Zijn de Planeten bewoond? Een wetenschappelijk antwoord op een veelbesproken vraag 'n Mooie kans. Wat handen zeggen. Het parfum van den moordenaar. door Prof. Dr. G. STROEVE, Directeur van de sterrewacht der Universiteit te Babelsberg Op bovenstaande vraag, die door belangstel lende bewonderaars van den sterrenhemel dik wijls aan de astronomen wordt gesteld, kan men niet zoo gemakkelijk een bevredigend en on dubbelzinnig antwoord geven. Onze beste teles copen zullen de afstanden, die ons van de an dere planeten in ons zonnestelsel scheiden, wel nooit zoozeer kunnenverkleinen, dat wij de op pervlakte dezer hemellichamen tot in bijzonder heden kunnen bekijken om langs dien weg een antwoord te vinden op genoemde vraag. Wij moeten er ons dus toe bepalen, na te gaan of op de andere planeten van ons zonnestelsel die voorwaarden aanwezig zijn, die het bestaan van organisch leven daarop mogelijk maken. In de allereerste plaats is daartoe noodig een atmos feer van voldoende dichtheid en een geschikte temperatuur. De maan; een dorre woestenij. Onze maan, die van alle hemellichamen het dichst bij ons is (haar afstand tot de aarde be draagt gemiddeld 384000 Kit), vormt wat dat betreft een groote teleurstelling. Wanneer men er slechts door een telescoop naar kijkt, beseft men reeds dat de dampkring van de maan, wan neer hfl al aanwezig is, buitengewoon ijl moet zijn, aangezien alle aanwijzingen van een damp kring als wolken of uitgebreide vertroebelingen, schemeringverschijnselen en het onduidelijk worden der vormen bij den rand van de maan schijf, ontbreken. Ook het contrast van het diepzwart der schaduwen vlak naast de door de zon fel verlichte plekken zou onmogelijk zijn bij een noemenswaardig dichten dampkring, die al tijd een verstrooiing van het zonlicht veroor zaakt. Tenslotte zouden de sterren, die door de maan in haar loop tijdelijk aan ons oog worden onttrokken, bij het naderen van den rand der maanschijf flauwer moeten worden, doordat hun licht opgeslorpt werd door de atmosfeer van de maan en tevens zou him standplaats schijnbaar moeten verschuiven als gevolg van de straal breking in genoemde atmosfeer. Al die aanwij zingen voor de aanwezigheid van een damp kring ontbreken; wanneer er al een bestaat, zou deze hoogstens 1/300 der dichtheid van onzen' dampkring kunnen hebben, zoodat het leven van menschen en andere organismen op de maan onmogelijk is. Venus; misschien een mogelijkheid. Wat dat betreft, ziet bet er op de dichtst bij ons staande planeten Venus en Mars al wat beter uit. Onze morgen- en avondster, de stra lende Venus, staat van alle planeten het dichtst bfl onze aarde» met uitzondering van, het kleine en niet zeer duidelijk zichtbare planeetje Eros, dat juist in den winter van 1930/'31 zeer dicht bij de aarde kwam en de astronomen aanleiding gaf tot zeer intensieve waarnemingen. Venus schijnt omgeven te zijn door een dikke laag wolken, waardoor het zonlicht nooit direct op haar oppervlakte schijnt. Zeer opmerkelijk is, dat het tot nu toe niet gelukt is, vlekken van onverschillig welke soort of bijzonderheden om trent de topografie van dezen bol met zekerheid waar te nemen. Dat de atmosfeer van Venus vrij dicht is, blijkt uit tal van omstandigheden, o.a. de zeer breede schemeringsband op de grens van dag en nacht. Ook het bedekken van he> dere vaste sterren door den donkeren (niet door de zon verlichten) rand van Venus geschiedt zoodanig, dat het licht der sterren niet plotse ling verdwijnt, doch langzamerhand zwakker wordt; hieruit heeft men berekend, dat de at mosfeer van Venus ongeveer 60 K.M. hoog is. Terwijl Venus dus aan den eenen kant meer zonnewarmte krijgt dan de aarde, omdat zij dichter bij de zon staat, is het toch mogelijk, dat er op deze planeet organisch leven bestaat, doordat de veel dikkere wolkenlaag de zonne stralen tegen houdt. Mras: het voorwerp van veler fantasie. In tegenstelling met Venus laat Mars ons tal van bijzonderheden aangaande de structuur van zijn oppervlakte zien. Zijn topografie ver toont van alle planeten de grootste overeen komst met de aarde. Men kan op zijn opper vlakte lichte en donkere vlekken en strepen waarnemen, die weinig of in het geheel niet van plaats schijnen te veranderen en dus wel moeten behooren tot de vaste korst der pla neet. Zeer opvallend zijn de helderwitte vlek ken met de ijs- en sneeuwmassa's aan de polen onzer aarde. Van deze lichte en donkere vlek ken en strepen heeft men verschillende ver klaringen gegeven en op grond van de over eenkomst met de topografie der aarde ge meend, hier landen, zeeën en gebergten voor zich te zien, waardoor de fantasie van den waarnemer natuurlijk groote speelruimte ver kreeg. Ook Mars schijnt volgens tal van aan wijzingen een dampkring te hebben; zoo zien alle détails van zijn oppervlakte er wazig uit, vooral aan den rand van de zichtbare schijf. Of die atmosfeer echter de noodige dicht heid heeft, moet in het midden gelaten wor den aangezien de zwaartekracht op de opper vlakte van Mars veel kleiner is dan op onze aardoppervlakte. In elk geval zal de luchtdruk er niet grooter zijn dan op aarde op ongeveer 18 K.M. hoogte en daar kunnen menschen niet leven, zelfs niet bij overvloedigen toevoer van zuurstof; zij moeten in een hermetisch afgeslo ten ruimte blijven als Prof. Piccard in zijn kogel. Verder heeft men tevergeefs getracht, langs spectrografischen weg waterdamp in dezen dampkring aan te toonen; van wolken is bij Mars geen spoor gevonden. Toen in de tweede helft der vorige eeuw de opzienbarende Marskanalen werden ontdekt, een systeem van fijne lijnen, die zich nog schenen te verdubbe len, meenden velen daarin werken van men- schenhand te zien. Doch die kanalen kan men slechts zien in kleine of middelmatig groote telescopen, niet in de groote. Er schijnt dus gezichtsbedrog in het spel te zijn, een physio- logisch gebrek van het menschelijk oog, dat pas blijkt bij het ingespannen kijken naar een voorwerp met geringe lichtsterkte. Zijn er nog andere bewoonbare hemellichamen Waar dit artikel uitsluitend de eventueele bewoonbaarheid der planeten behandelt, kun nen wij Jupiter en Saturnus, de reuzen van ons zonnestelsel, die onze aarde honderden malen in grootte overtreffen, onbesproken laten. Zij kunnen evenals Venus door een dichte wolkenlaag omgeven zijn, doch zij staan zoover van de zon, dat zelfs Jupiter slechts een klein gedeelte van de zonnewarmte ont vangt, die de aarde bereikt. Al hadden deze planeten een ideale atmosfeer, dan zou orga nisch leven daarop toch onmogelijk zijn door de lage temperatuur. Hetzelfde geldt natuurlijk voor den nog verder van de zon verwijderde planeten: Uranus, Neptunus en de eerst in 1930 ontdekte planeet Pluto, waarvan de af stand tot de zon reeds vele milliarden kilo meters bedraagt. Hoezeer de astronomie in de laatste honderd jaar vooruit is gegaan, zfl kan niet alle raad selen van het groote heelal ontsluieren en zal dat ook in de toekomst niet kunnen doen. De vraag, of behalve de aarde nog andere hemel lichamen bewoond zijn, zal nooit op exact- wetenschappelijke wijze beantwoord kunnen worden. De mogelijkheid, dat er nog elders in het heelal organisch leven bestaat, dient echter te worden erkend. In ons zonnestelsel bestaat die mogelijkheid op Venus. En buiten ons zon nestelsel, in de onmetelijke wereld der vaste sterren, zullen er ongetwijfeld nog andere zonnestelsels zijn, al is een zonnestelsel op zichzelf een groote zeldzaamheid. Het bestaan van zulke zonnestelsels is bovendien door astronomische waarneming eenige malen be vestigd. Zal er onder die planeten nu geen enkele zijn, die bewoonbaar is? Zelfs in or# eigen zonnestelsel, waar de omstandigheden bijzonder gunstig zfln, heeft men één, hoog stens twee bewoonbare planeten; heel veel be woonbare hemellichamen zullen er dus niet zijn, doch een enkele kan er hier of daar wel bestaan. Het vinden en nader onderzoeken daarvan, zal echter wel altijd onmogelijk blij ven. (Nadruk verboden). door E. VERDEN. H\j was wanhopig verliefd. En zij be schouwde zich als zijn vertrouwde, zijn raad geefster in alle mogelijke zaken, zijn vriendin. Zij hielp hem braaf bij het verwaarloozen van zijn advocaten-praktijk, die juist in op komst was. Dat was ongeveer haar eenige bezigheid. Hij was een goed danser, prater en liefhebber van alle mogelijke takken van sport, zelfs bridgen. Dat was dan ook z'n eenige aanbeveling bij haór vader, den beroem den rechtsgeleerde Weldor Wraxall, die steeds het hoofd schudde om Bertie Rayburns aar digheden. „Ga je morgen naar Ribchester?" vroeg zij opeens zonder eenige aanleiding. „Ribchester?" Is daar soms een organisatie op touw gezet om daar ontdekkingen te doen?" „Naar de zittingen van het Gerechtshof. Hoe kun je verwachten bezigheden te krijgen, als je ze niet zoekt?" „Goed, ik zal gaan". „Het is toch zoo jammer van je bekwaam heid en je kennis, als je maar eens ijverig wilt zflnf'. „Ik zal heusch mijn best doen en werken als een ploegpaard morgen". Een uitdrukking van ernst lag in zijn oogen en toen Trix daarin keek, deed zfl een ont dekking. Zij bloosde en sloeg haar oogen neer. „Trix", zei hij, haar hand in de zijne nemend, „Daar komt papa", wierp ze flauwtjes tegen, maar spoedig vergaten zij alles en iedereen, tijd, plaats en omgeving. Het laatste wat zij zei was: „Ga morgen nog niet naar Ribches ter. Ik zal alles aan papa vertellen en je schrij ven wat hij gezegd heeft". Den volgenden morgen bracht zjj ongemerkt het gesprek op Bertie. „Hou toch op over dien jongen, niemand kent hem immers. Heb je één zaakwaarnemer hooren zeggen, dat hij bekwaam In zijn vak is?" „Maar papa, dan moeten zij hem ook maar eens een proces te doen geven". „Laat hij maar trouwen met de dochter van een of anderen zaakwaarnemer". „Dat kan hij niet, want hg is met mij geëngageerd". „Jij geëngageerd met zoo'n vent, die geen vooruitzichten heeft ooit een cent te ver dienen?" „En laatst zij U nog dat hij zoo'n goede partner bij het bridgen was". „Als hij zijn vak maar eens ernstig opnam en er maar eens een zaakwaarnemer hem processen aanbood". Trix had tact genoeg er nu maar verder over te zwijgen. Haar vader nam, evenals alle gezochte rechtsgeleerden, veel te veel hooi op zijn vork en zat dus overkropt met werk. Na een zwa- ren dag in het gerechtshof keerde hij huis waarts om haastig het middagmaal te ge bruiken. „Kind, ik heb het nog nooit zoo druk gehad. Nu is Mr. Allixted ook al met influenza naar huis gegaan. Hfl zat met mfl in een paar zaken te Ribchester en een ervan, waarvan ik de behandeling geheel aan hem heb overgelaten, komt moiigen voor. En hfl wees op een bundel processtukken naast zfln bord. Na het eten moet ik maar met behulp van een kop sterke koffie er aan beginnen". „En ge moet vanavond om half tien te Easton zfln?" „O, maar voor dien heb ik nog een uur om den inhoud door te lezen en in den trein werk ik hem wel uit". Na het eten nam hfl dus een bundel papie ren ter hand, maar van lezen kwam niets, want Mr. Frederic Flint, jongste deelgenoot van de Advocatenfirma Flint, Afflock en Co. kwam hem over een dringende zaak spreken en weldra bleek dat de hulp van den procu reur-generaal moest worden ingeroepen. Na hun vertrek schreef Trix den brief aan Bertie, dien zfl beloofd had, maar zfl had er met haar vader niet over kunnen spreken aan het diner, zoodat zfl alleen den inhoud van het gesprek van 's morgens kon mededeelen. Daarna een postzegel zoekend op haar vader's bureau, zag zfl den bundel processtuk ken liggen, dien haar vader blflkbaar vergeten had. Wat nu te doen? De trein was reeds een half uur weg en het spoorboekje raadplegend zag zij, dat er geen meer ging vóór half vflf den volgenden morgen, die om kwart voor tienen te Ribchester aankwam, met dien kon zfl die de stukken zenden. Maar als de zaak morgen voor kwam, zou hfl geen tfld meer hebben de stukken door te lezen. Zou zfl Bertie niet kunnen zenden als bode en als compagnon? Hfl had nog vflf uur voor de trein vertrok om alles door te lezen en kon in den trein verder alles uitwerken. Wat een kans voor hem en ook voor haar! Zfl belde haar chauffeur en binnen drie kwartier was zfl bfl Bertie's huis. „Ik dacht dat je naar een partfl zou zfln". „Ik was ook uitgenoodigd, maar ik wachtte op een brief". Zfl glimlachte. „Ik heb iets beters, zei Trix, hem de processtukken gevend en legde hem het geval uit. „Het is een groote kans". „Bijna té groot. Ken Uzelve. Toon mij Uw hand en ik zeg U, wie ge zijt. Hand en beroep. De psychologie vertoont soms 'n zekere ver wantschap met de wiskunde en de methode, die door zielkundigen wordt gevolgd komt dik- wflls neer op het construeeren van een ziel wanneer één of meer feiten zijn gegeven. Een nieuwe richting in de zielkunde, de psycho-analyse, past de zoo juist genoemde methode stelselmatig toe, maar ook reeds vóór de grondlegging van de analystische psycholo gie, baseerden zoowel de practische menschen kenner als de geleerde hun oordeel vaak op een enkele waarneming. Niet zelden is *de waarde van zoo'n typisch kenmerk overschat en de theorieën, die er zich toe bepaalden een dergelflke bijzonderheid als 't ware uit te buiten, zijn meestal spoedig' weer verworpen. Toch is het inderdaad mogelijk om van iemand, die men één keer heeft gezien een ka- rakterestiek te geven, die achteraf juist blijkt te zfln, maar niet iedereen is in staat om op de hand van Eugen d'Albert. deze wflze iemand te doorzien en volledig zal het aldus gevormde beeld, vrfl wel nooit zijn. Eenige schema's van zulke karakterestieken hebben algemeene bekendheid verworven. „Zeg mfl, wie Uw vrienden zfln en ik zeg U wie ge zflt" is zelfs spreekwoordelijk geworden, „soort zoekt soort" idem, en zoo zijn er meer stel sels in een notedop, die men overigens met de noodige reserve moet aanvaarden. Ofschoon allerminst onfeilbaar is de leer van den vorm der handen op een meer weten schappelijke leest geschoeid dan de boven ver melde „theorieën". En misschien zouden som migen menschen veel teleurstellingen be spaard zijn gebleven, wanneer de betreffende personen in staat waren geweest om hun eigen aanleg te lezen niet uit de lijnen maar uit de omtrekken van hun hand. Reeds bfl een achtjarig kind drukken de handen in zooverre de persoonlijkheid uit, dat men naar aanleiding hiervan maatregelen kan nemen met het oog op de toekomst. Het is niet raadzaam om een jongen, wiens vader b.v. timmerman is, in hetzelfde vak op te leiden, als een oningewflde reeds kan zien, dat zfln zijn handen niet naar werk staan; Smalle, spitse vingers zfln niet geschikt om een beitel vast te houden of een matras te stoppen. De „werkhand" is voor dit soort arbeid echter als 't ware geschapen. Zfl Is kort en breed en de vingers hebben breede toppen. Deze twee ty pen zfln de uitersten. De tusschenvormen cor- respondeeren met een aanleg, die 't materieele en grove eenerzflds, het geestelijke en verffln- de anderzijds in zich vereenigt. De practische hand b.v. is middelmatig groot, de knokkels zfln min of meer ontwikkeld, de vingertoppen iets breeder dan het eerste lid, dus eenigszins spatelvormig. Degenen, die zulke handen aan het lflf hebben, beschikken meestal over een practische levensopvatting, hebben zin voor éénheid, regelmaat en symmetrie, maar on danks dat houden ze niet zoo zeer van vorme lijkheid dan wel van consequentie. Dikwflls zfln ze accuraat, hebben technische gaven en leeren snel en goed Instrumenten bespelen. Een mooi voorbeeld van een practische hand is die van den beroemden pianist en componist Eugen d'Albert. Een ander veel voorkomend type is de accurate hand. Menschen, die zulke handen bezitten zfln nog zorgvuldiger dan de eigenaars van „practische handen". Zfl hebben min of meer spitse vin gertoppen en goed ontwikkelde knokkels. Dit soort lieden helt iets meer over naar het geestelijke, maar het ideëele beperkt zich ge woonlijk tot conventioneele preciesheid, eerbied voor oude instellingen en groote nauwkeurig heid. Ze zijn uitstekend geschikt voor boek houders, ambtenaar, kassier, opzichter e.d. De ideëele hand is één der zoo even genoem de uitersten. Ze is smal, regelmatig van vorm en glad. De vingers zij dun en spits. Het schijnt bfl de eerste kennismaking, alsof zij, die in het bezit zfln van ideëele handen, onderling het meest uiteenloopen en overigens het gecompli ceerdst zfln. De onderlinge verschillen en de gecompliceerdheid zullen waarschflnlflk wel met de waarheid overeenstemmen, maar daar staat tegenover, dat bij de andere typen van een ingewikkelde structuur en van verschil lende „ondertypen" eveneens sprake zou moe ten zfln. Dat dit vaak niet het geval is, kan waarschijnlijk worden verklaard uit het feit, dat de beoefenaars van de handempsychologle gewoonlflk zelf tot de ideëelen behooren en daardoor met dit type beter bekend zfln. De andere groepen doorgronden ze min der goed en kunnen ze slech ter uit elkaar houden. Dit verschijnsel is verwant aan het gebrek aan onderschei- ngsvermogen, dat den Euro peaan parten speelt, wanneer hij bijv. met Chineezen of Ne gers in aanraking komt. Zfl, die Afrika of Azië hebben be zocht, weten dat men in het begin geen enkele inboorling kan herkennen, tenzfl hfl de één of andere zeer opvallende afwijking vertoont. In de oudste boekjes over handenleer, die klaarblijkelijk zfln geschreven door „ideëele handen" wordt het meest uit- gewfld over dézen vorm, ter- wfll de andere minder juist worden beoordeeld of zeer kort worden behandeld. Daar evenwel ook personen met „practische handen" dikwflls psychologische en wijsgeerige talenten bezit ten bezitten (die echter vaak niet tot ont plooiing komen wanneer de menschen in kwestie niet door anderen worden aange spoord) werd ai spoedig de onvolledigheid aangetoond van de theorie in haar oorspron kelijke gedaante en bleken zich ook hfl het „practische handen-type" complicaties voor te doen. We willen thans nog even terugkomen op de „ideëele hand" en enkele eigenschappen noemen, die hiermee correspondeeren. Iemand die zulke handen heeft is vaak een dweper, soms een profeet, ook wel een componist ot een geleerde. Over het geheel zfln dergelflke menschen niet afgestemd op 't alledagsleven en ondervinden nog al eens moeilijkheden, wan neer het aankomt op aanpassingsvermogen practisch inzicht en levenservaring. Welk verband bestaat er nu tusschen de hand en de wijze, waarop het beroep wordt uitgeoefend? Het best weer te geven is dit misschien op de volgende manier: De man met de spitse vingers mislukt in negen van de tien gevallen als ondernemer, doordat hfl te weinig doortastend en te abstract is. De practische hand zal slecht de werkzaamhe den van een boekhouder of kassier kunnen verrichten, daar de bezitter ervan zich niet graag afgeeft met kleinigheden. Wanneer de „accurate" man, óm een derde type te noemen één maal vastzit aan een baantje, dat finan cieel niet veel oplevert, zal hfl het waar schflnlflk zfln heele leven niet al te breed heb- l>en, daar hij afkeerig is van verandering Het is dus zaak om zoo iemand in een zaak te plaatsen, waar men „vooruitzichten" heeft. Beschikt de persoon in kwestie dan over be paalde kwaliteiten, dan brengt hij het ten minste tot iets. De ideëele, zoowel als de practische mensch heeft geestelflk en lichamelijk bewegingsvrij heid noodig, iets, dat de accurate kan ont beren, terwfll de werker soms geheel van streek raakt, wanneer hem te veel vrflheid wordt toegestaan. Onafhankelijkheidszin komt echter ook bij primitieve typen niet zelden voor. De practische huisvrouw heeft vanzelfsprekend ook practische handen. Vrouwen met ideëele vingers hoe aantrekkelijk die overigens mogen zfln, zfln niet voor huisvrouw in de wieg ge legd. Doen ze geen rijk huwelijk, dan komen ze gewoonlijk niet toe met het huishoudgeld. Aan de hand van een en ander ziet men in, Er hangt zooveel van aft" Toen vroeg hfl ernstig: „Is er geen brief? „Vanavond niets dan dit. Denk erom, telegra feer uit Ribchester. Doe je best!" En weg was ze. Eindelijk gelukte het hem, zfln gedachten bfl het proces te bepalen. Hfl las en herlas de processtukken, tot hfl den inhoud volkomen meester was. Toen begon hfl de kamer op en neer te loopen, onderwfll zfln rede uitwerkend, waarbfl hfl zich niet tot een denkbeeldig hof en jury wendde, maar alleen tot Mr. Weldor Wraxall, zfln methode en stfll nabootsend. Te Ribchester aangekomen verfrischte hij zich door een bad en een haastig ontbflt en snelde naar het gerechtshof, waar hfl spoedig den beroemden rechtsgeleerde vond. „Zeg Rayburn, hoeveel zaken hebt ge wel?" vroeg deze hem spottend. „Ik hoop één mflnheer, tenminste als ge het goedvindt". „Als ik het goed vind?" Miss Wraxall was zoo goed mfl de stukken te zenden, die gfl vergeten hebt. Mr. Allixted tegen Flint, die zaak hefb ik maar op mfl ge nomen, daar ik dacht, dat gfl er geen tijd voor zoudt hebben". „De acten die ik vergeten had? Het is de zaak van Mr. Allixted, waar Flint mfl gister avond over kwam spreken, maar die ik op mfln kamer liet liggen", „Zoudt ge hem niet kunnen bewegen dien aan mfl te geven? Toe geef mfl die kans", smeekte hfl met ernst. De advocaat zag hem een oogenblik onder zoekend aan en de hand op zfln schouder leg gend, zei hij: „Kom maar mee". Spoedig vonden zfl Flint, wien Wraxall ter zijde nam. Nadat hfl alles uitgelegd had, eindigde hij met de woorden: „Voor een jonge man is hfl de beste partner bfl het bridgen met wien ik ooit gespeeld heb". Schoorvoetend gaf Flint zijn toestemming en Bertie verbaasde hem, maar nog meer Mr. Wraxall, door zfln uitstekende behandeling van de zaak. „Je zult je weg wel vinden!" riep de be roemde advocaat hem toe en Bertie wist dat Trix gewonnen was. (Nadruk verboden). de ideëele hand (links) en de werkhand (rechts). dat men handig moet zijn om er te komen, voorts dat men zou kunnen spreken van de juiste hand op de juiste plaats en eindelflk, dat er een diepe beteekenis ligt verborgen in de vraag: „Wie heeft hierin de hand gehad?" Madame Eliane, een Parflsche nachtkoningin, werd in haar woning vermoord gevonden. Het lichaam vertoonde verscheidene dolksteekwon den. Binnen een week was de politie in staat den van den moord verdachte voor den rechter van instructie te brengen. Zorgvuldige criminalis- tisehe arbeid was noodig geweest om den man te pakken. Madame Eliane zij werd altfld bfl haar voornaam genoemd was een van die Frangai- ses die Zola zoo meesterlflk in zfln roman Nana schildert. Zfl was een verleidelijke, roodblonde schoonheid. Dozijnen van vermogende „society gentlemen" hadden zich om deze vrouw diep in de schulden gestoken. Madame Eliane lachte slechts om het mlllioenenkerkhof, dat zij achter zich liet. Zfl hield van dezen vorm van reclame, die haar nog begeerlijker maakte. Door allerlei ex centriciteiten zocht de mooie vrouw de aandacht van het publiek om zich te vestigen. Dikwijls zag men haar in mondaine danslokalen met een tamme slang om den hals. Er werd beweerd, dat het een vergiftige slang was, maar de ingewij den wisten wel, dat de gifttanden reeds lang uitgetrokken waren. Men kan zich de sensatie voorstellen die het bericht van den moord op deze elegante vrouw in de Parflsche „wereld waarin men leeft" maakte. De moord had onder geheimzinnige omstandigheden plaats. Toen op den morgen de melkvrouw aan dé huisdeur van Madame Eliane belde, werd door niemand opengemaakt. Verontrust, liet men een slotenmaker komen. De deur werd opengebroken. Er vertoonde zich een beeld van afschuw. On haar bed lag de schoone Eliane vermoord. Geen spoor van den dader. De politiemannen die de' zaak onderzoch ten deden echter een vreemde ontdekking. Naast het lflk lag een zakdoek. Zonder monogram. Maar hij verspreidde een vreemdsoortig parfum- De opsporing van den dader getuigt van een fijn stukje meesterwerk der recherche. Een de tective ging van de eene parfumeriezaak naar de andere. Overal liet hij aan den zakdoek rui ken en vroeg dan of het parfum in de betreffen de parfumeriewinkel was gekocht. lp dozijnen gevallen was het antwoord ontkennend. De de tective liet zich echter niet ontmoedigen. Zfln volharding zou beloond worden, want eindelijk kwam hij in een parfumeriewinkel waar de ver koopster zich herinnerde dit parfum eens op be stelling geleverd te hebben. Het was een bijzon der zeldzame, kostbare samenstelling. Naar den naam van den besteller gevraagd zijnde, haalde de verkoopster een boek voor den dag. Tien klanten hadden het zeldzame parfum besteld. Na de adressen te hebben genoteerd, ging de detective heen. Hfl was met het resultaat te vreden. De arrestatie van den moordenaar was nu nog maar kinderspel. Een achttal hunner werd al spoedig van de lijst geschrapt. Twee bleven er over. De een was e«i solodanser; de andere de zoon van een fabrikant. Een onderzoek wees uit, dat de solodanser de vermoorde vrouw Eliane tijdens haar leven heel goed gekend had. Vaak hadden zfl in nachtloka len samen gedanst. Ook in de woning der be faamde hartenbreekster was de jonge man dik wflls geweest. De dag van zfln arrestatie was na- bfl, en reeds stond de detective op het punt hem wegens moord gevangen te nemen toen een on voorziene omstandigheid een erge dwaling ver hoedde. De andere verdachte, de fabrikantszoon, had zich waarschflnlflk bespied gemerkt en lont geroken. Hfl had hals over kop Parfl's verlaten. Dat leek naar een bewfls van schuld. Toen een der hulp detectives den leidenden beambte de vlucht van den jongen man rapporteerde, zag de detective voorloopig van de arrestatie van den solodanser af. Daarentegen werden alle grensstations gete legrafeerd den vluchtenden fabrikantszoon op staanden voet aan te houden. Aan de Spaansche grens werd hfl in een slaapwagen gearresteerd. De beambten beschuldigden hem terstond den moord gepleegd te hebben. Na aanvankelijk ont kend te hebben, legde hfl ten slotte een volledi ge bekentenis af. Hfl had de „demi-mondaine de Marque", die zfln geliefde geweest was, maar die niet meer wilde zfln, uit jaloezie om het le ven gebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1932 | | pagina 6