en's Brandstoffenhandel
BRECHCOKES co ANTHRACIET
voor Centrale Verwarming.
Bakenessergracht 78
Telefoon 10070
Schouwtjeslaan 23
Telefoon 10848
AANZEGSHUIZEN
GENERAAL CRONJESTRAAT 28
ZANDV LAAN 138, HEEMSTEDE, TELEF 26455.
INGEZONDEN STUKKEN,
TOONEEL.
PREDIKBEURTEN.
celstraf op te sluiten, maar daar dacht hij niet
aan.
Een week later zei hij: „Ik kan er bij. 'kHeb
er vijf geteld. De ouden voeden ze met motjes,
'k Zal het nest in onze kooi zetten en die onder
den boom ophangen. Dan kunnen de ouden de
jongen door de tralies voeren. Dat zullen we
leuk vinden".
„Misschien", zei ik.
Mijn vriendje deed, zooals gezegd is. De oude
vinken kwamen al gauw „juup-juup!" angstig
op de kooi af. Maar toen ze merkten, dat ze er
door de tralies bij konden, brachten ze zonder
aarzelen voedsel aan.
Wat had mijn vriendje een schik!
Eenige dagen later zei hij: „De vinkjes zijn
vlug geworden. Ze zitten al mooi in de veeren.
Ze kunnen zich nu zelf best voeden. Ik zal een
zakje Sluys' vogelvoer kcopen en haal dan mor
genochtend de kooi naar binnen. Ze zullen 't fijn
bij mij hebben.
Den volgenden morgen, toen we samen
gingen kijken, was de kooi leeg en 't deurtje
stond epen.
„Wie zou toch zoo stom geweest zijn het
deurtje open te laten?" riep mijn vriendje boos.
Ik zei niets. K. Zw,
l Huiten verantwoordelijkheid der Redactie).
HET PLANTSOEN
AAN DE SCHAEPMANLAAN.
Mjjnheer de Redacteur,
Zullen de meeste gemeentenaren met genoe
gen constateeren, hoe in nieuw aangelegde
deelen onzer woonplaats onze afdeeling Plant
soenen van haar verdienstelijk werk blijk geeft
(ik noem als voorbeelden den nieuwen weg
naar de Bloemendaalsche zanderij en de wo
ningbouw in de Schapenduinen) het zien dezer
nieuwe plantsoenen heeft bij mij de maat der
teleurstelling doen cverloopen en doen besluiten
TT nog eens te verzoeken mij wat ruimte in Uw
blad af te staan.
Thans blijkt n.l. wel duidelijk, dat de Schaep-
manlaan niet alleen wat het plaveisel betreft,
waarover ik vroeger al eens een klacht uitte,
doch ook wat het plantsoentje aangaat een
stiefmoederlijke behandeling moet ondergaan.
Terwijl het elders mogelijk bleek de plantsoenen
aan te leggen toen huizen en wegen nauwelijks
of niet af waren, kijken de eerste bewoners in
de Schaepmanlaan al niet minder dan anderhalf
jaar op iets, dat oorspronkelijk het best als on-
lcruid-tuin betiteld kan worden en dat sinds het
vorig najaar een zandvlaktetje is met een paar
ondergestoven hoopjes zwarte aarde en 2 zie
lige naaldboompjes, die waarschijnlijk de goede
bedoelingen van de afd. Plantsoenen moeten
symboliseeren. Intusschen schijnt de verlaten
heid dezer beide boompjes de jeugd uit een
nabije buurt geïnspireerd te hebben om ze te
maken tot het mikpunt van haar overmoedige
speelschheid (vernielzucht klinkt wat hard),
zocdat bij den verderen aanleg van het
plantsoen het eerste werk zal zijn de beide
slachtoffers op te ruimen, een verspilling van
goederen en tijd dus.
Nog eenige vragen zou ik mij willen veroor
loven. Waarom werden in het vorig najaar
aan een zich in onze nabijheid bevindend plant
soen, dat nog in een behoorlijken staat van
onderhoud verkeerde, dagen arbeid besteed
voor een algeheele wijziging (die wel een, ver
betering zal zijn), terwijl de Schaepmanlaan
van eiken plantsoenaanleg gespeend bleef? En
dan te bedenken, dat het om een klein stukje
grond gaat!
Of is soms het aanzienlijk bedrag, dat de
Gemeente voor weg-aanleg geëischt heeft (en
dat wij, eiggnaars en huurde*s aan de Schaep
manlaan, natuurlijk indirect weer moeten op
brengen) al in zijn geheel voor de asphalteering
noodlg geweest?
Lang heb ik geaarzeld om wederom als kla
ger te fungeeren, misschien wel zoo lang, dal
ook dezen zomer van een definitieven aanleg
niets zal komen, doch tenslotte meende ik
goed te doen uiting aan mijn teleurstelling te
geven, in de hoop, dat een spoedige verbetering
het gevolg moge zijn.
U dankend voor de verleende plaatsruimte,
Mijnheer de Redacteur, verblijf ik,
Hoogachtend,
H. A. JANSEN.
Schaepmanlaan 25.
(Bij informatie bleek ons, dat zoolang er hier
in de omgeving gebouwd werd, er bezwaren
bestonden tegen het aanleggen van plantsoen.
Dezen zomer zal echter de Dienst der Plant
soenen zijn aandacht aan het plantsoentje be
steden. Red.).
Geachte Redactie!
In Uw blad van 6 Mei, no. 18, komt een ver
slag voor van een lezing, gehouden bij gelegen
heid eener vergadering der „Vrijwillige Bur
gerwacht". Spreker was de heer Dr. I. D. Vos,
Lid der Tweede Kamer. Voorzitter de heer G.
Langendonk.
M.i. hebben beide heeren hier blijk gegeven
van nog op een laag moreel standpunt te staan,
de heer Langendonk met z'n betoog over het
„goed recht en de noodzakelijkheid voor het
bestaan van Burgerwachten" heeft niet begre
pen dat hij daarmede in flagranten strijd kwam
met het aankweeken van datgene, wat in de
samenleving zoo hoog noodig is, n.l. Uniever-
seele liefde. Hij stelt „geweld" voorop, in plaats
van zachtheid en denkt zich omringd van
„vijanden" waar elk spoor daarvan ontbreekt.
Hij vindt het „noodzaak" om jonge menschan
op te voeden tot moordenaars, in plaats van
hen te doen begrijpen dat niemand het
recht heeft een leven te vernietigen, noch van
m e n s c h, noch van dier! Dit begrip heeft
hij zeker nooit gekend, niet zoo kwalijk te
nemen, zelfs de „verkondigers" -der Christe
lijke beginselen vergeten het te leeraren.
De spreker: Dr. I. H. Vos maakte het niet
beter. Hij stempelde nota bene, de „Burger
wachten" tot een instituut in de richting van
den „Vrede" en voegt er direct aan toe: „tot
handhaving van het lokaal gezag!" „het dienen
van het algemeen belang". Hoe Dr. Vos tot die
gevolgtrekking kwam is me een raadsel. Hij
plaatste zich op het standpunt, dat genoemde
zaken, zich gesteund moeten weten door gewe
ren en sabels, dingen, welke allang opgebor
gen moesten zijn in 't Rijksmuseum Spre
ker erkent hier, dat een bestuur of regeering
van land of dorp al zeer zwak staat indien ze
zoo'n steun voor zich noodig acht. Men kent
het gezegde: „Met geweld kan zelfs het
obscuurste sujet regeeren", dat is ook geen
kunst, maar het zóó te doen dat het „algemeen
belang" er door gediend is, dat is het wat
verlangd wordt en niet het belang beharti
gen van enkelen van een nietig deel der maat
schappij en het andere, het grootste deel, te
doemen tot ellende.
Indien dus in goede richting „geregeerd"-
„bestuurd" wordt dan vervalt ook direct de
behoefte aan „het systeem der barbaren" en
het stichten van instituten van „Burgerwach
ten", enz. Nog nooit is gebleken dat geweld
een „conflict" in goede richting oploste. Ge
weld, tart tot geweld, er komt nooit een einde
aan, al wanen sommigen dat.
In het verder betoog haalt spreker in verge
lijking met Nederland, Duitschland aan, waar
het bewapenen van een deel der bevolking
leidde tot het vermoorden van leden van het
andere deel",maar waartoe dan gestuurd in
dezelfde verkeerde richting, met het oprich
ten van burgerwachten? Hetwelk toch niet an
ders is dan het „bewapenen van een deel der
bevolking? Er werd aan toegevoegd: hier
werkt het instituut preventief, d.w.z. vóór
komend, verhinderend, elders provoceerend";
weer niet goed gezien. Het zien van een ge
wapend burger tegenover een ander burger
die ongewapend is werkt altijd provoceerend!
Of hebt U uzelve nooit vermeid in de heerlijke
rustige omgeving van Bloemendaal's en zijtge
nooit in dat genieten gestoord door het
knallen der geweerschoten bij z.g. oefeningen
van die burgerwachten? Als u die disharmonie
dan niet tot afkeer, walging voert, dan denkt'
u niet „diep" al voert ge den .doctorsgraad!"
„Des poedels kern" achteraan. Na nog even
de „orakeluitspraken" van Alberda er bij ge
haald te hebben, komt het innerlijke drijven
naar voren: „de communisten, hun openlijk en
bedekt stoken". Ik vraag me af welk stoken
bedoelt U? In Twente?
Maar mijnheer Vos, wie was het die daar
stookte toch niet dat onbeduidend klein
hoopje, dat zich communisten noemt, maar het
niet zijn? Neen dat „stoken" ging uit van de
genen die de loonen aantastten, en het wel
vaartspeil der werklieden wilden verlagen. Dat
dit tot gevolg had dat men zich daartegen ver
zette, had men vooruit kunnen bezien, en ze
ker ware het verstandiger geweest zich er bij
neer te leggen, maar ik zou U en Uw klasse-
genooten wel eens willen zien Indien men Uw
welvaartspeil aantastte, bij het verzet van Uwe
zijde vergeleken, zou het verzet in Twente ge
woon kinderspel zijn geweest, en verzetten
zoudt ge U.
Ik behoef geen bewijzen aan te halen uit de
geschiedenis der Eeuwen. Van 18 Maart—26
Mei 1871, U weet het, althans dient het te
weten, zijn 65000 menschenlevens
door de beroepsmoordenaars van Thiers, ver
nietigd! Menschen, die enkel voor hun rechten
opkwamen, op lage wijze gedood! (Commune
van Parijs).
Neen Dr. Vos! Waar het om gaat verzwijgt
ge-
Men bewapent, ondanks „Ontwapenings" Co-
medie; (Genève) overal in alle landen. „De
bloedige Internationale der Bewapenings-In-
dustrie". Zie het artikel van Kolonel B. in
het vorig nummer van dit blad moet bloeien
nog grooter worden, en zij drijft in de richting
van oorlogsmogelijkheden, hare afnemers, -
de legerleidingen zij zijn het, die hun af
schuwelijk bedrijf, menschenmoord, weer eens
opnieuw zullen uitvoeren, gesteund door ,,'t
gouden kalf", dat zich uitzetten wil tot „een
gouden koe". Redenen ervoor, och die zijn
gauw gevonden. Tendentieuse berichten en leu
gens, in de door hen gefinancieerde pers, zwee-
pen den onnadenkenden mensch gauw genoeg
op, en faalt dit, och we hebben toch nog de
macht om het aantal beroepsmoordenaars te
vergrooten, de tijden zijn gunstig, het aantal
jonge werkloozen, bieden we voor het lugu
bere werk van hen gevorderd, kost en inwo
ning aan, inclusief bewasscliing, dus daaraan
geen gebrek: en het doel? De Colijn's en De-
terding's hun Russische olie, het bankkapitaal
vergroot door het rooven der schatten in Azië
en Rusland, en net vernietigen van den wereld
geest die opkomt, welke medebrengt een nieu
wen vorm van samehleving, waarin het „gou
den kalf" is stukgeslagen, en men produceert
wat noodig is en niet meer. Of in de komende
jaren het gelukken zal het satanisch bedrijf uit
te voeren en den handen „die voedt" te dren
ken met „bloed"? Wie zal 't zeggen?
Maar laag is het drijven in die richting door
de daarvoor verantwoordelijken, en lhag is het
peil waarop de bewindsmannen staan indien ze
zich in die richting laten drijven of hiertoe
medewerken, en nog lager staat de houding
der meeste verkondigers der christelijke leer,
doordat ze hun goedkeurend zwijgen er toe
doen
A. M. HOLLEBRANDS.
Haarlem, 10 Mei '32.
De inzender heeft o.i. voor een groot deel
gelijk. Zijn verontwaardiging is zuiver en heeft
alle recht in duizenden gezinnen te worden
gehoord. In het volstrekte heeft niemand
recht op het leven van een ander en ook de
Staat geen recht op het leven van onze kinde
ren.
Dat weet iedereen, in zijn beste oogenblik-
ken. Doch wij leven niet in het volstrekte,
maar in een wereld van betrekkelijkheden. Ons
waarheidsbesef, ons begrip, onze kennis, ons
bereid-zijn om ons zelf te geven laat staan
te offeren voor anderen, ze zijn betrekkelijk.
Dat niettemin reeds een kleine 2000 jaar na
dat het licht dat in Palestina scheen nu vonkt
in alle harten die zich niet voor de Evangeliën
hebben afgesloten, ja ook nog in dezen toont
een geweldigen vooruitgang. Intusschen kan
nog een prof. Brugmans dezer dagen in de
Hollandsche maatschappij van Wetenschappen
zonder tegenspraak zeggen: niet de regeerin
gen, maar de volken willen oorlogen of niet,
maken oorlogen of niet. Volksontwikkeling,
zedelijke en verstandelijke ontwikkeling der
massa staat daarom ook vooraan op het pro-
gTamma van dezen tijd. De inzender werkt
daaraan op zijne wijze mede. O.i. zouden noch
de heeren Colijn of Deterding, noch eenig an
der grondstof-imperialist de macht of den
moed hebben, een oorlog te helpen ontketenen
als de massa behoorlijk doordrongen is van de
waarheid, dat zij én direct en indirect snel
of langzaam te gronde gaat. Onze ervaring
van nu is bezig ons allen van die waarheid te
doordringen om ons te doen gevoelen, wat we
niet hebben willen hooren. Intusschen kan het
geen kwaad, dat ditzelfde nog eens wordt
gezegd.
RED.
DE VARSITY EN DE NEDERLANDSCHE
JEUGD.
(Ingezonden).
Nu voor de zooveelste maal de Hemelvaarts
dag achter ons ligt en vooral de Kennemers
in groote drommen opgetrokken zijn naar het
„sportfestijn" der Noderlandsche studenten, is
het toch misschien goed eenseen woo.rd
van protest te doen klinken tegen deze jaarlijks
terugkeerende akelige vertooning.
Deze roeiwedstrijd heeft natuurlijk veel sym
pathieks roeien is een mooie sport en de onder
linge wedstrijden der verschillendë universi
teiten zouden stellig door het enthousiasme der
verschillende aanhangersgroepen en door het
in het mooie voorjaar optrekken van de vele
geïnteresseerden een prachtige manifestatie
kunnen zijn van gezonde jeugd en ferme sport-
lievendheid. Men mag het overdreven^, vinden,
dat in de kranten van de heele wereld jaarlijks
berichten voorkomen over den grooten wedstrijd
OxfordCambridge; men mag het in enkele
opzichten dwaas achten, dat deze gebeurtenis
zooveel aandacht trekt, het is toch begrijpelijk,
dat de traditioneele race van de beide studen-
tenploegen zooveel belangstelling vindt in Enge
land en de heele wereld. Hetzelfde zou kunnen
gelden voor onze studentenwedstrijden in de
zoo bij uitstek „nationale" roeisport. Droevig
is echter nu, dat deze Varsity jaarlijks een
schouwspel is van banale baldadigheid en min
derwaardige dronkenschap. Het pleit niet voor
de jeugd uit de z.g. goede kringen, dat z(j niet
anders weet feest te vieren dan op een wijze,
die door enkele mijner leerlingen als „zwijne-
boel" werd gequalificeerd. Ik acht echter het
wangedrag van onze Nederlandsche studenten
in tweeërlei opzicht speciaal bedenkelijk. Maat
schappelijk en paedagogisch is de Varsity-ver-
tooning en is de nasleep van dien m.i. zóó te
veroordeelen, dat een woord van protest niet
achterwege mag blijven. Het schijnt er bij te
hooren, dat op een akelige wijze gedronken
wordt en dat tijdens de wedstrijden en bij den
terugkeer der „feestgangers" allerlei baldadig
heid bedreven wordt en een akelig gebrek aan
beschaving wordt getoond. Wat moeten de
spoorwegbeambten („die ordinaire rooie
kerels"), wat moeten de Amsterdamsche werk
loozen („die luie slampampers, die maar langs
de straat slenteren en relletjes op touw zetten"')
wel denken, als zij de studentenzooi terug zien
keeren van het sportfeest, als zij in de straten
van Amsterdam de vechtpartijen en het misse
lijke gedrag der bleeke, zielige jongens aan
schouwen! Als wij intellectueelen een enkelen
dronken student zien, vervult ons een gevoel
van weemoed en medelijden, misschien min
achting, stellig gêne over het minderwaardige
pretmaken van deze a.s. politieke en maat
schappelijke leiders van onze samenleving.
Maar wanneer de man van de straat de bour-
geoisjongens zich ziet misdragen en ziet, hoe
ze hun geringe waardigheid te grabbel gooien,
vervult hem waarschijnlijk een gevoel van ver
bittering en vijandschap en m.i. terecht. Het
moet toch voor de duizenden werkloozen, voor
de duizenden tobbers uit de middenstandsklasse
een hard iets zijn, te constateeren, hoe de jonge
jongens het geld van hun vaders weggooien
aan een nietswaardig plezier. Ik kan mij be
grijpen, dat socialistische arbeiders (ik ben zelf
géén sociaal-democraat), trotsch op hun orde
lijke, fatsoenlijke verloopende manifestaties,
minachting en haat voelen tegenover deze bour-
geois-pretmakers, die den ernst der tijden toch
wel heel slecht verstaan.
Maar ook paedagogisch acht ik de Varsity-
vertooning hoogst bedenkelijk. De jeugd uit de
gegoede kringen wordt door deze feestdagen
opgevoed in eerbied voor een vorm van genot
en voor een wijze van feestvieren, die toch de
ware niet is. Jongens en meisjes van de middel
bare scholen worden verleid tot het bewonde
ren van akelige tooneelen, die zich op de Var
sity afspelen. Uit Haarlem gaan er van ver
schillende middelbare scholen booten naar de
Varsity, die „Lyceumboot", „M.T.S.-boot", enz.
genoemd worden, ongeacht het bezwaar, dat de
verantwoordelijke schoolleiders hoogstwaar
schijnlijk tegen een dusdanige benaming hebben.
Op één dezer booten werd vrij bier geschonken,
op een andera boot ging het minder gastvrij
toe, kostte het bier zoo en zooveel. Er zijn
ouders uit onze goede kringen, die zich er toe
leenen om met groepen jongelui uit te trekken
tot het aanschouwen van de roeiwedstrijden en
wat daarbij hoort; deze ouders, verantwoorde
lijk voor het gezelschap jongens enmeisjes,
die met hen meegegaan zijn, hebben moeite om
dronken studenten van hun booten af te houden,
slagen daarin somwijlen niet, stellen de jonge-
menschen van hun groep dan bloot aan het
weinig verheffende schouwspel van een geheel
onbekwaam op het dek neerliggende kerel, kun
nen niet verhinderen, dat door roekeloos ge
worpen vuurwerk kleeren verbrand worden,
de kinderen in vrij nauw contact komen met
studenten, wier kleeren totaal verscheurd zijn,
die met bloed en vuiligheid zijn bedekt. Men
kan natuurlijk zeggen, dat dit alles wèl paeda
gogisch goed"* is: de rechtschapenen onder de
jongeren vinden een en ander walgelijk; ik
weet van kinderen, die mee zijn geweest, maar
nooit voor een tweede keer zijn meegegaan; ik
weet van fatsoenlijke, gezonde jongens, echt
sportieve kerels, die diepe minachting hebben
voor het aanschouwde op de beroemde Varsity,
maar ik weet helaas ook, -dat op moreel zwakke
leerlingen van middelbare scholen een en andër
een volstrekt verkeerden indruk maakt, als een
soort infectie werkt. Het schijnt gebeurd te
zijn, dat na afloop van de laatste Varsity, j.l.
Donderdagavond, een groep Middelbare School-
leerlingen zich in een onzer bioscoop-theaters
heel onordelijk heeft gedragen door een echt
kinderachtig nadoen van studentikooze vlegel
achtigheid. Weten de ouders, die hun kinderen
naar dezen „sportdag" laten gaan, meestal op
een mooien voorjaarsdag, voldoende, dat het
voorbeeld, dat hun kinderen krijgen van de
feestvreugde der oudere broers en verdere stu
denten-familieleden, het tegendeel van verhef
fend is, en een totaal verkeerd begrip geeft
van wat ware en wat onwaardige pret is? Hef.
is m.i. verkeerd, dat maar steeds over deze
ergernisgevende dingen gezwegen wordt, en ik
acht het mijn plicht, in het openbaar tegen het
bovengenoemde te protesteeren.
Dr. A. DE VLETTER,
Rector van het Kennemer Lyceum
STADSSCHOUWBURG.
1. „Het huis der vreezen". Spel in
3 bedrijven door Edgar Wal
lace. Rotterdamsch Hofstad-
Tooneel. Woensdag 4 Mei.
2. „De Privé-Secretaresse". Blij
spel in 3 bedrijven door Edward
B. Compton en Hilary Bank-
ford. Vertaald door W. J. Lage-
man, door hetzelfde gezelschap
Donderdag 5 Mei.
3. „Wenn die Kleinen Veilchen
blühen". Zangspel in twee dee
len (6 tafreelen) door Bruno
HardtWarden. Muziek van
Robert Stolz (dirigent de com
ponist). Gezelschap Fritz
Hirsch-operette. Zaterdag 7
Mei.
Eerst iets algemeens.
Het schijnt, dat Nel Stants (mevrouw Nel
Stants zegt men elders, een verlovingskaart
hebben wij echter niet ontvangen) in een in
terview zich er over heeft beklaagd, dat „de
critiek" zich zoo weinig op repetitie's liet zien
en in het algemeen zich zoo weinig moeite gaf
techniek en ontstaan van een tooneelopvoerfhg
te bestudeeren. Wij, die in de „Heks van Over-
holland" onder regie van Balthazar Verhagen
de rol van woest-bewegend en ontroerd-brul-
lend hertog vervulden, ontleenen niet daaraan
onze kennis van tooneel-techiek, al wekt de
herinnering aan het ineenstorten van het slot
Weresteyn uit muren van sigarenkistjes opge
bouwd interessante herinneringen.
Over het bijwonen van repetitie's. Gesteld
de criticus had daartoe den tijd en hij kwam,
ontstond dan niet het gevaar, dat hp zijn neus
stak in zaken die beter in de huiselijke verhou
ding van regisseur en spelers kunnen blijven?
Of dat spelers en regisseur zich onvrij zouden
gevoelen? De criticus heeft geen beroepsge
heim. Men zij in ieder geval, (wanneer 'n criti
cus tot de repetitie's wordt toegelaten) in de
keuze van dezen delicaat, voorzichtig en toch
flink. Wat betreft de kennis der topneel-tech-
niek heeft Nel Stants een waar woord gespro
ken. De doorsnee tooneel-recensent, deftiglijk
criticus genoemd, bezit die kennis niet. Hij be
oordeelt het wezen naar den schijn, niet het
geraamte, maar de huid, niet de gezondheid,
maar de al dan niet boeiende gelaatskleur van
wat hem wordt vertoond. Maar is het niet juist
daarom begonnen? De volledig deskundige re
censent zou spoedig vervelend worden gevon
den, als een onverdragelijke pedant. De recen
sent is als t' goed gaat hoogstens de ideale toe-
Eglise Wallonne.
Ned. Herv. Kerk.
Vendredi 13 Mei,
20 h., Service, Pasteur Krafft.
L'Eglise est ouverte tous les jours de 10 h
17 h.
Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal.
Eerste Pinksterdag.
V.-m. 10 uur, Ds. J. C. van Dijk. Collecte
de Zending.
Tweede Pinksterdag.
V.m. 10 uur, Geen dienst, wegens Zendingsi
op „Wildhoef".
Jeugddienst in het Jeugdhuis.
Eerste Pinksterdag.
Geen dienst.
Overveen.
Eerste Pinksterdag.
V.m. 10 uur, Ds. J. W. Swaan van IJmui
Collecte voor de Zending.
Ned. Herv. Kerk Bennebroek.
Ie Pinksterdag.
V.m. 10 uur, Ds. J. G. Lekkerkerker.
Maandag 2e Pinksterdag.
V.m. 10 uur, Ds. Krijtkamp van Sassenhsn
Ned. Herv. Kerkgenootschap
Santpoort.
Pinkster I, v.m. 10 uur, Prof. Dr. G. A. van
Bergh van Eysinga. „De diepgang van
Geest". 1 Cor. 2, vs. 10b, Collecte voor
Vereeniging tot Steun.
Pinkster H, Geen dienst.
Ned. Hervormde Evangelisatie
te Santpoort.
V.m. 1-0 uur, Ds. G. Hennemann. Oegstgeesl
Geref. Kerk, Bloemendaal.
Ie Pinksterdag.
V.m. 10 uur, en n.m. 5 uur, Ds. J. C. B
Maandag' 16 Mei, 2e Pinksterdag.
V.m. 10 uur, Dr. D. J. v. Katwijk, predikant1
Velsen.
Ned. Protestantenbond,
Afdeeling Bloemendaal.
V.m. 10.30 uur, mej. Dra. A. H. A. Bakker,
■sterdam.
Vrtfz. Reg. Jeugdgem. Afd. Jeugdkerk,
Gebouw „Theosofia", Nassauplein 8.
N.m. 7% uur, Ds. W. G. Reddingius, te
Haag. Deze diensten zijn bestemd voor m
jes en jongens van 14 tot 20 jaar. Fie
stalling kosteloos.
De Vr(je Katholieke Kerk
Popellaan Kinheimpark.
V.m. 10.30 uur, Gezongen H. Mis met Prs
catie van Priester Ko Borsten.
Woensdag 18 Mei.
N.m. 8 uur, Vespers en Lof.
Donderdag 19 Mei.
V.m. 7.30 uur, Gesproken H. Mis.
schouwer. De buitenkant, het geheel moetp
seling, frissche indrukken vestigend, op
inwerken. Hoe onbevangener hij daarbij is,
te beter. Wel is hij een toeschouwer, die
pen moet voeren en dus na moet denken.)'
tuurlijk. Maar hij kan niet nadenken over
het inwendige en uitwendige van het toon»
drijf, hij kan niet zijn Schouwburg-direc
tooneelschrijver, blijspeldichter en dramat»
tooneelspeler in komische en tragische ro
regisseur, zanger en instrumentist teg'
Enwilde hij volledig en volkomen ve
woord kunnen schrijven, dan zou hij d
en nog bovendien fijn-voelend mensch mot'
zijn. En dat is immers niet mogelijk! Tockzit
wat Nel Stants zeide, veel in. De oplossing
wij zien, is deze. Aan de Tooneelschool
de Universiteit worde een afdeeling verton
om opleiding van den tooneelrecensent. Hel
eens zoover komen, dat gelooven en hopen
maar zoover is het nog niet. Daarom >'<t
hier thans de verklaring, dat naar onze
ning de tooneelspeelkunst is een der moei'
en veelzijdigste Kunsten De hoogste le
kunst is zij nipt, die leeft niet op de p'"
maar in het volle dagelijksche leven; maar
is wel een zeer hooge kunst. Om zich bete-'-
op het tooneel te kunnen bewegen moet de
neelspeler bedreven rijn in gymnastiek en
om zich passende costuums te kunnen k*
en om ze te dragen moet hij de costuumk
verstaan en ook de maatschappij keffi
waarin dat costuum en geen ander onder
omstandigheden onbevangen werd ge'
Een redenaar behoeft de tooneelspeler W'
rijn, maar wel meer d-an deze. De taal
hij spreekt moet hij liefhebben, dat wil ze«
innerlijk verstaan; hij moet kennen de k
van het woord en in het bijzonder van
woord in dit of dat bepaalde stuk: door
ceering van timbre en rythme moet hp
weten te geven aan de aandoeningen die
vertolken heeft. Hij moet verder zijn ks.'
en kunstschilder, portretschilder van
en van anderen. Dan moet hij zijn com1)
medespelend met anderen, die hij geld
op hunne wijze.
Een tooneelspeler heeft er nog bij te 1
schelden, in staat om te spelen in het sta»
zijne medespelers en niet op het publiek,er
Nederlander moet hij ook nog een sterk
hebben, bestand tegen ongeloofelijke ver
nis.. Een sober en rein leven, letterkundigs
wikkeling, karakter in den zin van onaft
lijkheidsgevoel, maar gepaard aan levens'0*1
liefde voor zijne medemenschen zullen 1>{3
een en ander goed te stade komen.
Het gaat iemand bijkans duizelen, die^
de eischen aan een t. van talent te
denkt. De geniale helpt zich zelf of beter i
wordt niettegenstaande zijne kunstfouten ol
soonlijke gebreken van zelf geholpen do®
genie, maar genieën rijn zeldzaam.
Dus reeds de tooneelspeler die drage>>>
rol vervult boezemt ons eerbied in. stem'
dankbaar en de goede tooneelspeler behoon
tot de beste landgenooten, hij heeft rechte
achting en de aanhankelijkheid van zijn voa
op een behoorlijk materieel bestaan. c
alles te begrijpen hebben wij noch het M
van repetitie's, noch het kennen van alk1
nisch bizonderheden van het vak van noo®-
is nog zoo iets als waarneming, vergelijk10»
rede, die ons dit alles openbaren.
1. „Het Huis der Vreezen" is een stuk ®fl