TWEEDE BLAD Losse Blaadjes. De Vredespostzegel Brokjes Levenswijsheid. Voorbereiding. Voorjaar. Juist nu! SPORT. SCHAAKRUBRIEK. Met het denkbeeld wereldvrede Gaat het niet zoo erg gesmeerd. 't Schijnt wel dat men uit den oorlog Niemendal nog heeft geleerd! Uit het Oosten komen klanken Van een zeer bedenklijk soort: ,,'t Veld van eer"„heldhaftig sneven" „Doodsverachting"enzoovoort! Ondanks alle oorlogsweeën Gaat men voort in 't oude spoor. 't Groot idee van „wereldvrede" Dringt niet tot de massa door. Maar de ware vredeêvrienden Zitten niet in wanhoop neer, Al maakt ook het vredesdenkbeeld Thans geen grooten voortgang meer. Moed verloren, èl verloren! Eenmaal keert vast het getij; Hèt verstand zal zegevieren Over oorlogsrazernij. Weer klinkt: „Oorlog aan den oorlog! Nooit verslappen! Steeds paraat!" Daarom wordt een vredeszegel Uitgegeven door den Staat. Plakt die nu op alle brieven, Die gij stuurt naar 't buitenland. Zoo werkt men het vredesdenkbeeld Weer een beetje in de hand. 'k Heb vriend Nurks al hooren smalen, Dat het toch geen ziertje geeft; Maar hoe weet men, welken invloed Deze kleine zegel heeft? Vele middelen kunnen dienen Ter bereiking van het doel: Bij de volkeren te wekken Meer saamhoorigheidsgevoel. Zegt niet, dat ze toch niet willen! Niemand weet met zekerheid, Wat de juiste snaar doet trillen: Die van vredelievendheid! (Nadruk verboden) Een goed begin is 't halve werk. Maar het geen aan het begin vooraf gaat, is stellig drie kwart van het werk. De voorbereiding is het, die de zaken doet mislukken of slagen. Het moeilijke van de voorbereiding is, dat zij een zware taak is, die toch nooit zwaarwichtig mag worden volbracht. Door de zwaarwichtig heid van de voorbereiding is het, dat vele on dernemingen verkeerd uitloopen. De voorbe reiding is een belangrijk onderdeel van het program, maar zij is slechts een onderdeel. Als men het woord letterlijk opvat, behoort de voorbereiding niet 'eens tot het program. Zij is slechts een aanloop, maar niet de sprong zelf. Slechts de ouverture, maar niet de opera. Slechts het woord vooraf, niet het boek. Er zijn gymnasten, die al hun kracht op den aanloop verspillen. Komt het aan den sprong toe, dan zijn zij reeds buiten adem. Onsportieve naturen maken van deze voor tijdige afmatting misbruik. Bij ouderwetsche harddraverijen zoowel met paarden als op de schaats kon men geregeld dergelijke onridder lijke mededingers waarnemen. Nooit gingen ze goed van streek. Telkens en telkens, tot ver veling van het publiek, moest men den aan loop overdoen en de paarden zoowel als de schaatsrijders baadden zich reeds in het zweet, voordat de eigenlijke wedstrijd begon. Kan men dit een goede voorbereiding van een wedstrijd noemen? Het was er een, zoo slecht als het maar kon. En toch kostte zij ongelooflijke inspanning. Dit voorbeeld bewijst dus reeds, dat een voorbereiding niet alleen hierom al goed mag heeten, dat er veel moeite aan wordt besteed. Deze moeite is eenvoudig verspild. Ondoelmatige voorbereiding is krachtsver spilling, ook al vergt zij nog zoo'n eerbied waardig stuk arbeid. Een huisvrouw, die gas ten moet ontvangen, slooft zioh heel den dag af om den maaltijd zoo keurig mogelijk in orde te krjjgen. Zij heeft van louter opgewondenheid 's nachts te voren niet geslapen; zij beult zich af bij 't fornuis en bij 't aanrecht; zij holt van de keuken naar de eetkamer en van de eetkamer terug naar de keuken. Op 't laatste moment rept ze zich nog, om de stoelen op de juiste plaats te zetten en het tafelservies baar den eisch te rangschikken. Als de gasten aan tafel gaan en de maaltijd begint, voelt zjj eerst, hoe moe zij wel is. Zij barst van de hoofdpijn, kan geen hap door de keel krijgen en zit suf naast haar tafelheer, die haar een saaie, ongenietbare buurvrouw vindt. Het gastmaal is door een te zwaarwich tige voorbereiding mislukt. Hoeveel menschen blpkk°n met zulk een overdadigheid voor hun examen, dat ze over spannen zijn, wanneer zij worden opgeroepen. Het is of hun hersens niet werken; op de een voudigste vragen weten zij het antwoord niet te vinden en de gemakkelijkste vraagstukken verknoeien zij. Ook deze slachtoffers van on doelmatige voorbereiding hebben al hun kracht op den aanloop verspild. De meeste voorbeelden van te zwaarwichtige voorbereiding levert het reizen. Is er eigenlijk jwl één onzer, die zijn vacantie-uitstapje frisch en naar behooren begint? Elk jaar weer maken wij ons aan dezelfde fout schuldig: we vermoeien ons zoozeer met de voorbereiding, dat we al op zijn, voordat het reisplan tot uit voering komt. Zie straks, als de zomer weer aanbreekt, die amechtige stakkers neerploffen op de bank van de spoorwegcoupé, nadat ze de bagage, waaronder ze hebben gezwoegd, eindelijk kwijt zun in 't net. Hoeveel m.aatregélen hebben ze moeten nemen, voordat het zoover was, dat ze Eoed en wel konden vertrekken! En altijd zijn er nog zooveel dingen te doen op het aller laatste moment. Dan wordt het een vliegen en hollen, een sjouwen en zwoegen, een afbeulen zonder end. En de reis, waarom alles toch ten slotte te doen is geweest, is bedorven. Moeten we dan met de voorbereiding geen ernst maken? Alles maar op zijn beloop laten? Maar wat zou er dan terecht komen van den maaltijd, van het examen, van de reis en van de overige onzer tallooze ondernemingen? Neen, de voorbereiding moet goed wezen. Ze kan niet te degelijx zijn. Maar tot die degelijk heid hoort ook de doelmatigheid. Op tijd begin nen, zjjn maatregelen goed overwegen en or delijk uitvoeren, geen overtollige bezigheden verrichten, de juiste maat nouden, het groote van het kleine, de hoofdzaak van de bijkom stigheden onderscheiden. Niet het begin, maar het goede begin is het halve werk. En zoo ook de goede voorbereiding. H. G. CANNEGIETER Ik sta aan mijn hek en zie omhoog in een zilverig, m waas dat de boomen van de laan langs ons hüis omspint. Ais millioenen diamaten glinsteren de knoppen aan de ragfijne, zwarte iepentakken, die gelijk een netwerk zich! sprei den in de lucht. Ze glanzen en schijnen ziender- oogen te zwellen in de koesterende zonne warmte, één groote, rijke belofte van groeien en bloeien. Wat is het voorjaar heerlijk, en wat is het ieder jaar opnieuw heerlijk. Zoo ongemerkt komt het, we wachten, en wachten, einde loos lang doordat we er veel te vroeg ongedul dig verlangend naar uitzien; en als we dan denken dat het nooit komen zal, dan, ineens, is het er. Dan zijn er de wilgenkatjes, de glim mende kastanjeknoppen, het speenkruid, de madeliefjes in het gras. En dan glinstert en flonkert het, hoog en laag, stralend tegen den blauwen hemel, juichend van blijheid en ver rukking, ons brengend verlossing. Want een verlossing is het voor ons, wanneer we kunnen zien dat de natuur hterleeft. We we ten zoo good* dat het al leeft, den ganschen winter door, stil wachtend tot het tijd van ont waken zal zijn. Maar aan weten hebben We niet genoeg, we moeten zien, zien met onze oogen, de donzige blaadjes tasten met handen en lip pen. Dat is, geloof ik, ons noodlot; dat we steeds en steeds weer moeten zien en tastbaar voor ons hebben, zullen we gelooven aan het goede. Want is het niet zoo dat we ons dadelijk, mid denin c'e blijde zon, kunnen voorstellen hoe strak de winter zal komen, hoe het grauw en kil en vreugdeloos zal zijn buiten; maar als het winter is, nemen we dan even grif aan dat over enkele maanden de zomer komen zal? Het is zoo dom dat we als regel zoo zijn en zoo denken; want waarom zouden we niet even goed en met evenveel recht gemeten van het heerlijke en in den tijd van wachten daarop vertrouwen op het weerkomen er van! We heb ben allen, allen veel goeds en veel liefs om aan terug te denken en ons allen wacht veel goeds en veel liefs. Het is alleen maar dat we dit laatste soms willen krijgen langs een weg, dien wij niet bestemd zijn te gaan. Want wij menschen willen niet zoo maar stil wachten, tot het opnieuw voorjaar wordt in ons leven misschien ook kunnen we werkelijk niet stil wachten, kunnen we niet altijd geloo ven aan het weerkomende voorjaar, hoewel we dit toch moesten kunnen omdat we het ons héele leven door hebben ondervonden en met onze oogen hebben gezien. Ons heele leven hebben we gezien hoe de dorre, als doode tak ken beginnen te glinsteren van duizenden en duizenden knopjes, die uitgroeien tot blaadjes en later in volle kroon de eens zoo naakte tak ken verbergen en we hebben ondervonden hoe er na tijden van zorg en leed ook geluk kwam voor ons, en de trieste dagen vulde en blij en zonnig maakte. Laten we doen als de boomen en planten laten we in den tijd van wachten stil zijn en ons krachtig maken en bereidi om het weerko mende voorjaar te ontvangen. M. J. Molanus-Stamperius. Er zijn er, ongeduidigen, omdat het zooge naamde werk van Genève geen direct tastbare resultaten oplevert, die de schouders ophalen en zich afvragen waartoe de Volkenbond dient, en of het niet veeleer geld in het water is gegooid om zijn werkzaamheden te doen voort duren. Ja, wij troffen kortgeleden het ingezon den stuk aan van een man, die blijkbaar bij uitstek geestig wilde zijn en zich afvroeg of de Volkenbond iet3 anders is dan een in Zwitser land gevestigde vereeniging ter bevordering van de belangen der hotelhouders aldaar. Wie op deze wjjze den Volkenbond, zijn toekomst en zijn arbeid ziet, kan moeilijk tot zijn waar achtige vrienden worden gerekend. Niet, omdat van de vrienden van den Volkenbond moet worden verlangd, dat zij alles, ongeacht wat het zou zijn .zouden prijzen en loven. Wel verre vandaar: ook de Volkenbond heeft behoefte aan vrienden, die hem zijn feilen durven toonen. Maar gelijk er van die eigenaardige vrienden rondloopen, die tot niets anders in staat schijnen dan tot het aanwijzen van iemand's fouten, zoo zijn er ook jegens den Vol kenbond critici, die meenen hun vriendschap bij uitsluiting te moeten toonen door de kwade zijden, die het Volkenbondswerk evenzeer heeft, naar voren te brengen. Dat is niet moeilijk, vooral niet in dezen tijd. Immers, twee zwakke plekken zijn er in den Volkenbond, die voor een ieder duidelijk zijn: de oplossing, gegeven aan het Chineesch-Ja- pansche conflict en de Ontwapeningsconferen tie. Om den van den economischen gang van zaken in de wereld maar te zwijgen! Zeker, er valt critiek op den Volkenbond te oefenen terzake van dit chineesch-Japansch conflict. Het zou billijk zijn, daarbij niet te vergeten, dat in den loop der jaren de Volkenbond kails heeft gezien om in tal van andere conflicten, die toch ook van zeer ernstigen aard waren, op gelukkige wijze tusschenbeide te treden; zoo tusschen Polen en Dithauen, tusschen Ita lië en Griekenland, tusschen Engeland en Tur kije, tusschen Bulgarije en Griekenland. Dat doet echter niets af aan het feit, dat inderdaad de Volkenbond te kort is geschoten in zijn taak, wat dit meest belangrijke conflict betreft, dat hij tot dusver te behandelen kreeg. Hierbij dient echter wel in het oog te worden gehou den, dat van den aanvang af niet kon en mocht worden verwacht, dat de Volkenbond in staat zou zijn om reeds nu, veertien jaren na zijn oprichting, een conflict te beheerschen als dat hetwelk in een historisch geval de twee Oost-Aziatische landen scheidt. Had de Volken bond dit wel gekund, hij had wonderwerk ver richt. Nu is het wel mogelijk, dat, wanneer van den aanvang af de Volkenbond een andere weg had gevolgd, meer succes hem zou zijn ten deel gevallen. Doch deze weg had hij alleen kunnen volgen, indien zijn leden, en in het bij zonder de grooten onder hen ,zich van den aan vang af meer Bondsgetrouw hadden getoond. Maar bovendien, gesteld, dat de Volkenbond, gelijk nu zoo gemakkelijk van hem kan worden verlangd en geëischt, reeds dadelijk een groote mate van kracht had getoond, en gesteld, dat Japan als antwoord daarop reeds vroeger den Volkenbond had verlaten; zouden dan de critici niet hebben klaar gestaan met te zeggen, dat de Volkenbond er niet is om allereerst kracht dadige wegen te bewandelen, doch moet han delen met tact en beleid. Terwijl, nu met on uitputtelijk geduld door de betreffende instan ties van den Volkenbond alle vreedzame mid delen zijn uitgeput, een dergelijk verwijt onmo gelijk gemaakt kan worden, en ook niet wordt. Veeleer het tegendeel, doch daarin schuilt een ongewild compliment! Maar de Ontwapeningsconferentie dan, zal men zeggen. Inderdaad, er waren er, die had den gehoopt en zelfs verwacht, dat nadat deze ruim een jaar bijeen is geweest, althans iets tastbaarder resultaten zouden zijn verkregen. Dat het te wenschen ware geweest, wie zal het ontkennen. Maar ondanks de zorgvuldige voor bereiding, die der Ontwapeningsconferentie, is voorafgegaan, kwam zij te vroeg bijeen, öf wel licht te laat. In elk geval op een oogenblik. dat de wereld niet in staat was om de juiste oplossing voor de zoo moeilijke verhouding tusschen ontwapening aan den eenen en veilig heid aan den anderen kant te zoeken en te vin den. Het is uitermate gemakkelijk voor een klein land als het onze om erop aan te drin gen, dat de bewapeningen krachtdadig worden verminderd; het is uiteraard een plicht, in het Grondverdrag aanvaard. Maar de groote lan den, aan welker volken eeuw in eeuw uit is ge leerd, dat zij andere plichten en andere rechten in de samenleving der natiën hebben, kunnen niet ineens tot het besef worden gebracht, dat een andere tijd is aangebroken. Zij zien naar de veiligheid ,hoe gaarne zij de ontwapening wil len. Ontwapening zal veiligheid brengen, niets is meer waar dan dat, maar alleen dan, wan neer llen gelijktijdig ontwapenen. Landen, met wantrouwen jegens elkander bezield, wachten bij voorkeur af totdat de andere den eersten stap doet. Zoo kan het niet verbazen, dat te Genève in de groote zaken tot dusver geen overeenstemming werd bereikt. Verwijten zóu men tot de Ontwapeningsconferentie slechts in dezen zin kunnen richten, dat zij de beslissing over deze groote vraagstukken onnoodig lang uit den weg is gegaan. Aan den anderen kant echter had men, bij het ontijdig stellen van de beslissing, kunnen vreezen, dat ongewenschte dingen waren gebeurd. En dan is er de economische toestand, waar aan de Volkenbond, zoo wordt geklaagd, met al zijn kostbare apparaten, toch maar geen einde kan maken. Neen, waarlijk, de Volkenhond, die is opgericht in den chaos van den na-oorlog, kan na een ruim tienjarig bestaan geen einde maken aan het ergste economische onweer, dat wellicht ooit over de wereld is losgebarsten. Daarbij schijnt men niet te bedenken, dat niets minder dan de Volkenbond is aansprakelijk te stellen voor wat er op economisch gebied zich thans afspeelt en onmiddellijk gevolg is van oorlog en naoorlog. Gesteld echter, dat op het oogenblik geen Volkenbond er zou zijn, hoe zouden dan de Staatslieden, de economisten, kortom de vooraanstaande mannen en vrouwen in de verschillende landen der wereld elkander zoo ongemerkt ontmoeten als thans geschiedt. Hoe zou er kunnen zijn het internationaal con tact, dat nog het eenig middel is om uitkomst te brengen? Men vergeet wel eens, of iiever gezegd men vergeet in den regel, dat de Vol kenbond niet is gebouwd op de jaren, nauwe lijks op de tientallen jaren, eer op de eeuwen. De Volkenbond moet aan de volkeren leeren met elkander op geheel andere wijze om te gaan en elkander geheel anders te beschouwen; teneinde waarheden, die daaruit voortkomen, te omvatten, zal het eene geslacht voor het an dere moeten plaats maken. De Volkenbond is er, omdat hij noodzakelijk is In het toenemend internationaal samenleven der volken. Maar omdat de Volkenbond er is, is hij niet dadelijk volmaakt; neen hij is van niets zelfs verder af dan van die volmaaktheid. De Volkenbond is bovendien wat zijn leden ervan maken. Ook in dat opzicht kan hij ver geleken worden, al gaat ook deze vergelijking mank met b.v. de Republiek der Vereenigde Nederlanden, gelijk zij uit de Unie van Utrecht van 1579 voortkwam. Geen staatsstuk komt minder de volmaaktheid nabij dan de acte, die daartoe werd geteekend. Met opzet, want had men naar volmaaktheid gestreefd, naar bepa lingen ,die geen twijfel lieten, de handteeke- ningen zouden niet zijn verkregen. De zwak heid van de bepalingen der Unie bleek telken male, bleek in het bijzonder in het weinige op wekkende tijdperk, dat wij in onze-geschiedenis kennen als het Twaalfjarig Bestand. Maar toch is deze Unie van Utrecht met al haar on volkomenheden en gebreken in staat geweest den krachtigen Staat der Nederlanden te ves tigen en te bewaren. Niets is ook meer van de volmaaktheid af dan het Grondverdrag van den Volkenbond; maar omdat wij tijdgenooten die onvolmaaktheden zien, is het nog geenszi gezegd, dat niet juist deze volmaaktheid daaraan het langst denkbare leven hebben be schoren. Het is niet moeilijk den Volkenbond terzijde te staan, zijn vriend te zijn in tijden van voor spoed. In de dagen b.v. van het Protocol van Genève van 1924, toen men meende te mogen en te kunnen juichen. Het is heel wat moeilij ker den Volkenbond ter zijde te staan in de dagen van depressie van thans. Maar... juist nu behoeft de Volkenbond zulke vriendschap. Juist nu moet er op gewezen worden, dat de Volkenbond is wat zijn leden, d.w.z. de volke ren, ervan maken. Juist nu dient er nadruk op gelegd, dat de instelling van den Volkenbond voldoet aan de eischen van den tijd en dat. gesteld het onmogelijke zou gebeuren en deze Volkenbond zou verdwijnen, onmiddellijk zou worden aangevangen met pogingen om een an deren, zoogenaamd beteren Volkenbond tot stand te brengen. De 18 Mei-Volkenbondsdag, die dient om in geheel Nederland den Volkenbond en zijn ar beid bekend te maken, is geen feestdag. Zelfs geen herdenkingsdag. Het is een dag van pro paganda eenerzijds, van herinnering anderzijds. Omdat er nog veel misverstand is omtrent den Volkenbond en zijn werk; omdat nog altijd de Volkenbond te Genève door velen identiek wordt geacht met de Volkenbondsgedachte in het algemeen, is er behoefte aan den 18 Mei- Volkenbondsdag. Juist nu, en juist nu meer dan, ooit! VOETBAL. In jaren hebben wij niet zoo'n spannende en emotievolle kamp gezien, als de promotie wedstrijd H.F.C.Zeeburgia. En wat in het voordeel van beide partijen pleit: er werd over het algemeen goed voetbal gespeeld, vooral in het veld. Voor de gaol werden echter div se fouten gemaakt, zoowel door de aanvallers als de ver dedigers.. En aan deze fouten heeft Zeeburgia de nederlaag te wijten. In geen geval aan zwakker spel. Wel was H.F.C. voor de rust de partij, die den toon aan gaf., maar daarna ging het initiatief van Zee burgia uit. De stormloopen welke de Aipster- damsche voorhoede in deze perfode op het doel ondernam, deden den grooten H.F.C.-aanhang in angst en beven verkeeren en was de afwer king even goed geweest als de opzet der atta ques, dan zou de uitslag zeker in andere cijfers zijn uitgedrukt. De groote verandering in spelbeeld is mak kelijk te verklaren. Het verschil zat namelijk in de tactiek der Zeeburgia-middenlinie, die in de eerste helft een verdedigende houding aan nam, om na de thee echter den aanval te ope- reeren. Het was vooral de spil Termeulen, die den strijd inzette met een speciale bewaking van H.F.C.'s middenvoor Koper, en blijkbaar het consigne gekregen had, dezen speler te „scha duwen". Deze tactiek had echter ten gevolge, dat de formatie van het elftal der witten zóó uit elkaar gehaald werd, dat het zich door H.F.C. den wil opgelegd zag. De beide binnenspelers bleven achter, maar te veel, zoodat de restee- rende voorhoedespelers makkelijk door de H.F.C.-verdediging in bedwang gehouden kon den worden. Had Zeeburgia de idee gehad in de bekende W-formatie te spelen, dan moeten wij consta- teeren, dat dit systeem verkeerd werd toege- oast, omdat bij de aanvallen de binnenspelers te veel achterbleven. De W-formatie kan beteekenis krjjgen, in- ien de wing-spelers en center-voor, als voo>' uitgeschoven posten, de binnenspelers in den aanval moeten betrekken. Hier was geen sprake van, en zoo kan het verklaard worden, dat het doel der gast- heeren maagdelijk bleef. De eenige keer, dat het in groot gevaar verkeerde, was, toen P. Jongeneel rakelings langs de goal kopte. Voor de rest kon van der Meulen het best af. Dat H.F.C. van deze tactiek profiteerde, is begrijpelijk. Steeds opgestuwd door de half backs, ging er een groote activiteit van de voorhoede uit, die haar heil zocht in lang spel. Koper verdeelde het spel uitnemend naar de vleugels. Het was vooral van Riemsdijk, die van de lange centers profiteerde. Nu had de rechtsbuiten wel meer steun van Denys, dan Cha- pon, die Hagenaar naast zich had. Dat laatst genoemde op een voor hem vreemde plaats stond, was te zien. Wel werkte hij hard, be vrediging kon zjjn spel geen oogenblik schen ken. Het gemis van Dorsman werd wel sterk gevoeld! In de middenlinie der thuisclub speeTde R. Jongeneel een nuttige partij. Kruyer was de zwoeger van het begin tot het einde, terwijl Marchant, die inviel voor Lamp de minste van het trio was. Zjjn te groote geestdrift leidde hem bovendien tot enkele „forels", die minder oorbaar waren, wat jammer was, omdat er fair gespeeld werd. Van de beide backs kon v. Baasbank ons het minst bekoren. Wel ruimde hij veel op, maar zijn optreden is niet elegant genoeg, om zijn spel aantrekkelijk te maken. Toch blijven wij de back-linie als het zwak ste deel van het H.F.C.-elftal beschouwen. Het was een geluk, dat Zeeburgia den H.F.C.-ach- terspelers voldoende tijd gunde om zich in te spelen, want later kregen wij gelegenheid te over op te merken, dat nóch P. Jongeneel, nóch v. Basbank de rust en zekerheid missen de moeilijkheden voldoende op te lossen. HFC's seunpilaar, Van der Meulen, mist bljjkbaar momenteel het zelfvertrouwen, dat hem Hollands beste keeper deed zijn. Ook nu weer maakte hij eenige fouten, die wel is waar geen doelpunten tengevolge hadden, maar toch door een keeper van zijn klasse, niet gemaakt mogen worden. Mogelijk werkt Gejus drukke en verantwoordeljjke werkkring en enerveerend voetbalseizoen tot deze in-dispositie mede. Zeeburgia's doelverdediger, de jeugdige van Wijk, namen wij reeds onder de loupe in de nabetrachting der ontmoeting Zeeburgia-Kin- heim. De uitstekende indruk, welke wij toen van hem kregen werd thans volkomen beves tigd. Hij is rustig en zeker en bezit alle kwa liteiten, die hem tot een goede doelwachter stempelen. De beide backs konden ons ditmaal minder bekoren. Wickel beging al spoedig een enorme fout, die hem op een doelpunt kwam te staan. Later kreeg hij gelegenheid deze fout te her stellen; een zeker schijnend doelpunt, uit een kopbal van Koper, waarbij van Wjjk reeds ge passeerd was, te voorkomen. Schalkwijk maakte een blunder, toen hij on middellijk na den gelijkmaker, Chapon verzuim de aan te vallen, waardoor de invaller-linksbui ten in de gelegenheid kwam het winnende doelpunt te scoren. In de middenlinie was het aanvoerder Kin- selbergen, die door woord en daad het goede voorbeeld gaf. Na de rust speelde ook de center-half Tey- meulen een zeer goede partij (wij zagen hem zelfs eenige gevaarlijke schoten lossen), ter wijl W. Daalman het minst opviel. De voorhoede der Amsterdammers was met het opnemen van den veteraan Bockhove als linksbuiten belangrijk versterkt. Hij speelde een nuttig partijtje voetbal en liet R. Jonge neel meermalen de hielen zien. Jammer was het voor hem. dat de binnenspelers geen zijner keurige voorzetten wisten te benutten. Het binnentrio trouwens bleek zeer weinig schutters-capaciteiten te bezitten. Het wilde den bal a.h.w. in het doel drijven, waartoe de H.F.C.-verdediging het geen gelegenheid gaf. Goede schoten telden wij bijna niet. Toch g Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem. PROBLEEM No. 882. S. L e w m a n n, (Moskou). Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ka2, Df6, Ta3, Te8, Lc4, Pd4, Pfl, d2. Zwart; Ke4, Tf2, Tg5, Le6, Lg3, Pf4, Pg2. Dit probleem werd met den 2den prijs be kroond in een wedstrijd van „H. Problema" (1932). NATIONALE WEDSTRIJD TE ALKMAAR. De Schaakclub „V.V.V." te Alkmaar zal op Hemelvaartsdag, 25 Mei 1933, haar tradi- tioneelen ééndaagschen wedstrijd houden, in café „Centraal", Hofplein, Alkmaar. Er zal worden gespeeld in groepen van vier spelers, in hoofd-, eerste-, tweede- én derde klasse. De speeltijden zullen zijn van 9.30—12.30, van 1.304.30 en van 5.308.30. Men kan zich aan melden bij den secretaris van genoemde club, F. C. Laas, Overdiestraat 72, Alkmaar, onder opgave van de klasse waarin men wenscht te spelen. Het inleggeld bedraagt f 1.25, welk be drag bij de aanmelding behoort te worden overgemaakt. Voor hoofd- en eerste-klassespelers is het spelen met de klok (30 zetten per iyx uur) ver plichtend. Deze wedstrijd is uitgeschreven in samenwer king met den Noord-Hollandschen Schaak bond. NOORD-HOLLANDSCHE SCHAAK BOND. De Noorö-Hollandsche Schaakbond is weder met een vereeniging vermeerderd, namelijk met de schaakclub „Weenink" te Beverwijk. Secretaris is de heer G. Ettema. Kerkstraat 51. Beverwijk. Er wordt eiken Woensdagavond gespeeld van 8 uur af, in café „Suisse", Breestraat te Beverwijk. Onzen Bloemendaalschen schaakliefhebbers vestigen wij, voor zooveel noodig, hun aan dacht er op, dat de bij genoemden bond aan gesloten Bloemendaalsche Schaakclub (secre taris de heer J. Lankamp, Sterreboschlaan 21, Bioemendaal) eiken Woensdagavond speelt in het Jeugdhuis, Donkere laan te Bioemendaal. OPLOSSING PROBLEEM NO. 378. (Mr. A. J. C. E. van Heycop ten Ham, 1857—1925). Stand der stukken: Wit: Kf2, Dg8, Lb4, Pe5, a4, c2, h3. Zwart: Ke4, Ld3, b6, e6, h4. 1. Pe5c6, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. W. v. Dort, te Haarlem. OPLOSSING PROBLEEM No. 379. (A. Mari, Genua.) Stand der stukken: Wit: Kf7, Ddl, Te7, Tfl, Lb8, Lh7, Pe6, Pf5, ge zwart: Ke4, Tf2, Lc4, Le3. 1. Tflel, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. W. van Dort en K, H. R. PluimMentz, beiden te Haarlem. CORRESPONDENTIE. Haarlem. K. H. R. P. M. Hartelijk dank voor Uw waardeerend oordeel over onze ru briek. Jammer, dat U door Uw verhuizing geen gelegenheid meer hebt Uw oplossingen in te zenden, welke zeer werden op prijs gesteld. H. S. Dat onze eindspelstudies en scherts- problemen in Uw smaak vallen, doet ons veel genoegen. Overveen. H. L. Dank voor Uw belang stelling in het „zeer leerzaam en zeer volledig" Eindspel no. 82. Op 44g6g5 zou volgen 45. g2g4! en wint. t was er schietkans genoeg. Het geheele verloop der competitie bewijst, dat de witten hun uitnemend veldwerk niet ijit wisten te drukken in een naar verhouding ge lijk aantal goals. Dit voorname onderdeel mag o.i. dan ook danig herzien worden, wil Zeeburgia in de toe komst de resultaten bereiken, waar het qua- ploeg recht op heeft. Met Baarn gaat het den verkeerden kant uit. De tweede degradatiewedstrijd tegen U.V.V. in Utrecht werd een zware 51 nederlaag. Er zou een wonder moeten gebeuren om de Baarnaars voor de tweede klas te behouden. Hun meer dan precaire positie blijkt uit on derstaande stand: D.O.S. 2 2 0 0 4 5—2 U.V.V. 2 10 12 3 Baarn 2 0 0 2 0 2—8 Groot is hjj, die zijn aardewerk geniet, als ware het zilver, en niet minder groot is de man, wien al zjjn liever niet meer is dan aarde werk. Seneca. De democratie, dat is „De mensch". Dr. W. van Ravesteijn. In den grond is de eenvoud, i Mr. P. Tideman.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3