TWEEDE BLAD
Losse Blaadjes.
De Vredespostzegel
Brokjes Levenswijsheid.
Voorbereiding.
Voorjaar.
Juist nu!
SPORT.
SCHAAKRUBRIEK.
Met het denkbeeld wereldvrede
Gaat het niet zoo erg gesmeerd.
't Schijnt wel dat men uit den oorlog
Niemendal nog heeft geleerd!
Uit het Oosten komen klanken
Van een zeer bedenklijk soort:
,,'t Veld van eer"„heldhaftig sneven"
„Doodsverachting"enzoovoort!
Ondanks alle oorlogsweeën
Gaat men voort in 't oude spoor.
't Groot idee van „wereldvrede"
Dringt niet tot de massa door.
Maar de ware vredeêvrienden
Zitten niet in wanhoop neer,
Al maakt ook het vredesdenkbeeld
Thans geen grooten voortgang meer.
Moed verloren, èl verloren!
Eenmaal keert vast het getij;
Hèt verstand zal zegevieren
Over oorlogsrazernij.
Weer klinkt: „Oorlog aan den oorlog!
Nooit verslappen! Steeds paraat!"
Daarom wordt een vredeszegel
Uitgegeven door den Staat.
Plakt die nu op alle brieven,
Die gij stuurt naar 't buitenland.
Zoo werkt men het vredesdenkbeeld
Weer een beetje in de hand.
'k Heb vriend Nurks al hooren smalen,
Dat het toch geen ziertje geeft;
Maar hoe weet men, welken invloed
Deze kleine zegel heeft?
Vele middelen kunnen dienen
Ter bereiking van het doel:
Bij de volkeren te wekken
Meer saamhoorigheidsgevoel.
Zegt niet, dat ze toch niet willen!
Niemand weet met zekerheid,
Wat de juiste snaar doet trillen:
Die van vredelievendheid!
(Nadruk verboden)
Een goed begin is 't halve werk. Maar het
geen aan het begin vooraf gaat, is stellig drie
kwart van het werk. De voorbereiding is het,
die de zaken doet mislukken of slagen.
Het moeilijke van de voorbereiding is, dat zij
een zware taak is, die toch nooit zwaarwichtig
mag worden volbracht. Door de zwaarwichtig
heid van de voorbereiding is het, dat vele on
dernemingen verkeerd uitloopen. De voorbe
reiding is een belangrijk onderdeel van het
program, maar zij is slechts een onderdeel. Als
men het woord letterlijk opvat, behoort de
voorbereiding niet 'eens tot het program. Zij is
slechts een aanloop, maar niet de sprong zelf.
Slechts de ouverture, maar niet de opera.
Slechts het woord vooraf, niet het boek.
Er zijn gymnasten, die al hun kracht op den
aanloop verspillen. Komt het aan den sprong
toe, dan zijn zij reeds buiten adem.
Onsportieve naturen maken van deze voor
tijdige afmatting misbruik. Bij ouderwetsche
harddraverijen zoowel met paarden als op de
schaats kon men geregeld dergelijke onridder
lijke mededingers waarnemen. Nooit gingen ze
goed van streek. Telkens en telkens, tot ver
veling van het publiek, moest men den aan
loop overdoen en de paarden zoowel als de
schaatsrijders baadden zich reeds in het zweet,
voordat de eigenlijke wedstrijd begon.
Kan men dit een goede voorbereiding van
een wedstrijd noemen? Het was er een, zoo
slecht als het maar kon. En toch kostte zij
ongelooflijke inspanning. Dit voorbeeld bewijst
dus reeds, dat een voorbereiding niet alleen
hierom al goed mag heeten, dat er veel moeite
aan wordt besteed. Deze moeite is eenvoudig
verspild.
Ondoelmatige voorbereiding is krachtsver
spilling, ook al vergt zij nog zoo'n eerbied
waardig stuk arbeid. Een huisvrouw, die gas
ten moet ontvangen, slooft zioh heel den dag
af om den maaltijd zoo keurig mogelijk in orde
te krjjgen. Zij heeft van louter opgewondenheid
's nachts te voren niet geslapen; zij beult zich
af bij 't fornuis en bij 't aanrecht; zij holt
van de keuken naar de eetkamer en van de
eetkamer terug naar de keuken. Op 't laatste
moment rept ze zich nog, om de stoelen op
de juiste plaats te zetten en het tafelservies
baar den eisch te rangschikken.
Als de gasten aan tafel gaan en de maaltijd
begint, voelt zjj eerst, hoe moe zij wel is. Zij
barst van de hoofdpijn, kan geen hap door de
keel krijgen en zit suf naast haar tafelheer,
die haar een saaie, ongenietbare buurvrouw
vindt. Het gastmaal is door een te zwaarwich
tige voorbereiding mislukt.
Hoeveel menschen blpkk°n met zulk een
overdadigheid voor hun examen, dat ze over
spannen zijn, wanneer zij worden opgeroepen.
Het is of hun hersens niet werken; op de een
voudigste vragen weten zij het antwoord niet
te vinden en de gemakkelijkste vraagstukken
verknoeien zij. Ook deze slachtoffers van on
doelmatige voorbereiding hebben al hun kracht
op den aanloop verspild.
De meeste voorbeelden van te zwaarwichtige
voorbereiding levert het reizen. Is er eigenlijk
jwl één onzer, die zijn vacantie-uitstapje
frisch en naar behooren begint? Elk jaar weer
maken wij ons aan dezelfde fout schuldig: we
vermoeien ons zoozeer met de voorbereiding,
dat we al op zijn, voordat het reisplan tot uit
voering komt.
Zie straks, als de zomer weer aanbreekt,
die amechtige stakkers neerploffen op de bank
van de spoorwegcoupé, nadat ze de bagage,
waaronder ze hebben gezwoegd, eindelijk kwijt
zun in 't net. Hoeveel m.aatregélen hebben ze
moeten nemen, voordat het zoover was, dat ze
Eoed en wel konden vertrekken! En altijd zijn
er nog zooveel dingen te doen op het aller
laatste moment. Dan wordt het een vliegen en
hollen, een sjouwen en zwoegen, een afbeulen
zonder end. En de reis, waarom alles toch ten
slotte te doen is geweest, is bedorven.
Moeten we dan met de voorbereiding geen
ernst maken? Alles maar op zijn beloop laten?
Maar wat zou er dan terecht komen van den
maaltijd, van het examen, van de reis en van
de overige onzer tallooze ondernemingen?
Neen, de voorbereiding moet goed wezen. Ze
kan niet te degelijx zijn. Maar tot die degelijk
heid hoort ook de doelmatigheid. Op tijd begin
nen, zjjn maatregelen goed overwegen en or
delijk uitvoeren, geen overtollige bezigheden
verrichten, de juiste maat nouden, het groote
van het kleine, de hoofdzaak van de bijkom
stigheden onderscheiden. Niet het begin, maar
het goede begin is het halve werk. En zoo ook
de goede voorbereiding.
H. G. CANNEGIETER
Ik sta aan mijn hek en zie omhoog in een
zilverig, m waas dat de boomen van de laan
langs ons hüis omspint. Ais millioenen diamaten
glinsteren de knoppen aan de ragfijne, zwarte
iepentakken, die gelijk een netwerk zich! sprei
den in de lucht. Ze glanzen en schijnen ziender-
oogen te zwellen in de koesterende zonne
warmte, één groote, rijke belofte van groeien
en bloeien.
Wat is het voorjaar heerlijk, en wat is het
ieder jaar opnieuw heerlijk. Zoo ongemerkt
komt het, we wachten, en wachten, einde
loos lang doordat we er veel te vroeg ongedul
dig verlangend naar uitzien; en als we dan
denken dat het nooit komen zal, dan, ineens,
is het er. Dan zijn er de wilgenkatjes, de glim
mende kastanjeknoppen, het speenkruid, de
madeliefjes in het gras. En dan glinstert en
flonkert het, hoog en laag, stralend tegen den
blauwen hemel, juichend van blijheid en ver
rukking, ons brengend verlossing.
Want een verlossing is het voor ons, wanneer
we kunnen zien dat de natuur hterleeft. We we
ten zoo good* dat het al leeft, den ganschen
winter door, stil wachtend tot het tijd van ont
waken zal zijn. Maar aan weten hebben We niet
genoeg, we moeten zien, zien met onze oogen,
de donzige blaadjes tasten met handen en lip
pen.
Dat is, geloof ik, ons noodlot; dat we steeds
en steeds weer moeten zien en tastbaar voor
ons hebben, zullen we gelooven aan het goede.
Want is het niet zoo dat we ons dadelijk, mid
denin c'e blijde zon, kunnen voorstellen hoe
strak de winter zal komen, hoe het grauw en kil
en vreugdeloos zal zijn buiten; maar als het
winter is, nemen we dan even grif aan dat over
enkele maanden de zomer komen zal?
Het is zoo dom dat we als regel zoo zijn
en zoo denken; want waarom zouden we niet
even goed en met evenveel recht gemeten van
het heerlijke en in den tijd van wachten daarop
vertrouwen op het weerkomen er van! We heb
ben allen, allen veel goeds en veel liefs om aan
terug te denken en ons allen wacht veel
goeds en veel liefs. Het is alleen maar dat we
dit laatste soms willen krijgen langs een weg,
dien wij niet bestemd zijn te gaan.
Want wij menschen willen niet zoo maar stil
wachten, tot het opnieuw voorjaar wordt in ons
leven misschien ook kunnen we werkelijk
niet stil wachten, kunnen we niet altijd geloo
ven aan het weerkomende voorjaar, hoewel we
dit toch moesten kunnen omdat we het ons
héele leven door hebben ondervonden en met
onze oogen hebben gezien. Ons heele leven
hebben we gezien hoe de dorre, als doode tak
ken beginnen te glinsteren van duizenden en
duizenden knopjes, die uitgroeien tot blaadjes
en later in volle kroon de eens zoo naakte tak
ken verbergen en we hebben ondervonden
hoe er na tijden van zorg en leed ook geluk
kwam voor ons, en de trieste dagen vulde en
blij en zonnig maakte.
Laten we doen als de boomen en planten
laten we in den tijd van wachten stil zijn en
ons krachtig maken en bereidi om het weerko
mende voorjaar te ontvangen.
M. J. Molanus-Stamperius.
Er zijn er, ongeduidigen, omdat het zooge
naamde werk van Genève geen direct tastbare
resultaten oplevert, die de schouders ophalen
en zich afvragen waartoe de Volkenbond dient,
en of het niet veeleer geld in het water is
gegooid om zijn werkzaamheden te doen voort
duren. Ja, wij troffen kortgeleden het ingezon
den stuk aan van een man, die blijkbaar bij
uitstek geestig wilde zijn en zich afvroeg of de
Volkenbond iet3 anders is dan een in Zwitser
land gevestigde vereeniging ter bevordering
van de belangen der hotelhouders aldaar. Wie
op deze wjjze den Volkenbond, zijn toekomst
en zijn arbeid ziet, kan moeilijk tot zijn waar
achtige vrienden worden gerekend. Niet, omdat
van de vrienden van den Volkenbond moet
worden verlangd, dat zij alles, ongeacht wat
het zou zijn .zouden prijzen en loven. Wel verre
vandaar: ook de Volkenbond heeft behoefte
aan vrienden, die hem zijn feilen durven
toonen. Maar gelijk er van die eigenaardige
vrienden rondloopen, die tot niets anders in
staat schijnen dan tot het aanwijzen van
iemand's fouten, zoo zijn er ook jegens den Vol
kenbond critici, die meenen hun vriendschap
bij uitsluiting te moeten toonen door de kwade
zijden, die het Volkenbondswerk evenzeer
heeft, naar voren te brengen.
Dat is niet moeilijk, vooral niet in dezen tijd.
Immers, twee zwakke plekken zijn er in den
Volkenbond, die voor een ieder duidelijk zijn:
de oplossing, gegeven aan het Chineesch-Ja-
pansche conflict en de Ontwapeningsconferen
tie. Om den van den economischen gang van
zaken in de wereld maar te zwijgen! Zeker,
er valt critiek op den Volkenbond te oefenen
terzake van dit chineesch-Japansch conflict.
Het zou billijk zijn, daarbij niet te vergeten,
dat in den loop der jaren de Volkenbond kails
heeft gezien om in tal van andere conflicten,
die toch ook van zeer ernstigen aard waren,
op gelukkige wijze tusschenbeide te treden;
zoo tusschen Polen en Dithauen, tusschen Ita
lië en Griekenland, tusschen Engeland en Tur
kije, tusschen Bulgarije en Griekenland. Dat
doet echter niets af aan het feit, dat inderdaad
de Volkenbond te kort is geschoten in zijn
taak, wat dit meest belangrijke conflict betreft,
dat hij tot dusver te behandelen kreeg. Hierbij
dient echter wel in het oog te worden gehou
den, dat van den aanvang af niet kon en
mocht worden verwacht, dat de Volkenbond in
staat zou zijn om reeds nu, veertien jaren na
zijn oprichting, een conflict te beheerschen als
dat hetwelk in een historisch geval de twee
Oost-Aziatische landen scheidt. Had de Volken
bond dit wel gekund, hij had wonderwerk ver
richt. Nu is het wel mogelijk, dat, wanneer van
den aanvang af de Volkenbond een andere weg
had gevolgd, meer succes hem zou zijn ten
deel gevallen. Doch deze weg had hij alleen
kunnen volgen, indien zijn leden, en in het bij
zonder de grooten onder hen ,zich van den aan
vang af meer Bondsgetrouw hadden getoond.
Maar bovendien, gesteld, dat de Volkenbond,
gelijk nu zoo gemakkelijk van hem kan worden
verlangd en geëischt, reeds dadelijk een groote
mate van kracht had getoond, en gesteld, dat
Japan als antwoord daarop reeds vroeger den
Volkenbond had verlaten; zouden dan de critici
niet hebben klaar gestaan met te zeggen, dat
de Volkenbond er niet is om allereerst kracht
dadige wegen te bewandelen, doch moet han
delen met tact en beleid. Terwijl, nu met on
uitputtelijk geduld door de betreffende instan
ties van den Volkenbond alle vreedzame mid
delen zijn uitgeput, een dergelijk verwijt onmo
gelijk gemaakt kan worden, en ook niet wordt.
Veeleer het tegendeel, doch daarin schuilt een
ongewild compliment!
Maar de Ontwapeningsconferentie dan, zal
men zeggen. Inderdaad, er waren er, die had
den gehoopt en zelfs verwacht, dat nadat deze
ruim een jaar bijeen is geweest, althans iets
tastbaarder resultaten zouden zijn verkregen.
Dat het te wenschen ware geweest, wie zal het
ontkennen. Maar ondanks de zorgvuldige voor
bereiding, die der Ontwapeningsconferentie, is
voorafgegaan, kwam zij te vroeg bijeen, öf wel
licht te laat. In elk geval op een oogenblik.
dat de wereld niet in staat was om de juiste
oplossing voor de zoo moeilijke verhouding
tusschen ontwapening aan den eenen en veilig
heid aan den anderen kant te zoeken en te vin
den. Het is uitermate gemakkelijk voor een
klein land als het onze om erop aan te drin
gen, dat de bewapeningen krachtdadig worden
verminderd; het is uiteraard een plicht, in het
Grondverdrag aanvaard. Maar de groote lan
den, aan welker volken eeuw in eeuw uit is ge
leerd, dat zij andere plichten en andere rechten
in de samenleving der natiën hebben, kunnen
niet ineens tot het besef worden gebracht, dat
een andere tijd is aangebroken. Zij zien naar de
veiligheid ,hoe gaarne zij de ontwapening wil
len. Ontwapening zal veiligheid brengen, niets
is meer waar dan dat, maar alleen dan, wan
neer llen gelijktijdig ontwapenen. Landen, met
wantrouwen jegens elkander bezield, wachten
bij voorkeur af totdat de andere den eersten
stap doet. Zoo kan het niet verbazen, dat te
Genève in de groote zaken tot dusver geen
overeenstemming werd bereikt. Verwijten zóu
men tot de Ontwapeningsconferentie slechts in
dezen zin kunnen richten, dat zij de beslissing
over deze groote vraagstukken onnoodig lang
uit den weg is gegaan. Aan den anderen kant
echter had men, bij het ontijdig stellen van de
beslissing, kunnen vreezen, dat ongewenschte
dingen waren gebeurd.
En dan is er de economische toestand, waar
aan de Volkenbond, zoo wordt geklaagd, met al
zijn kostbare apparaten, toch maar geen einde
kan maken. Neen, waarlijk, de Volkenhond, die
is opgericht in den chaos van den na-oorlog,
kan na een ruim tienjarig bestaan geen einde
maken aan het ergste economische onweer, dat
wellicht ooit over de wereld is losgebarsten.
Daarbij schijnt men niet te bedenken, dat niets
minder dan de Volkenbond is aansprakelijk te
stellen voor wat er op economisch gebied zich
thans afspeelt en onmiddellijk gevolg is van
oorlog en naoorlog. Gesteld echter, dat op het
oogenblik geen Volkenbond er zou zijn, hoe
zouden dan de Staatslieden, de economisten,
kortom de vooraanstaande mannen en vrouwen
in de verschillende landen der wereld elkander
zoo ongemerkt ontmoeten als thans geschiedt.
Hoe zou er kunnen zijn het internationaal con
tact, dat nog het eenig middel is om uitkomst
te brengen? Men vergeet wel eens, of iiever
gezegd men vergeet in den regel, dat de Vol
kenbond niet is gebouwd op de jaren, nauwe
lijks op de tientallen jaren, eer op de eeuwen.
De Volkenbond moet aan de volkeren leeren
met elkander op geheel andere wijze om te
gaan en elkander geheel anders te beschouwen;
teneinde waarheden, die daaruit voortkomen,
te omvatten, zal het eene geslacht voor het an
dere moeten plaats maken. De Volkenbond is
er, omdat hij noodzakelijk is In het toenemend
internationaal samenleven der volken. Maar
omdat de Volkenbond er is, is hij niet dadelijk
volmaakt; neen hij is van niets zelfs verder af
dan van die volmaaktheid.
De Volkenbond is bovendien wat zijn leden
ervan maken. Ook in dat opzicht kan hij ver
geleken worden, al gaat ook deze vergelijking
mank met b.v. de Republiek der Vereenigde
Nederlanden, gelijk zij uit de Unie van Utrecht
van 1579 voortkwam. Geen staatsstuk komt
minder de volmaaktheid nabij dan de acte, die
daartoe werd geteekend. Met opzet, want had
men naar volmaaktheid gestreefd, naar bepa
lingen ,die geen twijfel lieten, de handteeke-
ningen zouden niet zijn verkregen. De zwak
heid van de bepalingen der Unie bleek telken
male, bleek in het bijzonder in het weinige op
wekkende tijdperk, dat wij in onze-geschiedenis
kennen als het Twaalfjarig Bestand. Maar
toch is deze Unie van Utrecht met al haar on
volkomenheden en gebreken in staat geweest
den krachtigen Staat der Nederlanden te ves
tigen en te bewaren. Niets is ook meer van de
volmaaktheid af dan het Grondverdrag van
den Volkenbond; maar omdat wij tijdgenooten
die onvolmaaktheden zien, is het nog geenszi
gezegd, dat niet juist deze volmaaktheid
daaraan het langst denkbare leven hebben be
schoren.
Het is niet moeilijk den Volkenbond terzijde
te staan, zijn vriend te zijn in tijden van voor
spoed. In de dagen b.v. van het Protocol van
Genève van 1924, toen men meende te mogen
en te kunnen juichen. Het is heel wat moeilij
ker den Volkenbond ter zijde te staan in de
dagen van depressie van thans. Maar... juist
nu behoeft de Volkenbond zulke vriendschap.
Juist nu moet er op gewezen worden, dat de
Volkenbond is wat zijn leden, d.w.z. de volke
ren, ervan maken. Juist nu dient er nadruk op
gelegd, dat de instelling van den Volkenbond
voldoet aan de eischen van den tijd en dat.
gesteld het onmogelijke zou gebeuren en deze
Volkenbond zou verdwijnen, onmiddellijk zou
worden aangevangen met pogingen om een an
deren, zoogenaamd beteren Volkenbond tot
stand te brengen.
De 18 Mei-Volkenbondsdag, die dient om in
geheel Nederland den Volkenbond en zijn ar
beid bekend te maken, is geen feestdag. Zelfs
geen herdenkingsdag. Het is een dag van pro
paganda eenerzijds, van herinnering anderzijds.
Omdat er nog veel misverstand is omtrent den
Volkenbond en zijn werk; omdat nog altijd de
Volkenbond te Genève door velen identiek
wordt geacht met de Volkenbondsgedachte in
het algemeen, is er behoefte aan den 18 Mei-
Volkenbondsdag. Juist nu, en juist nu meer dan,
ooit!
VOETBAL.
In jaren hebben wij niet zoo'n spannende
en emotievolle kamp gezien, als de promotie
wedstrijd H.F.C.Zeeburgia. En wat in het
voordeel van beide partijen pleit: er werd over
het algemeen goed voetbal gespeeld, vooral in
het veld.
Voor de gaol werden echter div se fouten
gemaakt, zoowel door de aanvallers als de ver
dedigers.. En aan deze fouten heeft Zeeburgia
de nederlaag te wijten.
In geen geval aan zwakker spel. Wel was
H.F.C. voor de rust de partij, die den toon aan
gaf., maar daarna ging het initiatief van Zee
burgia uit. De stormloopen welke de Aipster-
damsche voorhoede in deze perfode op het doel
ondernam, deden den grooten H.F.C.-aanhang
in angst en beven verkeeren en was de afwer
king even goed geweest als de opzet der atta
ques, dan zou de uitslag zeker in andere cijfers
zijn uitgedrukt.
De groote verandering in spelbeeld is mak
kelijk te verklaren. Het verschil zat namelijk
in de tactiek der Zeeburgia-middenlinie, die in
de eerste helft een verdedigende houding aan
nam, om na de thee echter den aanval te ope-
reeren.
Het was vooral de spil Termeulen, die den
strijd inzette met een speciale bewaking van
H.F.C.'s middenvoor Koper, en blijkbaar het
consigne gekregen had, dezen speler te „scha
duwen".
Deze tactiek had echter ten gevolge, dat
de formatie van het elftal der witten zóó uit
elkaar gehaald werd, dat het zich door H.F.C.
den wil opgelegd zag. De beide binnenspelers
bleven achter, maar te veel, zoodat de restee-
rende voorhoedespelers makkelijk door de
H.F.C.-verdediging in bedwang gehouden kon
den worden.
Had Zeeburgia de idee gehad in de bekende
W-formatie te spelen, dan moeten wij consta-
teeren, dat dit systeem verkeerd werd toege-
oast, omdat bij de aanvallen de binnenspelers
te veel achterbleven.
De W-formatie kan beteekenis krjjgen, in-
ien de wing-spelers en center-voor, als voo>'
uitgeschoven posten, de binnenspelers in den
aanval moeten betrekken.
Hier was geen sprake van, en zoo kan het
verklaard worden, dat het doel der gast-
heeren maagdelijk bleef. De eenige keer, dat
het in groot gevaar verkeerde, was, toen P.
Jongeneel rakelings langs de goal kopte. Voor
de rest kon van der Meulen het best af.
Dat H.F.C. van deze tactiek profiteerde, is
begrijpelijk. Steeds opgestuwd door de half
backs, ging er een groote activiteit van de
voorhoede uit, die haar heil zocht in lang spel.
Koper verdeelde het spel uitnemend naar de
vleugels. Het was vooral van Riemsdijk, die
van de lange centers profiteerde. Nu had de
rechtsbuiten wel meer steun van Denys, dan Cha-
pon, die Hagenaar naast zich had. Dat laatst
genoemde op een voor hem vreemde plaats
stond, was te zien. Wel werkte hij hard, be
vrediging kon zjjn spel geen oogenblik schen
ken. Het gemis van Dorsman werd wel sterk
gevoeld!
In de middenlinie der thuisclub speeTde R.
Jongeneel een nuttige partij. Kruyer was de
zwoeger van het begin tot het einde, terwijl
Marchant, die inviel voor Lamp de minste van
het trio was. Zjjn te groote geestdrift leidde
hem bovendien tot enkele „forels", die minder
oorbaar waren, wat jammer was, omdat er
fair gespeeld werd.
Van de beide backs kon v. Baasbank ons
het minst bekoren. Wel ruimde hij veel op,
maar zijn optreden is niet elegant genoeg, om
zijn spel aantrekkelijk te maken.
Toch blijven wij de back-linie als het zwak
ste deel van het H.F.C.-elftal beschouwen. Het
was een geluk, dat Zeeburgia den H.F.C.-ach-
terspelers voldoende tijd gunde om zich in te
spelen, want later kregen wij gelegenheid te
over op te merken, dat nóch P. Jongeneel,
nóch v. Basbank de rust en zekerheid missen
de moeilijkheden voldoende op te lossen.
HFC's seunpilaar, Van der Meulen, mist
bljjkbaar momenteel het zelfvertrouwen, dat
hem Hollands beste keeper deed zijn. Ook nu
weer maakte hij eenige fouten, die wel is waar
geen doelpunten tengevolge hadden, maar toch
door een keeper van zijn klasse, niet gemaakt
mogen worden. Mogelijk werkt Gejus drukke
en verantwoordeljjke werkkring en enerveerend
voetbalseizoen tot deze in-dispositie mede.
Zeeburgia's doelverdediger, de jeugdige van
Wijk, namen wij reeds onder de loupe in de
nabetrachting der ontmoeting Zeeburgia-Kin-
heim. De uitstekende indruk, welke wij toen
van hem kregen werd thans volkomen beves
tigd. Hij is rustig en zeker en bezit alle kwa
liteiten, die hem tot een goede doelwachter
stempelen.
De beide backs konden ons ditmaal minder
bekoren. Wickel beging al spoedig een enorme
fout, die hem op een doelpunt kwam te staan.
Later kreeg hij gelegenheid deze fout te her
stellen; een zeker schijnend doelpunt, uit een
kopbal van Koper, waarbij van Wjjk reeds ge
passeerd was, te voorkomen.
Schalkwijk maakte een blunder, toen hij on
middellijk na den gelijkmaker, Chapon verzuim
de aan te vallen, waardoor de invaller-linksbui
ten in de gelegenheid kwam het winnende
doelpunt te scoren.
In de middenlinie was het aanvoerder Kin-
selbergen, die door woord en daad het goede
voorbeeld gaf.
Na de rust speelde ook de center-half Tey-
meulen een zeer goede partij (wij zagen hem
zelfs eenige gevaarlijke schoten lossen), ter
wijl W. Daalman het minst opviel.
De voorhoede der Amsterdammers was met
het opnemen van den veteraan Bockhove als
linksbuiten belangrijk versterkt. Hij speelde
een nuttig partijtje voetbal en liet R. Jonge
neel meermalen de hielen zien. Jammer was
het voor hem. dat de binnenspelers geen zijner
keurige voorzetten wisten te benutten.
Het binnentrio trouwens bleek zeer weinig
schutters-capaciteiten te bezitten. Het wilde
den bal a.h.w. in het doel drijven, waartoe
de H.F.C.-verdediging het geen gelegenheid
gaf. Goede schoten telden wij bijna niet. Toch
g
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den
Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 882.
S. L e w m a n n,
(Moskou).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ka2, Df6, Ta3, Te8, Lc4, Pd4, Pfl, d2.
Zwart; Ke4, Tf2, Tg5, Le6, Lg3, Pf4, Pg2.
Dit probleem werd met den 2den prijs be
kroond in een wedstrijd van „H. Problema"
(1932).
NATIONALE WEDSTRIJD TE ALKMAAR.
De Schaakclub „V.V.V." te Alkmaar zal op
Hemelvaartsdag, 25 Mei 1933, haar tradi-
tioneelen ééndaagschen wedstrijd houden, in
café „Centraal", Hofplein, Alkmaar. Er zal
worden gespeeld in groepen van vier spelers,
in hoofd-, eerste-, tweede- én derde klasse. De
speeltijden zullen zijn van 9.30—12.30, van
1.304.30 en van 5.308.30. Men kan zich aan
melden bij den secretaris van genoemde club,
F. C. Laas, Overdiestraat 72, Alkmaar, onder
opgave van de klasse waarin men wenscht te
spelen. Het inleggeld bedraagt f 1.25, welk be
drag bij de aanmelding behoort te worden
overgemaakt.
Voor hoofd- en eerste-klassespelers is het
spelen met de klok (30 zetten per iyx uur) ver
plichtend.
Deze wedstrijd is uitgeschreven in samenwer
king met den Noord-Hollandschen Schaak
bond.
NOORD-HOLLANDSCHE SCHAAK
BOND.
De Noorö-Hollandsche Schaakbond is weder
met een vereeniging vermeerderd, namelijk
met de schaakclub „Weenink" te Beverwijk.
Secretaris is de heer G. Ettema. Kerkstraat
51. Beverwijk. Er wordt eiken Woensdagavond
gespeeld van 8 uur af, in café „Suisse",
Breestraat te Beverwijk.
Onzen Bloemendaalschen schaakliefhebbers
vestigen wij, voor zooveel noodig, hun aan
dacht er op, dat de bij genoemden bond aan
gesloten Bloemendaalsche Schaakclub (secre
taris de heer J. Lankamp, Sterreboschlaan 21,
Bioemendaal) eiken Woensdagavond speelt in
het Jeugdhuis, Donkere laan te Bioemendaal.
OPLOSSING PROBLEEM NO. 378.
(Mr. A. J. C. E. van Heycop ten Ham,
1857—1925).
Stand der stukken:
Wit: Kf2, Dg8, Lb4, Pe5, a4, c2, h3.
Zwart: Ke4, Ld3, b6, e6, h4.
1. Pe5c6, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort, te Haarlem.
OPLOSSING PROBLEEM No. 379.
(A. Mari, Genua.)
Stand der stukken:
Wit: Kf7, Ddl, Te7, Tfl, Lb8, Lh7, Pe6, Pf5,
ge
zwart: Ke4, Tf2, Lc4, Le3.
1. Tflel, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. van
Dort en K, H. R. PluimMentz, beiden te
Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
Haarlem. K. H. R. P. M. Hartelijk dank
voor Uw waardeerend oordeel over onze ru
briek. Jammer, dat U door Uw verhuizing
geen gelegenheid meer hebt Uw oplossingen in
te zenden, welke zeer werden op prijs gesteld.
H. S. Dat onze eindspelstudies en scherts-
problemen in Uw smaak vallen, doet ons veel
genoegen.
Overveen. H. L. Dank voor Uw belang
stelling in het „zeer leerzaam en zeer volledig"
Eindspel no. 82.
Op 44g6g5 zou volgen 45. g2g4!
en wint.
t
was er schietkans genoeg.
Het geheele verloop der competitie bewijst,
dat de witten hun uitnemend veldwerk niet ijit
wisten te drukken in een naar verhouding ge
lijk aantal goals.
Dit voorname onderdeel mag o.i. dan ook
danig herzien worden, wil Zeeburgia in de toe
komst de resultaten bereiken, waar het qua-
ploeg recht op heeft.
Met Baarn gaat het den verkeerden kant uit.
De tweede degradatiewedstrijd tegen U.V.V. in
Utrecht werd een zware 51 nederlaag.
Er zou een wonder moeten gebeuren om de
Baarnaars voor de tweede klas te behouden.
Hun meer dan precaire positie blijkt uit on
derstaande stand:
D.O.S. 2 2 0 0 4 5—2
U.V.V. 2 10 12 3
Baarn 2 0 0 2 0 2—8
Groot is hjj, die zijn aardewerk geniet, als
ware het zilver, en niet minder groot is de
man, wien al zjjn liever niet meer is dan aarde
werk.
Seneca.
De democratie, dat is „De mensch".
Dr. W. van Ravesteijn.
In den grond is de eenvoud,
i Mr. P. Tideman.