels en kuste hem met onstuimige teeder-
heid.
Intusschen stond Mortimer Ryan in de vesti
bule te wachten om zijn vertrekkende gasten
goeden dag te zeggen. Het was twee uren nadat
hij met Di teruggekomen was en hij kon wel bü
zich zelf nagaan wat er boven plaats had en
onwillekeurig ondervond hij het als een ver
lichting, dat zij de hoogstaande vrouw bleek te
zijn, waarvoor hij haar gehouden had. Even
later kwam ze beneden, Dicky was boven geble'
ven om de fooien aan het personeel uit te dee-
len.
„U komt mij zeker het antwoord op mijn
voorstel brengen", begon hy zonder inleiding.
„Om u de waarheid te zeggen, zei ze veront
schuldigend, „heb ik er geen oogenblik ernstig
over gedacht. Ik vrees dat ik geen eeriyk spel
met u gespeelda heb. Vergeef het mij ik
had onweerstaanbare behoefte om Dicky's liefde
te herwinnen en wist daarvoor geen ander mid
del te bedenken dan door met u te flirten."
„Ik ben er trotsch op, dat u mij daarvoor ge
bruikt hebt," zei hij. „Ik was begonnen te den
ken, dat er niets was, dat ik niet met geld kon
koopen, doch u hebt my van het tegendeel over
tuigd en my daardoor het vertrouwen in de
vrouwen teruggegeven. En ik zal er het lot al
tijd dankbaar voor zijn, dat het mij met u in
aanraking heeft gebracht." Toen hij haar en
haar man even later uitgeleide deed naar de
auto. overhandigde hij Di een grijs leeren fou-
draaf met de woorden: „Ik hoop, dat u dit
kleine souvenir van mij wilt aanemen."
En toen Dicky en zij het dien avond in hun
eigen kamer openmaakten, zagen ze dat het een
dun platina halssnoer bevatte, ingelegd met ro
bijnen, die elk een losprijs van een koning
waard waren. Met gouden lettertjes stond in 't
satijn van het deksel: „Aan mijn ideaal van een
vrouw, als ik haar ooit mocht ontmoeten." En
gekrabbeld op een stukje papier: „Behoudt dit
altublieft ter herinnering aan onze kennisma
king."
Diana keek haar man aan en zei met onvaste
stem: O, Dicky, wij zyn ten slotte nog rijker
dan Mortimer Ryan."
„Wel tien millioen keer zoo rijk, stamelde hij
haar innig kussend toe.
HET BESTIJGEN VAN DEN FUJIYAMA.
Eens per jaar bestijgen honderdduizenden
pelgrims den Japanschen berg Fujiyama.
Meestal voert de weg naar boven over Gotem-
ba, de stad met de prachtige rozentuinen, en
over Subashiri, het dorp met het glijdende
zand. De bedevaartgangers beginnen hun tocht
in Gotemba by zonsondergang. Met bonte lam
pions trekken zy naar Subashiri, waar zij tegen
middernacht aankomen en waar ze, alvorens
hun tocht voort te zetten, eerst in den tempel
van den berggod Sengenjinja gebeden opzeg
zen. Ook wordt in dezen tempel geofferd aan
dea god Susa-no-o-Mikoto, van wien de over
Japan regeerende dynastie lijnrecht moet af
stammen. De tempel staat, door een haag om
ringd, aan het eind van het dorp, vanwaar de
weg naar Umageshi, het eindstation voor paar
den leidt. In witte gewaden gehuld, naderen de
pelgrims, in kleine groepen, den tempel, waar
ze ontvangen worden door den dienaar van den
god, een Shinto-priester. Deze priester, die een
groen kleed omgeslagen heeft, geeft ieder der
deelnemers een kopje van Japanseh lakwerk
met Saké, een soort bier van rijst gebrouwen,
dat op de gezondheid van den berggod gele
digd wordt.
Van uit Sengendjinja gaan de meeste pel
grims te paard naar Umageshi, waar vroeger
de paarden teruggestuurd werden, omdat de
wegen verder voor paarden onbegaanbaar wa
ren. De wegen zijn nu echter verbeterd zoodat
men te paard den top kan bereiken. Zelfs
Keizer Hirohito reed tot dat bergstation, toen
hij voor eenige jaren den Fujiyama besteeg.
De bestgging van den 3778 meter hoogen berg
wordt meestal zoo georganiseerd, dat men voor
zonsopgang boven is, zoodat van dat overwel
digende schouwspel genoten kan worden. On
vergelijkelijk mooi is de aanblik van de opgaan
de zon over de talryke meren en wijde dalen,
De top, die er van verre, vlak en regelmatig
uitziet, is, in werkeiykheid ruw en gespleten.
Zooals men weet, is de Fujiyama een doode
vulkaan. Het kratermeer ligt een paar honderd
meter onder den top en is, dikwijls, zeer neve^
lig. De vormen, die de nevels kunnen aannemen,
zpn dikwyis zoo fascineerend, dat de Japan
ner er uren lang naar kan kijken.
Op den top staan verscheidene tempels, die
uit rotssteenen z(jn opgebouwd en met kabels
bevestigd om ze te beschermen tegen de gewel
dige stormen, die daar nu en dan woeden. De
priesters van deze tempels leven van den ver
hoop van heilig goud- en zilverwater, dat ge
Oplossingen, brjdragcn, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 321.
Dr. H. Rotzoll,
(Weenen.)
I
ÉÜI WW
W/A
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kh2, Lf5, Lgl, Pel, Pe4. h3.
Zwart: Kf3, Dd8, c2, f4.
PROBLEEM No. 322.
Ir. A. J. C. van Eelde.
(1857—1913),
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kei, Dg5, Tc8, Tg6, Pa4, Pd2, a3, d6,
g-2-
Zwart: Kd4, Lf5, Pc6, d3.
Dit probleem werd met den 2en prijs be
kroond in een wedstrijd van den Nederlandschen
Schaakbond (1898).
OPLOSSING PROBLEEM No. 317,
L. A. Kuyers (1864—1930).
Stand der stukken:
Wit; Kal, Da2, Te7, Lh4, Pb3, a3, 1)5, c2, c5,
e4, f3.
Zwart: Ke5, Lg8, Pf8, b6, e6, h6.
1. Pb3cl, enz.
OPLOSSING PROBLEEM No. 318.
(N. Petrovic).
Stand der stukken:
Wit: Kf6, Dh5, Tb8, Pa5, Pc8, b2, bé, c2 f3,
f5, g4, g6.
Zwart: Ka6, Tbl, Lg2, Pa8, d6, f7.
1. Dh5hl, enz.
Goede oplossing van beide problemen omvan
gen van:
H. W. van Dort te Haarlem; P. Mars. te
Santpoort.
schept wordt uit bronnen, die op die hoogte ont
springen. Op den top staat ook een gebouw,
dat het „Kraterhotel" heet. Daar kunnen de pel
grims een stroozak huren en thee en hardge
kookte eieren bestellen, die, tengevolge van
het sulferhoudende bronwater, een zwavel-
smaakje hebben.
Van het laatste paardenstation duurt de be-
styging nog ongeveer zes uren. De weg wordt
door tien hutten in etappes verdeeld. Deze hut
ten blijken absoluut noodzakelijk te zijn, want
zelfs midden in den zomer kunnen sneeuw- en
hagelstormen den tocht bemoeilijken. De berg
paden worden voortdurend door de bergpolitie
bewaakt, opdat de bedevaartgangers bij drei
gend stormgevaar tijdig kunnen worden ge
waarschuwd.
Zoo ernstig en ceremonieel de bestyging is,
zoo komisch is de terugtocht. Het gaat dan
langs een gedeelte van den berg, dat bgna ge
heel met kleine, zwarte kiezelsteenen is be
dekt. Daar de helling ongeveer 45 graden be
draagt, worden de kiezelsteentjes als rutsch-
baan gebruikt. Men kan kleine ijzeren prik
sleeën huren om, weliswaar, niet gemakkelijk
en geruischloos, maar dan toch in ieder geval
snel naar beneden te giyden. De pelgrims, die
geen geld hebben om een slede te huren, gaan
eenvoudig op den grond zitten en laten zich zoo
naar beneden „rutschen".
Aan den naam „Fujiyama" zijn verschillende
sagen verbonden en de geleerden zijn het niet
eens over den oorsprong van dezen naam. Ya-
ma, beteekent, onbetwist, berg. Fuji, daaren
tegen, heeft een andere beteekenis, al naar men
het woord op zyn Chineesch of op zijn Japanseh
Uitspreekt. In het laatste geval is het een wil
lekeurige naam; in het eerste beteekent het
„ryke ridder". De Japanners willen echter van
de Chineesche uitspraak niets weten, en zeggen
dus, dat het woord met een rijken ridder niets
te doen heeft.
Man: Ek wil graag daar.die baadjie in die
venster aanpas.
Winkelier: Sal u dit nie liewer in ons kleed
kamer doen nie, meneer?
En hoe vind jy my nuwe skildery
Pragtig. Dit is so natuurlik, dat ek elke
keer die appel wil hap.
Appel! Dit is die son)