Het Nederlandsch openbaar onderwijs te Aerdenhout en in 't algemeen. SPORT. Romantiek rondom een bad. 't Program voor den ouderavond aan de ö.l. school Juliana van Stolberglaan op j.l. Vrijdagavond 26 Mei luidde ais volgt: E.m. 7.308 uur: Ge.egenheid de klasseonder- iwijzers te spreken in hun lokalen; 8 uur Lezing van het H.d.s. over Openhaar Onderwijs. Medodeelingen van mr. Bos over een sportterrein te Aerdenhout. pl.m. 9 uur: Causerie met lantaarnpl. over „Bldl. Oud-Nieuw" van Mr. P. Tideman te Bloemendaal. Het hoofd der schoof de heer Bleeker sprak ongeveer als volgt: Geachte aanwezigen: Het is niet mijn bedoeling, hedenavond te spreken over onze school in het bijzonder, maar over Openbaar Onderwijs; zijn doel, zijn stre ven, zjjn nut en zijn plaats in onze samenleving. Openbaar lager onderwijs de wet spreekt van algemeen vormend lager onderwijs - is het onderwijs, dat wordt bekostigd, ingericht in stand gehouden en bestuurd door het Rijk en de gemeenten. Bijzonder onderwijs wordt door Rijk en gemeente op gelijken voet bekostigd, maar inrichting, instandhouding en bestuur van het bijzonder onderwijs wordt overgelaten aan he: particulier initiatief. U voelt, dat deze introductie van wat open baar onderwijs eigen'ijk is, slechts den bui tenkant raakt. Zoo ongeveer, alsof een onbe- kende aan U was voorgesteld, zou U kunnen reageeren. met de woorden: „Aangenaam ken nis te maken". Maar zooals een goed auteur U, door hui daden en handelingen, hun denken en hun doen de ziel van zijn figuren zal doen onder kennen, zou zou ik wenschen, de ziel van ons openbaar onderwijs tot U te kunnen laten spreken. Daar ik helaas niet schrijver ben en ook geen redenaar, moet het wel bij een poging blijven: In art. 195 van de grondwet dan staat: „Het onderwijs is een voorwerp van aan houdende zorg der regeering". Als U tusschen haakjes de enorme sommen ziet, die in dezen crisistijd nog, met het lager onderwijs gemoeid zijn, zou U misscuien kunnen denken dat de aangehaalde woorden een verzuchting zijn van den Minister van Financiën: het onderwijs is aanhoudend het zorgen kind der regeering. Deze opvatting van art 195 zou echter onjuist zijn. De redactie ervan is van den grijzen Staatsman Cort v. d. Lin den, die in de vergadering der Staten- Generaal op 3 November 1916 ter toelich ting o.a. zei: „Indien er één zaak is, die de zaak is van het geheele volk, dan is het 't onderwijs. Het raakt de belangen van ouders en kin deren. Maar het is een zaak van de geheele natie. Het betreft het hoogste belang des voLksj, of gehuldigd aal worden de vrijheid van Leer, de vrijheid van geweten. Daardoor zijn wij een volk geworden. De ondergang van die vrijheid Zou niet alleen onze eenheid, maar ook ons volksbestaan bedreigc®; zoo is het met de rechtvaardigheid; zoo is het ook imet ons onderwijs". Ik zou gezegd he/bben: De ondergang van die vrijheid zou onze eenheid en daardoor ona volksbestaan bedreigen. In één adem voeg ik hieraan toe: Het is de geest van het open baar onderwijs, die eenheidszin, waardoor een volk slechts kan bestaan, te behouden, te versterken en uit te dragen in de maat schappij. Wat de ramp van 1914 bracht in één felle schok, n.l. dat wij Nederlanders ons vóór alles „Nederlanders" gingen voelen, wat de crisis van thans ons misschien brengt, te oordeelen naar de breede basis, waarop ons nieuwe mi nisterie hoopt te steunen, dat geeft het open baar onderwijs in geslaagd volharden in zijn pogingen, de Nederla.udsehe jeugd, de mannen en vrouwen der toekomst te vereenigen in zijn scholen, welke ook de godsdienstige of poli tieke overtuiging der ouders zij. Het openbaar onderwijs is in zijn veelheid één. En zijn leerlingen zuilen, groot geworden, en vormende de maatschappij der toekomst, elkander nader staan, elkander beter begrijpen, en ruimer blik gekregen hebben, dan zij ui= nooit andera iserden kennen, dan wat ze ont moetten in het afgeschoten vakje van de bij zondere lagere, middelbare en hooge scholen van hun speciale richting. Al komen de leer lingen van het openbaar onderwijs later in het politieke kamp of in hun godsdienstige over tuiging lijnrecht tegenover- elkaar te staan, ze zullen elkanders meeningen oeter begrijpen en eerder waardeeren. Dat dit een algemeen be lang is van de eerste grootte, behoef ik nau welijks te verklaren. Allicht zal iemand vragen: „Bestaat er geen grond te vreezen, dat iemands diepste gods dienstige overtuiging gekwetst zou kunnen worden". Ik betreur het, te moeten zeggen, dat ik die vrees ook wel eens heb hooren uitspreken. Maar met klem verklaar ik U, dat grond voor deze vrees niet aanwezig is. Daarvoor zijn de wet en zij, die voor de na leving der Wet hebben zorg te dragen een vol doende waarborg. Art. 42 van de Lager Onderwijswet toch zegt van het openbaar onderwijs: Het onderwijs wordt onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden dienst baar gemaakt aan de ontwikkeling van de ver standelijke vermogens der leerlingen, aan hun lichamelijke opvoeding en aan hun opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. De onderwijzer onthoudt zich, iets te zeg gen, te doen, of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied verschuldigd aan de gods dienstige begrippen van andersdenkenden. En met strenge straffen wordt bedreigd de openbare onderwijzer, die dit artikel schendt, In eenigszins andere bewoordingen vin den we dit artikel reeds sedert 1806 steeds in de 1. o. wet terug, een bewijs dunkt me, van zijn deugdelijkheid. Thans kom ik aan een teer punt, waarin velen Uwer misschien met mij van meening verschillen, waarin ik nochtans gesteund word door het zoojuist verschenen K. B. betreffende de houding van Rijksambtenaren buiten hun diensttijdi Ik persoonlijk kan het niet goedkeuren, dat sommige onderwijzers bij het openbaar onder wijs zich in het openbaar wel eens uitlieten op een wijze, die by de ouders de meening post deed vatten, dat het in de school met artikel 42 zoo nauw niet werd genomen. Die meening echter is onjuist: mij is althans nog geen geval ter oore gekomen, dat een openbaar onderwijzer wegens overtreding van art. 42 gestraft is moeten worden. En rijks inspectie en gemeentetoezicht zouden daartoe heusch wel mans genoeg zijn. Nog even art. 42 recapituleerend, ziet U dus, dat het doel van het openbaar onderwijs drieërlei is.: 1. de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der leerlingen; 2. de lichamelijke opvoeding; U ziet hier in praktijk gebracht het oude gezegde van Juvenalis (ofschoon in anderen zin)Mens sana in corpore sano. 3. de opleiding tot alle christelyke en maat- schapelijke deugden. Het aanleeren der „gepaste en nuttige kun digheden", door de meeste ouders als doel van de school beschouwd, en hoe nuttig en waar devol, vooral in deze examentijd, het ook moge zijn, is nog.slechts middel. Het doel van het openbaar onderwijs is hooger, grootscher, schooner: Neen, geloof en naastenliefde, verdraagzaamheid, saamhoorigheid, eensgezindheid en samenwerking, deze Christe lijke en maatschappelijke deugden op te wek ken, te onderhouden, te versterken, dé.t is in de maatschappij de taak van het openbaar onderwys. Het is juist deze hooge zedelijke waarde, die van de zijde van het publiek te veel wordt genegeerd. Ik heb het zelfs eens meegemaakt, dat haar dit recht deze plicht ontzegd werden: Het liep tegen Koninginnedag en op een der schoolborden stond het lied uit Valerius' Ge- denckklanck: „Wilt heden nu treden". Toeval lig zag dit een mijnheer, die bbjkbaar de hooge taak van het openbaar onderwijs niet kende, wiens kinderen trouwens ook geen leerlingen waren van het openbaar onderwijs, en die zelf waarschijnlijk ook de openbare school niet had bezocht. Hij maakte aanmerkingen, niet op het lied, maar op het feit, dat dit lied op een open baar schoolbord stond geschreven. Ik kon mij niet onttrekken aan het gevoel, dat hij dit lied liever gereserveerd zag voor de bijzondere school van zijn richting en ver telde hem daarom de volgende oud-Friesche anecdote: In het oude stadje Dockum had de schout imet z'n rakkers een misdadiger gegrepen, die wegens ernstige misgrijpen tot de galg ver wezen werd. Toen echter de terechtstelling zou plaats hebben, bleek de galg versleten en vergaan. Maar geen nood, men stuurde een renbode naar de naastbijzijnde stad, met het verzoek, den veroordeelde daar te mogen han gen. Maar in die naburige stad wilde men er niet van weten. En het antwoord luidde: „Onze galg is voor ons en voor onze kinderen en die van Dockum moeten er afblyven". U begrijpt, dat ik Valerius liederen niet bij een galg wilde vergelijken, ik wenschte alleen maar te demonstreeren, waartoe een hebberig heid, die zich toeeigent, wat algemeen bezit behoort te zijn, wel leiden kan. U ziet uit 'deze ervaring echter, dat het doel van het openhaar onderwijs nog lang niet vol- voldoende gekend wordt. Daarom herhaal ik U nog eens: De openbare school is geen inrichting van onderwijs zonder geloof, zonder moraal, geen leerinstituut zonder meer. De openbare school, dikwijls uitgemaakt voor „neutrale" school, het woord neutraal dekt echter heelemaal niet de kenmerkende eigenschappen van algemeen vormend lager onderwijs dat openbaar onderwijs, zei ik. waar geleerd wordt, elkaar te verdragen, ieders waarachtige godsdienstige overtuiging te eerbiedigen, waar de grondslagen gelegd worden voor een eensgezinde samenleving, ondanks veler verschillende opvattingen; zulk onderwijs, waar geen schotjes worden opge richt, die ons volk verdeelen in plaats van te vereenigen; waar de kinderen worden opge leid tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, is een landsbelang van de eerste grootte en waard te zijn, een voorwerp van „aanhoudende zorg der regeering". VOETBAL. Als men naar een wedstrijd gaat, waarin twee pretendenten voor het lands-kampioenschap elkaar de overwinning zullen betwisten, spitst men zich by voorbaat op een voetbaldemonstra tie, die dén objectieven toeschouwer veel genot verschaft. Men rekent op een naar Neder- landsche begrippen zoo goed als volkomen party, waarin vcetbalvemuft, techniek en tac tiek den kenner weinig reden tot critiek vermag te geven. Met deze gedachten zetten we ons j.l. Zondag op de Stormvogels-tribune, om te genieten van de ontmoeting tusschen het IJmuidensche elf tal en de Zuidelijke „primus interparus" PSV Al geven we gaarne en .onmiddellijk toe, dat er diverse staaltjes van goed voetbal vertoond werden door de twee-en-twintig spelers, toch was de aigemeene indruk ver van bevredigend. Want naast de symptonen, die „brains-work" verriedden, waren er te veel fouten gemaakt, welke een gevolg waren van onbedachtzaamheid engebrek aan technisch en/of tactisch door zicht. Aan deze fouten maakten beide elftallen zich schulcjig. Beginnen we met de gasten: doelman Bouw- mans heeft cp inderdaad keurige wüze zün doel verdedigd. Geheel feilloos was zy'n werk niet, maar zyn opstellen, vangen en wegwerken stempelden hem tot een uitstekende keeper. Soepelheid en behendigheid, maar bovenal het medeleven met het spel, zelf al bevindt die bal zich op de vijandelijke helft, zyn de eerste ver- eischten voor een doelman.. Deze eigenschappen bezit Bouwmans ongetwijfeld, terwyl zijn uit trappen naar de vleugels zeer tactisch en ver moedelijk een gevolg van wyze trainings-lessen was. Van de beide backs was onze internationaal, Jef van Run natuurlijk de beste, hoewel hij lang niet onpasseerbaar bleek. In snelheid lag hij het dikwijls tegen den Stormvogels linksbuiten pf, Geroutineerd als hy is, had hij het spoedig door, dat „moed" niet in het voetbalwoorden boek van Van Waard voorkomt, en op die wetenschap speculeerde hy later op succesvolle wijze. Brak hy veel aanvallen, zijn wegwerken was soms zeer zwak, speciaal het „hoog" spelen een fout waaraan zich trouwens veel spelers schuldig maakten mogen we allerminst van hem verwachten. Zyn collega Lanegger stond hem goed ter zijde, en vooral in de tweede hielft viel de trap- vastheid van dezen back op. Hij maakte echter een kolossalen blunder en die kwam zyn elftal op een doelpunt te staan (Stormvogels eerste goal) Van de drie middenspelers was de center-half ongetwyfelö de beste, en geweldige zwoeger, die, jammer genoeg het spel onvoldoende open houdt. Zijn kopwerk was welverzorgd. Overigens was het opmerkelyk, dat de lindhovenaren over het ge heel beter waren in het „headen" dan de Umuidenaren. Van Cerd ontsierde zijn spel door minder faire trucjes, wat tegenover het uiterst correcte spel der Stormvogels geheel uit den toon viel. We zagen dezen speler zelfs enkele malen „na trappen" wat hem een fluitconcert op den hals haalde. Van Zeyl, de linkshalfbaok was er na de rust beter in, en heeft veel afgemeten centers aan den linksbuiten Visser gegeven. Om by dezen voorhoede-speler te blijven: wij begrijpen niet goed, hoe er van hem zco'n groo- ten roep in het Zuiden uit kan gaan. Zün op brengen is meestentijds snel en handig, maar het voorzettenin een woord slecht en on benullig. De wyze, waairop hij enkele opgelegde kansen om zeep bracht was wanhopig. Hy werd' hierin haast nog overtroffen door den linksbin nen, de ex-Alphenaar van Kooijk, die in het veld goed was, doch voor de goal gekomen een abso luut gebrek aan schotvaardigheid toonde. Ook van Kooijk miste onbegrijpelijk een tweetal zeer fraaie kansen. De middenvoor van den Broek, de andere in ternationaal in de lindhovensche ploeg, was ook al onvoldoende tenminste als schutter. Hij ver deelde het spel uitnemend, echter kon hy in het doelgebied gekomen zich zelden vry spelen van Prins of Haak, en toen hem dit eens gelukte, schoot hij op enkele meters ver naast. In het begin van den strijd loste hij onverwachts een 20 meter kogel, die doelman de Waard meer moeite kostte dan hem lief was; dit was het eenige behoorlijke schot, dat wij van Van den Broek noteerde. Van den rechterwing Huntig-van Strien ging de meeste kracht uit. Dit tweetal toonde begrip te hebben van het opzetten oer aanvallen in samenwerking met de half-backs. De zoo juist gememoreerde schotloosheid der andere binnen- spelers deed hun goede werk herhaaldeiyk te niet. Zoo was het niet te verwonderen dat PSV in het veld niet d'e mindere van haar tegen stander, een regelmatige nederlaag leed. En nu onze westelyke kampioen: Stormvogels. Het is opmerkelijk, dat het speltype van dit elf tal door de jaren maar niet verandert: ais van ouds stevige knapen, die weten wat sjouwen, maar niet weten wat opgeven is! Maar tetvens nog steeds voetballers, die door hun enthousiasme meermalen de noodige zelfbeheersching kwijt raken, en daarvoor veel, eigenlyk te veel onpro ductief werk doen. Opvallend is b.v. het absoluut noodeloos zwaaien met de beenen, waardoor een zekere onrust van het elftal uitgaat. Een gunstige uitzondering hierop maken twee spelers: in de eerste plaats de rechtshalf Feyen. Dat is een geboren voetballer, die den bal het werk laat doen. Jammer is, dat Feijen niet fit is. Hy sukkelt blijkbaar met een „knietje" Het komt ons voor, dat het voor den a.s. medicus beter is, voorloopig op non-actief te gaan. Is hij geheel hersteld (blyft hy nu met voetballen doorgaan, dan twijfelen we aan volledige beter schap) kwalificeeren we hem als een der beste Nederiandsche middenspelers. Zelden cupedieërt hy het leven door de lucht. Zijn aangeven is af, eveneens het positie kiezen. Door zijn blessure is het hem echter onmogelyk zich geheel te geven en dit wreekte zich ook nu weer. (Tegen Go- ahead kostte het Stormvogels twee doelpunten). Daarom lijkt het ons after-all beter Feijen voorloopig rust te gunnen: Stormvogels kan hem té goeö gebruiken om eenige risico to ioopen van volkomen uitschakeling. De tweede speler die „rustig voetbalt" is de veteraan Koster. Deze populaire Stormvogel speelde tegen P.S.V. zyn 200e wedstrijd. Zijn em bonpoint staat hem een snel verplaatsen in den weg. Toch is Koster altyd zoo opgesteld, dat hy meestentijds in het bezit van den bal komt Of Stormvogels nog lang van zyn diensten gebruik behoort te maken is een andere vraag! De toe komst is aan de jeugd. In de voorhoede der thuisclub viel het onoor deelkundig spel van Schoorl op. Hij is lang geen ideaal middenvoor. Naar we vernemen heeft Schoorl dit seizoen veel doelpunten voor zyn vereeniging gescoord, en wordt hy de IJmuiden sche scherpschuttr genoemd. Wy hebben geen rechtvaardiging voor dit epitheton kunnen ont dekken. Wel schiet Schoorl veel en hard maar op vallend slecht en bovenal onbesuisd. Het schot kan voor dezen jongeling niet hard genoeg zijn, waaronder de zuiverheid en daar komt het juist op aan lydt. Aan dezelfde kwaal sukkelt de rechtsbinnen Groeneveld. De linksbuiten de Waard is, evenals de rechtsbuiten v. d. Steen snel en van goeden wille. Zy zyn dikwyls zóó ondoordacht in de afwerkjng hunner rushes, dat resultaat uitblyft. Haak lykt ons de oude niet meer. Wel staat hy nog als een rots in zee, maar zyn wegtrap pen is te onzuiver. Prins en v. d. Velde zyn phy- siek in staat aanvallend en verdedigend onver moeid op te treden. Hun plaatsen dient beter verzorgd te worden. Hierin nemen zij een voor beeld aan Fcyen. Doelman de Waard is goed, zondier meer. Erg klemvast lykt hy ons niet. De invaller-linksbinnen Offern ten slotte mocht het genoegen smaken de hattrick te verrichten en de drie doelpunten te scoren, wat wel een groote voldoening voor dezen jeugdigen debutant ge weest zal zyn. KAMPEEREN VAN MEISJES. Aan alle meisjes van 13—18 jaar, die geen universitaire studieplannen hebben. De zomermaanden naderen; vacantieplannen worden gemaakt. Kampeeren neemt hierin een groote plaats in. Naar welk kamp dezen zomer? Om IJ te helpen bij de keuze, vestigen wy gaarne Uw aandacht op de Ver. Leiding Meisjes Zomerclubs. Deze Vereeniging organiseert jaarlyks zoowel huis- als tentenkampen voor meisjes van 1318 jaar te Leusden, Löosdrecht en Poederwyk. Vraagt kampboekjes aan, waarin alle gege vens omtrent deze kampen vermeld zyn. Deze worden gaarne met opgaafformulier toegezonden door de secretaresse, mej. E. van Hoogenhuyze, Boekenroodestraat 10, Haarlem. VOETBAL. Deze week publiceeren wy de eindstanden der competities, waaraan de Senores - elf tal len van Bloemendaal deelnamen. later volgen die der juniores en adspiranten COMPETITIESTANDEN. H. F. C. 18 13 5 0 59—26 is 31 D. W. S. 18 11 3 4 55—20 25 Velox 18 10 1 7 56—31 21 B'oemendaal 18 8 3 7 44—49 19 Hercules 18 6 4 8 39—41 16 A. F. C. 18 6 4 8 43—52 16 Alphen 18 6 4 8 48—58 16 De Spartaan 18 5 4 9 31-45 14 B. F. C. 18 5 4 9 32—50 14 Baarn 18 3 2 13 34—69 8 R. C. H. 5 18 12 3 3 63—36 27 Sormvogels 8 18 11 3 4 6440 25 R. C. H. 4 18 9 3 6 56—41 21 IVO 18 10 1 7 55—57 21 DIO 18 8 4 6 49—34 20 Spaarnevogels 18 9 1 8 48—39 19 EDO 4 18 7 2 9 52—54 16 Bloemendaal 2 18 3 6 12 40—59 12 Haarlem 3 18 3 2 11 39—60 12 DWO. 18 3 1 14 28—64 7 Vlieg. Vogels 14 13 1 0 102—8 27 B'oemendaal 3 14 12 1 1 96—21 25 VVB. 14 8 0 6 58—29 16 WH. 2 14 6 O 8 40—58 12 VOG. 2 14 4 4 6 25—50 12 Kennemers 6 14 4 2 8 36—50 10 DWO. 14 4 0 10 38—78 6*) Swastika 3 14 0 2 12 19—120 2 DWO 3 in mindering 2 winstpunten WI3- gens n. o. tegen Bl'daal 3 op 6/ll/'32. Stormvogels 5 18 14 1 3 93—34 29 WB. 2 18 12 1 2 67—42 25 IVO. 3 17 12 0 5 75—37 24 Kinheim 5 18 11 1 6 64—48 23 Bloemendaal 4 17 11 0 6 106—32 22 DIO. 3 17 9 1 7 67—39 19 Thalia 2 18 6 1 11 36—68 13 Beverwijk 5 18 4 2 12 37—63 10 Kennemers 9 18 3 1 14 24—121 7 EDO. 8 17 1 2 14 21—106 4 Rozenprieel 18 15 O 3 7928 30 Hillinen 5 18 14 2 2 75—39 30 Haarlem 6 16 12 1 3 100—27 25 Droste 2 17 9 0 8 78—62 18 Bloemendaal 5 18 8 1 9 50—63 17 EHS. 3 17 7 1 9 53—53 15 ETO. 2 18 5 4 9 5748 14 Vijfhuizen 2 16 7 0 9 36—41 12*) Spaarndam 3 17 3 1 13 26—105 7 DSK. 3 17 1 0 16 14—102 2 Vijfhuizen 2 in mindering 2 winstpunten wegens staken wedstrijd tegen ETO. 2 op 6/ll/'32. EDO. 6 16 15 1 0 100—13 31 HFC. 6 16 11 2 3 88—43 24 Bloemendaal 6 16 8 4 4 4942 18*) Schoten 5 16 7 4 5 42—31 18 Halfweg 3 16 6 2 8 32—56 14 Zeemeeuwen 5 16 4 2 10 47—53 10 Rozenprieel 2 16 4 2 10 39—87 10 T. H. B. 4 16 2 5 9 46—77 9 Hillinen 4 16 2 4 10 22—63 8 Bloemendaal 6 in mindering 2 winstpun- ten wegens n. o. tegen Halfweg 3 op 18/9732. ETO. 12 8 4 0 43—17 20 Zeemeeuwen 3 12 9 2 1 49—19 20 Btoemend Vetr. 12 4 2 6 26—38 10 Swastika 12 3 3 6 22—35 9 Zandvoort 3 12 3 3 6 24—53 9 T. H. B. 3 12 3 2 7 36—52 8 RCH. 6 12 2 4 6 23—29 8 Beslissingswedstryd om de bovenste plaats: ETOZeemeeuwen 3 43 op 2/4/'33. Beslissingswedstrijd om de onderste plaats: THB. 3—RCH. 6 4—1 op 30/4/'33. 1 Een Finsch Nationaal gebruik. door Dr. J.'HELLENDOORN. Tot de interessante Finsche gebruiken, nog uit de oeroude tyden overgeleverd,behoort het bad, de z.g. sauna. Het speelt in Suomi zoo noemen de Finnen zelf hun vaderland een veel belangryker rol dan bij een ander volk in Europa en wanneer men ziet, op welke wyze het genomen wordt en hoeveel beteekenis er in alle standen aan wordt gehecht, dan denkt men on willekeurig aan den Oosterschen oorsprong van dit ras, dat zich in drie Europeesche stammen Hongaren, Estlanders, en Finnen op zoo ge heel verschillende wyze openbaart. De Sauna is gedurende vele eeuwen onver anderd gebleven en ontbreekt ook thans nog in geen enkel echt Finsch huis. Vooral op het plat teland vormt zy een eerwaardig bestanddeel van het gezinsleven. Zelfs de armste boer, wiens woning slechts twee of drie kamers telt, heeft daarnaast nog een kleine vrijstaande badkamer, zonder welke hy zich beslist niet gelukkig zou voelen. Een saunagebouwtje bestaat uit een enkel ver trek, waar een smalle deur toegang toe geeft. Slechts zelden vindt men daarnaast nog een klein zyvenstertje, want het behoort in sauna donker te zyn en men heeft er dan ook geen ander licht dan wat er binnendringt door de reten en voegen tusschen de latten van den wand of door de dunne afvoerbuis voor de rook. In een hoek staat een machtige haard, opgebouwd uit tamelyk groote steenen, die zooveel mogelyk pas send in elkaar moeten sluiten, omdat er geen ce ment of ander bindmiddel tusschen aangebracht wordt. Hierdoor zou men de kwaliteit van den stoom be- naideelen, die verkregen wordt door binnen in de kachel een houtvuur aan te maken en zoolang aan te wakkeren, totdat de steenen stuk voor stuk gloeiend zyn geworden, waarna er uit een tevoren in de sauna gebrachte kuip water op Je steenen wordt gestort. Dit herhaalt men zoolang, totdat do geheele kamer volhangt met dichte wol ken en de bedienden geheel door de heete stoom zyn omhuld. Aangezien de stoom omhoog stygt, bevinden zy zich op een soort galery, die op de halve hoogte van het vertrek rondom langs de wanden loopt. Daar zitten of liggen zy en laten de vochtige wasem in alle poriën dringen. Mannen en vrouwen baden gezamenlyk en geheel ont kleed het is byna volkomen donker en men kan ternauwernood de naastbyzynde persoon zien als een vage schim. Gaandeweg wordt de hitte ondragelyk. Nu wordt de bloedsomloop en het uitbreken van het zweet bevorderd door het lichaam te slaan met bebladerde berkentakjes, die elk jaar in den voor zomer met zorg worden verzameld en in het heete water byzender buigzaam worden. Wanneer ook dit deel van het bad achter den rug is, duwen de mannen de deur van de sauna open, loopen nog steeds ontkleed naar buiten, rollen zich in. het gras of 's winters in de sneeuw, of wel zy springen in het koude water van een rivier of meer. om aan weer naar de sauna terug te ren nen en opnieuw de hite op zich te laten inwerken. Dit voor niet-Finnen levensgevaarlyk spelletje herhalen zij eenige malen. Ook üe vrouwen wis selen het heete stoombad 'n paar malen met koude baden af, zonder dat de temperatuurswisseling een nadeeligen invloed op haar gezondheid heeft. De sauna is echter meer dan een in elk gezin voorkomende badkamer. De aanstaande moeders trekken zich, waneer zy haar tyd voelen naderen, in de sauna terug, maken een gemakkelijke lig plaats op de galerij en wachten daar met de vroed uit 't naaste dorp de groote gebeurtenis af. De eerste kreten van den jongen wereldburger weerklinken dus in de sauna en bovendien wordt hy na eenige maanden plechtig de badkamer bin nengedragen voor zijn echte „bad". Daarby wordt 'n versje gezongen, waarin men de hoop uitspreekt dat het kind eenmaal een leider zal worden van het leiderlooze vólk. Oog in andere streken der Finsche volksliteratuur zy zyn door Ehas Lönn- rot in ai hun verscheidenheid byeengebracht in 't Finsch nationale epos Kalewala speelt de sau na 'n roi. In vele ervan wordt den jongen meisjes, die op het punt staan om te trouwen, den raad gegeven om de sauna in het huis van him schoon ouders te verzorgn om voldoende water op de gloeiende steenen te storten, opdat de stoom haar schoonvader aangenaam omhult, dan wel om te zorgen voor mooie berkentakken, die het lichaam van alle verontreiniging en vermoeidheid bevrijden. Zelfs bij een sterfgeval kan men niet zonder de sauna. Na de begrafenis wacht het gezelschap een byzonder heet bad, dat desmart moet verzachten. Meuschën zonder eigen woning byv. bedelaars, zal geen Fin het gebruik van de sauna weigeren en de armen hechten hieraan grootere waarde don aan een goede ligplaats voor den nacht. Verder gebruiken de vrouwen die op elke Finsche boerderij zelf bier brouwen, de sauna als drooghuis, terwijl in de warmte het gistings proces er goed verloopt. Men ziet dus dat de sauna in het geheele leven der Finnen een groote plaats inneemt en daarin onderscheidt dit nationale ge bruik zich ook van de stoombaden der Russen en Turken, waar het ons in menig opzicht aan doet denken. Hoe oud het gebruik van het stoombad is, kan slechts by benadering worden geschat. De Romeinsche geschiedschrijver Livius beschrijft reeds het stoombad van de Scythen uit zijn tijd, een volk dus dat leefde in het tegenwoordige Zuid-Rusland. Tacitus deelt mede, dat de oude Germanen voor hun stoombaden water stortten op los opeengestapelde gloeiende steenen en ver der vermeldt de Arabische schrijver Ibu Dasta, ook wel Ibu Rosteh genoemd, die in de tiènde eeuw van onze jaartelling leefde, dat de eerste Slaven een soortgelijk gebruik kenden. De sauna en de daarmee in verband staande ge bruiken worden ook thans nog in Finland in eere gehouden. Eten vreemdeling, die een uitnoodiging, om van de sauna gebruik te maken, zou afwijzen, zou alle sympathie verliezen. Hy moet dus maar de tanden op elkaar zetten en zich heldhaftig houden, al voelt hij zich alles behalve heldhaftig. (Nadruk verboden.) DE BIBLIOTHEEK VAN ALFONSO XIIL De Spaansche regeering heeft besloten, dat de particuliere boekerijen van Alfonso XIH. van de vroegere koningin en van de prinsessen voor het publiek toegankelijk zullen zyn, zoodra men met het omvangrijk catalogiseeringswerk klaar is. Daar men hier te doen heeft met groote kostbaarheden, zal de bezichtiging der bibliotheek van strengere voorwaarden afhanke- lyk zyn dan anders het geval is. De journalis ten, die in de gelegenheid waren de boeken schatten te bezichtigen, verklaren dat de geruch ten, als zou de ex-koning niets dan Engelsche romans en jachtlitteratuur hebben ingeslagen, op onwaarheid berusten. In werkelijkheid bevat de bibliotheek 6000 handschriften uit de middel eeuwen en meer dan 300.000 moderne voort brengselen, waarvan vele voor den verzamelaar hooge waarde hebben. In de eerste zaal, die de „schatkamer" heet, treft men bijvoorbeeld eenige Westgotische co dices aan waaronder een liber canticorulm uit het jaar 1059, dat aan Ferdinand I van Cas- tilië heeft toebehoord. Voorts bevinden er zich zeldzame oorkonden, welker banden met sma ragden zijn versierd en waarvan de Waarde alleen al op 15.000 gulden wordt geschat. Van de historische documenten noemen wy het beroem de exemplaar der „Heilige Week", dat Lodewyk XVI tot op het oogenblik, dat hij het schavot besteeg, niet uit handen gaf. De geleerden zien voorts met verlangen uit naar de studie der incunabelen, die de bibliotheek ook ryk is en waarvan enkele behooren tot de oudste boeken, die ooit gedrukt werden. KINDERLIJKE DWALING. Een kleine jongen komt in een boekwinkel en vraagt: „Wat kost dat boek „Hoe men mannen boeit", dat in de etalage ligt?" „Dat is toch geen boek voor jou, myn jongen", zegt de boekhandelaar. „Wat wilt je daar mee?" „Ik wil het mijn vader op zijn verjaardag geven. Hij is agent van politie". Van louter vreugde, dat het bij onzen buur man branderig ruikt, zien wij niet, hoe in ons huis de helle vlammen uit het dak slaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 4