Zijn de Planeten bewoond?
Een wetenschappelijk antwoord op een veelbesproken vraag
'n Mooie kans.
Wat handen zeggen.
Het parfum van den
moordenaar.
door
Prof. Dr. G. STROEVE,
Directeur van de sterrewacht der Universiteit te Babelsberg
Op bovenstaande vraag, die door belangstel
lende bewonderaars van den sterrenhemel dik
wijls aan de astronomen wordt gesteld, kan men
niet zoo gemakkelijk een bevredigend en on
dubbelzinnig antwoord geven. Onze beste teles
copen zullen de afstanden, die ons van de an
dere planeten in ons zonnestelsel scheiden, wel
nooit zoozeer kunnenverkleinen, dat wij de op
pervlakte dezer hemellichamen tot in bijzonder
heden kunnen bekijken om langs dien weg een
antwoord te vinden op genoemde vraag. Wij
moeten er ons dus toe bepalen, na te gaan of
op de andere planeten van ons zonnestelsel die
voorwaarden aanwezig zijn, die het bestaan van
organisch leven daarop mogelijk maken. In de
allereerste plaats is daartoe noodig een atmos
feer van voldoende dichtheid en een geschikte
temperatuur.
De maan; een dorre woestenij.
Onze maan, die van alle hemellichamen het
dichst bij ons is (haar afstand tot de aarde be
draagt gemiddeld 384000 Kit), vormt wat dat
betreft een groote teleurstelling. Wanneer men
er slechts door een telescoop naar kijkt, beseft
men reeds dat de dampkring van de maan, wan
neer hfl al aanwezig is, buitengewoon ijl moet
zijn, aangezien alle aanwijzingen van een damp
kring als wolken of uitgebreide vertroebelingen,
schemeringverschijnselen en het onduidelijk
worden der vormen bij den rand van de maan
schijf, ontbreken. Ook het contrast van het
diepzwart der schaduwen vlak naast de door de
zon fel verlichte plekken zou onmogelijk zijn bij
een noemenswaardig dichten dampkring, die al
tijd een verstrooiing van het zonlicht veroor
zaakt. Tenslotte zouden de sterren, die door de
maan in haar loop tijdelijk aan ons oog worden
onttrokken, bij het naderen van den rand der
maanschijf flauwer moeten worden, doordat hun
licht opgeslorpt werd door de atmosfeer van de
maan en tevens zou him standplaats schijnbaar
moeten verschuiven als gevolg van de straal
breking in genoemde atmosfeer. Al die aanwij
zingen voor de aanwezigheid van een damp
kring ontbreken; wanneer er al een bestaat, zou
deze hoogstens 1/300 der dichtheid van onzen'
dampkring kunnen hebben, zoodat het leven van
menschen en andere organismen op de maan
onmogelijk is.
Venus; misschien een mogelijkheid.
Wat dat betreft, ziet bet er op de dichtst bij
ons staande planeten Venus en Mars al wat
beter uit. Onze morgen- en avondster, de stra
lende Venus, staat van alle planeten het dichtst
bfl onze aarde» met uitzondering van, het kleine
en niet zeer duidelijk zichtbare planeetje Eros,
dat juist in den winter van 1930/'31 zeer dicht
bij de aarde kwam en de astronomen aanleiding
gaf tot zeer intensieve waarnemingen. Venus
schijnt omgeven te zijn door een dikke laag
wolken, waardoor het zonlicht nooit direct op
haar oppervlakte schijnt. Zeer opmerkelijk is,
dat het tot nu toe niet gelukt is, vlekken van
onverschillig welke soort of bijzonderheden om
trent de topografie van dezen bol met zekerheid
waar te nemen. Dat de atmosfeer van Venus
vrij dicht is, blijkt uit tal van omstandigheden,
o.a. de zeer breede schemeringsband op de grens
van dag en nacht. Ook het bedekken van he>
dere vaste sterren door den donkeren (niet door
de zon verlichten) rand van Venus geschiedt
zoodanig, dat het licht der sterren niet plotse
ling verdwijnt, doch langzamerhand zwakker
wordt; hieruit heeft men berekend, dat de at
mosfeer van Venus ongeveer 60 K.M. hoog is.
Terwijl Venus dus aan den eenen kant meer
zonnewarmte krijgt dan de aarde, omdat zij
dichter bij de zon staat, is het toch mogelijk,
dat er op deze planeet organisch leven bestaat,
doordat de veel dikkere wolkenlaag de zonne
stralen tegen houdt.
Mras: het voorwerp van veler
fantasie.
In tegenstelling met Venus laat Mars ons
tal van bijzonderheden aangaande de structuur
van zijn oppervlakte zien. Zijn topografie ver
toont van alle planeten de grootste overeen
komst met de aarde. Men kan op zijn opper
vlakte lichte en donkere vlekken en strepen
waarnemen, die weinig of in het geheel niet
van plaats schijnen te veranderen en dus wel
moeten behooren tot de vaste korst der pla
neet. Zeer opvallend zijn de helderwitte vlek
ken met de ijs- en sneeuwmassa's aan de polen
onzer aarde. Van deze lichte en donkere vlek
ken en strepen heeft men verschillende ver
klaringen gegeven en op grond van de over
eenkomst met de topografie der aarde ge
meend, hier landen, zeeën en gebergten voor
zich te zien, waardoor de fantasie van den
waarnemer natuurlijk groote speelruimte ver
kreeg. Ook Mars schijnt volgens tal van aan
wijzingen een dampkring te hebben; zoo zien
alle détails van zijn oppervlakte er wazig uit,
vooral aan den rand van de zichtbare schijf.
Of die atmosfeer echter de noodige dicht
heid heeft, moet in het midden gelaten wor
den aangezien de zwaartekracht op de opper
vlakte van Mars veel kleiner is dan op onze
aardoppervlakte. In elk geval zal de luchtdruk
er niet grooter zijn dan op aarde op ongeveer
18 K.M. hoogte en daar kunnen menschen niet
leven, zelfs niet bij overvloedigen toevoer van
zuurstof; zij moeten in een hermetisch afgeslo
ten ruimte blijven als Prof. Piccard in zijn
kogel. Verder heeft men tevergeefs getracht,
langs spectrografischen weg waterdamp in
dezen dampkring aan te toonen; van wolken
is bij Mars geen spoor gevonden. Toen in de
tweede helft der vorige eeuw de opzienbarende
Marskanalen werden ontdekt, een systeem van
fijne lijnen, die zich nog schenen te verdubbe
len, meenden velen daarin werken van men-
schenhand te zien. Doch die kanalen kan men
slechts zien in kleine of middelmatig groote
telescopen, niet in de groote. Er schijnt dus
gezichtsbedrog in het spel te zijn, een physio-
logisch gebrek van het menschelijk oog, dat
pas blijkt bij het ingespannen kijken naar een
voorwerp met geringe lichtsterkte.
Zijn er nog andere bewoonbare
hemellichamen
Waar dit artikel uitsluitend de eventueele
bewoonbaarheid der planeten behandelt, kun
nen wij Jupiter en Saturnus, de reuzen van
ons zonnestelsel, die onze aarde honderden
malen in grootte overtreffen, onbesproken
laten. Zij kunnen evenals Venus door een
dichte wolkenlaag omgeven zijn, doch zij staan
zoover van de zon, dat zelfs Jupiter slechts
een klein gedeelte van de zonnewarmte ont
vangt, die de aarde bereikt. Al hadden deze
planeten een ideale atmosfeer, dan zou orga
nisch leven daarop toch onmogelijk zijn door
de lage temperatuur. Hetzelfde geldt natuurlijk
voor den nog verder van de zon verwijderde
planeten: Uranus, Neptunus en de eerst in
1930 ontdekte planeet Pluto, waarvan de af
stand tot de zon reeds vele milliarden kilo
meters bedraagt.
Hoezeer de astronomie in de laatste honderd
jaar vooruit is gegaan, zfl kan niet alle raad
selen van het groote heelal ontsluieren en zal
dat ook in de toekomst niet kunnen doen. De
vraag, of behalve de aarde nog andere hemel
lichamen bewoond zijn, zal nooit op exact-
wetenschappelijke wijze beantwoord kunnen
worden. De mogelijkheid, dat er nog elders in
het heelal organisch leven bestaat, dient echter
te worden erkend. In ons zonnestelsel bestaat
die mogelijkheid op Venus. En buiten ons zon
nestelsel, in de onmetelijke wereld der vaste
sterren, zullen er ongetwijfeld nog andere
zonnestelsels zijn, al is een zonnestelsel op
zichzelf een groote zeldzaamheid. Het bestaan
van zulke zonnestelsels is bovendien door
astronomische waarneming eenige malen be
vestigd. Zal er onder die planeten nu geen
enkele zijn, die bewoonbaar is? Zelfs in or#
eigen zonnestelsel, waar de omstandigheden
bijzonder gunstig zfln, heeft men één, hoog
stens twee bewoonbare planeten; heel veel be
woonbare hemellichamen zullen er dus niet
zijn, doch een enkele kan er hier of daar wel
bestaan. Het vinden en nader onderzoeken
daarvan, zal echter wel altijd onmogelijk blij
ven. (Nadruk verboden).
door
E. VERDEN.
H\j was wanhopig verliefd. En zij be
schouwde zich als zijn vertrouwde, zijn raad
geefster in alle mogelijke zaken, zijn vriendin.
Zij hielp hem braaf bij het verwaarloozen
van zijn advocaten-praktijk, die juist in op
komst was. Dat was ongeveer haar eenige
bezigheid. Hij was een goed danser, prater en
liefhebber van alle mogelijke takken van
sport, zelfs bridgen. Dat was dan ook z'n
eenige aanbeveling bij haór vader, den beroem
den rechtsgeleerde Weldor Wraxall, die steeds
het hoofd schudde om Bertie Rayburns aar
digheden.
„Ga je morgen naar Ribchester?" vroeg zij
opeens zonder eenige aanleiding.
„Ribchester?" Is daar soms een organisatie
op touw gezet om daar ontdekkingen te doen?"
„Naar de zittingen van het Gerechtshof. Hoe
kun je verwachten bezigheden te krijgen, als
je ze niet zoekt?"
„Goed, ik zal gaan".
„Het is toch zoo jammer van je bekwaam
heid en je kennis, als je maar eens ijverig
wilt zflnf'.
„Ik zal heusch mijn best doen en werken als
een ploegpaard morgen".
Een uitdrukking van ernst lag in zijn oogen
en toen Trix daarin keek, deed zfl een ont
dekking. Zij bloosde en sloeg haar oogen neer.
„Trix", zei hij, haar hand in de zijne nemend,
„Daar komt papa", wierp ze flauwtjes tegen,
maar spoedig vergaten zij alles en iedereen,
tijd, plaats en omgeving. Het laatste wat zij
zei was: „Ga morgen nog niet naar Ribches
ter. Ik zal alles aan papa vertellen en je schrij
ven wat hij gezegd heeft".
Den volgenden morgen bracht zjj ongemerkt
het gesprek op Bertie.
„Hou toch op over dien jongen, niemand
kent hem immers. Heb je één zaakwaarnemer
hooren zeggen, dat hij bekwaam In zijn vak is?"
„Maar papa, dan moeten zij hem ook maar
eens een proces te doen geven".
„Laat hij maar trouwen met de dochter van
een of anderen zaakwaarnemer".
„Dat kan hij niet, want hg is met mij
geëngageerd".
„Jij geëngageerd met zoo'n vent, die geen
vooruitzichten heeft ooit een cent te ver
dienen?"
„En laatst zij U nog dat hij zoo'n goede
partner bij het bridgen was". „Als hij zijn
vak maar eens ernstig opnam en er maar eens
een zaakwaarnemer hem processen aanbood".
Trix had tact genoeg er nu maar verder over
te zwijgen.
Haar vader nam, evenals alle gezochte
rechtsgeleerden, veel te veel hooi op zijn vork
en zat dus overkropt met werk. Na een zwa-
ren dag in het gerechtshof keerde hij huis
waarts om haastig het middagmaal te ge
bruiken.
„Kind, ik heb het nog nooit zoo druk gehad.
Nu is Mr. Allixted ook al met influenza naar
huis gegaan. Hfl zat met mfl in een paar zaken
te Ribchester en een ervan, waarvan ik de
behandeling geheel aan hem heb overgelaten,
komt moiigen voor. En hfl wees op een bundel
processtukken naast zfln bord. Na het eten
moet ik maar met behulp van een kop sterke
koffie er aan beginnen".
„En ge moet vanavond om half tien te
Easton zfln?"
„O, maar voor dien heb ik nog een uur om
den inhoud door te lezen en in den trein werk
ik hem wel uit".
Na het eten nam hfl dus een bundel papie
ren ter hand, maar van lezen kwam niets,
want Mr. Frederic Flint, jongste deelgenoot
van de Advocatenfirma Flint, Afflock en Co.
kwam hem over een dringende zaak spreken
en weldra bleek dat de hulp van den procu
reur-generaal moest worden ingeroepen.
Na hun vertrek schreef Trix den brief aan
Bertie, dien zfl beloofd had, maar zfl had er
met haar vader niet over kunnen spreken aan
het diner, zoodat zfl alleen den inhoud van het
gesprek van 's morgens kon mededeelen.
Daarna een postzegel zoekend op haar
vader's bureau, zag zfl den bundel processtuk
ken liggen, dien haar vader blflkbaar vergeten
had. Wat nu te doen? De trein was reeds een
half uur weg en het spoorboekje raadplegend
zag zij, dat er geen meer ging vóór half vflf
den volgenden morgen, die om kwart voor
tienen te Ribchester aankwam, met dien kon
zfl die de stukken zenden.
Maar als de zaak morgen voor kwam, zou
hfl geen tfld meer hebben de stukken door te
lezen. Zou zfl Bertie niet kunnen zenden als
bode en als compagnon? Hfl had nog vflf uur
voor de trein vertrok om alles door te lezen en
kon in den trein verder alles uitwerken.
Wat een kans voor hem en ook voor haar!
Zfl belde haar chauffeur en binnen drie
kwartier was zfl bfl Bertie's huis.
„Ik dacht dat je naar een partfl zou zfln".
„Ik was ook uitgenoodigd, maar ik wachtte
op een brief".
Zfl glimlachte. „Ik heb iets beters, zei Trix,
hem de processtukken gevend en legde hem het
geval uit.
„Het is een groote kans". „Bijna té groot.
Ken Uzelve. Toon mij Uw
hand en ik zeg U, wie
ge zijt. Hand en beroep.
De psychologie vertoont soms 'n zekere ver
wantschap met de wiskunde en de methode,
die door zielkundigen wordt gevolgd komt dik-
wflls neer op het construeeren van een ziel
wanneer één of meer feiten zijn gegeven.
Een nieuwe richting in de zielkunde, de
psycho-analyse, past de zoo juist genoemde
methode stelselmatig toe, maar ook reeds vóór
de grondlegging van de analystische psycholo
gie, baseerden zoowel de practische menschen
kenner als de geleerde hun oordeel vaak op
een enkele waarneming. Niet zelden is *de
waarde van zoo'n typisch kenmerk overschat
en de theorieën, die er zich toe bepaalden een
dergelflke bijzonderheid als 't ware uit te
buiten, zijn meestal spoedig' weer verworpen.
Toch is het inderdaad mogelijk om van
iemand, die men één keer heeft gezien een ka-
rakterestiek te geven, die achteraf juist blijkt
te zfln, maar niet iedereen is in staat om op
de hand van Eugen d'Albert.
deze wflze iemand te doorzien en volledig zal
het aldus gevormde beeld, vrfl wel nooit zijn.
Eenige schema's van zulke karakterestieken
hebben algemeene bekendheid verworven. „Zeg
mfl, wie Uw vrienden zfln en ik zeg U wie ge
zflt" is zelfs spreekwoordelijk geworden, „soort
zoekt soort" idem, en zoo zijn er meer stel
sels in een notedop, die men overigens met
de noodige reserve moet aanvaarden.
Ofschoon allerminst onfeilbaar is de leer
van den vorm der handen op een meer weten
schappelijke leest geschoeid dan de boven ver
melde „theorieën". En misschien zouden som
migen menschen veel teleurstellingen be
spaard zijn gebleven, wanneer de betreffende
personen in staat waren geweest om hun
eigen aanleg te lezen niet uit de lijnen maar
uit de omtrekken van hun hand.
Reeds bfl een achtjarig kind drukken de
handen in zooverre de persoonlijkheid uit, dat
men naar aanleiding hiervan maatregelen kan
nemen met het oog op de toekomst. Het is
niet raadzaam om een jongen, wiens vader b.v.
timmerman is, in hetzelfde vak op te leiden,
als een oningewflde reeds kan zien, dat zfln
zijn handen niet naar werk staan; Smalle,
spitse vingers zfln niet geschikt om een beitel
vast te houden of een matras te stoppen. De
„werkhand" is voor dit soort arbeid echter als
't ware geschapen. Zfl Is kort en breed en de
vingers hebben breede toppen. Deze twee ty
pen zfln de uitersten. De tusschenvormen cor-
respondeeren met een aanleg, die 't materieele
en grove eenerzflds, het geestelijke en verffln-
de anderzijds in zich vereenigt. De practische
hand b.v. is middelmatig groot, de knokkels
zfln min of meer ontwikkeld, de vingertoppen
iets breeder dan het eerste lid, dus eenigszins
spatelvormig. Degenen, die zulke handen aan
het lflf hebben, beschikken meestal over een
practische levensopvatting, hebben zin voor
éénheid, regelmaat en symmetrie, maar on
danks dat houden ze niet zoo zeer van vorme
lijkheid dan wel van consequentie. Dikwflls zfln
ze accuraat, hebben technische gaven en leeren
snel en goed Instrumenten bespelen. Een mooi
voorbeeld van een practische hand is die van
den beroemden pianist en componist Eugen
d'Albert.
Een ander veel voorkomend type is de
accurate hand.
Menschen, die zulke handen bezitten zfln nog
zorgvuldiger dan de eigenaars van „practische
handen". Zfl hebben min of meer spitse vin
gertoppen en goed ontwikkelde knokkels. Dit
soort lieden helt iets meer over naar het
geestelijke, maar het ideëele beperkt zich ge
woonlijk tot conventioneele preciesheid, eerbied
voor oude instellingen en groote nauwkeurig
heid. Ze zijn uitstekend geschikt voor boek
houders, ambtenaar, kassier, opzichter e.d.
De ideëele hand is één der zoo even genoem
de uitersten. Ze is smal, regelmatig van vorm
en glad. De vingers zij dun en spits. Het schijnt
bfl de eerste kennismaking, alsof zij, die in het
bezit zfln van ideëele handen, onderling het
meest uiteenloopen en overigens het gecompli
ceerdst zfln. De onderlinge verschillen en de
gecompliceerdheid zullen waarschflnlflk wel
met de waarheid overeenstemmen, maar daar
staat tegenover, dat bij de andere typen van
een ingewikkelde structuur en van verschil
lende „ondertypen" eveneens sprake zou moe
ten zfln. Dat dit vaak niet het geval is, kan
waarschijnlijk worden verklaard uit het feit,
dat de beoefenaars van de
handempsychologle gewoonlflk
zelf tot de ideëelen behooren
en daardoor met dit type
beter bekend zfln. De andere
groepen doorgronden ze min
der goed en kunnen ze slech
ter uit elkaar houden. Dit
verschijnsel is verwant aan
het gebrek aan onderschei-
ngsvermogen, dat den Euro
peaan parten speelt, wanneer
hij bijv. met Chineezen of Ne
gers in aanraking komt. Zfl,
die Afrika of Azië hebben be
zocht, weten dat men in het
begin geen enkele inboorling
kan herkennen, tenzfl hfl de
één of andere zeer opvallende
afwijking vertoont.
In de oudste boekjes over
handenleer, die klaarblijkelijk
zfln geschreven door „ideëele
handen" wordt het meest uit-
gewfld over dézen vorm, ter-
wfll de andere minder juist
worden beoordeeld of zeer
kort worden behandeld. Daar
evenwel ook personen met
„practische handen" dikwflls
psychologische en wijsgeerige talenten bezit
ten bezitten (die echter vaak niet tot ont
plooiing komen wanneer de menschen in
kwestie niet door anderen worden aange
spoord) werd ai spoedig de onvolledigheid
aangetoond van de theorie in haar oorspron
kelijke gedaante en bleken zich ook hfl het
„practische handen-type" complicaties voor te
doen.
We willen thans nog even terugkomen op
de „ideëele hand" en enkele eigenschappen
noemen, die hiermee correspondeeren. Iemand
die zulke handen heeft is vaak een dweper,
soms een profeet, ook wel een componist ot
een geleerde. Over het geheel zfln dergelflke
menschen niet afgestemd op 't alledagsleven
en ondervinden nog al eens moeilijkheden, wan
neer het aankomt op aanpassingsvermogen
practisch inzicht en levenservaring.
Welk verband bestaat er nu tusschen de
hand en de wijze, waarop het beroep wordt
uitgeoefend? Het best weer te geven is dit
misschien op de volgende manier: De man
met de spitse vingers mislukt in negen van
de tien gevallen als ondernemer, doordat hfl
te weinig doortastend en te abstract is. De
practische hand zal slecht de werkzaamhe
den van een boekhouder of kassier kunnen
verrichten, daar de bezitter ervan zich niet
graag afgeeft met kleinigheden. Wanneer de
„accurate" man, óm een derde type te noemen
één maal vastzit aan een baantje, dat finan
cieel niet veel oplevert, zal hfl het waar
schflnlflk zfln heele leven niet al te breed heb-
l>en, daar hij afkeerig is van verandering
Het is dus zaak om zoo iemand in een zaak
te plaatsen, waar men „vooruitzichten" heeft.
Beschikt de persoon in kwestie dan over be
paalde kwaliteiten, dan brengt hij het ten
minste tot iets.
De ideëele, zoowel als de practische mensch
heeft geestelflk en lichamelijk bewegingsvrij
heid noodig, iets, dat de accurate kan ont
beren, terwfll de werker soms geheel van
streek raakt, wanneer hem te veel vrflheid
wordt toegestaan. Onafhankelijkheidszin komt
echter ook bij primitieve typen niet zelden voor.
De practische huisvrouw heeft vanzelfsprekend
ook practische handen. Vrouwen met ideëele
vingers hoe aantrekkelijk die overigens mogen
zfln, zfln niet voor huisvrouw in de wieg ge
legd. Doen ze geen rijk huwelijk, dan komen
ze gewoonlijk niet toe met het huishoudgeld.
Aan de hand van een en ander ziet men in,
Er hangt zooveel van aft"
Toen vroeg hfl ernstig: „Is er geen brief?
„Vanavond niets dan dit. Denk erom, telegra
feer uit Ribchester. Doe je best!" En weg
was ze.
Eindelijk gelukte het hem, zfln gedachten bfl
het proces te bepalen. Hfl las en herlas de
processtukken, tot hfl den inhoud volkomen
meester was. Toen begon hfl de kamer op en
neer te loopen, onderwfll zfln rede uitwerkend,
waarbfl hfl zich niet tot een denkbeeldig hof
en jury wendde, maar alleen tot Mr. Weldor
Wraxall, zfln methode en stfll nabootsend.
Te Ribchester aangekomen verfrischte hij
zich door een bad en een haastig ontbflt en
snelde naar het gerechtshof, waar hfl spoedig
den beroemden rechtsgeleerde vond.
„Zeg Rayburn, hoeveel zaken hebt ge wel?"
vroeg deze hem spottend.
„Ik hoop één mflnheer, tenminste als ge het
goedvindt".
„Als ik het goed vind?"
Miss Wraxall was zoo goed mfl de stukken
te zenden, die gfl vergeten hebt. Mr. Allixted
tegen Flint, die zaak hefb ik maar op mfl ge
nomen, daar ik dacht, dat gfl er geen tijd
voor zoudt hebben".
„De acten die ik vergeten had? Het is de
zaak van Mr. Allixted, waar Flint mfl gister
avond over kwam spreken, maar die ik op
mfln kamer liet liggen",
„Zoudt ge hem niet kunnen bewegen dien
aan mfl te geven? Toe geef mfl die kans",
smeekte hfl met ernst.
De advocaat zag hem een oogenblik onder
zoekend aan en de hand op zfln schouder leg
gend, zei hij: „Kom maar mee".
Spoedig vonden zfl Flint, wien Wraxall ter
zijde nam.
Nadat hfl alles uitgelegd had, eindigde hij
met de woorden: „Voor een jonge man is hfl
de beste partner bfl het bridgen met wien ik
ooit gespeeld heb".
Schoorvoetend gaf Flint zijn toestemming en
Bertie verbaasde hem, maar nog meer Mr.
Wraxall, door zfln uitstekende behandeling van
de zaak.
„Je zult je weg wel vinden!" riep de be
roemde advocaat hem toe en Bertie wist dat
Trix gewonnen was. (Nadruk verboden).
de ideëele hand (links) en de werkhand
(rechts).
dat men handig moet zijn om er te komen,
voorts dat men zou kunnen spreken van de
juiste hand op de juiste plaats en eindelflk,
dat er een diepe beteekenis ligt verborgen in
de vraag: „Wie heeft hierin de hand gehad?"
Madame Eliane, een Parflsche nachtkoningin,
werd in haar woning vermoord gevonden. Het
lichaam vertoonde verscheidene dolksteekwon
den. Binnen een week was de politie in staat
den van den moord verdachte voor den rechter
van instructie te brengen. Zorgvuldige criminalis-
tisehe arbeid was noodig geweest om den man
te pakken.
Madame Eliane zij werd altfld bfl haar
voornaam genoemd was een van die Frangai-
ses die Zola zoo meesterlflk in zfln roman Nana
schildert. Zfl was een verleidelijke, roodblonde
schoonheid. Dozijnen van vermogende „society
gentlemen" hadden zich om deze vrouw diep in
de schulden gestoken. Madame Eliane lachte
slechts om het mlllioenenkerkhof, dat zij achter
zich liet.
Zfl hield van dezen vorm van reclame, die
haar nog begeerlijker maakte. Door allerlei ex
centriciteiten zocht de mooie vrouw de aandacht
van het publiek om zich te vestigen. Dikwijls
zag men haar in mondaine danslokalen met een
tamme slang om den hals. Er werd beweerd, dat
het een vergiftige slang was, maar de ingewij
den wisten wel, dat de gifttanden reeds lang
uitgetrokken waren.
Men kan zich de sensatie voorstellen die het
bericht van den moord op deze elegante vrouw
in de Parflsche „wereld waarin men leeft"
maakte. De moord had onder geheimzinnige
omstandigheden plaats. Toen op den morgen
de melkvrouw aan dé huisdeur van Madame
Eliane belde, werd door niemand opengemaakt.
Verontrust, liet men een slotenmaker komen.
De deur werd opengebroken. Er vertoonde zich
een beeld van afschuw. On haar bed lag de
schoone Eliane vermoord. Geen spoor van den
dader. De politiemannen die de' zaak onderzoch
ten deden echter een vreemde ontdekking. Naast
het lflk lag een zakdoek. Zonder monogram.
Maar hij verspreidde een vreemdsoortig parfum-
De opsporing van den dader getuigt van een
fijn stukje meesterwerk der recherche. Een de
tective ging van de eene parfumeriezaak naar
de andere. Overal liet hij aan den zakdoek rui
ken en vroeg dan of het parfum in de betreffen
de parfumeriewinkel was gekocht. lp dozijnen
gevallen was het antwoord ontkennend. De de
tective liet zich echter niet ontmoedigen. Zfln
volharding zou beloond worden, want eindelijk
kwam hij in een parfumeriewinkel waar de ver
koopster zich herinnerde dit parfum eens op be
stelling geleverd te hebben. Het was een bijzon
der zeldzame, kostbare samenstelling. Naar den
naam van den besteller gevraagd zijnde, haalde
de verkoopster een boek voor den dag. Tien
klanten hadden het zeldzame parfum besteld.
Na de adressen te hebben genoteerd, ging de
detective heen. Hfl was met het resultaat te
vreden. De arrestatie van den moordenaar was
nu nog maar kinderspel. Een achttal hunner
werd al spoedig van de lijst geschrapt. Twee
bleven er over. De een was e«i solodanser; de
andere de zoon van een fabrikant.
Een onderzoek wees uit, dat de solodanser de
vermoorde vrouw Eliane tijdens haar leven heel
goed gekend had. Vaak hadden zfl in nachtloka
len samen gedanst. Ook in de woning der be
faamde hartenbreekster was de jonge man dik
wflls geweest. De dag van zfln arrestatie was na-
bfl, en reeds stond de detective op het punt hem
wegens moord gevangen te nemen toen een on
voorziene omstandigheid een erge dwaling ver
hoedde. De andere verdachte, de fabrikantszoon,
had zich waarschflnlflk bespied gemerkt en lont
geroken.
Hfl had hals over kop Parfl's verlaten. Dat leek
naar een bewfls van schuld. Toen een der hulp
detectives den leidenden beambte de vlucht van
den jongen man rapporteerde, zag de detective
voorloopig van de arrestatie van den solodanser
af. Daarentegen werden alle grensstations gete
legrafeerd den vluchtenden fabrikantszoon op
staanden voet aan te houden. Aan de Spaansche
grens werd hfl in een slaapwagen gearresteerd.
De beambten beschuldigden hem terstond den
moord gepleegd te hebben. Na aanvankelijk ont
kend te hebben, legde hfl ten slotte een volledi
ge bekentenis af. Hfl had de „demi-mondaine de
Marque", die zfln geliefde geweest was, maar
die niet meer wilde zfln, uit jaloezie om het le
ven gebracht.