SINTERKLAAS-SNOEPERIJEN. Het Bloemendaalsch Weekblad. Het zelf bereide lekkers smaakt het fijnst. Een Sinterklaas vertelling. Wie de koek krijgt, wie de gard. Sinterklaasliedje. Een St. Nicolaas-vertelling. Hg had het dan toch meer gedaan. Zoo hyster goed was het jaar wel niet geweest, maar de Suiker had hem er weer een oeetje bovenop geholpen en kon hg Lucie ooit iets weigeren Ze had het hem wel niet gevraagd, maar de laatste keer hadden zij, samen gewinkeld en toen had zij zoo vol aandacht stil gestaan voor die étalage, en zoo ingespannen getuurd naar dien éénen ring, dat hij wel een ruad ge weest zou zijn, als hij het niet gemerkt had! Vragen wilde zij niet, dat voelde hij wel Zóó was Lucie nou: bescheiden, angst wekkend, onnatuurlijk bescheiden soms! Hij vond het af en toe wel wat verdacht Als hij zoo zijn zakenvrienden hoorde over de eischen en caprices hunner echtgenooten, dan moest hij eensklaps met een soort verbazing denken aan zijn kleine blonde Lucie, die nóóit iets vroeg, tenzij bet dan ook strikt noodzakelijk was. En dit jaar was zij al héél zuinig geweest. Ze wist, dat de zaken niet al te rooskleurig waren gegaan. Ze wist ook, dat het buitenge wone dubbele kosten had meegebracht. Toen zij nog in de groote stad woonden, was het kantoor aan huis geweest dat scheelde veel. Maar sinds haar ziekte en het advies van den dokter: buitenlucht, door de bosschen loopen ging dat niet meer. Ze hadden een aardig villa'tje gevonden, een kwartier afstand van Heidedorp, dat ongeveer een half uur sporens van de groote stad lag. Kortom: ze waren forensen geworden. lederen ochtend ging hij, Henk, de deur uit, kwam eerst 's avonds laat terug Blij weer vér te zijn van het jachtende stadsleven. De w<ek-ends waren a'tijd prettige dagen. Henk hield van buiten. Hij kon uren-lang met zijn hond over de hei zwerven of door de. bosschen, hij weikte met eei hardnekkige ijver op het zandige stukje grond, dat hij weidsch betitel de: onze tuin en ook Lucie scheen ervan te houden. Hij had zich wel's ongerust gemaakt. Ten slotte kwam zij uit de groote stad, was er ge boren, had er geleefd. Zou de verandering niet al te bruusk geweest zijn? Er waren geen .bioscopen en geen schouwburgen, geen tea rooms en geen dancings Maar neen, ook Lucie scheen zich geschikt te hebben. Zij hadden een paar aardige ken nissen en iedereen zei van Henk en Lucie, dat hun huwelijk in deze tijden een exceptie was. Alsof zij afgunstig waren op dit geluk De kraag hoog-opgeslagen, handen in de zakken van zijn wijden ulster, stapte Henk naar het station, Hij kon 17.26 nog gemakke lijk halen. Op een avond als deze, op St. Ni- colaas-avond wilde hij tenminste eens vroeg thuis zijn. Dat had hij er wel aan verdiend. Het was een ellendig-drukke dag geweest. Met de ouwe Verslooten had hg uren-lang geconfereerd over de belegging van wat ka pitaal, die kerel was zoo eigenwijs als ik-weet- niet-wat, geen behoorlijk woord mee te praten, koppig en eigenzinnig. Enfin, het was nu voorbij en in z'n rechter-jaszak voelde hij het kleine doosje, waarin de ring met dien prach- tig-glanzenden smaragdr waardat wist Henk zeker! Lucie naar snakte. Ze zou oogen opzetten! Want tenslotte had den ze zoo half en half afgesproken, dat ze dit jaar geen werk zouden maken van St. Nlcolaas. Het was toch eigenlijk een kinderfeest! had Lucie heel verstandig gezegd. En Henk had het be-aamd. En we zijn zoo langzamerhand groote, zwaarwichtige menschen geworden! was zij verder-gegaan. En ook daarop had hij zwijgend geknikt. In den trein vond hij nog een hoek-plaatsje vrij. Het was vol, overigens. Menschen met vroolijke gezichten, de meesten beladen met allerlei pakjes. Daar had je Chris Verberg met z'n vrouw. Zeker inkoopen gedaan. De stakker bezweek bijna onder den last. Tja, als je met Clara Verberg getrouwd was!.... Dat viel niet mee! Ijlings snelde de trein door het donkere landschap. Maar het ging Henk veel te lang zaam. Hij betrapte er zich-zelf op dat hij er naar verlangde thuis te zijn, in z'n gezellige zitkamer by den haard, met Lucie, die zoo prettig kon vertellen van haar dagelijksche bezigheden en die daarbij zoo goed wist te luisteren naar wat hy op z'n hart had Ze zou wel verrast zgn, dat hg zoo vroeg kwam. Anders werd het toch meestal half acht. In geen maanden was hg om half zeven thuis ge komen. Henk legde het avondblad naast zich neer, hg kon er zijn aandacht niet bg bepalen. Al die ongelukken, al die politieke berichten het interesseerde hem vandaag niet. Er was maar één ding, wat hem interes seerde: gauw thuis te zgn en weer greep zgn hand naar het kleine doosje, veilig geborgen in zgn diepe jaszak. Dan liep de trein het sta tion van Heide-dorp binnen. Haastig sloeg hy de richting van zijn huis in. Het was vinnig koud. Een vries-heldere nacht stond over het land. De sterren fonkelden. Een scherpe wind woei langs de laan, welke hij volgde. Hg was nu niet ver meer van huis. Daarginds bg Huize Erica moest hij rechtsaf, dan nog enkele tientallen meters en door dé boomen zag hg het licht al branden. Behoedzaam liep hy het tuinpad af, ze moest niet hooren, dat hg er al aankwam Even keek hg door de breede ramen Daar zat Lucie Méér Het was Henk alsof het hem plotseling duizelde. Een licht gevoel wervelde door zgn hoofd. Hij moest even de oogen sluiten. Zgn handen balden zich tot vuisten. Het was niet waar! Het mócht niet waar zijn. Hij had verkeerd gekeken. Weer boog hy zich naar het raam. Nee, hij had zich niet vergist. Op de leuning van een der fauteuils zat Lucie, en haar hand streek licht als liefkoozend door het haar van een ander Wie was dat? 'Donker was hij, dat was het eenige wat Henk zag, en ook dat die ander heel gemakkelgk languit lag in zgn stoel, dronk van zijn port alsof alsof hg er thuis hoorde! Hij scheen te praten, Henk zag, hoe zijn hand heftig gebaarde, hoe Lucie aandachtig naar hem scheen te luisteren en zijn haar streelde en haar hoofdje tegen het zijne vleide Plotseling eindeloos-vermoeid voelde Henk zich. Alles aan hem scheen verlamd. Lang zaam liep hg het tuinpad weer terug, den weg over, het bosch in In z'n recherhand klem de hij Lucie's cadeau. Een mooie thuiskomst! Als hg niet zoo vroeg was thuisgekomen, had hij niets gemerkt natuurlgk! De hemel wist hoe lang dit spelletje nu al duurde. Méénden misschien Was dat Lucie? Was haar bescheidenheid, alles wat haar voor hem zoo aantrekkelgk maakte, waarom hg van haar hield, alleen maar een masker? Het was ongeveer tien uur, toen hy het tuinpad weer opliep Hg deed geen moeite zacht jes te loopen. Het kon hem niets meer schelen. Hij was in die enkele uren met zichzelf in het reine gekomen er zouden maatregelen ge troffen moeten Worden Morgen zou hg naar Jacques Buma gaan, die zou hen schei den. Had'ie ook 'es een cliënt! Moe voelde hij zich en rillerig Dan ging de deur open. Lucie stond in de opening. Jongen, ik hoorde je aankomen. Wat ben je laat! En ik heb juist zoo'n aardige verrassing voor je! Een pijnlgk lachje gleed om Henk's mond. Ja, ja, het was een héél aardige verrassing. Het kón niet aardiger. Het was trouwens een avond voor verrassingen, St. Nicolaas. Maar hy had de zijne al te pakken! Hij hing zgn jas op Kgk eens achter je, Henk! Hg deed het werktuigelgk. Maar dat was Fred! Fred stond daar, z'n jongere broer, terug uit Indie Hg voelde zijn hand schudden en een stevige klap op zgn schouder. Kerel, wat ben ik biy, dat ik je weer zie. Druk gehad? Je ziet er niet bgster florissant uit! Hg lachte, kon geen woord uitbrengen, 'n Idioot was hg geweest! 'n Stomme jaloersche gek Hoe had hg dat ooit van Lucie kunnen denken Gedrieën gingen zij naar binnen Lucie kreeg haar ring. Hoe wist je, dat ik die zoo graag Ik heb je gezicht toch gezien! En nou heb ik niets voor jou, geen enkel cadeautje. We hadden toch afgesproken dat.... Weet ik wel, wee* ik wel glimlachte Henk, Maar mgn surprise heb ik al en ik ben er best tevreden mee! Jammer, dat je zoo laat was pruilde Lucie. Héél jammer beaamde Henk vol over tuiging. J. VERHOEVEN. keroplossiiig dik begint te worden, dan nemen wy de in den beker koud water staande haak- naald of theelepel en gaan er mee door het kooksel, ls de oplossing nu zóó dik, dat ze aan den naald blijft hangen en wy er met de vin gers een stevig balletje van kunnen vormen, dan nemen wy de pan van het vuur. is de stroop daartegen nog te dun, dan zullen wg ze nog even laten doorkoken. Bg de stroop, die nu de vereischte dikte heeft, wordt nu de vanille- essence gevoegd en daarna zoolang geroerd, tot ze min of meer dof begint te worden en dan is het oogenblik gekomen om ze vlug in de rin gen te gieten, die eenigen tijd in koud water hebben gestaan en uitgezet zgn op wit glad pa pier. Voor versiering kan men na het uitgieten hier en daar een doorgesneden geconfijt vrucht je in de weeke massa drukken of ook wel een gesuikerd paars viooltje, die by den banketbak ker per ons te krggen zyn. Is de massa nu styf geworden, dan haiaa wg de ringen voorzichtig van het papier en laten den achterkant ook ge heel bekoelen; het beste is ze in schuinen stand tegen den muur op het aanrecht te plaatsen. Voor chocoladeborstplaat hebben wij noodig: 500 gram suiker, 30 gram chocoladepoeder, ruim 1 dL. water of melk. Wij vermengen suiker en chocoladepoeder eerst met elkander en voegen daarna het water erbij, waarna de borstplaat wordt bereid als boven omschreven. Lukt een borstplaat om een of andere reden niet of breekt ze, dan doen wg alles weer in de pan met een tikje water, maken de zykan- ten als het mengsel kookt weer goed schoon met een kwastje en gaan weer op de bekende wgze te werk. Voor koffieborstplaat wordt een scheutje zeer sterke koffie-extract toegevoegd als de suiker stroop reeds van het vuur is, dus vóórdat men ze gaat roeren om uit te gieten. Ziezoo, de ge- wenschte hoeveelheid is klaar en we beginnen onze heerlijke dikke gekruide speculaas. 300 Gram blom. 15 gram boter, 125 gram don kere basterdsuiker, 1 eetlepel melk, 1 eetlepel speculaaskruiden (of 1 groote theelepel kaneel, y2 theelepel gemalen nootmuskaat) 50 gram amandelen. 25 gram sucade. De amandelen worden in heet water van de schillen ontdaan en de helft aan stukjes ge hakt. evenals de sucade. De suiker wordt in de melk opgelost en tot een soepel deeg gekneed met de kruiden, de bloem en de boter, waar ten slotte de amandelen en de sucade door worden gewerkt. Een bakblik wordt ingevet, met bloem bstrooid en met het uitgerolde deeg gevuld. Op den bovenkant leggen wij de aan grove stukken gesneden of gehalveerde amandeler en plaat sen de bakplaat gedurende ongeveer 15 a 20 mi' nuten in een matig warmen oven, waarna wij ze van het bakblik nemen en laten bekoelen. Eenige recepten voor de huisvrouw. Tot de steeds zeer in den smaak vallende snoeperijen behoort zeker wel de marsepein en wanneer de eerste marsepein aardappeltjes dan ook weer in de étalages der banketwinkels uitge stald zyn, is het sein gegeven, dat St. Nicolaas de rij der feestdagen gaat openen. Marsepein maakte reeds de vreugde onze kinderjaren uit en ook thans valt het 'nog zeer in den smaak en geldt als een fijne snoeperij. De hoofdbestanddeelen van marsepein zyn suiker, en wel poedersuiker, en een goede soort gepelde amandelen; de bereiding zelve is zeer eenvoudig. Men rekent 500 gram zoete en 20 gram bittere amandelen 500 gram poedersuiker, 3 eetlepels rozenwater. Deze ingrediënten geven een groote hoeveel heid marsepein en kan men naar gelang van be hoeften natuurlijk zelf verminderen, indien men dan echter maar zorgt zich aan de juiste ver houdingen te houden. De amandelen worden met kokend water over goten en biyven hierin eenige minuten staan, waarna men gemakkelgk de bruine schil verwij dert, daarna worden ze gedroogd en met de suiker drie of vier malen door den amandel molen gemalen, waarna de massa in een pan gedaan wordt, en het rozenwater erbij wordt gevoegd, nu gaat de pan even op een zeer laag pitje en roert men zoolang, tot men een com pacte massa heeft gekregen, daarna wordt het op een porseleinen schaal overgebracht en nog eens goed dooreengekneed. (Nadruk verboden.) De marsepein in grondvorm is klaar. Nu kun nen we onze fantasie laten werken en er de ge- wenschte figuren aan geven, die op een met papier bekleed en met suiker op bloem bestrooid bakblik gelegd worden en bij zeer zwakke warm te met bovenhitte daarin biyven, tot ze licht geel zyn. daarna worden zg nog warm van het papier genomen en indien men dit wenscht met geconfijte vruchten versierd. Zeil bereide marsepein verheugt de feest vreugde der kinderen, dus zeker zullen velen üwer aan het werk gaan en niet tegen de moeite opzien. We gaan nu verder met het ma ken van borstplaat. VANILLEBORSTPLAAT. 500 Gram suiker, 1 dL. water of melk, eenige druppels vanille-essence. Wanneer we borstplaat gaan maken, zorgen wg, dat er twee bekers met koud water by de hand staan, in de eene hebben we een schoon kwastje en in de andere een dikke aluminium haaknaald of de steel van een theelepeltje. We beginnen de suiker in de pan te doen met het water of de melk en brengen dit roerende aan de kook, waarna we het op een lage pit verder laten koken. Aan de zgkanben van de pan zal het schuim der suikeroplossing zich afzetten en het is noo- dige deze met het kwastje, dat niet te nat mag zijn (daar het inkoken dan langer duurt) de randen schoon te vegen, wat we later zoo noo dig nog eens herhalen. Zien wy nu, dat de sui-' Ze staken de hoofden bg elkaar: Moe, Theo, Evert en Mientje. Er werd vergadering gehou den. „Ik ben bang, dat het toch niet zoo prettig wordt als verleden jaar, toen Pa er bg was", zei Theo. „Daar ben ik ook bang voor", meende Evert. „Wat was het toen toch leuk hè?" Maar Moe dacht er anders over. „Kom, daar weet je nog niets van. We zullen ons best doen"! Er werd vergadering gehouden, om uit te maken, hoe het Sinterklaasfeest gevierd zou worden. „We moeten het maar weer net doen als ver leden jaar. Alle pakjes in de keuken en ze dan éen voor éen binnen brengen", stelde Evert voor. „Ja, ja!" juichte Mientje; „net als verleden jaar!" Maar Mientje wist niet eens, hoe het 't vo rig jaar was gegaan. Ze was nog te klein, dat wist ze niet meer. Er moest heel wat afgesproken worden; elk had zijn verlanglgstje ingeleverd. Maar er was zooveel te regelen en zooveel te koopen. Geluk kig, dat Theo goed hielp. Die was al twaalf jaar en hy was een heele steun voor zijn moe der. Nu, dat mocht ook wel, vooral, omdat pa weg was. Pa was kapitein op een groote stoomboot Hg was nu heel in Indië. Was hy er maar weer! Eindelgk was alles geregeld. Nog een paar daagjes voor het maken van de pakjes, een paar heel drukke daagjes, vooral voor Moe, en klaar was alles; het feest kon beginnen. 't Was Sinterklaasavond. Mooi weer? Neen roor. Er viel een fgne, koude motregen en het slijk lag een handbreed dik op de straat „Ziet de maan schgnt door de boomen, Makkers, staakt Uw wild geraas. 't Heerlgk avondje is gekomen, 't Avondje van Sinterklaas", zongen de kinderen en Moe zong dapper mee. Maar toen 't uit was, zei Evert: „D'r is geen maan vanavond, 't Regent". ,,'t Komt er niet op aan, hè Moe?" 't Is hier in huis fgn!" „Dat geloof ik", zei Moe. ,,'t Is hier wel zoo fijn! We kunnen de maan hier wel missen". Ze schonk een kopje chocola en ging toen eventjes naar de keuken, om het eerste pakje te halen. In den gang trok ze aan de bel. „Tin- gelingeling!" klonk het. Moe kwam binnen. „Een pakje van Sinterklaas!" zei ze. „ik weet niet, voor wie. Laten we eens even kg- •cen. Voor Mientje Molenaar". „Ha!" riep de kleine peuter. „Voor Mientje!" Bien Bobbeltje en Hobbeltje Dat zgn twee leuke klantjes; Je kent ze aan haar roode jurk En aan haar schort met bandjes. Des morgens staan ze heel vroeg op, Om spaanders te gaan zoeken; Daar stoken zy een vuurtje van En bakken lekk're koeken. Die koeken doen ze in een zak En gaan langs weg en straten; Ze kijken rond en houden goed De jongens in de gaten. Ze kijken hier, ze kgken daar, En dien ze aardig vinden, Dien geven ze van haar gebak, Want zulken zijn haar vrienden. Maar jongens, die onaardig zgn, Die kind en dier graag plagen, Die krggen in de plaats van koek Een pak gevoelige slagen. G. CH. W. alle Sneeuw, volmaakte winterstemming, Alles zachtjes, geen geraas. Avond grauwig over de huizen, Gordijnen dicht, 't is Sinterklaas. Een agent, verkleumde vingers, Diep gestoken in z'n zakken. Staat op 'n hoek en stampt de sneeuwkorst Van z'n dik bevroren hakken. En hij blaast zich in de handen; 't Is nog nooit zoo koud geweest, Stapt dan klotsend heen en weder Denkt aan zgn Sint Niclaas-feest. Uit een huis daar klinkt een liedje, 't Is een lied van Sinterklaas. d' Agent, die glimlacht, sneeuw valt neder, Alles zachtjes, geen geraas. (Nadruk verboden). Ze trok zenuwachtig aan het touwtje, maar ze kon het niet los krggen. „Wacht, ik zal je helpen", zei Evert. Hg sneed het touwtje door en maakte het pakje los. Een pop! Een mooie pop, die schreeuwen en ook slapen kon, als ze op den rug lag. „Oooo!" riep de kleine meid met een lang uitgehaald oooo! „Wat mooi!" Maar Moe moest je nu in de gaten houden. Ze had in een hoekje van de kast een grooten zak pepernoten klaar liggen en nu ze allen de mooie pop bewonderden, strooide ze die ineens over Je tafel en over den vloer. „Sinterklaasje, bonne, bonne, bonne, Gooi wat ia mijn leege tonne, Gooi wat in mijn laarsje, Dank U, Sinterklaasje"! zong ze, en grabbelde druk mee met de jon gens, die het versje wel tifen keer zongen. En ederen keer werd er weer wat nieuws gestrooid: sausjes, flikjes, ijsbonbons, nog eens weer pe pernoten. Wat een lekkers! Moet je eerst je kopje eens leegdrinken'zei Moe. .Anders begint je keel nog pyn te doen van 't zingen". „Ja, eerst drinken!" „Tingelingeling!" ging de bel weer. Theo vias otiekum de deur uitgegaan. Een pakje van Sinterklaas. „Aan Mevrouw Molenaar" stoal er op. Moe keek verrast in het rond. Dat was een pakje, dat ze nog niet kende. Een mooie naaidoos. „Maar jongens!" zei Moe. „Van wie komt die?" „Van Sinterklaas, Moe!" juichten ze drie. „Van Sinterklaas". „Hoe weet Sinterklaas dat mijn naaidoos ka pot is!" vroeg Moe. „Door den schoorsteen gekeken", zei Evert. „Vast door den schoorsteen gekeken. Anders kon hg 't niet weten". Moe bewonderde de doos en vond ze prach tig. Toen moest ze weer in de keuken wezen. „Tingelingeling!" Nu bracht de goede Sint twee pakjes tegelgk: één voor Theo en één voor Evert. Theo kreeg een mooi boek. „De jongens van de Club", waar hij al zoo naar verlangd had; en Evert een bouwdoos. Prachtig! .Tingelingeling Weer wat voor Moe. Een heerlgke boter letter, een M. „Da's een groote. Die moeten we dadelgk maar slachten. Ze is nu nog versch". Wat een stuk kregen ze ieder. De eene helft van de M raakte haast op. Fyn! Fijn! „Tingelingeling!" Nu liefst drie pakjes tegelgk. Voor elk een groote taai-taai pop. En nu was de pret eerst recht aan den gang. Het klonk maar aldoor: Tingelingeling!" en het gejubel van de jonge Molenaartjes kon je op straat wel hooren. Moe der zorgde maar, dat de kopjes niet leeg bleven staan. En de jongens hadden wel werk, om de pakjes van Sinterklaas in ontvangst te nemen, 't Was een heerlijk feest. Eindelijk ging de bel voor 't laatst. Moeder kwam binnen. „Compliment van Sinterklaas en dit was het laatste pakje vanavond", 't Was voor Theo. Een boekentasch, zoo'n echte leeren, die je op slot kan doen. „Prachtig"! riep Theo. Zoo een had hy juist graag willen hebben. „Nu?" vroeg Moe aan Evert. „Is het prettig geweest?" Evert zei maar niets, doch hg sloeg de armen om Moeders hals en kuste haar op beide wangen. .Tingelingeling! Verrast keken ze elkandaar aan. Wat kon dat nu nog zgn? Zou Sinterklaas zich vergist hebben „Ik zal zelf even kgken", zei Moe. Een oogenblik later kwam ze terug. Ze had een brief in de hand. „Van Pa!" riep ze. Ze beefde, toen ze de enveloppe openmaakte. Vlug las ze den brief door. „Pa is best gezond en hg komt in Maart al terug! Al in begin Maart!" „Hoera!" riepen de jongens. „Hoera!" Ze mogen nog wel een uur opblijven, toen Mientje al sliep, om over het groote nieuws na te praten. Maar om tien uur lagen zy beiden toch ook te bed. Moe las Pa's brief nog eens ernstig over. De dankbaarheid straalde uit haar oogen. Ze vouw de haar handen en fluisterde: „Heere, ik dank U, dat ik zoo'n heerlgk geschenk kreeg. Dat is nog het mooiste van alles". DE LACHENDE CAVALIER. (Een modern sprookje). In een stoffige zaal van het statige museum hing een schilderij waarop een lachende oava- lier ten voeten uit stond afgebeeld. Het was een man in de kracht van zgn leven, met rood ge tint gelaat en schitterende oogen. Zgn voeten ge stoken in geel-lederen kaplaarzen, stonden stevig op den grond geplant; hg droeg een blauwe broek en een wambuis van dezelfde kleur, ver sierd met een uitgeschubden, witkanten kraag, waarop zgn donkere lokken afhingen. Op zgn linkerheup glom het gevest van een degen, zgn rechterhand hield een breedgeranden bepluim- den hoed. Tal van geslachten van bezoekers, waren langs hem heen getrokken, had hij gemonsterd met zyn eenigszins critischen glimlach. Met verwondering had hy opgemerkt hoe, ge leidelijk, het hoofsche en zwierige uit de ma nieren verdween, tegelijk met de strikken en linten van de heeren-costumes, terwgl de kan ten kragen ineenschrompelden. De veranderingen in de dames-mode waren zoo talrgk geweest, dat onze cavalier zich slechts ejikele „mglpalen" kon herinneren: de hoepelrok ken maakten plaats voor directoire-costuum met zyn slanke lgnen, dit voor de dwaze „queue": de pijpekrullen werden opgevolgd door het „dotjjp". De laatste jaren had hij de ontwikkeling* fier mode met meer waardeering gadegeslagen. Het page-kopje en de zgden kousen vond hy lang niet onaardig. Alleen het uniform der suppoosten verander de niet. Wanneer het museum gesloten was, verveelde de cavalier zich buitensporig. Tenslotte werd hem de verveling tot zulk een ondragelijke kwel ling, dat hy besloet een wandeling te gaan maken. Op een zoelen voorjaarsavond stapte de ca valier uit zgn breede zwarte lyst. Hg was wat stgf van het lange staan en liep eerst wat in de zaal heen en weer. om zich de beenen wat lenig te maken. De spiegelgladde vloer bood hem een prachtig oefenterrein. Toen stapte hy den trap af, neuriede een lie- deke van Bredero, kwam in de groote hall en vond natuuriyk de voordeur gesloten. Doch dit was voor hem geen bezwaar: hy ontsnapte door het sleutelgat. Buiten begon de schemering langzaam te dalen. Met volle teugen ademde de cavalier de frissche lucht in. Hy wandelde langzaam voort, onopgemerkt door de menschen, die hg zelf echter wel kon zien. De drukte versufte hem, hg bespeurde tal van dingen, die vreemd voor hem waren, de nieuwe indrukken stormden op hem in en vermoeiden hem. Wat hem het meest verbaasde, was, dat hij geen paarden zag. Wel zag hg wagens, die vanzelf reden en hij gluurde door de raampjes naar binnen om te zien, of daar het paard soms verborgen was, doch hg keek telkens in lachende vrouwen- oogen en dat verwarde hem. Ook bespeurde hy groote karossen, die aan een beugel, langs door de lucht gespannen draden, voortgleden over gzeren banden, doch hiervoor waren geen fiere rossen gespannen. Hg zag menschen, die zich snel voortbewogen op een soort van tabouret op twee wielen, van voren schitterde een stalen stuurstang. Onze cavalier liep door drukke, lichte winkel straten en het scheen hem toe, dat hy door schatkamers wandelde. Nergens zag hij een kaars of olielamp branden en toch glansde overal een helder licht. Maar de bron ervan kon hy vaak niet ontdekken. Het leek wel, of men overal de beschikking had over eigen zonnetjes. De wandelaar begon dorstig te worden, hy liep dus een groote taveerne binnen, begaf zich re gelrecht naar het buffet en nam van een wel voorziene blad een grooten roemer wgn. Het smaakte hem als nectar. Hy zette zich voldaan neer op een leegen stoel, luisterde naar de mu ziek, die door de gansche ruimte weerklonk. Hg keek rond, maar nergens kon hij speellieden be speuren. De klanken ruischten gestadig aan, doch er waren geen muzikanten. Hg begreep er niets van, hg voelde zich niet thuis in deze nieuwe wereld en besloot maar weer naar zyn museum terug te keeren. In zijn zaal vond hg den ouden suppoost op een bank zitten, slapend. Blijkbaar had de man nog geen rondgang gemaakt. Had hg den cava lier gemist, had hg op hem gewacht? Hij sloop op zgn teenen naar hem toe en fluisterde den suppoost de vragen in het oor, die hem op zyn wandeling in de gedachten waren gekomen. De suppoost bewoog de dikke lippen in het nest van zyn breeden baard. Hij mompelde iets. De cavalier boog zich tot hem over. „Electriciteit" verstond hg. En hy sprak hak kelend het woord na. Het was nieuw voor hem WELOVERWOGEN. Een middelmatig schilder wisselde van beroep en werd arts. Waarom deed ge dat?, vroeg hem een be kende. Omdat men, zoo verklaarde hg, bij den schilder alle fouten kan zien, terwijl die van den arts met den patiënt worden begraven. WAT NOG NIET IEDEREEN WEET. De vuurtoren van St. Anna aan de Atlantische kust, wordt het is het eenigste geval door een vrouw bediend. Zij heet Yvette Renard, is 52 jaar oud en ziet, dikwgls gedurende maan den, geen levende ziel. In het jaar 1930 leefde, volgens een politierap port, in de stad München een vrouw, die 24 na- tuurlgke kinderen op de wereld heeft gebracht en in 1840 woonden in dezelfde stad drie zus ters, die te zamen 25 buitenechtelijke kinderen het leven hadden geschonken. Niettegenstaande de ongekend zware malaise, is Weenen nog altyd een zanglievende stad-, want daar is iedere tiende inwoner lid van een der 397 zangvereenigingen. In het begin der 19de eeuw kwam te Berlgn gemiddeld, op iedere duizend sterfgevallen een ;eval van zelfmoord voor. Het is van weinig bekendheid, dat de ex-keizer Wilhelm in het bezit is van een talisman, die hg j zich draagt. Dit kleinood bestaat uit een zilveren zegelring waarin een zwarte kiezel- Steen bevestigd is. Deze ring werd in opdracht van Johan van Brandenburg vervaardigd en wordt, sinsdien door den regeerenden Hohenzol- ler gedragen en als talisman hoog geschat. Naar het heet heeft Keizer Wilhelm nimmer gewich tige besluiten genomen of belangrijke onderhan delingen gevoerd,als hy den ring niet aan zgn vinger had. Hoezeer hy aan de macht van den fetisch gelooft, blijkt overigens hieruit, dat hy in 1918 toen hg zich gereed maakte zyn hoofdkwartier voor de laatste maal te verlaten tot zgn adjudant zeide: Zoolang ik den ring van den keurvorst aan my'n vinger draag, kan my niets gebeuren,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 4