TWEEDE BLAD
KINDERVERHAAL
mm.
Nieuwe avonturen van Piepneus en Bibbersnoet,
Miilioenen-Nota.
Brokjes Levenswijsheid.
Geuren.
i>p.
Vogeltrek en Plaatszin.
Door G. Th. ROTMAN.
Pam's blonde haar.
VAN OVERAL.
SCHAAKRUBRIEK.
Zet zesduizend Nederlanders
Naast elkander op een rij,
Dan is heeft men uitgerekend
Vast een miljonair er bij.
Er zijn meer dan dertienhonderd
Van die rijkaards in 't geheel,
Leert de nieuwste statistiek ons
Lijkt u dat niet aardig veel?
'k Vind het voor ons kleine landje
Nog al respectabel, hoor!
Meer dan honderd per provincie,
Nu, dat kan er wel mee door!
Twee miljoen, dat is gemiddeld
Thans des miljonairs bezit;
't Is, verdeeld over de natie.
Een driehonderd pop per lid.
Ja, dat kon u goed gebruiken!
Daarmee was u in uw schik!
Dat is zeker maar u blijft er
Nuchter van, zoo goed als ik!
't Geld, aan weinigen gegeven,
Ligt nu in een hoekje stil.
'k Hoop het nog eens te beleven,
Dat 't weer lustig rollen wil!
(Nadruk verboden)
Te weinig bekend is de invloed, welke de geur
uitoefent op ons bestaan. De meeste menschen
houden geuren voor een overbodigheid, welke
geen wezenlijke beteekenis heeft. Zeker, het is
wel eens aangenaam, het aroma van een roos
op te snuiven, maar men kan het buiten dit
genot stellen. Eten moet men, wil men niet ver
hongeren, drinken moet men, wil men niet ver
smachten, maar rozengeur behoort niet tot de
noodzakelijkheden van 't leven.
Van de vijf zintuigen is naar veler meening
het reukorgaan niet veel meer dan een toegift.
Wie niet meer zien of hoóren kan, beschouwt
men als een verminkte, maar het verlies van den
reuk geldt voor iets zoo onbelangrijks, dat men
er niet over spreekt. De mensch leeft van spijs
en drank; om deze levensbehoeften te verwerven,
moet hij zijn oogen en ooren kunnen gebruiken
en over een flinken tastzin kunnen beschikken.
Maar ruiken is weelde of ook wel een last.
Hoe onjuist een dergelijke opvatting! Heeft
men er dan nooit op gelet, hoe in de herinnering
de geur een overwegende functie uitoefent? Nooit
sterker wordt het geheugen in werking gezet en
nooit heftiger het gevoel geprikkeld dan wanneer
wij een bepaalden geur inademen, welke verband
houdt met lang vergeten levenservaringen.
De vlierstruik in den tuin van onze groot
moeder, de zengende rook van den hoefsmid,
die naast ons geboortehuis woonde, de duffe
lucht van een schoollokaal, zij wekken voorstel
lingen, welke een geheel levenstijdperk in onze
verbeelding terugtooveren.
Gustav Frenssen vertelt in een zijner romans
van een paar veenboeren, die naar de groote
stad waren verhuisd. Zij voelden zich daar dood
ongelukkig en vergingen van heimwee. Maar
soms, als het verlangen naar het landelijk ver
leden hun te machtig werd, staken zij in een
test een stuk turf aan en snoven de eigenaardige
lucht, welke hun aan hun eenvoudig bestaan
yan vroeger herinnerde, als goddelijke wierook
Deze boeren konden niet leven buiten het
aroom van hun land. Is het niet merkwaardig?
Die turflucht was geen voedsel en strekte eer
tot nadeel dan tot voordeel van de lichamelijke
gezondheid en toch bleek zij een onontbeerlijk
bestanddeel voor het innerlijk welzijn.
Menschen, die niet buiten een bepaalden geur
kunnen leven, vormen geen uitzonderingsgeval in
de natuur. Onlangs deelde een natuurvorscher
mij mede, dat er een soort mieren bestaat, dat
sterft, zoodra het niet langer in de gelegenheid
is, een zeker aroma op te snuiven, hoewel dit
aroma noch als voedsel noch in ander stoffelijk
opzicht eenigerlei beteekenis voor de gezond
heid bezit.
Verstandige menschen spotten met de dwaas
heden, waaraan hun omgeving verslaafd is. Deze
dwaasheden hebben geen nut voor de maat
schappij, zij brengen geen geld op, zij bevorderen
de gezondheid niet, zijn vaak zelfs schadelijk
voor lichaam en portemonnee, en toch kunnen
arme stumpers niet zonder deze dwaasheden
leven.
Op het toppunt der economiscl r malaise trof
ik in een onzer wereldsteden een kermisterrein
aan van geweldige afmetingen en boven een dei
inrichtingen van vermaak las ik de aankondi
ging: Crisisprijzen. Wat lag er veel be
sloten in dit ééne woord! Dit volk, uitgeput
van ontbering en berooid tot de laatste cent, kon
niet buiten de kermis, en om het in zijn nood
tegemoet te komen, hadden de ondernemers de
entrées verlaagd.
Waarom de kermis niet afgeschaft? Waarom
niet allereerst bezuinigd op overbodigheden als
koffie, thee en tabak? Waarom de radio niet voor
boonen geruild en de bioskoop niet herbouwd tot-
een broodfabriek? Waarom nog tijd verdaan aan
het lezen van boeken, waarom nog gewandeld,
gespeeld en gezongen?
Helaas, het leven heeft nu eenmaal zijn geuren.
Zij voeden het lichaam niet en doen geen maat
schappelijk nut, maar de mier sterft en de
mensch sterft eveneens, als hij deze overbodige,
doellooze, dwaze levensbehoeften ontbeert.
Liefde, romantiek, poëzie en duizend diverse
illusies, elk met haar eigen aroom, wij hebben
ze noodig en ieder naar zijn aard zijn wij allen
verslaafd juist aan die ééne geur, die voor de
overigen geen beteekenis bezit, maar die voor
ons, juist voor ons, de quintessens van 't leven
uitmaakt.
H. G. CANNEGIETER
De dagen worden kort. De herfstregens val
len uren aaneen bij stroomen neer. Weldra zul
len de bladeren in de kille nachten verwelken
en door den wind naar beneden gejaagd, in
dol en dartel spel verstrooid worden.
De spreeuwen hebben zich vereenigd in groo-
tere en kleinere groepen die meer of min los
samenhangen. Voorloopig zwerven ze heen en
weer. Als op kommando van een generalissi
mus zwenken, draaien, stijgen en dalen ze en
strijken neer of schieten laag over 't land weg.
De Zwaluwen met het roode borstje maken
zich op om te gaan, de „witgatjes" zie ik niet
meer. De akkerleeuwerikken trekken laag
vliegend van akker tot akker. Bonte kegel
snaveltjes vallen bij troepjes neer op de zaad
hoopjes van distel- en havikskruid. De geel
groene zangertjes en het bruin-grauwe kwartet
der bosschen en tuinen zijn al heengegaan.
In de zonnige dagen, even voor September,
kon je soms nog een koekoeksroep hooren. Den
29sten Augustus gebeurde mij dat, terwijl een
paar fitisjes erg te keer gingen. Waarom toch?
Zouden ze hem, evenals 't landvolk nog hier
en daar, in den herfst voor een sperwer hou
den wegens zijn grauwe kleur, „gesperwerde"
borst en geel oog met boozen blik?
De jonge koekoeken waren al een paar we
ken eerder op reis gegaan en wel op eigen ge
legenheid en zonder een ouden als gids. Waar
schijnlijk langs de kust naar 't Zuiden, en of
schoon ze nooit van zuid hebben gehoord, kun
nen ze verwonderlijk goed den weg vinden
naar hun winterverblijf. Dat hebben ze trou
wens gemeen met vele andere trekkers. Denk
eens aan de jonge nachtegalen, die geboren zijn
in een stukje donker struweel en daar den
heelen zomer hebben doorgebracht, zonder dat
zij 'de vliegkunst in eenigszins ruimeren zin
hebben kunnen beoefenen, 't Is eigenlijk weinig
anders geweest dan wippen op en wippen van
een lagen tak bij 't scharrelen in de ruigte
naar insecten, larven, poppen, insekteneitjes,
wormpjes en bessen. Welnu, als de nacht der
afreis is gekomen, verheffen ze zich zonder
gids voor de eerste maal boven hun boschje
in de lucht en gaan getroost het onbekende
tegemoet.
Ook sommige visschen geven verrassende
staaltjes van plaatszin. De haring komt in 't
voorjaar uit de groote diepten van den oceaan
naar boven om onze ondiepe Zuiderzee met
millioenen stuks te vullen. De toegang is he
laas nu versperd. Vrouwelijke palingen ver
laten in dauwnachten bij duizenden de slooten
en plassen door de natte weiden, om een beek
of rivier te bereiken en hierin stroomafwaarts
naar zee te gaan. Daar ontmoeten zij in de
diepte de mannelijke alen en vieren bruiloft
met deze. En nooit keeren ze weer terug naar
de zoete wateren die ze hebben verlaten, 't Was
•dus om bruiloft te vieren, dat ze trokken?
Maar waarom stelden ze dat feest thuis niet
in, in hun slooten en plassen? Niet, omdat het
aan dames zou ontbreken op de bruiloft, maar
1" 81. Linke Hannes werd stevig opgesloten in
een hok, waar hij vast en zeker de tralie's niet
van elkaar kon buigen. Maar de arme Snorre-
baard kreeg leelijke wondkoortsen en moest tien
dagen lang in het ziekenhuis plat voorover in
bed liggen met z'n staart omhoog en 'n koorts-
thermometer in z'n mond. „Hoe moet de jeugd
voortaan ontzag voor me hebben, met zoo'n
halve staart!" jammerde hjj.
82. En nu ben ik alweer aan het einde van
mijn verhaal. Het eenige nieuwtje dat ik nog
weet, is dat we gaan verhuizen naar den kelder
van den kruidenier. Dat is ons winterverblijf,
zie je. Als we daar nieuwe avonturen beleven,
schrflf ik ze vast weer voor jullie op. Nu schei
ik er uit, want 'Je moet het verhaal gauw naar
de krant brengen. Dag kinderen!
EINDE
wel aan bruidegoms. Want in ons land woont
geen enkele mannelijke paling.
Onze bleshoenders, meerkoet en waterhoentje
maken zich ook klaar voor de reis naar stre
ken waar niet als bij ons een ijsdek het dui
ken naar voedsel wel een maandlang onmo
gelijk kan maken. Onrustig zwemmen ze heen
en weer tusschen de slappe gore biezen en
't geknakte riet, lokkend en waarschuwend.
De jongen zijn nu sterk en flink, haast zoo
groot als de ouden. Alleen is 't voorhoofd van
't jonge koetje nog zonder witte bles en
jonge waterhoentje heeft in plaats van 't
mooie roode lakje een vuilgroen plekje aan den
kop. Tippend scheren ze over 't water, alsof
ze de lucht in willen maar niet kunnen. Nog
eenige dagen zullen ze toeven, maar dan, als
tegen een avond de grauwe nevellsluiers boven
't water blijven hangen, zullen ze omhooggaan,
steeds hooger, tot ze de klare heldere lucht
hebben bereikt en dannaar 't Zuiden.
Dan zien we, wat een paar vleugels waard
zijn, zelfs voor hen die ze nog nooit ge
bruikten voor de hoogvliegkunst.
Overveen. K. ZWART.
door
HANS HERBERTS.
Op haar vijftiende jaar stond Pamela Gers-
win achter de keurige crême-gelakte toonbank
van maison Lisette en op haar achtiende jaar
stond ze er nog. Het is zeer waarschijnlijk, dat
Pamela er ook op haar twintigste jaar nog te
vinden zou zijn geweest, altijd opgewekt en
meestal met een wonderlijk aanstekelijken glim
lach, die de cliënten ervan weerhield ongedul
dig te zijn of onvriendelijk. Ja, het is inderdaad
heel best mogelijk, dat ze haar heele leven bij
maison Lisette had doorgebracht, wanneer me
vrouw Allison op een dag niet haar echtgenoot
had meegebracht. Meneer Allison was in zijn
vak een beroemdheid, een coiffeur met onge
wone gaven.
Terwijl zijn vrouw haar nieuwe zomerhoed
uitzocht, keek de heer Allison met intense aan
dacht naar het meisje, dat met rustige elegance
haar werk deed. Of eigenlijk keek hij niet zoo
zeer naar het meisje zelf als wel naar haar
weelderige blonde haar. Hij noteerde in gedach
ten deze vondst.
Een paar dagen later kreeg Pamela een
briefje met de mededeeling, dat de Salon Allison
het zich tot een groote eer zou rekenen, mej.
Pam Gerswin's blonde haar te mogen kappen.
Wel, Pam bezat niet de middelen haar lokken
steeds een zoo superieure behandeling te doen
ondergaan en ze nam het aanbod dankbaar aan.
Het was een compleet wonder, dat daar in
Salon Allison tot stand werd gebracht.
Toen Pam de zaak verliet, botste ze tegen een
langen, met buitengewonen zorg gekleeden man
op. Hij keek haar aan. Zijn oogen bleven rusten
ergens ter hoogte van haar kleine zwarte
hoedje.
Zet U dien hoed even af, zei hij bijna be
velend.
Een vernietigende blik trof hem. Even later
stond Elmer Bindle alleen en liep brj Allison
binnen.
Het gevolg was, dat Elmer Bindle uiterst be
leefd zijn excuses maakte en het tweede gevolg
was, dat Pamela eerste mannequin werd bij de
Bindle's modehuizen.
Daar werd ze specialiteit in het dragen van
hoeden. Het was eenvoudig een wonder zooals
een eenvoudig ïoedje stond, wanneer zij het op
haar glanzende en heel blonde haren zette. Het
werd dan een waardevol sieraad, dat iedere
vrouw aantrekkelijker scheen te moeten maken,
Die onweerstaanbare suggestie bracht de Bind
le's hoedenafdeeling tot ongekenden bloei.
De faam van Pamela's wonderlijk-mooie lok
ken werd meer en meer verbreid. Het was
waarlijk niet de schuld van meneer Elmer
Bindle, dat Pamela Gerswin hem verliet. Het
was in de eerste plaats de schuld van een niet
eens erg fraaie kleuren-foto van Pamela. Derick
Brown zag die foto. Hij keek in hoofdzaak naar
het haar van het meisje, dat er op was afge
beeld. Het was vond tooneeldirecteur Brown
het soort haar, waarnaar hij maandenlang
vergeefs gezocht had. Deze kleur, dat warme
korenblond met die diepe, onverwachte schadu
wen, zóó had hij zich de Kathleen Brent voor
gesteld in „Het meisje met het blonde haar".
Brown vertrouwde de foto niet erg. Hij ge
loofde, dat de werkelijkheid hem een groote des
illusie zou opleveren. En hij besloot direct bij
Bindle binnen te loopen.
Een uur later teekende Pamela het contract,
waarbij ze de hoofdrol kreeg in „Het meisje met
het blonde haar".
Het stuk werd een overweldigend succes. Pa
mela's naam als actrice was gemaakt. Het een
voudige meisje, dat drie jaar lang achter een
toonbank stond bij Maison Lisette was de ont
dekking van het tooneelseizoen.
Iedereen die geacht werd op de hoogte te zijn
van zijn tijd, in het algemeen en van het tooneel
in het bijzonder, sprak van de actrice Gerswin
en van haar korenblond haar, dat haar méér
geluk had aangebracht, dan alle klavertjesvier
ter wereld zouden kunnen doen.
Er waren dameskappers, die adverteerden,
dat zij er na ontzettend groote moeite in ge
slaagd waren, de behandeling te vinden, die de
Gerswinkleur opleverde. Er waren speciale
haarborstels verkrijgbaar, die de bijzondere
glanzing heetten teweeg te brengen, welke Pa
mela's haar bezat. Er waren dag- en weekbla
den, welke Pamela's beeltenis niet anders dan
in kleuren gaven, wetend, dat zij haar schoon
heid anders op een onverantwoordelijke manier
te kort deden. En om al deze dingen glimlachte
Pamela Gerswin toegeeflijk.
Zooals ze ook glimlachte om de talrijke aan
bidders, die haar met gunsten en bewondering
trachtten te overladen. Buitengewoon origineel
in hun complimenten waren deze menschen ove
rigens niet. De meesten gingen zich te buiten
aan allerlei waanzinnige beeldspraken. Ze ver
geleken haar verschijning met een zonsopgang
en verzekerden Pamela, dat de godin Venus
zulke lokken moest hebben gehad.
Onder al die bewonderaars was er geen een,
die door Pamela Gerswin bewonderd werd. Na
een seizoen dat Pamela Gerswin alle dingen had
gebracht, die ze zich in haar stoutste droomen
niet had durven denken, ging de atrice uit
rusten in het vriendelijke dorpje Rose Cottage,
een ideaal vacantieoord, dat nog niet de aan
dacht der massa op zich gevestigd had.
Daar maakte Pamela kennis met Dorian Chel-
terton, een jong architect. Hun kennismaking,
de groeiende toenadering, de bekentenis hunner
liefde, hun verloving, het ging als een wervel
wind.
Drie dagen na hun verloving stond Pamela
voor den spiegel en terwijl zij langs het zachte
blonde haar streek, kreeg ze bijna tranen in de
oogen. Aan dat wonderlijke haar had ze alles
te danken.
Ze ging naar Dorian toe, die op een divan zat
en sloeg haar armen om hem heen.
Ik vond het zoo prettig, dat jij nooit eer
der van mij gehoord had, Dorian, zei ze zacht.
Voor jou was ik niet de beroemde actrice,
maar slechts een eenvoudig meisje, dat niet veel
meer aantrekkelijkheden bezat dan mooi
Pamela hield op.
Ja, vertel eens, wat zag je eigenlijk in me.
Wat was het, dat je het eerst in me aantrok?
Dorian kneep zijn linkeroog dicht.
Zal je het niet raar vinden als ik het je
vertel, vroeg hij bijna verontschuldigend.
Pamela schudde het hoofd. Ze wist wat er
komen zou. Ze had duizend bewonderende woor
den over haar blonde haar hooren zeggen. Maar
nu Dorian het ging doen, hield ze haar adem in.
Het eerste, wat ik zag, zei Dorian, was
die aardige moedervlek in je hals. Misschien
wist je het niet eens, dat je zooies bezat.
-Maar mijn haar, wat zeg je van mijn haar
vroeg Pamela met een wanhopigen blik in haar
oogen.
Dorian zag dien wanhoop in haar blik. Hij
legde het alleen verkeerd uit.
Misschien vinden alle menschen het afschu
welijk, maar ik vind, dat het je best aardig
staat, verklaarde Dorian, geruststellend.
WAT NIET IEDEREEN WEET.
Zeven vragen.
1. Wie vond het houtpapier uit?
Eigenlijk de wespen; en doordat hij deze in
secten bij hun bereiding van papierpap gade
sloeg, leerde de Saksische ingenieur Friedrich
Gottlob Keiler papier uit hout vervaardigen.
2. Waar staat de grootste gashouder?
In Chicago. Hij houdt 566.000 M3 gas.
3. Hoeveel postzegels worden er jaarlijks in
Duitschland gebruikt? Zeven milliard stuks.
4. Welk is het duurste muziekinstrument?
De viool van Paganini, Zij werd onlangs naar
Shanghai verkocht voor 150.000 mark.
5. Wanneer werd de Saxophoon uitgevonden?
Niet toen de „Jazz-bands" in zwang kwamen,
maar reeds honderd jaar geleden en wel door
een Duitschen muzikant, Sax genaamd. Deze
uitvinding was echter weer zoo goed als ver
geten, totdat ze nd den oorlog weder baan brak.
6. Hoeveel dieren kunnen vliegen?
Meer dan de helft aller diersoorten. 260.000
van alle -levende dieren kunnen zich in de lucht
verheffen, terwijl de resteerende 160.000 soor
ten visschen, vierbeenige, wormen, et.
aan de aarde gebonden zijn.
7. Welke hoogte heeft Piccard's ballon?
De lengte-doorsnee bedraagt 60 Meter.
De moderne astronomie schat den levens
duur der sterren op 5 tot 14 billioen jaar.
Alle vp minuten wordt in New York aan
een nieuw huis. begonnen, iedere minuut rijdt
in een der New Yorksche spoorwegstations een
personentrein binnen, alle dertien minuten
gaat er een paar trouwen en alle vijf minuten
ziet daar een kind het levenslicht.
De zonnesteek is in de Vereenigde Staten
van Amerika een zeer alledaagsoh verschijnsel,
waardoor jaarlijksch meer dan 200.000 arbeids
dagen verloren gaan.
In de 25 van de 100 gevallen slaat op het
land de bliksem in; in de stad is het percen
tage nog geen 2%.
HET PROVINCIAAL WATERLEIDING
BEDRIJF VAN NOORD-HOLLAND.
Verschenen is het Verslag van het boekjaar
1931, dezer onderneming (directeur de heer J.
van Oldenborgh), toegelicht met een afzonder
lijke overzichtskaart van het buizennet in
Noord-Holland. In dit verslag worden de be-
drijfsuitkomsten over dit 12e boekjaar „weder
om zeer bevredigend" genoemd. De afgele
verde hoeveelheid water bedroeg afgerond
11.633.000 kub. Meter, zijnde 48 meer dan
die in het voorgaande boekjaar. De opbrengst
steeg tot f 2.230.795.-, was dus 4.95 meer.
De totale lengte van het hoofdbuizennet werd
gebracht op rond 1847 kilometer, dat is 164
kilometer meer dan in '30. Het, uiteraard vrij
lijvige rapport bevat, naast eenige toonlijnen,
uitvoerige mede'deelingen omtrent onderhouds
werken, nieuwbouw, pompstations, filters,
wegen en terreinen, buizennetten en distributie,
alles verduidelijkt met een reeks tabellen. De
directie vestigt onder meer er de aandacht
op, dat het leggen der dubbele toevoerleiding
van den vasten wal naar het eiland Marken
door 'de Goüwzee, tot nu toe als de gelukkige
oplossing te beschouwen is, van een moeilik
technisch vraagstuk." Ook wijst zij er op, dat
drie bestaande hoofdtransportleidingen nabij
Zaandam gevaar liepen defect te geraket), als
ook aangetast te worden door vagebondeerende
stroomen, als gevolg van de electrificatie der
spoorlijn; dat zij deze leidingen daarom heeft
vervangen door een 500 m.m. wijde, met een
dubbele wolviltlaag geisoleerde stalen leiding
met gelaschté verbindingen, gelegd in een na-
burigen weg, en dat deze, voorzoover bekend,
de eerste gelaschte leiding van beteekenis is,
die hier te lande voor het transport van water
gelegd is.
Interessant zijn ook de mededeelingen om
trent de werkzaamheden van het scheikundig,
bacteriologisch laboratorium. De balans per
31 December 1931 is aan het eind van het ver
slag opgenomen.
HOEVEEL ER GERANGEERD WORDT EN
WAT DAT KOST.
In het September-nummer van het maand
blad „De Torens" lezen wij ondermeer, naar
aanleiding van de samenstelling van forensen
treinen, dat in 1931 door de stoomtreinen ruim
67 millioen K.M. zijn afgelegd, waarvan 20 mil-
lioen K.M. alleen al voor rangeeren. Dus bijna
een derde van den totalen afstand gaat aan
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aarii
den Schaafcredacteur, Cruqniusstr. 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 359.
J. v. D ij k Azn.,
(De Lier),
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kg5, Dd7, Tdl, Le3, Le6, Pal, Pc3, d2,
e7, f3.
Zwart: Kd3, Tb7, Ld6, a7, c7, e2.
Eervolle vermelding „Tagliche Rundschau",
VEREENIGD AMSTERDAMSCH SCHAAK
GENOOTSCHAP.
1822—1932).
Ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan
van bovenvermelde schaakvereeniging, wordt in
de zes bovenzalen van de „Roode Leeuw" (Dam
rak te Amsterdam) een nationaal tournooi ge
houden op 14, 15 en 17 September, telkens
's avonds van 71,£11(4 uur.
Op 24 September zal het bestuur van 35
uur receptie houden, na afloop waarvan een
diner zal plaats hebben (om 6% uur). In een
daarna te houden vergadering zal alleen aan
de orde komen een voorstel van den heer E.
van Dien, te Amsterdam, te benoemen tot eere-
li'd. Tot slot een feestelijken schaak-avond, o.a.
gongwedstrijd.
Het volgende gedichtje, gemaakt door het
lid der feestcommissie A. Gobets, is ontleend
aan het feestnummer van het „Clubnieuws";
Vele lieden zeggen: vechten is 's menschens
aard,
Is dit werkelijk zoo, doe het dan bedaard.
Ga met elkaar gemoedelijk aan het
schaakbord zitten,
En speel een partijtje of meer, zonder te vitten.
Dan kunt ge óók toonen, wie de sterkste
is te noemen,
Zonder elkaar dood te slaan en zich daarop
te beroemen.
Men blijft dan leven en kan revanche krijgen,
Öók eens winnen en een of meer klassen
stijgen.
Dit kan men jaren doen in vriendschap en
met lust,
Tot men strijdensmoede, nog maar in
toekijken berust,
Zoo is toch ook het werkelijke echte bestaan,
Men vecht en vecht en laat daarna anderen
begaan.
Honderd en tien jaar zijn op deze wijze in
V. A. S. verloopen,
Resultaat: Harmonie, wederzijdsche achting.
Dit is niet te koopen,
Doch is ontstaan door nobelen en sportieven
strijd,
En ieder is tot voortzetten hiervan met liefde
bereid.
Moge dit zoo doorgaan, nog vele en vele jaren,
En zich steeds meer leden om het
V. A. S.-bord scharen!
OPLOSSING PROBLEEM No. 355.
(J. C o 1 p a).
Stand der stukken:
Wit: Kg6, La4, La5, Pd2, Pe3, c4, e2, f2, f5.
Zwart: Kd4, Lh8, al.
1, Pe3d5, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort, te Haarlem.
rangeeren verloren, en het is dus wel zaak om
dat zooveel mogelijk te beperken. De tractie-
en onderhoudskosten van de stoomtreinen be
dragen per 100 K.M. f 56.42 en de algemeens
kosten f 8.61 of totaal f 65.03. Zooals wij za
gen, wordt er bij het rangeeren 20 millioen
K.M. afgelegd; de kosten daarvan zijn dus niet
minder dan rond 13 millioen gulden.
Wij zouden hieruit de gevolgtrekking willen
maken, dat electrificeeren dus goedkooper moet
zijn!
In hetzelfde nummer trof ons een passage
in -het artikel „Uyt die Vene", „grepen uit de
geschiedenis van Nieuwer Amstel", waar ver
haald wordt, hoe in 1420 een oorlog uitbrak
tusschen de ptad Utrecht en het graafschap
Holland, en hoe de Utrechtenaren tot voor de
poorten van Amsterdam verschenen. Wij lezen
daarin, dat in het daarbij ontstane gevecht een
Amsterdamsche poorter, Tideman Simonszoon
ernstig gekwetst werd, door het ontijdig af
gaan van een kanon, dat met een steenen ko
gel geladen was, waardoor zijn rechterarm
afgezet moest worden. Hij schijnt echter later
smartegeld" gekregen te hebben, althans op
28 Januari 1421 wordt hij deswegen, bij acte
van Schout, Schepenen en Raaden van Am
sterdam van Heirvaart, Schot en wacht vrij
verklaard.
Een voorvader van onzen Hoofd-Redacteur
Hoeveel bedroeg de opbrengst der drie klas
sen van onze spoorwegen in 1931 Ook hierop
geeft dit nummer van „De Torens" antwoord,
de 3e klasse f 53.939.000.of 68 pet.;
de 2e klasse f 20.812.000.of 26 pet.;
de le klasse f 4.535.000.of 6 pet.
De opbrengst der 3e klasse is dus 68 pet,
van alle inkomsten uit personenvervoer.
DIENSTREGELING K.L.M.
Verschenen is de Herfstdienst 1932 geldig
tot en met 31 October 1932 der K. L. M.,
waarin ookonder meer is opgenomen de Pas
sage- en Bagage-tarieven naar alle landen
van Europa, roet inbegrip van Rusland,