SINTERKLAAS-SNOEPERIJEN.
Het Bloemendaalsch Weekblad.
Het zelf bereide lekkers smaakt het fijnst.
Een Sinterklaas vertelling.
Wie de koek krijgt, wie de
gard.
Sinterklaasliedje.
Een St. Nicolaas-vertelling.
Hg had het dan toch meer gedaan. Zoo
hyster goed was het jaar wel niet geweest,
maar de Suiker had hem er weer een oeetje
bovenop geholpen en kon hg Lucie ooit iets
weigeren
Ze had het hem wel niet gevraagd, maar de
laatste keer hadden zij, samen gewinkeld en
toen had zij zoo vol aandacht stil gestaan
voor die étalage, en zoo ingespannen getuurd
naar dien éénen ring, dat hij wel een ruad ge
weest zou zijn, als hij het niet gemerkt had!
Vragen wilde zij niet, dat voelde hij wel
Zóó was Lucie nou: bescheiden, angst
wekkend, onnatuurlijk bescheiden soms! Hij
vond het af en toe wel wat verdacht Als hij
zoo zijn zakenvrienden hoorde over de eischen
en caprices hunner echtgenooten, dan moest
hij eensklaps met een soort verbazing denken
aan zijn kleine blonde Lucie, die nóóit iets
vroeg, tenzij bet dan ook strikt noodzakelijk
was.
En dit jaar was zij al héél zuinig geweest.
Ze wist, dat de zaken niet al te rooskleurig
waren gegaan. Ze wist ook, dat het buitenge
wone dubbele kosten had meegebracht. Toen
zij nog in de groote stad woonden, was het
kantoor aan huis geweest dat scheelde veel.
Maar sinds haar ziekte en het advies van den
dokter: buitenlucht, door de bosschen loopen
ging dat niet meer.
Ze hadden een aardig villa'tje gevonden, een
kwartier afstand van Heidedorp, dat ongeveer
een half uur sporens van de groote stad lag.
Kortom: ze waren forensen geworden.
lederen ochtend ging hij, Henk, de deur uit,
kwam eerst 's avonds laat terug Blij weer vér
te zijn van het jachtende stadsleven. De
w<ek-ends waren a'tijd prettige dagen. Henk
hield van buiten. Hij kon uren-lang met zijn
hond over de hei zwerven of door de. bosschen,
hij weikte met eei hardnekkige ijver op het
zandige stukje grond, dat hij weidsch betitel
de: onze tuin en ook Lucie scheen ervan te
houden.
Hij had zich wel's ongerust gemaakt. Ten
slotte kwam zij uit de groote stad, was er ge
boren, had er geleefd. Zou de verandering niet
al te bruusk geweest zijn? Er waren geen
.bioscopen en geen schouwburgen, geen tea
rooms en geen dancings
Maar neen, ook Lucie scheen zich geschikt
te hebben. Zij hadden een paar aardige ken
nissen en iedereen zei van Henk en Lucie, dat
hun huwelijk in deze tijden een exceptie was.
Alsof zij afgunstig waren op dit geluk
De kraag hoog-opgeslagen, handen in de
zakken van zijn wijden ulster, stapte Henk
naar het station, Hij kon 17.26 nog gemakke
lijk halen. Op een avond als deze, op St. Ni-
colaas-avond wilde hij tenminste eens vroeg
thuis zijn. Dat had hij er wel aan verdiend.
Het was een ellendig-drukke dag geweest.
Met de ouwe Verslooten had hg uren-lang
geconfereerd over de belegging van wat ka
pitaal, die kerel was zoo eigenwijs als ik-weet-
niet-wat, geen behoorlijk woord mee te praten,
koppig en eigenzinnig. Enfin, het was nu
voorbij en in z'n rechter-jaszak voelde hij het
kleine doosje, waarin de ring met dien prach-
tig-glanzenden smaragdr waardat wist
Henk zeker! Lucie naar snakte.
Ze zou oogen opzetten! Want tenslotte had
den ze zoo half en half afgesproken, dat ze
dit jaar geen werk zouden maken van St.
Nlcolaas.
Het was toch eigenlijk een kinderfeest!
had Lucie heel verstandig gezegd. En Henk
had het be-aamd.
En we zijn zoo langzamerhand groote,
zwaarwichtige menschen geworden! was zij
verder-gegaan. En ook daarop had hij zwijgend
geknikt.
In den trein vond hij nog een hoek-plaatsje
vrij. Het was vol, overigens. Menschen met
vroolijke gezichten, de meesten beladen met
allerlei pakjes. Daar had je Chris Verberg met
z'n vrouw. Zeker inkoopen gedaan. De stakker
bezweek bijna onder den last. Tja, als je met
Clara Verberg getrouwd was!....
Dat viel niet mee!
Ijlings snelde de trein door het donkere
landschap. Maar het ging Henk veel te lang
zaam. Hij betrapte er zich-zelf op dat hij er
naar verlangde thuis te zijn, in z'n gezellige
zitkamer by den haard, met Lucie, die zoo
prettig kon vertellen van haar dagelijksche
bezigheden en die daarbij zoo goed wist te
luisteren naar wat hy op z'n hart had Ze
zou wel verrast zgn, dat hg zoo vroeg kwam.
Anders werd het toch meestal half acht. In
geen maanden was hg om half zeven thuis ge
komen.
Henk legde het avondblad naast zich neer,
hg kon er zijn aandacht niet bg bepalen. Al
die ongelukken, al die politieke berichten
het interesseerde hem vandaag niet.
Er was maar één ding, wat hem interes
seerde: gauw thuis te zgn en weer greep zgn
hand naar het kleine doosje, veilig geborgen
in zgn diepe jaszak. Dan liep de trein het sta
tion van Heide-dorp binnen.
Haastig sloeg hy de richting van zijn huis in.
Het was vinnig koud. Een vries-heldere nacht
stond over het land. De sterren fonkelden. Een
scherpe wind woei langs de laan, welke hij
volgde. Hg was nu niet ver meer van huis.
Daarginds bg Huize Erica moest hij rechtsaf,
dan nog enkele tientallen meters en door
dé boomen zag hg het licht al branden.
Behoedzaam liep hy het tuinpad af, ze
moest niet hooren, dat hg er al aankwam
Even keek hg door de breede ramen
Daar zat Lucie Méér Het was Henk
alsof het hem plotseling duizelde. Een licht
gevoel wervelde door zgn hoofd. Hij moest
even de oogen sluiten. Zgn handen balden zich
tot vuisten.
Het was niet waar! Het mócht niet waar
zijn. Hij had verkeerd gekeken. Weer boog hy
zich naar het raam.
Nee, hij had zich niet vergist. Op de leuning
van een der fauteuils zat Lucie, en haar hand
streek licht als liefkoozend door het haar van
een ander Wie was dat? 'Donker was hij,
dat was het eenige wat Henk zag, en ook dat
die ander heel gemakkelgk languit lag in zgn
stoel, dronk van zijn port alsof alsof hg
er thuis hoorde! Hij scheen te praten, Henk
zag, hoe zijn hand heftig gebaarde, hoe Lucie
aandachtig naar hem scheen te luisteren en
zijn haar streelde en haar hoofdje tegen het
zijne vleide
Plotseling eindeloos-vermoeid voelde Henk
zich. Alles aan hem scheen verlamd. Lang
zaam liep hg het tuinpad weer terug, den weg
over, het bosch in In z'n recherhand klem
de hij Lucie's cadeau. Een mooie thuiskomst!
Als hg niet zoo vroeg was thuisgekomen, had
hij niets gemerkt natuurlgk! De hemel wist
hoe lang dit spelletje nu al duurde. Méénden
misschien
Was dat Lucie? Was haar bescheidenheid,
alles wat haar voor hem zoo aantrekkelgk
maakte, waarom hg van haar hield, alleen
maar een masker?
Het was ongeveer tien uur, toen hy het
tuinpad weer opliep Hg deed geen moeite zacht
jes te loopen. Het kon hem niets meer schelen.
Hij was in die enkele uren met zichzelf in het
reine gekomen er zouden maatregelen ge
troffen moeten Worden Morgen zou hg
naar Jacques Buma gaan, die zou hen schei
den. Had'ie ook 'es een cliënt! Moe voelde hij
zich en rillerig
Dan ging de deur open. Lucie stond in de
opening. Jongen, ik hoorde je aankomen.
Wat ben je laat! En ik heb juist zoo'n aardige
verrassing voor je!
Een pijnlgk lachje gleed om Henk's mond.
Ja, ja, het was een héél aardige verrassing.
Het kón niet aardiger. Het was trouwens een
avond voor verrassingen, St. Nicolaas. Maar
hy had de zijne al te pakken!
Hij hing zgn jas op
Kgk eens achter je, Henk!
Hg deed het werktuigelgk.
Maar dat was Fred! Fred stond
daar, z'n jongere broer, terug uit Indie
Hg voelde zijn hand schudden en een stevige
klap op zgn schouder.
Kerel, wat ben ik biy, dat ik je weer zie.
Druk gehad? Je ziet er niet bgster florissant
uit!
Hg lachte, kon geen woord uitbrengen, 'n
Idioot was hg geweest! 'n Stomme jaloersche
gek Hoe had hg dat ooit van Lucie kunnen
denken
Gedrieën gingen zij naar binnen Lucie
kreeg haar ring.
Hoe wist je, dat ik die zoo graag
Ik heb je gezicht toch gezien!
En nou heb ik niets voor jou, geen enkel
cadeautje. We hadden toch afgesproken dat....
Weet ik wel, wee* ik wel glimlachte
Henk, Maar mgn surprise heb ik al en ik
ben er best tevreden mee!
Jammer, dat je zoo laat was pruilde
Lucie.
Héél jammer beaamde Henk vol over
tuiging.
J. VERHOEVEN.
keroplossiiig dik begint te worden, dan nemen
wy de in den beker koud water staande haak-
naald of theelepel en gaan er mee door het
kooksel, ls de oplossing nu zóó dik, dat ze aan
den naald blijft hangen en wy er met de vin
gers een stevig balletje van kunnen vormen, dan
nemen wy de pan van het vuur. is de stroop
daartegen nog te dun, dan zullen wg ze nog
even laten doorkoken. Bg de stroop, die nu de
vereischte dikte heeft, wordt nu de vanille-
essence gevoegd en daarna zoolang geroerd,
tot ze min of meer dof begint te worden en dan
is het oogenblik gekomen om ze vlug in de rin
gen te gieten, die eenigen tijd in koud water
hebben gestaan en uitgezet zgn op wit glad pa
pier. Voor versiering kan men na het uitgieten
hier en daar een doorgesneden geconfijt vrucht
je in de weeke massa drukken of ook wel een
gesuikerd paars viooltje, die by den banketbak
ker per ons te krggen zyn. Is de massa nu styf
geworden, dan haiaa wg de ringen voorzichtig
van het papier en laten den achterkant ook ge
heel bekoelen; het beste is ze in schuinen stand
tegen den muur op het aanrecht te plaatsen.
Voor chocoladeborstplaat hebben wij noodig:
500 gram suiker, 30 gram chocoladepoeder,
ruim 1 dL. water of melk.
Wij vermengen suiker en chocoladepoeder
eerst met elkander en voegen daarna het water
erbij, waarna de borstplaat wordt bereid als
boven omschreven.
Lukt een borstplaat om een of andere reden
niet of breekt ze, dan doen wg alles weer in
de pan met een tikje water, maken de zykan-
ten als het mengsel kookt weer goed schoon
met een kwastje en gaan weer op de bekende
wgze te werk.
Voor koffieborstplaat wordt een scheutje zeer
sterke koffie-extract toegevoegd als de suiker
stroop reeds van het vuur is, dus vóórdat men
ze gaat roeren om uit te gieten. Ziezoo, de ge-
wenschte hoeveelheid is klaar en we beginnen
onze heerlijke dikke gekruide speculaas.
300 Gram blom. 15 gram boter, 125 gram don
kere basterdsuiker, 1 eetlepel melk, 1 eetlepel
speculaaskruiden (of 1 groote theelepel kaneel,
y2 theelepel gemalen nootmuskaat) 50 gram
amandelen. 25 gram sucade.
De amandelen worden in heet water van de
schillen ontdaan en de helft aan stukjes ge
hakt. evenals de sucade. De suiker wordt in de
melk opgelost en tot een soepel deeg gekneed
met de kruiden, de bloem en de boter, waar ten
slotte de amandelen en de sucade door worden
gewerkt. Een bakblik wordt ingevet, met bloem
bstrooid en met het uitgerolde deeg gevuld. Op
den bovenkant leggen wij de aan grove stukken
gesneden of gehalveerde amandeler en plaat
sen de bakplaat gedurende ongeveer 15 a 20 mi'
nuten in een matig warmen oven, waarna wij ze
van het bakblik nemen en laten bekoelen.
Eenige recepten voor de huisvrouw.
Tot de steeds zeer in den smaak vallende
snoeperijen behoort zeker wel de marsepein en
wanneer de eerste marsepein aardappeltjes dan
ook weer in de étalages der banketwinkels uitge
stald zyn, is het sein gegeven, dat St. Nicolaas
de rij der feestdagen gaat openen. Marsepein
maakte reeds de vreugde onze kinderjaren uit
en ook thans valt het 'nog zeer in den smaak
en geldt als een fijne snoeperij.
De hoofdbestanddeelen van marsepein zyn
suiker, en wel poedersuiker, en een goede soort
gepelde amandelen; de bereiding zelve is zeer
eenvoudig. Men rekent 500 gram zoete en 20
gram bittere amandelen 500 gram poedersuiker,
3 eetlepels rozenwater.
Deze ingrediënten geven een groote hoeveel
heid marsepein en kan men naar gelang van be
hoeften natuurlijk zelf verminderen, indien men
dan echter maar zorgt zich aan de juiste ver
houdingen te houden.
De amandelen worden met kokend water over
goten en biyven hierin eenige minuten staan,
waarna men gemakkelgk de bruine schil verwij
dert, daarna worden ze gedroogd en met de
suiker drie of vier malen door den amandel
molen gemalen, waarna de massa in een pan
gedaan wordt, en het rozenwater erbij wordt
gevoegd, nu gaat de pan even op een zeer laag
pitje en roert men zoolang, tot men een com
pacte massa heeft gekregen, daarna wordt het
op een porseleinen schaal overgebracht en nog
eens goed dooreengekneed.
(Nadruk verboden.)
De marsepein in grondvorm is klaar. Nu kun
nen we onze fantasie laten werken en er de ge-
wenschte figuren aan geven, die op een met
papier bekleed en met suiker op bloem bestrooid
bakblik gelegd worden en bij zeer zwakke warm
te met bovenhitte daarin biyven, tot ze licht
geel zyn. daarna worden zg nog warm van het
papier genomen en indien men dit wenscht met
geconfijte vruchten versierd.
Zeil bereide marsepein verheugt de feest
vreugde der kinderen, dus zeker zullen velen
üwer aan het werk gaan en niet tegen de
moeite opzien. We gaan nu verder met het ma
ken van borstplaat.
VANILLEBORSTPLAAT.
500 Gram suiker, 1 dL. water of melk, eenige
druppels vanille-essence.
Wanneer we borstplaat gaan maken, zorgen
wg, dat er twee bekers met koud water by de
hand staan, in de eene hebben we een schoon
kwastje en in de andere een dikke aluminium
haaknaald of de steel van een theelepeltje.
We beginnen de suiker in de pan te doen met
het water of de melk en brengen dit roerende
aan de kook, waarna we het op een lage pit
verder laten koken.
Aan de zgkanben van de pan zal het schuim
der suikeroplossing zich afzetten en het is noo-
dige deze met het kwastje, dat niet te nat mag
zijn (daar het inkoken dan langer duurt) de
randen schoon te vegen, wat we later zoo noo
dig nog eens herhalen. Zien wy nu, dat de sui-'
Ze staken de hoofden bg elkaar: Moe, Theo,
Evert en Mientje. Er werd vergadering gehou
den.
„Ik ben bang, dat het toch niet zoo prettig
wordt als verleden jaar, toen Pa er bg
was", zei Theo.
„Daar ben ik ook bang voor", meende
Evert. „Wat was het toen toch leuk hè?"
Maar Moe dacht er anders over.
„Kom, daar weet je nog niets van. We zullen
ons best doen"!
Er werd vergadering gehouden, om uit te
maken, hoe het Sinterklaasfeest gevierd zou
worden.
„We moeten het maar weer net doen als ver
leden jaar. Alle pakjes in de keuken en ze dan
éen voor éen binnen brengen", stelde Evert
voor.
„Ja, ja!" juichte Mientje; „net als verleden
jaar!"
Maar Mientje wist niet eens, hoe het 't vo
rig jaar was gegaan. Ze was nog te klein, dat
wist ze niet meer.
Er moest heel wat afgesproken worden; elk
had zijn verlanglgstje ingeleverd. Maar er was
zooveel te regelen en zooveel te koopen. Geluk
kig, dat Theo goed hielp. Die was al twaalf
jaar en hy was een heele steun voor zijn moe
der. Nu, dat mocht ook wel, vooral, omdat pa
weg was.
Pa was kapitein op een groote stoomboot Hg
was nu heel in Indië. Was hy er maar weer!
Eindelgk was alles geregeld. Nog een paar
daagjes voor het maken van de pakjes, een
paar heel drukke daagjes, vooral voor Moe, en
klaar was alles; het feest kon beginnen.
't Was Sinterklaasavond. Mooi weer? Neen
roor. Er viel een fgne, koude motregen en het
slijk lag een handbreed dik op de straat
„Ziet de maan schgnt door de boomen,
Makkers, staakt Uw wild geraas.
't Heerlgk avondje is gekomen,
't Avondje van Sinterklaas",
zongen de kinderen en Moe zong dapper mee.
Maar toen 't uit was, zei Evert:
„D'r is geen maan vanavond, 't Regent".
,,'t Komt er niet op aan, hè Moe?" 't Is hier
in huis fgn!"
„Dat geloof ik", zei Moe. ,,'t Is hier wel zoo
fijn! We kunnen de maan hier wel missen".
Ze schonk een kopje chocola en ging toen
eventjes naar de keuken, om het eerste pakje
te halen. In den gang trok ze aan de bel. „Tin-
gelingeling!" klonk het. Moe kwam binnen.
„Een pakje van Sinterklaas!" zei ze. „ik
weet niet, voor wie. Laten we eens even kg-
•cen. Voor Mientje Molenaar".
„Ha!" riep de kleine peuter. „Voor Mientje!"
Bien Bobbeltje en Hobbeltje
Dat zgn twee leuke klantjes;
Je kent ze aan haar roode jurk
En aan haar schort met bandjes.
Des morgens staan ze heel vroeg op,
Om spaanders te gaan zoeken;
Daar stoken zy een vuurtje van
En bakken lekk're koeken.
Die koeken doen ze in een zak
En gaan langs weg en straten;
Ze kijken rond en houden goed
De jongens in de gaten.
Ze kijken hier, ze kgken daar,
En dien ze aardig vinden,
Dien geven ze van haar gebak,
Want zulken zijn haar vrienden.
Maar jongens, die onaardig zgn,
Die kind en dier graag plagen,
Die krggen in de plaats van koek
Een pak gevoelige slagen.
G. CH. W.
alle
Sneeuw, volmaakte winterstemming,
Alles zachtjes, geen geraas.
Avond grauwig over de huizen,
Gordijnen dicht, 't is Sinterklaas.
Een agent, verkleumde vingers,
Diep gestoken in z'n zakken.
Staat op 'n hoek en stampt de sneeuwkorst
Van z'n dik bevroren hakken.
En hij blaast zich in de handen;
't Is nog nooit zoo koud geweest,
Stapt dan klotsend heen en weder
Denkt aan zgn Sint Niclaas-feest.
Uit een huis daar klinkt een liedje,
't Is een lied van Sinterklaas.
d' Agent, die glimlacht, sneeuw valt neder,
Alles zachtjes, geen geraas.
(Nadruk verboden).
Ze trok zenuwachtig aan het touwtje, maar
ze kon het niet los krggen.
„Wacht, ik zal je helpen", zei Evert. Hg
sneed het touwtje door en maakte het pakje
los. Een pop! Een mooie pop, die schreeuwen
en ook slapen kon, als ze op den rug lag.
„Oooo!" riep de kleine meid met een lang
uitgehaald oooo! „Wat mooi!"
Maar Moe moest je nu in de gaten houden.
Ze had in een hoekje van de kast een grooten
zak pepernoten klaar liggen en nu ze allen de
mooie pop bewonderden, strooide ze die ineens
over Je tafel en over den vloer.
„Sinterklaasje, bonne, bonne, bonne,
Gooi wat ia mijn leege tonne,
Gooi wat in mijn laarsje,
Dank U, Sinterklaasje"!
zong ze, en grabbelde druk mee met de jon
gens, die het versje wel tifen keer zongen. En
ederen keer werd er weer wat nieuws gestrooid:
sausjes, flikjes, ijsbonbons, nog eens weer pe
pernoten. Wat een lekkers!
Moet je eerst je kopje eens leegdrinken'zei
Moe. .Anders begint je keel nog pyn te doen
van 't zingen".
„Ja, eerst drinken!"
„Tingelingeling!" ging de bel weer. Theo
vias otiekum de deur uitgegaan. Een pakje van
Sinterklaas. „Aan Mevrouw Molenaar" stoal er
op.
Moe keek verrast in het rond.
Dat was een pakje, dat ze nog niet kende.
Een mooie naaidoos.
„Maar jongens!" zei Moe. „Van wie komt
die?"
„Van Sinterklaas, Moe!" juichten ze
drie. „Van Sinterklaas".
„Hoe weet Sinterklaas dat mijn naaidoos ka
pot is!" vroeg Moe.
„Door den schoorsteen gekeken", zei Evert.
„Vast door den schoorsteen gekeken. Anders
kon hg 't niet weten".
Moe bewonderde de doos en vond ze prach
tig. Toen moest ze weer in de keuken wezen.
„Tingelingeling!"
Nu bracht de goede Sint twee pakjes tegelgk:
één voor Theo en één voor Evert. Theo kreeg
een mooi boek. „De jongens van de Club", waar
hij al zoo naar verlangd had; en Evert een
bouwdoos. Prachtig!
.Tingelingeling
Weer wat voor Moe. Een heerlgke boter
letter, een M.
„Da's een groote. Die moeten we dadelgk
maar slachten. Ze is nu nog versch".
Wat een stuk kregen ze ieder.
De eene helft van de M raakte haast op.
Fyn! Fijn!
„Tingelingeling!"
Nu liefst drie pakjes tegelgk. Voor elk een
groote taai-taai pop. En nu was de pret eerst
recht aan den gang. Het klonk maar aldoor:
Tingelingeling!" en het gejubel van de jonge
Molenaartjes kon je op straat wel hooren. Moe
der zorgde maar, dat de kopjes niet leeg bleven
staan. En de jongens hadden wel werk, om de
pakjes van Sinterklaas in ontvangst te nemen,
't Was een heerlijk feest.
Eindelijk ging de bel voor 't laatst. Moeder
kwam binnen. „Compliment van Sinterklaas en
dit was het laatste pakje vanavond", 't Was
voor Theo. Een boekentasch, zoo'n echte leeren,
die je op slot kan doen.
„Prachtig"! riep Theo. Zoo een had hy juist
graag willen hebben.
„Nu?" vroeg Moe aan Evert. „Is het prettig
geweest?"
Evert zei maar niets, doch hg sloeg de armen
om Moeders hals en kuste haar op beide
wangen.
.Tingelingeling!
Verrast keken ze elkandaar aan. Wat kon
dat nu nog zgn? Zou Sinterklaas zich vergist
hebben
„Ik zal zelf even kgken", zei Moe.
Een oogenblik later kwam ze terug. Ze had
een brief in de hand. „Van Pa!" riep ze.
Ze beefde, toen ze de enveloppe openmaakte.
Vlug las ze den brief door.
„Pa is best gezond en hg komt in Maart al
terug! Al in begin Maart!"
„Hoera!" riepen de jongens. „Hoera!"
Ze mogen nog wel een uur opblijven, toen
Mientje al sliep, om over het groote nieuws na
te praten.
Maar om tien uur lagen zy beiden toch ook
te bed.
Moe las Pa's brief nog eens ernstig over. De
dankbaarheid straalde uit haar oogen. Ze vouw
de haar handen en fluisterde: „Heere, ik dank
U, dat ik zoo'n heerlgk geschenk kreeg. Dat is
nog het mooiste van alles".
DE LACHENDE CAVALIER.
(Een modern sprookje).
In een stoffige zaal van het statige museum
hing een schilderij waarop een lachende oava-
lier ten voeten uit stond afgebeeld. Het was een
man in de kracht van zgn leven, met rood ge
tint gelaat en schitterende oogen. Zgn voeten ge
stoken in geel-lederen kaplaarzen, stonden stevig
op den grond geplant; hg droeg een blauwe
broek en een wambuis van dezelfde kleur, ver
sierd met een uitgeschubden, witkanten kraag,
waarop zgn donkere lokken afhingen. Op zgn
linkerheup glom het gevest van een degen, zgn
rechterhand hield een breedgeranden bepluim-
den hoed.
Tal van geslachten van bezoekers, waren langs
hem heen getrokken, had hij gemonsterd met
zyn eenigszins critischen glimlach.
Met verwondering had hy opgemerkt hoe, ge
leidelijk, het hoofsche en zwierige uit de ma
nieren verdween, tegelijk met de strikken en
linten van de heeren-costumes, terwgl de kan
ten kragen ineenschrompelden.
De veranderingen in de dames-mode waren zoo
talrgk geweest, dat onze cavalier zich slechts
ejikele „mglpalen" kon herinneren: de hoepelrok
ken maakten plaats voor directoire-costuum met
zyn slanke lgnen, dit voor de dwaze „queue": de
pijpekrullen werden opgevolgd door het „dotjjp".
De laatste jaren had hij de ontwikkeling* fier
mode met meer waardeering gadegeslagen. Het
page-kopje en de zgden kousen vond hy lang
niet onaardig.
Alleen het uniform der suppoosten verander
de niet.
Wanneer het museum gesloten was, verveelde
de cavalier zich buitensporig. Tenslotte werd
hem de verveling tot zulk een ondragelijke kwel
ling, dat hy besloet een wandeling te gaan
maken.
Op een zoelen voorjaarsavond stapte de ca
valier uit zgn breede zwarte lyst. Hg was wat
stgf van het lange staan en liep eerst wat in
de zaal heen en weer. om zich de beenen wat
lenig te maken. De spiegelgladde vloer bood hem
een prachtig oefenterrein.
Toen stapte hy den trap af, neuriede een lie-
deke van Bredero, kwam in de groote hall en
vond natuuriyk de voordeur gesloten. Doch dit
was voor hem geen bezwaar: hy ontsnapte door
het sleutelgat.
Buiten begon de schemering langzaam te
dalen. Met volle teugen ademde de cavalier de
frissche lucht in. Hy wandelde langzaam voort,
onopgemerkt door de menschen, die hg zelf
echter wel kon zien.
De drukte versufte hem, hg bespeurde tal van
dingen, die vreemd voor hem waren, de nieuwe
indrukken stormden op hem in en vermoeiden
hem.
Wat hem het meest verbaasde, was, dat hij
geen paarden zag.
Wel zag hg wagens, die vanzelf reden en hij
gluurde door de raampjes naar binnen om te
zien, of daar het paard soms verborgen was,
doch hg keek telkens in lachende vrouwen-
oogen en dat verwarde hem. Ook bespeurde hy
groote karossen, die aan een beugel, langs door
de lucht gespannen draden, voortgleden over
gzeren banden, doch hiervoor waren geen fiere
rossen gespannen. Hg zag menschen, die zich
snel voortbewogen op een soort van tabouret op
twee wielen, van voren schitterde een stalen
stuurstang.
Onze cavalier liep door drukke, lichte winkel
straten en het scheen hem toe, dat hy door
schatkamers wandelde. Nergens zag hij een kaars
of olielamp branden en toch glansde overal een
helder licht. Maar de bron ervan kon hy vaak
niet ontdekken. Het leek wel, of men overal de
beschikking had over eigen zonnetjes.
De wandelaar begon dorstig te worden, hy liep
dus een groote taveerne binnen, begaf zich re
gelrecht naar het buffet en nam van een wel
voorziene blad een grooten roemer wgn. Het
smaakte hem als nectar. Hy zette zich voldaan
neer op een leegen stoel, luisterde naar de mu
ziek, die door de gansche ruimte weerklonk. Hg
keek rond, maar nergens kon hij speellieden be
speuren. De klanken ruischten gestadig aan,
doch er waren geen muzikanten.
Hg begreep er niets van, hg voelde zich niet
thuis in deze nieuwe wereld en besloot maar
weer naar zyn museum terug te keeren.
In zijn zaal vond hg den ouden suppoost op
een bank zitten, slapend. Blijkbaar had de man
nog geen rondgang gemaakt. Had hg den cava
lier gemist, had hg op hem gewacht?
Hij sloop op zgn teenen naar hem toe en
fluisterde den suppoost de vragen in het oor,
die hem op zyn wandeling in de gedachten
waren gekomen.
De suppoost bewoog de dikke lippen in het
nest van zyn breeden baard. Hij mompelde iets.
De cavalier boog zich tot hem over.
„Electriciteit" verstond hg. En hy sprak hak
kelend het woord na. Het was nieuw voor
hem
WELOVERWOGEN.
Een middelmatig schilder wisselde van beroep
en werd arts.
Waarom deed ge dat?, vroeg hem een be
kende.
Omdat men, zoo verklaarde hg, bij den
schilder alle fouten kan zien, terwijl die van den
arts met den patiënt worden begraven.
WAT NOG NIET IEDEREEN WEET.
De vuurtoren van St. Anna aan de Atlantische
kust, wordt het is het eenigste geval door
een vrouw bediend. Zij heet Yvette Renard, is
52 jaar oud en ziet, dikwgls gedurende maan
den, geen levende ziel.
In het jaar 1930 leefde, volgens een politierap
port, in de stad München een vrouw, die 24 na-
tuurlgke kinderen op de wereld heeft gebracht
en in 1840 woonden in dezelfde stad drie zus
ters, die te zamen 25 buitenechtelijke kinderen
het leven hadden geschonken.
Niettegenstaande de ongekend zware malaise,
is Weenen nog altyd een zanglievende stad-,
want daar is iedere tiende inwoner lid van een
der 397 zangvereenigingen.
In het begin der 19de eeuw kwam te Berlgn
gemiddeld, op iedere duizend sterfgevallen een
;eval van zelfmoord voor.
Het is van weinig bekendheid, dat de ex-keizer
Wilhelm in het bezit is van een talisman, die hg
j zich draagt. Dit kleinood bestaat uit
een zilveren zegelring waarin een zwarte kiezel-
Steen bevestigd is. Deze ring werd in opdracht
van Johan van Brandenburg vervaardigd en
wordt, sinsdien door den regeerenden Hohenzol-
ler gedragen en als talisman hoog geschat. Naar
het heet heeft Keizer Wilhelm nimmer gewich
tige besluiten genomen of belangrijke onderhan
delingen gevoerd,als hy den ring niet aan zgn
vinger had. Hoezeer hy aan de macht van den
fetisch gelooft, blijkt overigens hieruit, dat hy
in 1918 toen hg zich gereed maakte zyn
hoofdkwartier voor de laatste maal te verlaten
tot zgn adjudant zeide: Zoolang ik den
ring van den keurvorst aan my'n vinger draag,
kan my niets gebeuren,