KAPITEIN KLAKKEBCS OP DE LEEUWENJACHT
Voor de Vrouw
26e Jaargang. Het Bloemendaalsch Weekblad. 2 December 1931. Tweede Blad. No. 48.
Brokjes Levenswijsheid.
Zondag na Sinterklaas.
Schimmel op stal.
Door G. Th. ROTMAN.
ÏZT0^*6 aut0' meet' z« hebben a-f"
SifSSt.5* ten bate der zöaen
SCHAAKRUBRIEK.
I s n
(Nadruk verboden)
Nu de Sinterklaasavond ditmaal op Zater
dag valt, zal men zich vrijer dan anders aan
het feest kunnen wijden. Want de nacht hoeft
niet kort te zyn; men kan toegeven aan zijn
vermoeidheid en heeft heel den Zondag den
tijd om het pakpapier op te ruimen, de ge
schenken in oogenschouw te nemen en voor
elk nieuw voorwerp de plaats zijner bestem
ming te zoeken. Ditmaal zal de dag na Sinter
klaas niet gelijk anders een kwelling behoeven
te zijn.
Want die is hij gewoonlijk, inzonderheid
voor de kinderen. Zij zijn overstelpt met ca
deautjes, maar moeten hun ongeduld, om het
nieuwe speelgoed in gebruik te nemen, tot_na
schooltijd bedwingen. Er zyn reeds toegeeflijke
schoolbesturen, die den ochtend na het feest
vrijaf geven, of althans de les later doen be
ginnen. Maar is dit voldoende? Een echte,
heele, vrije Zondag zal eerst het volle genot
van de napret kunnen verschaffen.
Napret is zooveel zeldzamer dan voorpret.
De weken vóór het feest vliegen in spanning
voorbij. Men komt tijd te kort voor het ver
vaardigen van zijn handwerken, voor het in-
studeeren van het traditioneele tooneelstukje,
voor het maken van verzen, het bedenken van
fopperijen, het doen van inkoopen, het inpak-
pen, adresseeren en wat niet al.
Al deze bezigheden brengen hun eigen plei-
zier mee. Men lacht al bij voorbaat om de ver
rassing, die men een ander bereidt, of om de
poets, die men hem zal bakken. Men stelt
zich den naderenden feestavond voor, her
innert zich hoe het het vorig jaar is geweest;
men zoekt om nieuwe, oorspronkelijke vond
sten. De versierde winkels, de drukte op straat,
de geheimzinnigheid binnenshuis, het werkt
alles mede om de vreugde gaande te houden.
Maar den dag na Sinterklaas? Dat is weer
een dag als alle anderen, alleen met wat meer
rommel, wat meer werk, wat meer vermoeid
heid. Een dag van reactie, van katterigheid.
En bovenal een dag van opgekropt ongeduld,
van onbevredigd verlangen. De nieuwe voor
werpen zijn in bezit genomen, maar men heeft
ze voorloopig moeten opbergen, omdat de da-
gelijltsche taak voorgaat. Het lekkers lokt,
maar men mag het niet aanraken, voor 'at
men zijn plicht heeft vervuld. Het speelgoed
staat in de kast, want eerst moet het huis
werk aan kant.
En als men dan eindelijk aan het genot van
zijn nieuwe bezit toe is dan is het, of <f aar
digheid hiervan reeds af is. Het is al niet nieuw
meer, als er een vol etmaal ligt tusschen ont
vangst en gebruik. Het valt tegen; het wordt
een teleurstelling; ontgoocheld gaat men
's avonds naar bed.
Zoo gaat het vaak in het kinderbestaan op
den dag na het Sinterklaasfeest. Maar nü heeft
men lekker den Zondag en kan zich onmid
dellijk na het late opstaan met zijn aanwinsten
gaan vermaken. Het genot van het gebruik is
thans de rechtstreeksche voortzetting van het
genot der ontvangst.
De Zondag na Sinterklaas schenkt tot na
pret gelegenheid. Ook voor de volwassenen,
die aanstonds eens rustig kunnen 'gaan neu
zen in hun nieuwe boek of zich ongestoord
kunnen vermeien in den geur van hun nieuwe
sigaar.
Napret is zeldzaam ey moeilijk. Hoe ver
legen staat men vaak, als men met iets nieuws
is verrast! De dag na het examen, de dag na
de benoeming, de dag na de verloving of de
geboorte van een kind. Zulk een dag moet
een Zondag zijn. Men moet den tijd hebben om
aan zijn geluk te wennen, er zich aan over
te geven.
Meestal neemt men daarvoor geen tijd. De
dagtaak legt onmiddellijk weder beslag op den
geest. Het is waar, onder de gedachten aan de
handgrepen, waarmee men zijn arbeid verricht,
schuilt, diep in een hoekje van het bewustzijn,
het vaag besef van het verkregen geluk, dat
men stil met zich meedraagt. Vanavond, na
thuiskomst; morgen, als men zijn vrijen dag
heeft, zal men van dit geluk kunnen genieten.
Maar het geluk is iets dat spoedig verschaalt.
Men moet het kersversch nuttigen, als een
vrucht, in de zon van de struiken geplukt. Hoe
zelden heeft men daartoe gelegenheid.
Ja, de dag na Sinterklaas moet een Zondag
zijn. Napret is een even kostelijke gave als
de zooveel gemakkelijker te bereiken voorpret.
Een Zondag van overgave aan de bewondering
van het goedgunstig verkregene, van dank
baarheid jegens de schenkers, van voldoening
over de vreugde, welke men zelf met zijn ge
schenken aan anderen heeft bereid. Een heele,
vrije, gave dag om rustig en ongestoord napret
te smaken. Laten wy blij zijn, dat er na Sin
terklaas ditmaal een Zondag valt!
H. G. CANNEGIETER
Sinterklaasschets
door
H. G. CANNEGIETER
(Nadruk verboden)
Sinterklaas gaat met zijn tijd mee. Ook hij
heeft zijn bedrijf gemoderniseerd.
Wanneer de kinderen van heden des nachts
in hun bedje liggen, luisteren ze naar een ron
kend geluid, dat rakelings langs het dak
scheert. Het is de heilige uit Spanje, die met
zijn piloot Piet in zijn vliegtuig langs de schoor-
steenen trekt.
Geen kind zal er thans meer aan denken,
vóór het te ruste gaan een handvol hooi klaar
te leggen. Moderne kindertjes weten immers
heel goed, dat men niet op een paard door de
lucht reist; verbeeld je! En benzine is een te
vies en te gevaarlijk goedje; daarom leggen ze
liever maar niets meer klaar. Ook zonder d&t
zal er morgenochtend wel weer een mecha
niek in hun schoen zijn te vinden: een auto
of electrische tram .of aëroplaan.
Sinterklaas heeft zijn schimmel op stal ge
zet. In de oude, ruime schuur te Madrid, waar
ook de pakjes worden bewaard, waarvan er
iederen avond een armvol mee in het vlieg
tuig gaat en de groote voorraad tot het ver
jaarsfeest blijft liggen. Daar staat de schimmel,
na trouwen dienst, en eet het genadebrood.
Het paard is oud, maar de stal is nog veel
ouder. De stal is èen middeleeuwsch klooster,
dat buiten gebruik was geraakt en door Sin
terklaas voor zijn doel ingericht is. Het is er
schemerig en koel onder de kelderachtige ge
welven, maar het hooi ruikt er frisch, want
het wordt telken dage ververscht
De schimmel heeft het er goed, maar ver
veelt zich. Hij was zóó aan het reizen en trek
ken gewend, dat het stilstaan hem niet af
gaat. Hij heeft met zijn baas en den trouwen
knecht zooveel avonturen beleefd, dat de
eentonige rust hem verdrietig stemt. Hoe saai
is het hier in die donkere stal!
Het eenige, dat de schimmel te doen heeft,
is nadenken over zijn lange leven van onafge
broken arbeid. Hoeveel jaren heeft hij niet den
heiligen bisschop gedragen van dak tot dak,
over de heele aarde, overal waar kinderen zijn
en waar men aan Sinterklaas gelooft.
Als de schimmel eenmaal aan 't nadenken
53. 't Eenige wat hij had, was wat water in
z'n veldflesch. Hij gebruikte het druppeltje voor
druppeltje en zonder morsen, maar op den zes
den dag was de flesch schoon leeg. Een diepe
zucht klonk tusschen zijn arme verdroogde lip
penAch!" lispelde hij", mijn leven zou ik
er voor willen geven, als ik maar één enkel
druppeltje water had..."
54. Rikketikketik! Pas had hij 't gezegd, of
er kwam zoo'n onvervalscht tropisch regen
buitje afzakken, met van die kletterende pijpe-
stel-en. 't Duurde niet lang of het water gutste
bij stroomen den kuil in, zoodat de arme Klak-
kebos er weldra tot aan z'n knieën in stond.
,,'t Is hier hollen of stilstaan", mopperde hij.
„Geef mij maar rijst met 'n rietje!"
55. Langzaam maar zeker steeg het water,
tot het eindelijk aan z'n hals stond... Toch was
de regen z'n geluk, want de leeuwen waren er
voor op den loop gegaan en nu kwam ook de
hulp opdagen! Onder toezicht van z'n neven
trokken twee negers hem aan z'n mcuwien om
hoog. Maar de man was zoo mager geworden,
dat hij uit z'n jasje schoot en met z'n hoofd op
z'n buikriem bleef hangen.
56. Na veel moeite en krachtsinspanning ge
rukte, het eindelijk, den druipnatten Klakke-
bos op het droge te krijgen. Intusschen was ook
de regenbui weggetrokken en 'twas haast-je,
rep-je om weg te komen vóór de leeuwen terug
kwamen. Er werd dus 'n flinke boomtak tus
schen de bretels van de a kapitèl- gestoken en
zoo, zwaaiend en zwiepend, werd de half bewus-
telöoze leeuwen'jager naar huis gedragen...
gaat, hoe boordevol is zijn herinnering! Ziin
geheugen gaat terug tot den tijd, waarin Sin
terklaas nog Wodan en hy zelf nog Slelpnir
heette, waarin de kinderen volwassenen waren
f pepernoten nog hagelkorrels. Dit alles
schiet den schimmel te binnen, nu hij werkloos
voortdroomt daar in die oude stal te Madrid.
Het eenige, dat de schimmel te doen heeft
is droomen En een heerlijke droom wordt het:
een, bl0de kindergezichtjes ziet hij weer
Pio-Lv ■ei\ Wat 6611 blÖde volwassenen ook!
rSf ïvï 'i een mooi leven greweest; niets
dan blydschap te hebben gezien.
befte V°1i>P booi alIe da£«n, van het
beste, dat de weiden van heel Spanje opleve
ren, maar nog nooit heeft hem dit zoo goed
S™5. dJG zanderiS*e bosjes, door kleve-
ïge kinderhandjes in een zweeterig schoentje
S^ïet^u 6lk Van die armel8ke bosjes was
daar met heiligen schroom neergelegd en was
geworden door een danklied, dat teere
kinderstemmetjes onder den schoorsteen had
den gezongen.
Geslacht na geslacht is van kind tot mensch
41 dle kleine handjes zijn knuisten
„eworden en al die teere stemmetjes hebben
later de wereld gecommandeerd. Maar nooit is
er een man of een vrouw in de wereld geweest,
die den schoorsteen met de pepernoten en het
heerlijk avondje uit hun jeugd heeft vergeten.
Ze hebben op hun beurt die kinderblijdschap
weer overgebracht aan het volgend kinderge
slacht, dat even vol verwachting naar de komst
van den schimmel gereikhalsd heeft.
'■ra' biJ Y,ee! weI' de schimmel, dat die dank
die blijdschap eigenlijk niet hem gelden,
maar den bisschop, zijn baas, wiens nederige
dienaar hij slechts is geweest. Een paard heeft
^J.eh°orzam,ea' waarheen zijn berijder hem
drijft Niet altijd hebben paarden zoo'n dank-
bare taak.
Sen huivering trekt over den rug van den
schimmel. Hy denkt aan de millioenen paarden
die door hun berijders den dood ingedreven
zyn op het gruwelijk slagveld. Ook toen heb
ben de stomme dieren gehoorzaamd, en zij heb
ben met opengereten lichaam liggen verbloe
den om de zonden der menschen.
„.J.ro"w®, makkers! Ongelukkige makkers!
j v-6? den schimmel bevoorrecht,
dat hp der. bode des vredes heeft mogen dra-
letrt hlT kf°mSt Tf1 een van blijdschap pope
lend hart afgewacht werd. Die geen bommen
naar beneden wierp over de huizen waar kin
deren wonen, maar onschuldige pepernoten.
Die geen levende menschen aan stukken hieuw
tot meerdere glorie der helden, maar zoetsma-
kende taaivrijers tot versnapering der kinde
ren.
Zou er, aldus denkt de schimmel tusschen
zijn droomen, nog wel eens een kind zijn
dat om mij denkt, nu Sinterklaas zich van het
vliegtuig bedient en Zwarte Piet piloot is ge
worden? De geslachten der kinderen, die den
schimmel nog hebben gekend, zullen weldra
jn uitgestorven. Reeds is de vreugde verge
ten, welke eenmaal het paard heeft bereid
geT^wL kiaderen een da£ "it rijden gin-
voor Stram VigÜante' het paard
„Onze tijd is voorbij!", peinst de schimmel.
m®"schheld kan zich thans buiten ons red-
trókk» -m rs' 01 de ploes' hebben ge
trokken, wier zweet heet gegudst langs de
kaden, over de hooilanden en korenvelden
mijn makkers, wier kracht nog spreekwoo'rde-
hjk ,s gebleven wanneer men de capaciteit van
gedaan. Zij staan evenals ik in een donkere
e" 11 geiadebrood, voorzoover zij nog
met zijn gestorven.
Trouwe makkers, ook onder de menschen
heb ik er vele gehad, die thans met mij op
Zlja gezet. De maatschappij is gemoderni
seerd de arbeid gemechaniseerd, de machine
maakt alles in orde en het schepsel heeft znn
arbeid gedaan. Het kan droomen en peinzen
Schemer valt door de duistere gewelven
waarin de schimmel op stal staat. Een vleer
muis fladdert vlak langs zijn manen. De schim
mel schrikt van het knetterend geluid. Een
siddering vaart door zijn huid.
„Zoo gaan wij allen!", denkt hij. „Vroeg of
Iaat-, maar éénmaal zeker en vast."
Hij sluit de oogen, en zie, daar is het, of op
eenmaal visioenen verschijnen: kinderen met
een klompje en uit dat klompje steekt hooi*
hooi aan beide kanten. Honderden kinderen'
duizenden klompjes, tienduizenden bosjes hooi
En al de gezichten dier kinderen worden be
schenen door den gezelligen gloed van het
haardvuur, door het warme licht van een
ouderwetsche petroleumlamp. Het licht straalt
op louter blijde gezichtjes; fonkelende oogen,
lachende lippen, glanzende wangen. Zóó heeft
de schimmel ze door den schoorsteen gezien
wanneer hij op zrjn rit langs de daken een blik
naar beneden wierp.
En al die kinderen zingen. Het oude klooster
gewelf weergalmt van dankbare kinderliedies:
„Zie, de maan schijnt door de boomen", en „Zie.
gindo komt de stoomboot." Wanneer de schim
mel den bekenden regel weer hoort, die hem
vaak- van trots en vreugde heeft doen steige
ren,
„Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer",
barst hij uit in een triomfantelijk gehinnik'
Met forsche ademteugen snuift hij den geur
van het hooi op; het is nog de oude lucht van
stof en zweet van kinderhandjes, maar voor
den goeden, trouwen schimmel is het de geur
van een offer, een geur van wierook.
Aangedaan door de oude herinneringen,
briescht de schimmel. Zwaar gaat zijn adem;
zijn beenen hegeven zich en .in een duizeling
van ontroering zakt hij ineen op het stroo. Het
is de dankbaarheid van eeuwen, de toewijding
Van geslachten, welke zich hier ontlast in die
door haardvuur en lamplicht bestraalde kin
dergezichtjes, in die eenvoudige liedjes, in die
scherpe, doordringende geur van het hooi. Het
is te veel voor het oude hart van den schim
mel.
Roerloos ligt hij terneer. De vleermuis staakt
znn gefladder en hecht zich aan de onbeweeg
lijk neerhangende manen.
De schimmel hoort niet meer, dat een ron
kend geluid naderbij komt en dat de staldeuren
opengaan.
Zwarte Plet, de piloot, komt de pakjes halen
den volgenden dag. Met zijn electrische
lantaarn belicht hij het lijk van het paard Met
teer gebaar drukt hij de oogen toe.
„Hij heeft zijn dienst gedaan", fluistert hij
ëSwefri" mUn trmtWe makk<* «tods
MODE NIEDWS.
DE LAATSTE GEBODEN VAN GODIN MODE.
De nieuwste mode geeft ons alUerlei soorten
bont, vooral -ook astrakan en breitschwans, na
tuurlijk het meest in imitatie, die niet alleen
bjj wijze van garneering, maar evenals de stof
zelve, verwerkt worden.
De meeste nieuwe manteljaponnen, zooals onze
afbeeldingen U ook laten zien, zijn in dezen
geest verwerkt. Niet alleen groote kragen wor
den van allerlei soorten bont en astrakan ver
werkt, maar zelfs plastrons en boven- of wel
ondermouwen of schouderstukken, ja zelfs ziet
men aan laken mantels een schootje van bont,
wat heel vaak zeer chique staat als het
maar niet door corpulente dames wordt gedra
gen.
Bever, dat men den laatsten tyd niet zag
dragen, komt weer naar voren daar het zich
gemakkelijk in alle grillige modevormen laat
snyden en heel goed by de modetinten, donker
rood, groen en bruin past.
Nieuwe kleuren.
Dezen winter spelen helle kleuren, vooral by
avondkleeding een groote rol.
Tot voor korten tyd- gold zwart voor een wer-
kelyk goed gekleede vrouw als de beste avond-
kleeding, hoewel vele dames, dit zullen biyven
kiezen, vooral in den tegenwoordigen tyd, daar
het veel minder opvallend is, dan lichte ja
ponnen.
Verder volgen als geliefde kleuren mat donker
kastanje bruin, ook diep donker rood, en groen,
vooral het mooie donkere flesschengroen. Violet
en grijs ziet men gecombineerd dragen, terwijl
ook paars zich, hoewel nog schuchter, komt
aanmelden.
Iedere vrouw kan zich momenteel kleeden in
de kleur, die het beste bij haar past. Het paars
zal zeker wel door de oudere dames veel geko
zen worden, ook in combinatie met zwart.
Zoo zal dit jaar, meer dan voorheen, de grij
zen winterhemel opgevroolykt worden door aller
lei japonnen in regenboogkleuren, waarvan de
goede werking zelfs op de somberste gemoederen
zijn invloed zal kunnen doen gelden!!
(Nadruk verboden).
MOOIE AVONDMANTELTJES VAN
OVERGESCHOTEN STOF.
Pikant en ongemeen.
De kleine avondjasjes vragen onze aandacht;
ze zijn zeer klein en kleeden allerliefst; men
heeft er weinig stof voor noodig, zoodat hier
of daar in de lappenlade nog wel resten te vin
den zullen zijn, waarvan het uitgaande jonge
meisje een aardig avondjasje zal weten te too-
veren.
Het woord „avondmantel", zou echter den in
druk kunnen wekken van een heerlijk warm
omhulsel, dat ons by de koude goede diensten
bewyst, maar hieraan beantwoorden deze klei
ne jasjes natuurlijk niet. Zij zijn meer bedoeld
als iets byzonders en pikants et» soms ook om
klem te geven aan een effen avondjapon.
Sommige zien er uit als vlotte bolero's, andere
als korte manteltjes, soms zelfs denkt men aan
een kleine cape met ruime mouwen, weer ande
ren sluiten om het middel met een groote strik;
een bonten omranding aan den onderkant dei-
manteltjes en de mouwen staat zeer gekleed.
Om te voorkomen, dat de kleine loshangende
bolero's van de schouders glijden, wordefl zij
met kleine sierknipjes aan de japon vastgelcne-
pen. Andere weer worden met een mooie kunst
bloem aan de japon bevestigd, maar dan heeft
men kans speldegaten in de teere weefsels te
krijgen.
Een rood fluweelen bolero met aansluitende
mouw. die vanaf de elleboog zeer wijd klokkend
.uitloopt staat beeldig op een wit zyden japon,
vooral als men daarby roode avondschoenen
kiest, ook op een zwarte japon doet zoo'n kleine
roode bolero zeer goed; het geeft er zoo'n leven
en gloed aan.
Verder ziet met het gewone manteltje, dat
echter geen kraag heeft en daardoor een punt-
hals laat zien en op taille hoogte sluit; een
breeden rand bont aan den onderkant der man
tel en der mouwen. Van ivoorkleurig fluweel ge
maakt kan dit manteltje op alle avondjaponnen
gedragen worden en biedt het meer wrinte dan
de kleinere
Alle stoffen kunnen vor deze korte jasje5
worden gekozen, ook brocaat is bijzonder chique,
maair fluweel staat wiarmer. Heeft men geen
resten om de manteltjes te maken, dan is d:
aanschaffing van het materiaal ook niet zóó
kostbaar daar men voor de meeste modellen niet
meer dan 1.80 a 2 M. noodig heeft. De patronen
zijn bijna overal te krijgen en het maken er van
is zeer eenvoudig, zoodat het de moeite van het
hebben van zoo'n modieus jasje wel loont, te
meer, daar zij oude japonnetjes weer mooi en
nieuw doen schijnen.
(Nadruk verboden).
Eenige recepten voor de huisvrouw.
Tot de steeds zeer in den smaak vallende
snoeperyen behoort zeker wel de marsepein en
wanneer de eerste marsepein aardappeltjes dan
ook weer in de étalages der banketwinkels uitge
stald zya is het sein gegeven, dat St. Nicolaas
de rij der feestdagen gaat openen. Marsepein
maakte reeds de vreugde onze kinderjaren uit
en ook thans valt het nog zeer in den smaak
en geldt als een fijne snoepery.
De hoofdbestanddeelen van marsepein zijn
suiker, en wel poedersuiker, en een goede soort
gepelde amandelen; de bereiding zelve is zeer
eenvoudig. Men rekent 500 gram zoete en 20
gram bittere amandelen 500 gram poedersuiker,
3 eetlepels rozenwater.
Deze Ingrediënten geven een groote hoeveel
heid marsepein en kan men naar gelang van be
hoeften natuurlijk zelf verminderen ind en ine
dan echter maar zorgt zich aan de juiste ver
houdingen te houden.
De amandelen worden met kokend water over
goten en biyven hierin eenige minuten staan,
waarna men gemakkelyk de bruine schil verwil
dert, daarna worden ze gedroogd en met de
suiker drie of vier malen door den amandel
molen gemalen, waarna de massa in een pan
gedaan wordt, en het rozenwater erby wordt
gevoegd nu gaat de pan even op een zeer laag
pitje en roert men zoolang, tot men een com
pacte massa heeft gekregen, daarna wordt het
op een porseleinen schaal overgebracht en nog
eens goed dooreengekneed
De marsepein in grondvorm is klaar. Nu kun
nen we onze fantasie laten werken en er de ge~
wenschte figuren aan geVen, die op een met,
EINDSPELSTUDIE No. 92.
Kling en Horwitz.
mm. mm.m
iw> wm.
WM Ui Pcfe 0
1 mm w/w m w W8&
V/MP,
Wit aan zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Kg2, Tc4, Ldl, a4, e5.
Zwart: Kd7, Df7, a5, e7.
SCHERTSPROBLEEM No. 24.
(G. J. Bruqns, Amsterdam).
'm,
WË Wê mm-
Mat in één zet.
Stand der stukken:
Wit: Kb7, Tel, Lh5, Pc8, d5.
Zwart: Kd7, Td8, c7, e5.
OPLOSSING PROBLEEM No. 319.
(B. Ehms).
Stand der stukken:
Wit: Kh7, Tg6, Th4, Lgl, Pd5, Ph2, d2, e4, g3.
Zwart: Ke5, Del, Ta3, Tel, Db2, Lc2, Fbl,
Pdl, a4,
1. Pd5e7, enz.
Goede oplossing ontvangen van:
H. de Ruyter, te Bloemendaal; H. W. van
Dort,te Haarlem; P. Mars, te Santpoort.
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 91.
(R. Steinweg).
Stand der stukken:
Wit: Ke2, a4, b3, e3, h2.
Zwart: Kb4, e4, g5, h5.
I. h2h4, g5Xh4 (g5g4); 2. Ke2f2 en
wint. Zwart aan zet, houdt remise door h5h.4!
Goede uitwerking ontvangen van: H. W. van
Dort te Haarlem; P. Mars te Santpoort.
Voorts is de goede oplossing van de Proble
men Nos. 317 en 318 alsnog ontvangen van
H. de Ruyter, te Bloemendaal.
papier bekleed en met suiker op bloem bestrooid
bakblik gelegd worden en by zeer zwakke warm
te met bovenhitte daarin biyven, tot ze licht
geel zyn daarna worden zy nog warm van het
papier genomen en indien men dit wenscht met
geconfijte vruchten versierd.
Zeil bereide marsepein verheugt de feest
vreugde der kinderen, dus zeker zullen velen
Uwei aan het werk gaan en niet tegen de
moeite opzien. We gaan nu verder met het ma
ken van borstplaat.
VANILLKBORSTPLAAT.
500 Gram suiker. 1 d.L. water of melk, eenige
druppels vanille-esser.ee.
Wanneer we borstplaat gaan maken, zorgen
wij, dat er twee bekers met koud water by de
hand staan, in de eene hebben we een schoon
kwastje en in de andere een dikke aluminium
haaknaald of de steel van een theelepeltje.
We beginnen de suiker in de pan te doen met
het water of de melk en brengen dit roerende
aan de kook, .u wc »p c.ii lag- pit
verder laten kok 'i.
Aan de zijkanten van de pan zal het schuim
der suikeroplossing zich afzetten en het is noo-
dige deze met het kwastje, dat niet te nat mag
zijn (daar het inkoken dan langer duurt) de
randen schoon te vegen, wat we later zoo noo
dig nog eens herhalen. Zien wy nu, dat de sui
keroplossing dik begint te worden, dan nemen
wy de in den beker koud water staande haak
naald of theelepel en gaan er mee door het
kooksel, is de oplossing nu zóó dik, dat ze aan
den naald blijft hangen en wy er met de vin
gers een stevig balletje van kunnen vormen, dan
nemen wy de pan van het vuur. is de stroop
daartegen nog te dun, dan zullen wy ze nog
even laten doorkoken. By de stroop, die nu de
vereischte dikte heeft, wordt nu de vanilie-
essence gevoegd en daarna zoolang geroerd,
tot ze min of meer dof begint te worden en dan
Is het oogenblik gekomen om ze vlug in de rin
gen te gieten, die eenigen tijd in koud water
hebben gestaan en uitgezet zyn op wit glad pa
pier. Voor versiering kan men na het uitgieten
hier en daar een doorgesneden geconfi.jt vrucht
je in de weeke massa drukken of ook wel een
gesuikerd paars viooltje, die by den banketbak
ker per ons te krijgen zijn. Is de massa nu styf
geworden dan halen wil de ringen voorzichtig
van het papier en laten den achterkant ook ge
heel bekoelen; het beste is ze in schuinen stand
tegen den muur op het aanrecht te plaatsen.
Keesje: „Mammie, waarom huilt kleine Elsje
zoo?"
Moeder: „Ze moet tandjes krijgen kind'
Keesje: „Waarom wil ze er geen hebben
,rnoe?"