Wijsbegeerte,
VAN OVERAL.
De slangen oogen
strekking om ons te doen huiveren. Het is een
griezelstuk gelijk de naam aangeeft. Het wordt
boeiender naar mate het voortschrijdt en in het
laatste bedrijf wordt onze huivering waarop het
door den schrijver bewust of onbewust is inge
steld, tegen een dieperen achtergrond geplaatst,
waardoor het stuk zoo waar zijn aanvankelijk
jetwat drakerig karakter verliest.
Die achtergrond wordt gevormd door
het complex van de biologische wet, dat
ook menschengeslachten onderworpen zijn
aan inteelt ten gronde kunnen gaan aan
eigen verfijning en te ver doorgevoer
de ontwikkeling van enkele kenmerken en van
de psychologische wet dat iedere inborst een
bron van tegenstrijdigheden is en ieder onzer
van zich kan zeggen; „Zwei Seelen wohnen, ach,
in meine Brust".
Zwei Seelen: de wil tot het leven en die tot
den dood.
Het onheilspellende van deze combinatie voert
Edgar Wallace ten tooneele in 't bijzonder in de
door Adriaan van Hees zeer goed gespeelde fi
guur van den jongen lord Lebanon, 't Stuk speelt
in hoofdzaak op zijn afgelegen kasteel, als cha
telaine door zijne moeder bewoond. Deze kent
het demonisch gespleten karakter van haar
adelijk kind, dat meermalen een moord heeft
begaan, welke feiten zij door opoffering van veel
geld en een aanhoudende zorg bij dag en bij
nacht voor de autoriteiten weet verborgen te
houden. Haar doel is den jongen te doen trou
wen met een burgermeisje, dat zij in haar huis
nam en dat dreigt, we zien dit aankomen en
gebeuren, een nieuw slachtoffer te worden, van
den sadist, die de zoon innerlijk is. Het komt
niet zoover, want terwijl Louis van Gasteren als
de ernstige hoofdinspecteur, Tauner en Louis
Gimberg als de ijdele door domheid en slimme
insepcteur Tatty, als politie-speurders een dag
en een nacht in het kasteel vertoeven, komt
tenslotte de jonge edelman tot een openhartige
bekentenis tegenover eerstgenoemde, waarin heel
de verwildering en verwording dier jonge diep
bedorven ziel'aan den dit niet verwacht hebben
den Tauner wordt geopenbaard. De jonge van
Hees heeft aan het slot van het stuk dit tooneel
met de noodige verve en overgegevenheid ge
speeld. Niet zonder reden werd onze schouw
burgdirecteur na afloop der voorstelling met de-
zje praestatie van zijn zoon van verschillende zij
den gelukgewenscht.
Pie Carelsen gaf de rol van de moeder hau
tain hartstochtelijk, afwisselend strak-ingehou-
den en felbewogen, zóó als wij van haar, rastoo-
neeispeelster als ze is, mochten verwachten; zij
boeit altijd. Een bizonder woord van lof moet
ons uit de pen voor Hans van Ees. Deze stelde
leen der twee Amerikaansehe quasi-huisknechten
voor door de gravin belast met het bewaken van
haar zoon en die zoo min huisknecht was als U
en ik, maar door zijn louche kijken en zich ge
dragen de spanning dadelijk in het spel bracht
en in de eerste bedrijven toen nog in het wilde
ipveg naar den moordenaar werd gezocht met alles
wat hij deed de verdenking op zich laadde. Hij
werd door Willem Huijsmans, zijn collega, uit
stekend gesecondeerd. Louis Gimberg bracht
ons de note gaie, hij deed ons denken aan de
figuur uit een van Andersen's sprookjes, van
den man die niet griezelen kon.
Voor de pauze verbaasden wij ons toch nog
èyen dat Wallace dit stuk had geschreven, maar
Sis gezegd het stuk vindt zijn rechtvaardiging
in het slotbedrijf. De decors waren keurig. Er
werd vlot afgewerkt.
2. Het zelfde gezelschap, maar in bijna geheel
andere bezetting gaf ons den volgenden dag De
Privé Secretaresse van Compton en Bankfort,
een gezellig blijspel zonder anderen inhoud dan
de door Annie van Ees geheel gedragen vorm.
Er rijn in sommige familie's jongelui, (wier enkele
verschijning den tuin doet bloeien, de kamer op
fleurt en de zon doet binnenschijnen. Zoo is in
een blijspel deze actricezij spreekt en men is
bekoord, zij pruilt of kijkt even ernstig en men
heeft medelijden, zij lacht en men lacht mee.
Deze actrice moet vele Hollandsche meisjes tot
allerleukste brutale typen vormen, dat kan niet
anders.
Haar tegenspeler, Ludzer Eringa, speelde de
rol van fabrieksdirecteur in en eigen zeer aan-
ïiemelijken stijl, directeur, smeltend
Jnensch; aan liet slot krijgen rij elkaar zooals
tante Ashcomb (Juliette Roos) dat ook had ge-
wenscht. Het eerste hedrijf geeft dadelijk een
vermakelijke scène van den hotelknecht (A. van
Zuijlen Jr.) door Mej. G. Alexander als kamer
meisje bespiegeld en geknepen van je welste,
terwijl rij over een mum- naar den tenniswed
strijd kijken die Joyce (Annie) met Harold Row-
landson (Ed Palmers) met succes voor haar
speelt.
Anton Roemer kwam als typische ober 6e
twee gezelschap houden, wat heeft die den
echten ober in het leven de kunst goed afge
keken! Van Zuylen was er heelemaal in, maar
vergat in zijn vervoering wel eens, dat de
muur waarop hij leunde uit den katoenwinkel
afkomstig was. Markham als boekhouder en
Louise Kooiman als kantoorbediende, waren
het tweede vroolijkheid verwekkende paar. Een
avond van echt amusement en die door het
goed opgekomen publiek doorloopend zeer op
prijs werd gesteld.
3. Fritz Hirsch, van wien niemand
weet of hij ons echt of onecht óntrouw wordt,
heeft met „Wenn die kleinen Veilchen blühen"
voor dit jaar afscheid van ons genomen. De
zaal was geheel gevuld. In een tempo, da!t aan
VljjtheRd niets te wenschen overliet, hebben
wij in 6 tafereelen een ouderwetsche maar be
minnelijke duitsche apotheose der gewone
lenteliefde meegemaakt, gedragen door een
melodieuse muziek, die onder leiding van den
componist zoo nu en dan met zeer goeden
zang gepaard de jongeren onder ons zeker
direct zal hebben aangesproken, de ouderen in
de dagen terugverplaatste, dat een bezoek als
student aan een meisjespensionaat, een wan
deling met de uitverkorene in den maneschijn
of het de hand uitstrekken naar een half ont
loken roosje tot de romantische bedoelingen
hunner voorjaarsziel behoorden. Heel Fritz'
gezelschap was gemobiliseerd. Paul Harden,
Albert May, Friedel Dotza, Herbert Weissbach,
Hilde Harmat, al de oude kennissen waren op
het appèl en „bij". De muziek viel goed in
het gehoor en werd in de zaal druk gekocht.
Fritz zelf was niet erg op dreef. Was het 't
afscheid? Was hij teveel reeds met zijne ge
dachten in Berlijn? Wrj hebben zijn gebruike
lijke lawine van improvisorische kwinkslagen
gemist. Zou het waar zijn, dat Fritz Hirsch
ook maar een mensch is, een mixtum compo
situm bonum, ein Apfel die nicht fern vom
Binibaum fallt, een reizend aquarium, dat
adagio con sentimento moet worden bekeken?
Jfisschien zit 't hem hierin, dat hij een mascu
linum ohne Femininum dus ein Neutrum is.
Wjj hielden hem voor een halfgod der zingende
Dwaasheid. Hoe het zij, goede reis Fritz,
proficiat en als we U niet meer zien: Silentium
vrienden, hoeden af en dank. Ad fundum.
T.
EEN GROOT VERLIES.
Dr. K. J. PEN. t
Onlangs is te 'sGravenhage op 57-jarigen
leeftijd overleden dr. K. J. Pen, privaat-docent
in de geschiedenis van de nieuwere wijsbegeerte
aan de universiteit van Amsterdam en leeraar
aan het eerste Haagsche gymnasium in de
Nederiandsche taal, de aardrijkskunde, de ge
schiedenis en de philosophische propaedeusis.
Dr. Pen heeft op wgsgeerig gebied een eerste
rol gespeeld in de Hegeliaansche beweging in
Nederland. Voortgekomen uit de school van Bol
land, die met Hegelianisme een wedergeboorte
van de wijsbegeerte wist te verwekken al
ging rijn invloed meer in de breedte dan voor
de filosofische wetenschap en voor het richtig
berip van den grooten Duitschen wijsgeer wen-
schelijk was is het Pen geweest, die voor het
eerst met strenge wetenschappelijkheid de He
geliaansche wijsbegeerte heeft beoefend. Hij
heeft dat gedaan met een tegenover zijn leer
meester Bolland zelf toqege3pitsten polemi-
schen toon in 'n geschrift, waarop hij, els doc
torandus in de Nederl. letteren en doctorandus
in de wijsbegeerte, te Leiden bij Bolland zelf
heeft willen promoveeren. Toen deze hierin niet
wilde treden, heeft Pen zijn dissertatie in 1915
onder den titel „Over het onderscheid tusschen
de wetenschap van Hegel en de wijsheid van
Bolland", in welken titel reeds de'kritiek o-p de
wetenschappelijke opvattingen van Bolland ltgt,
uitgegeven.
Wat volgens Hegel aan de wijsheid ontbreekt,
zegt Pen daarin, is de immanente negativiteit,
de zèlf-ontwikkeling van 't begrip, die de wijs
heid eerst kan doen opgaan in wetenschap. Bij
Bolland staat de wijsheid, het onontsloten sub
jectieve ware, in het heilige der heiligen; bij
Hegel blijft ze in den voorhof, want het begrip
is behalve eenheid ook onderscheiden in zich
zelf. Deze functie is daarin het eenzijdig, maar
noodwendig moment van het verstand, dat aldus
door Hegel wordt geëerd: „Rede zonder ver
stand Is niets, verstand toch nog- iets zonder
rede; het verstand kan niet cadeau worden ge
daan". De bepaaldheden van het verstand rijn
echter door de aan hun abstracte algemeenheid
tegengestelde dialectische kracht, d.w.z. ctoor
het begrip van die bepaaldheden zelve, tot de
eenheid terug te leiden. Dit is de alleen bewijs
kracht hebbende immanente negativiteit, die
wel te onderscheiden is van de negativiteit, zoo
als Bolland haar van buiten af toepast op de
bijzonderheden, die niet in de algemeenheid van
zijn wijsheid rijn gegrond, maar van elders zijn
opgenomen.
Om een voorbeeld van wat Pen wilde betoo-
gen te noemen, zal, om den overgang van de
ruimte in den tijd te bewijzen, uit de expositie
van het begrip van de ruimte zelve moeten
voortvloeien, dat bij dialectische doordenking
van de ruimte de tijd daaraan te voorschijn
komt; het punt, dat ruimtemoment en ruimte
grens, maar in zijn afmetingloosheid toch on-
ruimtelijk is, en eerst den tijd van vluchtige,
levende werkelijkheid krijgt, vormt het verbin
dingslid.
Later, na den dood van Bolland, is Pen toch
op hetzelfde werk, waarin slechts kleine veran
deringen rijn aangebracht, gedoctoreerd, met
prof. Roessingh, den theoloog, als promotor.
Pen's verdiensten rijn meer dan eens erkend.
O.a. is dit geschied In dr. J. C. Bruijn's disser
tatie over Hegel's Phaenomenologie des Geistes
en op het eerste congres van den Internatio
nalen Kegelbond (1930) door prof. mr. B. M.
Telders, die toen, met het oog op Pen's kritiek,
o.m. zeide: „Wat bij Hegel bijna steeds een
pijnlijk juist doordachte beweging van de zaak
(het begrip) zelf was, is bij Bolland maar al te
dikwijls een met virtuoos woordenspel bedekte
sprong gebleven. Bolland's taalscheppende vir
tuositeit is echter niet alleen schuld aan dat
gebrek want als een gebrek moeten wij het
erkennen van zijn philosophie. De oorzaak
ligt dieper". En prof. Telders schrijft daarom
trent neg (Handelingen van het eerste Hegel-
congres): „Die methode" (de dialectische
methode) „is voor hem niet zoozeer eiseh, als
veeleer een „ontdekt", gereed recept, om zoo
te zeggen een too verformule der wijsheid ge
weest. Vandaar, dat hij hij menigen overgang,
in stede van de beweging als een beweging van
de zaak zelve te doen plaats hebben" en dus
doende aan haar te bewijzen, zegt schr. elders
„zich tevreden heeft gesteld met een beroep
op de algemeene stelling „alles verkeert, alles
gaat in zijn tegendeel over", of zelfs met een
schijnbeweging van de zaak",
Pen heeft ook goed werk gedaan in het wek
ken van het geweten ten aanzien van de weer
gave -van den authentieken vorm van den tekst
van Hegel's werken. Zoo is 'n onveranderde uit
gave van de Phaenomenologie des Geistes
door Lasson aan zijn instigatie te danken. Las-
son had in dit opzicht trouwens in rijn nieuwe
uitgave van Hegel's werken, van enkele waar
van, naast het min of meer schematische
manuscript van den meester slechts college
dictaten waren overgebleven, reeds met grooter
zorgvuldigheid gehandeld dan eenige leerlingen
van Hegel, die de eerste en tweede uitgave had
den bezorgd. Er Is op dit gebied, voorzoover nog
mogelijk, nog heel wat te doen; een rede van J.
Stengel op het tweede Hegelcongres van 1931,
bewees dit opnieuw voor de Geschichte der
Philosophie.
Begiftigd met wetenschappelijke degelijkheid
en met een denkvermogen, waarvan om zoo te
zeggen de mechanische, abstracte kracht vol
deed aan den eiseh dien de philosophie aan hare
beoefenaren stelt om in het rijk van den alleen
concreten geest door te dringen, heeft Pen toch
weinig in het wetenschappelijke leven van on
zen tijd ingegrepen, zooals Bolland herhaaldelijk
beeft gedaan. Want ondanks hetgeen men den
laatste uit streng philosophisch oogpunt kan
verwijten, hij heeft op menig oogenblik dr.
Rethy constateerde het onlangs nog bij de tien
de verjaring van Bolland's sterfdag in Het Va
derland het philosophisch licht laten vallen
op een actueele „Errungenschaft" onzer bijzon
dere wetenschappep. £«'s figuur daarentegen
is voor een groot deel In de schaduw gebleven.
Hij was overigens tevreden met het verzame
len van een kleine schare om zich heen, op wien
hjj veel invloed heeft gehad; en gedachtig aan
het: „Auf der Höhe muss es einsam sein", kan
men hem hierin zeker geen ongelijk geven. Ook
van congressen e.d. moest hij niet veel hebben.
In sommige opzichten ontbrak het hem
naar het woord van Hegel, dat men zich slechts
zoo ver in de breedte kan laten gaan, als
men diepte heeft aan universaliteit en diepte
van geest om een philosophische figuur van zeer
bijzondere beteekenis te worden. Dit zou als een
buitensporige eiseh kunnen worden opgevat en
het kan daarom misschien onbillijk klinken, in
dien er in ander opzicht niet ook een hulde in
lag, hem met een zoo groote maat te meten.
In 1929 is Pen als privaat-docent aan de uni
versiteit van Amsterdam in de geschiedenis der
nieuwere wijsbegeerte opgetreden in Leiden
is hij steeds geweerd met een rede over „De
rol van de wetenschap in de geschiedenis der
nieuwere wijsbegeerte." Hij is redacteur ge
weest van het Tijdschrift voor wijsbegeerte,
heeft ook in andere tijdschriften geschreven, en
in 1930 verscheen van hem: „Van Kant naar
Hegel, eenige hoofdlijnen in de ontwikkeling der
philosophie".
Als een denker, die de hoogste eischen aan
de, wetenschap heeft gesteld en daarbij onver
biddelijk was tegenover vaagheid en valsche ori
ginaliteit bij hen, die zich nog niet tot het ni
veau van het verleden hebben kunnen opwerken
en dan dikwijls geringschattend neerzien op
wat zij voor orthodoxe wetenschappelijke haar-
kloovergen aanzien, mogen rijn persoon en rijn
werk met eerbied worden herdacht.
(N. Rott. Ct.)
JOSEPHINE BUTLER VEREENIGING.
Het „Comité international" van de „Fédéra
tion abolitionniste internationals" (Vereeniging
tegen de Prostitutie, Bureau Genêve, voorzitter
Mr. A. de Graaf Zeist), zal ditmaal zijn verga
dering in ons land houden (da laaste had
plaats in Straatsburg) en wel in het Kasteel
Hemmen, alwaar het de gast zal zijn van de
onlangs opgerichte „Hemmensche Zendings
stichting" op Maandag 16 Mei.
Den volgenden morgen (toevallig op den ver
jaardag van den ouden L. O. G. Heldring, die
in 1827 in Hemmen predikant werd en in 1847
zijn groote werk in Zetten begon) gaan de leden
van dit Comité de Heldringgestichten in het
vlakbij gelegen Zetten bezichtigen. Vandaar
gaan zij 's middags naar Haarlem, waar rij de
gasten zullen rijn van de verleden jaar aldaar
opgerichte Josephine Butler-Vereeniging (Jo
sephine Butler richtte in 1875 de „Fédération"
op), die dien avond, 17 Mei, een openbare ver
gadering houdt, waar sprekers rijn:
1. Madame Fatio over I'Oeuvre du sou.
2. Professor Mittelmayer over den strijd tegen
de prostitutie in Duitschland.
3. Madame Legrand over dien strijd in Frank
rijk.
4. Mr. Bascon Johnson over dien strijd in N.
Amerika.
5. Do heer Reelfs over zijn ervaringen in den
Balkan en in Hongarije.
6. Mr. A. de Graaf, voorzitter van de Fédération
abolitionniste internationale en van het Na
tionaal Comité over den stand van den
wereldstrijd.
WEE IS JOSEPHINE BUTLER?
Deze vraag deed zich op, toen wij boven
staand bericht ontvingen. Josephine Butler, een
Engeisehe, werd 13 April 1828 te Dilston ge
boren, rij stierf 30 December 1906. Zij was één
der eersten die streed tegen reglementeering
door de overheid van het groote onheil: de
prostitutie. In 1869 maakte rij zich met Flo
rence Nightingale op tegen de „Contagions
Disaeses act". In 1875 stichtte zij de interna
tionale abolition federation, wier le congres in
1877 te Genève plaats vond; van hare 30 boeken
is het meest bekend: „De gevaren van con
structieve wetgeving in zake zedelijke rein
heid",
SMAKELIJK ETEN!
Wij ontvingen van de Uitgeversmaatschappij
„Kosmos" te Amsterdam ter bespreking het
boek „200 Maaltijden", bevattend evenzooveel
volledige spijskaarten en recepten voor de
Nederiandsche keuken, bewerkt door mej. M. J.
Krabbe, leerares aan de Huishoudschool te Am
sterdam, naar een Duitsch boek: „200 diners"
van madame F. Niettispach, een kookster van
belang. Mevr. OlivierKoch, directrice dier
school, zegt in een woord vooraf, dat iedere
huisvrouw, die van zijn inhoud kennis neemt,
van dit boek zal zeggen: „Dit boek moet ik
hebben, dat zal mij uitstekende diensten be
wijzen bij mijn moeizaam streven om smakelijke
voedzame en eenvoudige maaltijden samen te
stellen". Madame Niettispach stelt, rij 't met
andere woorden, in haar inleidend woord, dat
dank rij de goed verzorgde, gekleurde illus-
tratie's, die dit hoek inderdaad smakelijk, leuk
en sierlyk maken, ook de minder bedreven kook
ster, als rij de tekst maar goed opvolgt, in
staat zal zijn een gerecht smakelijk op te die
nen. De plaatjes, 16 van eene heele en 48 van
bijna een halve bladzijde groot, maken inder
daad dit boek appetijtelijk; we zien er niet
alleen enkele schotels op en verzamelingen van
schotels, maar ook gedekte tafels voor feest-
of eenvoudiger maaltijden. En heel veel er van
is bereikbaar voor bijna iedere beurs. Een
Rabelais of soortgelijke lekkerbek zou U van de
beschrijving alleen al doen watertanden. Ook
vegetariërs kunnen in dit boek te gast gaan,
dan zijn er nog te vinden vlug te bereiden één
persoons schotels, warme voorschotels, verschil
lende voorgerechten, hors dUeuvres, waarom 't
Restaurant Royal in Den Haag zoo beroemd is,
salade's, taarten en gebak, na-gerechten en
rest-verwerkingen en een reeks nuttige wenken
Kortom in dit boek is eenvoudig Luilekkerland
aan het woord. En dat voor een prijs van f 2.90
is waarlijk niet te veel. Onze deskundige gade
knikt, als rij het hoek weer eens heeft ingezien,
telkens goedgunstig, en dat wil wat zeggen!
Een register der spijzen aan het slot bevat een
driehonderd namen van heerlijkheden, waaraan
zelfs verschillende soorten ijs niet ontbreken!
Vraag u het maar eens aan onzen Bloemendaal-
schen boekhandel ter; inzage.
DE EVOLUTIE VAN DE FIETS.
Van „vliegende Hollander" tot
electrisch voertuig.
.Daad en Gedachte" schrijft;
Iedereen spreekt over: de electrische fiets.
Het .stalen ros", tot nu toe een tam beestje
met een snelheid van tien tot vijftien KM. per
uur, zal een renpaard worden met een snelheid
van 20 tot 30 KM. per uur. Toch zal het oude
beestje zijn uiterlijken vorm grootendeels be
houden, een vorm, die het nu al meer dan 100
jaar heeft.
Eén der oudste fietsen uit 't begin der vorige
eeuw toch was reeds voorzien van een draai
baar voorwiel, dat haar bestuurbaar maakte.
De berijder zat tusschen de wielen op een
zadel, zóó laag, dat hij met zijn voeten zich kon
afduwen tegen den weg. Er was dus eenige
overeenkomst met de huidige „Vliegende Hol
landers". Ook de oude fietsen dienden voorna
melijk als speelgoed, maar voor volwassenen!
Na eenigen tijd was de aardigheid er af; het
duurde wel rijf tig jaar eer een rijwiel met
trappers verscheen, trappers aan de as van het
voorwiel bevestigd.
Omstreeks dien tijd werden ook de eerste,
nog massieve, rubberbanden gebruikt: tot dus
ver had men gerammeld op ijzeren banden.
In de jaren na 1870 trachtte men de snelheid
op te voeren door constructie van steeds grooter
voorwielen en telkens kleiner achterwielen. Het
voorwiel kreeg een hoogte van 130 c.m. Dat der
gelijke fietsen reeds wat presteeren konden, be
wees een mijnheer, die in December 1886 na
2% jaar trappen, juist de wereld was rondge-
peddeld.
Een „revolutie op rijwielgebied" was de in
voering van het achterwiel als voortstuwend rad
en het plaatsen van den berijder boven dat
achterwiel. Na een taaien strijd verdrong het
nieuwe type de hooge fiets; 't model van 1885
doet ons niet erg vreemd meer aan. Het ach
teruit plaatsen van den berijder was noodzake
lijk gebleken omdat nogal eens een hooggezeten
fietser ten gevolge van een lucifer of een
steentje voorover van de fiets was geduikeld.
Een buitengewone verbetering, die het schok
ken aanmerkelijk verminderde, bracht de lucht
band van Dunlop in 1888.
De fiets werd daarna snel populair en steeds
verder verbeterd.
De motorfiets deed haar intrede kort na 1900.
Vele onzer lezers herinneren rich die eerste
„stoomfietsen", waarmee de berijder het eerst
op een loopen zette, cm er op te springen als
de motor aangeslagen was.
Intusschen waren er motoren, die eerst aan
sloegen, als de fietser telkens verder hollend
juist de plaats van bestemming had bereikt.
En thans zal in Mei de fiets, gedreven door
electromotor met accu-voeding, geboren worden.
Eerlijk gezegd rijn onze verwachtingen niet zoo
heel erg gespannen. De electrische taxi's heb
ben ook een kortstondig bestaan geleid. En cok
daarom zal het populaire „karretje" voorloopig
neg wel niet uit ons stads- (en dorpsbeeld)
worden verdrongen.
ZENDINGSWERK.
DE ZOMERCONFERENTIES VAN DEN
ZENDINGSSTUDIE-RAAD TE LUNTEREN.
Men verzoekt ons opname van de volgende
lijst van werkzaamheden:
Eerste week (16 Aug.). Voorzitter: Dr. K.
Brouwer Oegstgeest)Vice-voorzitter: Ds. J.
Pannebakker (Amersfoort). Openingsrede: Dr.
C. W. T. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam
(de Bilt). Bijbelbesprekingen: Ds. J. H. Kam
steeg (Gorssel).
Cursussen: I. Prof. Dr. M. Schlunk (Tübingen):
„Die Rassenfrage". II. Zendeling B. Arps
(Tjiandjoer)„West-Java". Hl. Oud-zendeling
P. M. Legêne (Zeist)„Suriname".
Studiegroepen: a. Ds. Th. Delleman (Aalten)
„Islam en Christendom"; b. J. W. Welmers
(Diepenheim)„Enkele vraagstukken der
Wereldzending'
Sprekers: D, C. A. Bout (Steenwijk); Dr. B. J.
Esser (Poerbolinggo); Dr. K. P. Groot (Jog
jakarta); Dr. E. L. Smit (Zaltbommel)L. J.
van Wijk (Heemstede).
Tweede week (813 Aug.). Voorzitter: Ds.
D. Pol (Rysoord)Vice-voorz.: Ds. H. Mon.dt
(Zelhem). Openingsrede: Ds. T. J. Jansen
Schoonhoven (Oegstgeest). Bijbelbesprekingen:
Ds. W. J. J. Velders (Rotterdam).
Cursussen: I. Prof. Dr. M. Schlunk (Tübingen):
„Die Mission In Afrika". II. Zendeling I. S.
Kyne (Miei)„Nieuw-Guinee". HI. Ds. P. J.
Lambooy (Pajeti): „Soemba".
Studiegroepen: a. J.W. Hoornenborg (Alphen
a. d. R.)„Islam en Christendom"; b. G.
Leene Jr. (Kampen)„Midden-Java ten Zui
den".
Sprekers o.a.: G. van Andel (Utrecht); Ds. P.
H. van Eyk Soerakarta)Dr. D. Verhagen
Soerakarta)
Derde week (1520 Aug.). Voorzitter: Ds.
W. A. Zeydner (Dedemsvaart)Vice-voorzitter
Ds. J. R. Wolfensberger (Kubaard). Openings
rede: Ds. H. G. Steinberg (Zeist). Bijbelbespre
kingen: Ds. J. G. W. Goedhard (Zeist).
Cursussen: I. Miss. Insp. Pfr. H. Witsehi
(Bazel): „Die Gegenwartslage der Mission in
Afrika und im fernen Osten". n. Ds. H. G.
Steinberg (Zeist)„Wat leert ons de Herrn-
hutter Zendingsgeschiedenis van 2 eeuwen".
HI. Ds. Jac. van Nes Czn. ('sGravenhage):
„Joden en Jodenzending".
Studiegroepen: a. H. Duyker (Amsterdam):
„Van Heiden tot Christen"; b. J. C. Sickesz
(Zetten): „Geestesleven der Natuurvolken".
Sprekers: Oud-zendeling F. J. F. van Hasselt
(Breukelen); Ds. B. M. Schuurman (Malang);
Dr. W. L. Slot (Rekken)Miss. Dir. Dr. Joh.
Warneck (Barmen).
Vierde week (22-27 Aug.). Voorzitter: Ds.
H. Kluin (Neerbosch); Vice-voorzitter: Ds. P
'van der Sluys (Dedemsvaart). Openingsrede:
Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbel
dam (de Bilt). Bijbelbesprekingen: Dr. J. H.
Semmelink (Almen).
Cursussen: I. Miss. Insp Pfr. H. Witsehi
(Bazel)„Die Gegenwartslage der Mission
in Afrika und im fernen Osten"; II. Prof. Dr.
J. R. Slotemaker de Bruine (Wassenaar)„De
Zending en de Oecumenische Strevingen"; Hl.
Ir. Dr. H. G. van Beusekom ('sGravenhage):
„Kagawa en Cheng",
Studiegroepen: a. Dr. J. W. van den Bosch*
(Harderwijk)„De Zending in Oost- en West-
Indië"; b. M. van der Heijde Nijmegen i:
„Nieuw-Guinee".
Sprekers: K. O. Finkensieper Wieringermeer I
Miss. Insp. Pfr. H. Witsehi (Bazel), terwijl
met enkelen nog gecorrespondeerd wordt:
voorts 'n opvoering van de Hoenderloo-revue.
Voor onze evangelisten, zendelingen en belan-
stellenden in den Zendingsarbeid dus een rijk
programma. De uitgaande zendingsarbeiders
zullen als gasten gevraagd worden.
Het Bestuur van den Z.S.R. besloot in ver
band met de tijdsomstandigheden den dqgl-
nemersprijs met f 1.— te verlagen. Deze wordt
dus f 19.—, alles inbgrepen.
Men gelieve aanvragen om toezending van
een prospectus (dit verschijnt niet eerder dan
Juni) te richten aan het Bureau van den Z.S.R.
„De Nye Wehme", Zeist, waar men zich ook
reeds thans kan aanmelden.
door
JAN PARDONA.
Tegenover elkaar namen ze plaats voor den
zacht-gloeienden haard, diep-zinkend in de mol
lige fauteuils. Met haar elleboc-g een putje du
wend in de zachte bekleeding, liet Yolante Bree-
voirt het hoofd op haar hand rusten, zoekend
met haar oogen tusschen het glimmende vuur-
plekjes, als zag zij dóar beelden uit het verle
den, die helder nu haar geestesoog deden op
glanzen.
Zoowat twintig jaar geleden, begon ze,
ik was toen pas zestien jaar, bracht ik een van
die vervelende bezoekjes bij mijn oud-tante
Camelia.
De oude dame had altijd iets geheimzinnigs
over zich gehad, doch ditmaal was haar doen
en laten ai zeer vreemd. Ze zat doodstil in haar
grooten leunstoel en soms keek zij mg door
dringend aan, alsof zij iets van mij wilde we
ten, dat ik voor haar verborg. Het zwijgen
werd benauwend, ik begon het warm te krij
gen en zocht naar een middel om mijn bezoek
te beëindigen. Maar nog voor het zoover was
opende de oude vrouw haar mond en sprak:
Je bent nu zestien jaar, gevaren loeren,
waarvan je nu gelukkig nog geen denkbeeld
hebt.
Maar eens zal wellicht de tijd komen, dat
je in je leven voor een gewichtige beslissing
staat. Het zou mij spijten als zich wanklanken
deden hooren in je jeugdig bestaan. Daarvoor
wil ik je behoeden."
Kunt U dat dan, tante?" vroeg ik ver
baasd.
Zeker, ik heb een talisman, dien ik je zal
geven.
Uit een juweelemkistje, dat zg met een gou
den sleuteltje ontsloot, bracht rij een prach-
tigen slangen-armband te voorschijn. Ze gaf
hem mij in de hand.
Kijk die slang eens goed aan, lieve!"
Ik gehoorzaamde en langzaam "aan werd ik
door een beklemmenden angst bevangen. Ik
huiverde; de slangenoogen, 'onnatuurlijk en on
bezield, keken mij aan, keken mij werkelijk aan!
Ik meende te droomen, doch hoe ik mij ook in
spande, ik slaagde er niet in, mij te onttrek
ken aan den fascinearenden invloed van die
groene stralen, die uit de slangenoogen scho
ten. De harde stem van mijn tante wekte mij
uit de vreeselijke betoovering.
„Draag dien armband, kind, dan ben je vei
lig", zei ze. „Dan rusten er, wat je ook doet,
waar je ook bent, een paar oogen op je, die
waarschuwen, die dreigen!"
Ik bedankte haar stamelend en kwam op
straat pas weer tot bezinning. Den armband
drceg ik den eersten tijd trouw. Doch spoedig
begon hij me te vervelen en lag hij weldra on
der in mijn byouterie-kistje.
Twee jaar later was ik wanhopig verliefd op
een veel ouderen man.
Mgn ouders weigerden hun toestemming tot
onze verloving. Toen stelde hij mij voor, met
hem te vluchten. In mijn jeugdige onbezonnen
heid stemde ik toe en wij bepaalden den dag
voor onze vlucht. Den avond tevoren ging ik
vroeg naar mijn kamer en pakte alles bijeen
in een handkoffer. Ik rommelde wat in mijn
byouterie-kistje, tot plotseling mijn blik werd
geboeid door de huiveringwekkende groene
oogen van de slang. Ik werd doodelijk bang
en durfde mij niet te bewegen; de raadselach
tige, waarschuwende oogen hadden mij volko
men in hun macht.
Ik stond nog roerloos, toen mijn moeder, on
gerust over mijn vroegtijdig naar bed gaan, bin
nenkwam en mijn doodsbleek gezicht zag.
Ik wierp mij in haar armen en biechtte haar
alles op, wanhopig snikkend
De jonge vrouw stond langzaam op en be
keek den armband om haar slanken pols.
„Sedert dien tijd draag ik hem dag en nacht",
ging ze verder „en nog tweemaal daarna heeft
hij mij voor een onberaden stap behoed.
De laatste maal wasgisteren, toen jé me
vroeg je vrouw te worden. Je weet dus thans,
waarom ik weigerde
Snel verliet ze hét vertrek en mengde rich
onder de gasten van haar ouders.
(Nadruk verboden).
GEVEN.
Er is eert wijze van geven, die daarmede ge
not zoekt, of verlangt meer te krijgen: som
migen ook geven cm een naam van liefdadig
heid te verkrijgen, sommigen om het geluk van
den hemel te winnenMaar de uwe, o
vriend, rij een liefdadigheid vrij van zulke ge
dachten, de hoogste en beste graad van lief-
meer te krijgen.
rao ojqoupeS jo Sueisqtiaaia uba Cua 'piaqSipup
een handje mee zwichten. Dé handwagen
werd nagezocht tot men de bewuste stukken
vond. Dit heele geval had tot oorzaak dat de
koopman mopperde over tijdverlies, moeder
over het aannemen van zulke mooie stukken
goed van kinderen, het huilen van Ann en
Diek om het gemis van hun speelgoed en ae
klappen van moeder, en de schik die de buur
vrouwen in het geval hadden.
Ik hoor pianospelen. Dat is Beker je
zuster?
Ja, dat is »oo. Zc maakt een Haydn-scb
spektakel.