KAPITEIN KLAKKEBCS OP DE LEEUWENJACHT Voor de Vrouw 26e Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 2 December 1931. Tweede Blad. No. 48. Brokjes Levenswijsheid. Zondag na Sinterklaas. Schimmel op stal. Door G. Th. ROTMAN. ÏZT0^*6 aut0' meet' z« hebben a-f" SifSSt.5* ten bate der zöaen SCHAAKRUBRIEK. I s n (Nadruk verboden) Nu de Sinterklaasavond ditmaal op Zater dag valt, zal men zich vrijer dan anders aan het feest kunnen wijden. Want de nacht hoeft niet kort te zyn; men kan toegeven aan zijn vermoeidheid en heeft heel den Zondag den tijd om het pakpapier op te ruimen, de ge schenken in oogenschouw te nemen en voor elk nieuw voorwerp de plaats zijner bestem ming te zoeken. Ditmaal zal de dag na Sinter klaas niet gelijk anders een kwelling behoeven te zijn. Want die is hij gewoonlijk, inzonderheid voor de kinderen. Zij zijn overstelpt met ca deautjes, maar moeten hun ongeduld, om het nieuwe speelgoed in gebruik te nemen, tot_na schooltijd bedwingen. Er zyn reeds toegeeflijke schoolbesturen, die den ochtend na het feest vrijaf geven, of althans de les later doen be ginnen. Maar is dit voldoende? Een echte, heele, vrije Zondag zal eerst het volle genot van de napret kunnen verschaffen. Napret is zooveel zeldzamer dan voorpret. De weken vóór het feest vliegen in spanning voorbij. Men komt tijd te kort voor het ver vaardigen van zijn handwerken, voor het in- studeeren van het traditioneele tooneelstukje, voor het maken van verzen, het bedenken van fopperijen, het doen van inkoopen, het inpak- pen, adresseeren en wat niet al. Al deze bezigheden brengen hun eigen plei- zier mee. Men lacht al bij voorbaat om de ver rassing, die men een ander bereidt, of om de poets, die men hem zal bakken. Men stelt zich den naderenden feestavond voor, her innert zich hoe het het vorig jaar is geweest; men zoekt om nieuwe, oorspronkelijke vond sten. De versierde winkels, de drukte op straat, de geheimzinnigheid binnenshuis, het werkt alles mede om de vreugde gaande te houden. Maar den dag na Sinterklaas? Dat is weer een dag als alle anderen, alleen met wat meer rommel, wat meer werk, wat meer vermoeid heid. Een dag van reactie, van katterigheid. En bovenal een dag van opgekropt ongeduld, van onbevredigd verlangen. De nieuwe voor werpen zijn in bezit genomen, maar men heeft ze voorloopig moeten opbergen, omdat de da- gelijltsche taak voorgaat. Het lekkers lokt, maar men mag het niet aanraken, voor 'at men zijn plicht heeft vervuld. Het speelgoed staat in de kast, want eerst moet het huis werk aan kant. En als men dan eindelijk aan het genot van zijn nieuwe bezit toe is dan is het, of <f aar digheid hiervan reeds af is. Het is al niet nieuw meer, als er een vol etmaal ligt tusschen ont vangst en gebruik. Het valt tegen; het wordt een teleurstelling; ontgoocheld gaat men 's avonds naar bed. Zoo gaat het vaak in het kinderbestaan op den dag na het Sinterklaasfeest. Maar nü heeft men lekker den Zondag en kan zich onmid dellijk na het late opstaan met zijn aanwinsten gaan vermaken. Het genot van het gebruik is thans de rechtstreeksche voortzetting van het genot der ontvangst. De Zondag na Sinterklaas schenkt tot na pret gelegenheid. Ook voor de volwassenen, die aanstonds eens rustig kunnen 'gaan neu zen in hun nieuwe boek of zich ongestoord kunnen vermeien in den geur van hun nieuwe sigaar. Napret is zeldzaam ey moeilijk. Hoe ver legen staat men vaak, als men met iets nieuws is verrast! De dag na het examen, de dag na de benoeming, de dag na de verloving of de geboorte van een kind. Zulk een dag moet een Zondag zijn. Men moet den tijd hebben om aan zijn geluk te wennen, er zich aan over te geven. Meestal neemt men daarvoor geen tijd. De dagtaak legt onmiddellijk weder beslag op den geest. Het is waar, onder de gedachten aan de handgrepen, waarmee men zijn arbeid verricht, schuilt, diep in een hoekje van het bewustzijn, het vaag besef van het verkregen geluk, dat men stil met zich meedraagt. Vanavond, na thuiskomst; morgen, als men zijn vrijen dag heeft, zal men van dit geluk kunnen genieten. Maar het geluk is iets dat spoedig verschaalt. Men moet het kersversch nuttigen, als een vrucht, in de zon van de struiken geplukt. Hoe zelden heeft men daartoe gelegenheid. Ja, de dag na Sinterklaas moet een Zondag zijn. Napret is een even kostelijke gave als de zooveel gemakkelijker te bereiken voorpret. Een Zondag van overgave aan de bewondering van het goedgunstig verkregene, van dank baarheid jegens de schenkers, van voldoening over de vreugde, welke men zelf met zijn ge schenken aan anderen heeft bereid. Een heele, vrije, gave dag om rustig en ongestoord napret te smaken. Laten wy blij zijn, dat er na Sin terklaas ditmaal een Zondag valt! H. G. CANNEGIETER Sinterklaasschets door H. G. CANNEGIETER (Nadruk verboden) Sinterklaas gaat met zijn tijd mee. Ook hij heeft zijn bedrijf gemoderniseerd. Wanneer de kinderen van heden des nachts in hun bedje liggen, luisteren ze naar een ron kend geluid, dat rakelings langs het dak scheert. Het is de heilige uit Spanje, die met zijn piloot Piet in zijn vliegtuig langs de schoor- steenen trekt. Geen kind zal er thans meer aan denken, vóór het te ruste gaan een handvol hooi klaar te leggen. Moderne kindertjes weten immers heel goed, dat men niet op een paard door de lucht reist; verbeeld je! En benzine is een te vies en te gevaarlijk goedje; daarom leggen ze liever maar niets meer klaar. Ook zonder d&t zal er morgenochtend wel weer een mecha niek in hun schoen zijn te vinden: een auto of electrische tram .of aëroplaan. Sinterklaas heeft zijn schimmel op stal ge zet. In de oude, ruime schuur te Madrid, waar ook de pakjes worden bewaard, waarvan er iederen avond een armvol mee in het vlieg tuig gaat en de groote voorraad tot het ver jaarsfeest blijft liggen. Daar staat de schimmel, na trouwen dienst, en eet het genadebrood. Het paard is oud, maar de stal is nog veel ouder. De stal is èen middeleeuwsch klooster, dat buiten gebruik was geraakt en door Sin terklaas voor zijn doel ingericht is. Het is er schemerig en koel onder de kelderachtige ge welven, maar het hooi ruikt er frisch, want het wordt telken dage ververscht De schimmel heeft het er goed, maar ver veelt zich. Hij was zóó aan het reizen en trek ken gewend, dat het stilstaan hem niet af gaat. Hij heeft met zijn baas en den trouwen knecht zooveel avonturen beleefd, dat de eentonige rust hem verdrietig stemt. Hoe saai is het hier in die donkere stal! Het eenige, dat de schimmel te doen heeft, is nadenken over zijn lange leven van onafge broken arbeid. Hoeveel jaren heeft hij niet den heiligen bisschop gedragen van dak tot dak, over de heele aarde, overal waar kinderen zijn en waar men aan Sinterklaas gelooft. Als de schimmel eenmaal aan 't nadenken 53. 't Eenige wat hij had, was wat water in z'n veldflesch. Hij gebruikte het druppeltje voor druppeltje en zonder morsen, maar op den zes den dag was de flesch schoon leeg. Een diepe zucht klonk tusschen zijn arme verdroogde lip penAch!" lispelde hij", mijn leven zou ik er voor willen geven, als ik maar één enkel druppeltje water had..." 54. Rikketikketik! Pas had hij 't gezegd, of er kwam zoo'n onvervalscht tropisch regen buitje afzakken, met van die kletterende pijpe- stel-en. 't Duurde niet lang of het water gutste bij stroomen den kuil in, zoodat de arme Klak- kebos er weldra tot aan z'n knieën in stond. ,,'t Is hier hollen of stilstaan", mopperde hij. „Geef mij maar rijst met 'n rietje!" 55. Langzaam maar zeker steeg het water, tot het eindelijk aan z'n hals stond... Toch was de regen z'n geluk, want de leeuwen waren er voor op den loop gegaan en nu kwam ook de hulp opdagen! Onder toezicht van z'n neven trokken twee negers hem aan z'n mcuwien om hoog. Maar de man was zoo mager geworden, dat hij uit z'n jasje schoot en met z'n hoofd op z'n buikriem bleef hangen. 56. Na veel moeite en krachtsinspanning ge rukte, het eindelijk, den druipnatten Klakke- bos op het droge te krijgen. Intusschen was ook de regenbui weggetrokken en 'twas haast-je, rep-je om weg te komen vóór de leeuwen terug kwamen. Er werd dus 'n flinke boomtak tus schen de bretels van de a kapitèl- gestoken en zoo, zwaaiend en zwiepend, werd de half bewus- telöoze leeuwen'jager naar huis gedragen... gaat, hoe boordevol is zijn herinnering! Ziin geheugen gaat terug tot den tijd, waarin Sin terklaas nog Wodan en hy zelf nog Slelpnir heette, waarin de kinderen volwassenen waren f pepernoten nog hagelkorrels. Dit alles schiet den schimmel te binnen, nu hij werkloos voortdroomt daar in die oude stal te Madrid. Het eenige, dat de schimmel te doen heeft is droomen En een heerlijke droom wordt het: een, bl0de kindergezichtjes ziet hij weer Pio-Lv ■ei\ Wat 6611 blÖde volwassenen ook! rSf ïvï 'i een mooi leven greweest; niets dan blydschap te hebben gezien. befte V°1i>P booi alIe da£«n, van het beste, dat de weiden van heel Spanje opleve ren, maar nog nooit heeft hem dit zoo goed S™5. dJG zanderiS*e bosjes, door kleve- ïge kinderhandjes in een zweeterig schoentje S^ïet^u 6lk Van die armel8ke bosjes was daar met heiligen schroom neergelegd en was geworden door een danklied, dat teere kinderstemmetjes onder den schoorsteen had den gezongen. Geslacht na geslacht is van kind tot mensch 41 dle kleine handjes zijn knuisten „eworden en al die teere stemmetjes hebben later de wereld gecommandeerd. Maar nooit is er een man of een vrouw in de wereld geweest, die den schoorsteen met de pepernoten en het heerlijk avondje uit hun jeugd heeft vergeten. Ze hebben op hun beurt die kinderblijdschap weer overgebracht aan het volgend kinderge slacht, dat even vol verwachting naar de komst van den schimmel gereikhalsd heeft. '■ra' biJ Y,ee! weI' de schimmel, dat die dank die blijdschap eigenlijk niet hem gelden, maar den bisschop, zijn baas, wiens nederige dienaar hij slechts is geweest. Een paard heeft ^J.eh°orzam,ea' waarheen zijn berijder hem drijft Niet altijd hebben paarden zoo'n dank- bare taak. Sen huivering trekt over den rug van den schimmel. Hy denkt aan de millioenen paarden die door hun berijders den dood ingedreven zyn op het gruwelijk slagveld. Ook toen heb ben de stomme dieren gehoorzaamd, en zij heb ben met opengereten lichaam liggen verbloe den om de zonden der menschen. „.J.ro"w®, makkers! Ongelukkige makkers! j v-6? den schimmel bevoorrecht, dat hp der. bode des vredes heeft mogen dra- letrt hlT kf°mSt Tf1 een van blijdschap pope lend hart afgewacht werd. Die geen bommen naar beneden wierp over de huizen waar kin deren wonen, maar onschuldige pepernoten. Die geen levende menschen aan stukken hieuw tot meerdere glorie der helden, maar zoetsma- kende taaivrijers tot versnapering der kinde ren. Zou er, aldus denkt de schimmel tusschen zijn droomen, nog wel eens een kind zijn dat om mij denkt, nu Sinterklaas zich van het vliegtuig bedient en Zwarte Piet piloot is ge worden? De geslachten der kinderen, die den schimmel nog hebben gekend, zullen weldra jn uitgestorven. Reeds is de vreugde verge ten, welke eenmaal het paard heeft bereid geT^wL kiaderen een da£ "it rijden gin- voor Stram VigÜante' het paard „Onze tijd is voorbij!", peinst de schimmel. m®"schheld kan zich thans buiten ons red- trókk» -m rs' 01 de ploes' hebben ge trokken, wier zweet heet gegudst langs de kaden, over de hooilanden en korenvelden mijn makkers, wier kracht nog spreekwoo'rde- hjk ,s gebleven wanneer men de capaciteit van gedaan. Zij staan evenals ik in een donkere e" 11 geiadebrood, voorzoover zij nog met zijn gestorven. Trouwe makkers, ook onder de menschen heb ik er vele gehad, die thans met mij op Zlja gezet. De maatschappij is gemoderni seerd de arbeid gemechaniseerd, de machine maakt alles in orde en het schepsel heeft znn arbeid gedaan. Het kan droomen en peinzen Schemer valt door de duistere gewelven waarin de schimmel op stal staat. Een vleer muis fladdert vlak langs zijn manen. De schim mel schrikt van het knetterend geluid. Een siddering vaart door zijn huid. „Zoo gaan wij allen!", denkt hij. „Vroeg of Iaat-, maar éénmaal zeker en vast." Hij sluit de oogen, en zie, daar is het, of op eenmaal visioenen verschijnen: kinderen met een klompje en uit dat klompje steekt hooi* hooi aan beide kanten. Honderden kinderen' duizenden klompjes, tienduizenden bosjes hooi En al de gezichten dier kinderen worden be schenen door den gezelligen gloed van het haardvuur, door het warme licht van een ouderwetsche petroleumlamp. Het licht straalt op louter blijde gezichtjes; fonkelende oogen, lachende lippen, glanzende wangen. Zóó heeft de schimmel ze door den schoorsteen gezien wanneer hij op zrjn rit langs de daken een blik naar beneden wierp. En al die kinderen zingen. Het oude klooster gewelf weergalmt van dankbare kinderliedies: „Zie, de maan schijnt door de boomen", en „Zie. gindo komt de stoomboot." Wanneer de schim mel den bekenden regel weer hoort, die hem vaak- van trots en vreugde heeft doen steige ren, „Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer", barst hij uit in een triomfantelijk gehinnik' Met forsche ademteugen snuift hij den geur van het hooi op; het is nog de oude lucht van stof en zweet van kinderhandjes, maar voor den goeden, trouwen schimmel is het de geur van een offer, een geur van wierook. Aangedaan door de oude herinneringen, briescht de schimmel. Zwaar gaat zijn adem; zijn beenen hegeven zich en .in een duizeling van ontroering zakt hij ineen op het stroo. Het is de dankbaarheid van eeuwen, de toewijding Van geslachten, welke zich hier ontlast in die door haardvuur en lamplicht bestraalde kin dergezichtjes, in die eenvoudige liedjes, in die scherpe, doordringende geur van het hooi. Het is te veel voor het oude hart van den schim mel. Roerloos ligt hij terneer. De vleermuis staakt znn gefladder en hecht zich aan de onbeweeg lijk neerhangende manen. De schimmel hoort niet meer, dat een ron kend geluid naderbij komt en dat de staldeuren opengaan. Zwarte Plet, de piloot, komt de pakjes halen den volgenden dag. Met zijn electrische lantaarn belicht hij het lijk van het paard Met teer gebaar drukt hij de oogen toe. „Hij heeft zijn dienst gedaan", fluistert hij ëSwefri" mUn trmtWe makk<* «tods MODE NIEDWS. DE LAATSTE GEBODEN VAN GODIN MODE. De nieuwste mode geeft ons alUerlei soorten bont, vooral -ook astrakan en breitschwans, na tuurlijk het meest in imitatie, die niet alleen bjj wijze van garneering, maar evenals de stof zelve, verwerkt worden. De meeste nieuwe manteljaponnen, zooals onze afbeeldingen U ook laten zien, zijn in dezen geest verwerkt. Niet alleen groote kragen wor den van allerlei soorten bont en astrakan ver werkt, maar zelfs plastrons en boven- of wel ondermouwen of schouderstukken, ja zelfs ziet men aan laken mantels een schootje van bont, wat heel vaak zeer chique staat als het maar niet door corpulente dames wordt gedra gen. Bever, dat men den laatsten tyd niet zag dragen, komt weer naar voren daar het zich gemakkelijk in alle grillige modevormen laat snyden en heel goed by de modetinten, donker rood, groen en bruin past. Nieuwe kleuren. Dezen winter spelen helle kleuren, vooral by avondkleeding een groote rol. Tot voor korten tyd- gold zwart voor een wer- kelyk goed gekleede vrouw als de beste avond- kleeding, hoewel vele dames, dit zullen biyven kiezen, vooral in den tegenwoordigen tyd, daar het veel minder opvallend is, dan lichte ja ponnen. Verder volgen als geliefde kleuren mat donker kastanje bruin, ook diep donker rood, en groen, vooral het mooie donkere flesschengroen. Violet en grijs ziet men gecombineerd dragen, terwijl ook paars zich, hoewel nog schuchter, komt aanmelden. Iedere vrouw kan zich momenteel kleeden in de kleur, die het beste bij haar past. Het paars zal zeker wel door de oudere dames veel geko zen worden, ook in combinatie met zwart. Zoo zal dit jaar, meer dan voorheen, de grij zen winterhemel opgevroolykt worden door aller lei japonnen in regenboogkleuren, waarvan de goede werking zelfs op de somberste gemoederen zijn invloed zal kunnen doen gelden!! (Nadruk verboden). MOOIE AVONDMANTELTJES VAN OVERGESCHOTEN STOF. Pikant en ongemeen. De kleine avondjasjes vragen onze aandacht; ze zijn zeer klein en kleeden allerliefst; men heeft er weinig stof voor noodig, zoodat hier of daar in de lappenlade nog wel resten te vin den zullen zijn, waarvan het uitgaande jonge meisje een aardig avondjasje zal weten te too- veren. Het woord „avondmantel", zou echter den in druk kunnen wekken van een heerlijk warm omhulsel, dat ons by de koude goede diensten bewyst, maar hieraan beantwoorden deze klei ne jasjes natuurlijk niet. Zij zijn meer bedoeld als iets byzonders en pikants et» soms ook om klem te geven aan een effen avondjapon. Sommige zien er uit als vlotte bolero's, andere als korte manteltjes, soms zelfs denkt men aan een kleine cape met ruime mouwen, weer ande ren sluiten om het middel met een groote strik; een bonten omranding aan den onderkant dei- manteltjes en de mouwen staat zeer gekleed. Om te voorkomen, dat de kleine loshangende bolero's van de schouders glijden, wordefl zij met kleine sierknipjes aan de japon vastgelcne- pen. Andere weer worden met een mooie kunst bloem aan de japon bevestigd, maar dan heeft men kans speldegaten in de teere weefsels te krijgen. Een rood fluweelen bolero met aansluitende mouw. die vanaf de elleboog zeer wijd klokkend .uitloopt staat beeldig op een wit zyden japon, vooral als men daarby roode avondschoenen kiest, ook op een zwarte japon doet zoo'n kleine roode bolero zeer goed; het geeft er zoo'n leven en gloed aan. Verder ziet met het gewone manteltje, dat echter geen kraag heeft en daardoor een punt- hals laat zien en op taille hoogte sluit; een breeden rand bont aan den onderkant der man tel en der mouwen. Van ivoorkleurig fluweel ge maakt kan dit manteltje op alle avondjaponnen gedragen worden en biedt het meer wrinte dan de kleinere Alle stoffen kunnen vor deze korte jasje5 worden gekozen, ook brocaat is bijzonder chique, maair fluweel staat wiarmer. Heeft men geen resten om de manteltjes te maken, dan is d: aanschaffing van het materiaal ook niet zóó kostbaar daar men voor de meeste modellen niet meer dan 1.80 a 2 M. noodig heeft. De patronen zijn bijna overal te krijgen en het maken er van is zeer eenvoudig, zoodat het de moeite van het hebben van zoo'n modieus jasje wel loont, te meer, daar zij oude japonnetjes weer mooi en nieuw doen schijnen. (Nadruk verboden). Eenige recepten voor de huisvrouw. Tot de steeds zeer in den smaak vallende snoeperyen behoort zeker wel de marsepein en wanneer de eerste marsepein aardappeltjes dan ook weer in de étalages der banketwinkels uitge stald zya is het sein gegeven, dat St. Nicolaas de rij der feestdagen gaat openen. Marsepein maakte reeds de vreugde onze kinderjaren uit en ook thans valt het nog zeer in den smaak en geldt als een fijne snoepery. De hoofdbestanddeelen van marsepein zijn suiker, en wel poedersuiker, en een goede soort gepelde amandelen; de bereiding zelve is zeer eenvoudig. Men rekent 500 gram zoete en 20 gram bittere amandelen 500 gram poedersuiker, 3 eetlepels rozenwater. Deze Ingrediënten geven een groote hoeveel heid marsepein en kan men naar gelang van be hoeften natuurlijk zelf verminderen ind en ine dan echter maar zorgt zich aan de juiste ver houdingen te houden. De amandelen worden met kokend water over goten en biyven hierin eenige minuten staan, waarna men gemakkelyk de bruine schil verwil dert, daarna worden ze gedroogd en met de suiker drie of vier malen door den amandel molen gemalen, waarna de massa in een pan gedaan wordt, en het rozenwater erby wordt gevoegd nu gaat de pan even op een zeer laag pitje en roert men zoolang, tot men een com pacte massa heeft gekregen, daarna wordt het op een porseleinen schaal overgebracht en nog eens goed dooreengekneed De marsepein in grondvorm is klaar. Nu kun nen we onze fantasie laten werken en er de ge~ wenschte figuren aan geVen, die op een met, EINDSPELSTUDIE No. 92. Kling en Horwitz. mm. mm.m iw> wm. WM Ui Pcfe 0 1 mm w/w m w W8& V/MP, Wit aan zet wint. Stand der stukken: Wit: Kg2, Tc4, Ldl, a4, e5. Zwart: Kd7, Df7, a5, e7. SCHERTSPROBLEEM No. 24. (G. J. Bruqns, Amsterdam). 'm, WË Wê mm- Mat in één zet. Stand der stukken: Wit: Kb7, Tel, Lh5, Pc8, d5. Zwart: Kd7, Td8, c7, e5. OPLOSSING PROBLEEM No. 319. (B. Ehms). Stand der stukken: Wit: Kh7, Tg6, Th4, Lgl, Pd5, Ph2, d2, e4, g3. Zwart: Ke5, Del, Ta3, Tel, Db2, Lc2, Fbl, Pdl, a4, 1. Pd5e7, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruyter, te Bloemendaal; H. W. van Dort,te Haarlem; P. Mars, te Santpoort. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 91. (R. Steinweg). Stand der stukken: Wit: Ke2, a4, b3, e3, h2. Zwart: Kb4, e4, g5, h5. I. h2h4, g5Xh4 (g5g4); 2. Ke2f2 en wint. Zwart aan zet, houdt remise door h5h.4! Goede uitwerking ontvangen van: H. W. van Dort te Haarlem; P. Mars te Santpoort. Voorts is de goede oplossing van de Proble men Nos. 317 en 318 alsnog ontvangen van H. de Ruyter, te Bloemendaal. papier bekleed en met suiker op bloem bestrooid bakblik gelegd worden en by zeer zwakke warm te met bovenhitte daarin biyven, tot ze licht geel zyn daarna worden zy nog warm van het papier genomen en indien men dit wenscht met geconfijte vruchten versierd. Zeil bereide marsepein verheugt de feest vreugde der kinderen, dus zeker zullen velen Uwei aan het werk gaan en niet tegen de moeite opzien. We gaan nu verder met het ma ken van borstplaat. VANILLKBORSTPLAAT. 500 Gram suiker. 1 d.L. water of melk, eenige druppels vanille-esser.ee. Wanneer we borstplaat gaan maken, zorgen wij, dat er twee bekers met koud water by de hand staan, in de eene hebben we een schoon kwastje en in de andere een dikke aluminium haaknaald of de steel van een theelepeltje. We beginnen de suiker in de pan te doen met het water of de melk en brengen dit roerende aan de kook, .u wc »p c.ii lag- pit verder laten kok 'i. Aan de zijkanten van de pan zal het schuim der suikeroplossing zich afzetten en het is noo- dige deze met het kwastje, dat niet te nat mag zijn (daar het inkoken dan langer duurt) de randen schoon te vegen, wat we later zoo noo dig nog eens herhalen. Zien wy nu, dat de sui keroplossing dik begint te worden, dan nemen wy de in den beker koud water staande haak naald of theelepel en gaan er mee door het kooksel, is de oplossing nu zóó dik, dat ze aan den naald blijft hangen en wy er met de vin gers een stevig balletje van kunnen vormen, dan nemen wy de pan van het vuur. is de stroop daartegen nog te dun, dan zullen wy ze nog even laten doorkoken. By de stroop, die nu de vereischte dikte heeft, wordt nu de vanilie- essence gevoegd en daarna zoolang geroerd, tot ze min of meer dof begint te worden en dan Is het oogenblik gekomen om ze vlug in de rin gen te gieten, die eenigen tijd in koud water hebben gestaan en uitgezet zyn op wit glad pa pier. Voor versiering kan men na het uitgieten hier en daar een doorgesneden geconfi.jt vrucht je in de weeke massa drukken of ook wel een gesuikerd paars viooltje, die by den banketbak ker per ons te krijgen zijn. Is de massa nu styf geworden dan halen wil de ringen voorzichtig van het papier en laten den achterkant ook ge heel bekoelen; het beste is ze in schuinen stand tegen den muur op het aanrecht te plaatsen. Keesje: „Mammie, waarom huilt kleine Elsje zoo?" Moeder: „Ze moet tandjes krijgen kind' Keesje: „Waarom wil ze er geen hebben ,rnoe?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1931 | | pagina 3