TWEEDE BLAD
iéi is
P!w*.ik
ij®
Losse Blaadjes.
De veilige gulden!
I
Brokjes Levenswijsheid.
Met afgezetten motor.
De Aquariumtentoonstelling
in Thysse's Hof.
SCHAAKRUBRIEK.
i
„Neef" sprak gist'ren Tante Antje
,,'kLas zooeven in het krantje
Dat de gulden veilig staat,
En er was zoo'n consternatie
Over moog'lijke inflatie,
Want geen mensen had daarbij baat!
En die gouden standaard, die ze
In het buitenland verliezen,
Kost ze dat geen lieve duit?
Daarvan snap ik heusch geen jota;
Van die dingen heb 'kgeen nota!
Leg jij mij dat nu eens uit."
„Met plezier" zei 'k „lieve Tante,
'tls eenvoudig, wat de kranten
Willen zeggen, kort verteld:
Elke gulden blijft berekend
Honderd centen. Dat beteekent,
Dat-ie veilig is gesteld.
Krijgen we hier nu inflatie,
Dan is dat voor heel de natie
Heusch nog zoo plezierig niet.
Elke gulden, dien u spaarde,
Heeft dan plots'ling minder waarde,
Dus dat geeft een hoop verdriet!"
„Neef" sprak Tante ,,'k zal 't onthouen.'
't Blijkt, je kan geen mensch vertrouwen!
Al is mijn bezit maar klein,
'k Blijf de guldens, die 'kkan sparen
In m'n ouwe kous bewaren!
Dat zal 't allerveiligst zijn!"
(Nadruk verboden)
Wanneer een electrische tram over een brug
rijdt, bestaat soms geen gelegenheid om onder
wijl met den stroom verbonden te blijven. De
wagen schuift dan enkele meters op eigen
kracht voort. Of eigenlijk is dit een verkeerde
uitdrukking, want het is niet de eigen kracht,
welke den wagen op gang houdt, maar deze
blijft in beweging doordat de wet der traagheid
haar werking uitoefent.
Bü sommige manoeuvres in de lucht zet de
bestuurder van een vliegtuig den motor af; zijn
machine glijdt dan door de werking van dezelfde
wet verder. Deze vlucht zander motor duurt
ook slechts kort, maar zij maakt een organisch
bestanddeel van tie vliegtechniek uit.
Tot de sterkste toeren in een ouderwetsch
circus behoorde de salto mort ale, de dooden-
sprong, een geweldig waagstuk, dat den toe
schouwers den adem deed inhouden van bewon
dering en angst. De acrobaat, die diit moeilijke
kunststuk volbracht, moest door woeste muziek
opgezweept worden tot een geweldige vaart.
Zette hij zich dan af tot den sprang, dan zweeg
plotseling de muziek midden in een noot en
onder ademlooze stilte zweefde de man door het
circus. Ook tijdens zoo'n sprong verricht de
kunstenmaker geen arbeid; hij drijft op de ener
gie, welke hij bij den aanloop en den afzet ge
nomen heeft. De wet der traagheid helpt hem
door deze leegte heen.
Aan zoo'n electrische tram op een brug, aan
zoo'n vliegtuig met afgezetten motor, aan zoo'n
acrobaat tijdens den sprong terwijl de muziek
awijgt, doen ons de menschen denken in die
perioden van 't leven, waarin geen beweegrede
nen hen tot de daad bezielen, geen drijfveeren
werken, geen prikkels hen aanzetten, maar
waarin zij met de werktuiglijkheid van de wet
der zwaartekracht voortglijden om over het
doode -punt heen te komen.
Er bestaan zulke leegten in ieders leven. Het
zijn de leemten in de belangstelling, de open
ruimten tusschen twee met plannen en doel
einden geplaveide wegen, de bruggen over het
vacuum, het luchtledig, Wet niet. Tijdperken,
waarin de stroom is uitgeschakeld, de motor is
afgezet, het contact ontbreekt. Dooie, saaie, ziel-
looze tijdperken, waarin men zichzelf te veel is
en men door den weerstand van wrok of ver
driet, teleurstelling of verveling van elke han
deling wordt teruggehouden.
Maar ook in zulke tijdperken staat het leven
niet stil. De passagiers in de tram willen ver
der, ook tijdens den rit over de brug waar de
stroom ontbreekt. De vliegenier zou met zijn
machine te pletter vallen, als hij, ook nu de
motor is afgezet, er den gang niet in hield. En
de toeschouwers in het circus zouden zich be
kocht achten, indien de acrobaat vóór de rui'mte
tusschen de twee springplanken bleef staan.
De passagiers: plicht en verantwoordelijkheid,
afspraak en dienst, belofte, verbintenis. De
vlieger: onze persoonlijkheid, die lot en leven
van zichzelf en zijn gezin in de hand heeft en
bestuurt. De toeschouwers: onze werkgevers en
klanten, onze opzichters en chefs, onze huisge-
nooten en medearbeiders. W-e kunnen hen niet
in den steek laten, als we zoo'n stroomloos
stuk leven zonder drijfveer of prikkel moeten
doorloopen.
Slechts weinigen kunnen zich een dergelijke
weelde veroorloven. Ik heb lang geleden een
schoenmaker gekend, die voortreffelijk werk
leverde. Ik heb een paar schoenen in mijn bezit,
die na een kwart eeuw nog onversleten zijn en
nog nooit voor reparatie in aanmerking zijn ge
komen. Deze degelijke vakman werkte voor de
eeuwigheid.
Maar soms gebeurde het, dat de klanten te
vergeefs bij hem aanklopten. Dan stak hij zijn
hoofd door het venster van zijn werkplaats en
snauwde; „Vandaag heb ik geen zin!" En met
een gemelijk gebaar smakte hij 't venster dicht.
De verleiding is soms groot, dezen zonderling
«a te volgen. Hoevaak gebeurt het ook ons, dat
we „vandaag geen zin" hebben. Dan zegt de
volksmond: wie geen zin heeft, moet zin maken!
Maar dit „zin maken" is geen gemakkelijke
bezigheid.
Er zijn virtuozen in het leven gelijk de schoen
maker van toen, die met zorgvuldigheid en ijver
degelijk werk leveren, doch alleen onder één
voorwaarde: ze moeten een prikkel tot werken
hebben. Wanneer die prikkel ontbreekt, zijn ze
verlamd.
Maar ijegenovea- deze levenskunstenaars, die
toch eigenlijk dilettanten zijn, staan de beroeps
kunstenaars, die zich hebben geoefend in de
salto mortale, in den sprong over dood en leeg
levensgebied heen. Deze oefening is even moeilijk
als die van den vlieger, die met afgezetten motor
manoeuvreert. Zij vergt geduld, volharding en
zelfbeheersching.
Zelfbeheersching vooral, 't Werk onder den op
windenden aandrang van het verlangen, het
doel, het succes, valt gemakkelijk. Maar rustig
door te werken pok zoolang tijdelijk de drijf
veeren en beweegredenen en prikkels ontbreken,
dit gelukt slechts den mensch, die zich er in
heeft geoefend, op „eigen kracht" door' te varen.
H. G. CANNEGIETER
H.
De vorige maal brak ik mijn bespreking van
de aquariumtentoonstelling in Thysse's Hof af,
bij aquarium no. 18, dat, ik zou baast zeggen,
de beroemd geworden Maanvisschen (Ptero-
phyllum), bevatte. Sedert haar invoer, nu
ongeveer 6 jaar geleden, heeft deze visch een
waren zegetocht gemaakt door Europa, waar
ze thans in bijna geen enkel tropisch aquarium
meer ontbreekt. De statige rustige visschen,
met hun gedistingeerde vorm en sobere zwart-
op-wit teekening, kunnen dan ook met recht
als de koningen van het aquarium betiteld
worden. De eigenaardige vlakke lichaamsvorm
maakt het dezen visch mogelijk In zijn vader
land, het Amazonestroomgebied, te leven tus
schen de stevige, loodrecht omhoog rijzende
waterplanten (riet), waarmede daar de oevers
zijn begroeid, en die veel ruimte naar boven,
maar weinig naar de zijkanten vrij laten. Oqk
is deze visch door zijn hoogte voor de meeste
roofvisschen veilig, daar deze wel een prooi
kunnen inslikken, maar niet in staat zijn, daar
van stukken af te bijten, en zulke breede
brokken als onze visch representeert zijn niet
in zijn geheel in te slikken.
In dit zelfde aquarium bevindt zich nog een
andere interessante visch, n.l. de Argusvisch,
een eveneens sterk in de lengte afgeplatte
vischsoort, die op een mat-gouden ondergrond
donker olijfgroene, ronde vlekken vertoont.
Deze visch behoort eigenlijk in 't zoete water
niet thuis Het is een echte zeevisch, die de
koraalriffen van tropische zeeën bevolkt, en
dus eigenlijk behoort tot de meestal schitte
rend gekleurde koraalvisschen. Zonderling ge
noeg kan deze visch echter ook aan het zoete
water gewend worden, hetgeen met het ten
toongestelde exemplaar, dat daarin reeds ruim
1 jaar he'eft doorgebracht, in welken tijd het
ongeveer het dubbele zijner oorspronkelijke
lengte bereikte, bewezen wordt.
Wij verlaten nu voor een oogenblik de langs
de zijwanden opgestelde aquaria om die van de
middentafel in oogenschouw te nemen.
Aquarium 20 en 21 bevatten eenige vertegen
woordigers uit de zoo uitgebreide familie, de
bij de aquariumliefhebbers „zalmen" genoemd
worden, waarbij ik echter moet opmerken, dat
de bij ons om zjjn vleesch zoo zeer geschatte
zalm en zijn naaste verwant, de forel, niet tot
deze familie behooren. Met onze echte zalm
hebben zij echter de eigenschap gemeen, dat zij
vaak (niet altijd) behalve de gewone groote
rugvin, nog een tweede, kleiner vinnetje het
z.g. vetvinnetje hebben, dat kort voor de
staart is gelegen.
In aquarium no. 20 zijn van deze familie de
grootere soorten ondergebracht, in no. 21 de
kleinere. Vooral onder deze kleinere soorten
treft men schitterend gekleurde vischjes aan.
Daar is om te beginnen het kleine, nauwelijks
3 c.M. lang wordende Riozalmpje, afkomstig
van Rio de Janeiro, een prachtig bloedrood
gekleurd vischje, dat als een robijn in 't hel
dere water flonkert. Verder de prachtig getee-
kende Pristella, een zilverachtig vischje, waar
van de meeste vinnen een diepzwart, imet hel
derwit omzoomd vlekje dragen. Daar is verder
het prachtige lantaarndragertje, een vischje,
waarvan de oogen als diamant schitteren, en
dat boven op den staartwortel een lichtend
goud vlekje draagt, dat als een vonk in 't zon
licht gloeit en waaraan het diertje zijn naam
dankt. Tenslotte is daar nog de door zijn zon
derling, waaiervormig staartje opvallende
Stevardia, die aan zijn kiewbogen een draad
vormig verlengsel draagt, dat in een klein
vlaggetje eindigt. Dit zonderlinge verlengsel
wordt echter zóó vlak tegen het lichaam ge
dragen, dat nauwkeurige waarneming vereischt
wordt, om het te bemerken.
Aquarium no. 22 bevat eenige sub-tropische
baarzen, vischjes, die nu eens geen tropische
temperatuur van het water noodig hebben en
dus zonder extra verwarming in een ver
warmd vertrek kunnen worden overwinterd.
De prachtig geteeken-de Schijfbaars, afkomstig
uit de staat New York, spant wat kleuren
pracht betreft hier wel de kroon, maar ook het
Pauwoogbaarsje, zoo genoemd naar het vlekje
in de rugvin, dat ons aan de bekende „oogen"
in de staart van een pauw doet denken, mag
zich wel laten bewonderen.
Aan den anderen kant van de ta-. zijn twee
groote bakken (de No's 23 en 24) met levend-
barende visschen opgesteld. Dit zijn visschen,
die geen eieren leggen, maar direct levende
jongen ter wereld brengen. De eieren komen
dus in het moederlichaam tot ontwikkeling.
Hiervoor is een inwendige bevruchting der
eieren noodzakelijk en daartoe is de aarsvin
bij het mannetje tot een buisvormig copula
tieorgaan omgevormd.
In No. 23 is de prachtige Molienisia Velifera
ondergebracht, een vischje, dat pl.m. 8 c.M.
lang wordt en een rugvin draagt, die in uit-
gespreiden toestand wel 3 c.M. hoog kan zijn.
Deze rugvin is bezaaid met zilveren en gouden
vlekjes, die den indruk maken als was de vin
met edelsteenen ingelegd.
Van dit vischje komt een zwarte variëteit
voor, die onder de aquarium-liefhebbers des te
hooger geschat wordt, naarmate ze meer vol
komen zwart is.
In Aq-ari'im No. 24 komen enkele van
deze kostbare pikzwarte exemplaren voor, en
ook enkele minder waardevolle exemplaren, die
nog eenige zilverachtige stippen vertoonen,
maar die m.i. daardoor juist nog mooier zijn.
Verder komen in beide bakken verschillende
variëteiten voor van den zwaarddrager, zoo ge
noemd, omdat de onderste stralen der staart
vin buitengewoon verlengd zijn, zoodat het
lijkt of de visch een zwaard meedraagt, dat
dezelfde lengte als het lichaam kan bereiken.
Verder komen in beide bakken verschillende
variëteiten van het z.g. Plaatje (een verbaste
ring van den latijnschen naam Platypoecilus)
voor, een vischje, dat zeer variabel is vanj
kleur. Men heeft blanke, roode, gele, blauwe,
en gemengdkleurige plaatjes.
Bovendien laten zij zich met de vorige soort,
den zwaarddrager zeer gemakkelijk kruisen,
waaruit allerlei zonderling gekleurde krui
singsproducten ontstaan, welke soms ook een
zwaard kunnen vertoonen.
Wij gaan nu weer naar de bakken aan den
wand terug.
Aquarium No. 25 bevat de prachtig geteeken-
de Haplochilus van Cap Lopez, afkomstig dus
van de westkust van Afrika.
Dit vischje is niet zoo gemakkelijk te hou
den, daar 't zeer gevoelig is voor waterver-
versching, die het niet kan verdragen. De
vischjes worden dan ook met het water
waarin zij bij den eigenaar thuis werden ge
houden, naar de tentoonstelling gebracht. Daar
het diertje bovendien vrij schuw is, moet het
in gedempt licht en bij een dichte beplanting
worden gehouden. Men moet vooral niet na
laten, dit prachtige vischje eens aandachtig
te bekijken!
De bakjes 27 en 28, 35 en, 36 bevatten de
iabyrinthvisschen, waarover de vorige maal
reeds wat verteld werd.
Ik wil er hier alleen nog op wijzen, dat in
het bakje 36, dat de aan oud-Indisch gasten
welbekende Ikan sepat bevat, intusschen de
eitjes uit het schuimnest zijn uitgekomen. Een
der surveilleerende heeren zal belangstellende
bezoekers gaarne de mikroskopisch-kleine
met het bloote oog nog net waarneemoare
jonge vischjes toonen.
Daar de tentoonstelling ook nog gedurende
de geheele maand Juli o-pen blijft, zal ik een
volgende week nog wat vertellen over de ove
rige bakjes met zoetwatervisschen, en dan
eveneens een beschrijving geven van de zee
water afdeeling, die een geheel aparten tak van
de aquariumliefhebberij vertegenwoordigt.
Ik wil er hier alleen op wijzen, dat onze
tentoonstelling juist verleden Woensdag van
het Zoölogisch-Station in Den Helder een
heele collectie zeer bijzondere zeedieren uit de
Noordzee afkomstig, ontving, die het bezich
tigen overwaard zijn. s.
TREPANG EN POLIEPEN.
Een carrière onder den zeespiegel.
door
USEJOSO.
(Beroepsduiker aan het Oceanographisch
station in de Feter-de-Groote-bocht te Kams-
jatka).
Dé Japansche duiker Usejoso is
reeds dertig jaar verbonden aan
het juist genoemde instituut en
geeft in het volgende een verslag
van eenige zijner avonturen op
den oceaanbodem.
Het eiland Engeln genoemd naar een
Russischen veldheer ligt in de Peter-de-
Groote bocht; voor storm en wind is het veilig.
Het is zoo klein, dat men te voet in vijftien
minuten van de Noord- naar de Zuidkust kan
kernen. Het ontbreekt dan ook op nagenoeg
iedere kaart. Dit eilandje wordt niettemin door
Russische geleerden en tevens door trepang-
visschers bewoond. De onderzoekers van het
oceanografisch station laten ons, duikers,
steeds opnieuw in onze gummi-uitrustingen
naar den zeebodem afdalen, waar wij soms
uren achtereen doorbrengen met de studie der
poliepen.
Het doel der visschers is echter een ander.
Het zeedier, dat den voor den Europeaan
vreemden naam „trepang" draagt, wordt door
Chineesche smullers n.l. als een delicatesse be
schouwd. Deze gastronomen weten de lekker
nij op zes verschillende manieren toe te be
reiden.
De trepang ziet er uit als een exotische
plant. Het kleine ongedierte doet denken aan
een banaan, heeft geen oogen noch ooren en
is in het bezit van sensibele vangarmen. De
trepangvisschers moeten nu als duiker (dus in
een zelfde pak als ik) in de diepte verdwijnen
om him handelsobject te van-gen.
Beneden dreigt hun een groot gevaar: de
reuzenpoliep. Dit beest verblijft gewoonlijk op
plaatsen, waar zich ook de beste trepang be
vindt. Het is dus de kunst de trepang te
grijpen, zonder zelf door den poliep te worden
gepakt.
Dat gedrocht houdt zich bij voorkeur op in
kleine, rustige bochten, waar steile rotsen zijn.
Het is een kuddedier, zoodat men gewoonlijk
met kleine troepen te doen heeft. Het zee
monster heeft een eigenschap, die het bijzon
der te stade komt: het neemt kleur en vorm
aan van de omgeving. Het ongeoefende oog
kan het niet van den bodem onderscheiden.
Een waagstuk en een kunststuk tevens is het
zno'n dier ongemerkt te naderen, want de
poliepen zijn buitengewoon sluw.
Een hunner treffende eigenschappen is, hun
spaarzaamheid wat voedsel betreft. Ten einde
in slechte tijden niet van leeftocht verstoken
te zijn, houden zij er een soort provisiegrot op
na. Hierin bergen zij mosselen op, met welker
consumptie zij zich te zijner tijd vermaken.
Zoo lang de nood nog niet aande poliep
is. verslindt hij evenwel lekkerder hapjes. Hij
verbergt zich tusschen groote steenen of
rotsen en steekt een vangarm uit. Ik ben vaak
in de gelegenheid geweest de toepassing eener
zoodanige list van dichtbij waar te nemen. De
vangarm, die er als een zeeplant uitziet, maar
aanvankelijk grijs is, wordt langzamerhand
groen. Als een onschuldig watergewas schom
melt dan het vreeselijke instrument tusschen
de echte planten. In ademlooze spanning héb
ik vaak visschen gadegeslagen, die niets ver
moedend kwamen aanzwemmen. Nauwelijks
bevindt het slachtoffer zich binnen het bereik
van de levende lasso, of de geduldige jager
trekt de vangarmen in. Er ontstaat een vrees
wekkende strik die plotseling aanzwelt en de
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den
Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 386.
Hans Johner,
(Zurich).
Mat in twee zetten.
i
Stand der stukken.
Wit; Kdl, Da8, Td3, Tel, Le3, Lh7, Pe7, Pgl,
e4, f2.
Zwart; Ke5, Dhl, Ta4, Thé, Lb7, Pd6, Ff6,
e6, h6.
KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND.
Van 1523 Juli a.s. zal te 's Gravenhage de
wedstrijd worden gehouden.
Door het Bestuur van den Nederlandschen
Schaakbond zijn de navolgende 10 Nederland-
sche schaakspelers toegelaten: Dr. M. Euwe,
Amsterdam, titelhouder; P. L. J. Rassers,
(Breda), Jhr. mr. J. H. O. van den Bosch,
('s Gravenhage)H. W.. Felderhof (Zaan
dam) A W. Hamming, (Leiden)P. F. van
Hoom (Amsterdam); E. A. Mulder, (Amster
dam); dr. A. G. Oland (Driebergen); F. A.
Spinhoven (Amsterdam); mr. J. A. Wolthuis,
(Groningen).
De wedstrijd zal plaats hebben, in het Na
tionaal Schaakgebouw, Van Speykstraat 1,
's Gravenhage, met uitzondering van de derde
en vierde ronde, welke te Leiden zullen wor
den gespeeld op een nader te bepalen plaats.
De prijzen bedragen 40.30.20.en
10.— gld.
Bovendien hebben de 4 of 5 hoogstuitkomen-
den het recht, mede te spglen in een klein
meestertournooi met 3 of 4 bui'tenlandsche mees
ters, dat te 's Gravenhage of Scheveningen zal
worden gehouden (27 of 29 Juli als aanvangs
datum, welke nog moet worden vastgesteld.)
De groote bondswedstrijden zullen van 31
Juli—5 Augustus te Scheveningen plaats
hebben.
Bovenvermeld rijk schaakprogramma houdt
voor een deel verband met de viering van het
60-jarig bestaan van den Nederlandschen
Schaakbond.
OPLOSSING PROBLEEM No. 382.
(S. Lewmann.)
Stand der stukken:
Wit: Ka2, Df6, Ta3, Te8, Lc4, Pd4, Pfl, d2.
Zwart: Ke4, Tf2, Tg5, Le6, Lg-3, Pf4, Pg2.
1. Pd4b5, enz.
OPLOSSING PROBLEEM No. 383.
(Fr. Herben).
Stand der stukken:
wit: Ke2, Dgl, Tb8, Tf6, La3, Pf4, Ph8, b2
c6, d3, e7.
Zwart: Ke5, La2, Pf7, Pg7, c7, d4, e6, f5,
h6, h7.
1. b2b4, enz.
Snoevende manieren wijzen op gemis aan
kracht.
De mensch duidt zijn eigen karakter nooit
scherper aan dan door de wijze, waarop hij
anderen afteekent.
EINDSPELSTUDIE No. 109.
F. Lazard (Parijs).
Wit aan zet remise.
Stand der stukken..
Wit; Kb5, Td4, Pf4, c5.
Zwart: Ke7, Lh3, c2, c7, e2.
HAARLEMSCHE SCHAAKVEREENIGING.
In de laatst gehouden ledenvergadering van
de Haarlemsche Schaakvereeniging is tot voor
zitter gekozen de heer P. Egas, te Aerdenhout.
De afgetreden voorzitter, de heer Louis J.
Vreugde, die c-m gezondheidsredenen, zijn func
tie wenschte neer te leggen werd door den heer
Egas onder hartelijk applaus der vele leden toe
gesproken. Wanneer men weet, dat de heer P.
Egas minstens 15 jaar voorzitter geweest is
van den Soerabaiaschen Schaakbond en deze tot
de bloeiendste club van Nederlandsch India
heeft gemaakt, kunnen wij de Haarlemsche
vereeniging met haren nieuwen voorzitter ge-
lukwenschen.
Op '19 Juni j.l. gaf de Nederlandsche meester
J. Davidson (Amsterdam) een simultaanvoor-
stelling in de gewone clubzaal der vereeniging,
in de „Sociëteit Vereeniging", Zijlweg ta
Haarlem.
Binnen 2% uur werden 12 partijen door den
simultaanspeler gewonnen, en 3 remise ge
maakt, tegen de beeren A. A. J. Ridderhof, P.
Ozinga en J. Cohen (Bloemendaal).
Een prachtig resultaat voor meester David
son. In de Haarlemsche Schaakvereeniging is
thans één zomerwedstrijd aangevangen in een
groep.
Belangstellenden zijn welkom, eiken Maan
dagavond van 812 uur,
ALS MEN OM EEN KOPJE KOFFIE
SPEELT.
1
Schaakmeester O. C. Müller verhuisde in het
begin der tachtiger jaren van Duitschland naar
Engeland, waar hij thans nog woont. Hij ver
telt in Britisch Chess Magarine een en ander
over zijn ervaringen bij het spel in de schaak-
café's van Purcell en Simpson, welke reeds
lang niet meer bestaan. Een Fransch edelman
en een Italiaansche graaf speelden altijd een
partij om een kopje koffie ter waarde van 30
ets., verrekend echter in contanten. Toen de
Italiaan op een avond 36 kopjes koffie gewon
nen had en om betaling vroeg, liet de Fransch-
man op een groot dienblad 36 kopjes koffie
aanrukken en liet niet na, zijn tegenstander 'er
opmerkzaam op te maken, dat hij mocht drin
ken zoolang de koffie nog heet was!
buit omvat om haar meedoogenloos omlaag te
sleuren en naar binnen te werken.
In mijn leven heb ik tallooze poliepen gezien
kleine, maar ook exemplaren van 100, ja zelfs
300 K.G. Een reuzenpoliep kan met zijn vang
armen den fiinksten duiker vermorzelen; het
is soms met den ongelukkige al afgeloopén,
wanneer hij tracht te vluchten en halverwege
tusschen bodem en waterspiegel zweeft. Wan
neer men zoo'n geweldenaar ontmoet, doet men
het best, ijlings aan het touw te trekken en te
zorgen, dat men uit de buurt komt.
De jacht op kleine exemplaren is echter een
aanbevelenswaardig tijdverdrijf, dat de moeite
zeer loont omdat het vleesch der poliepen uit
stekend smaakt. Het doet aan paddestoelen
denken en wordt in China duur betaald. Euro
peanen hebben er echter meest een afschuw
van.
Eens ben ik zoo'n beest bijna ten prooi ge
vallen. Ik ontmoette er een, zoo gevaarlijk als
ik er nog geen gezien had. Ik wilde al aan
het touw trekken, toen ik bedacht dat mijn
kameraden mij zouden uitlachen en spotten
met mijn vermeende lafhartigbe'd. Ik ging
derhalve tot den aanval over. De poliep, die
door de aanwezigheid van een vreemd wezen
blijkbaar nerveus werd, veranderde van kleur.
Het was een fantastisch gezicht.
Van grijs ging de tint over in melkwit en
plotseling werd het beest inktzwart. Ik stiet
cien vijand een zwaren ijzeren stang in den kop
Het gevolg was, dat ik op hetzelfde moment
met een straal zwarte vloeistof werd over
goten. zoodat ik niets meer kon zien. Ik dacht,
dat mijn hart stil stond. Plotseling voelde ik
een hevigen druk, die op mijn beenen werd uit
geoefend. Het monster had ze met een vang-
erm omklemd. Mijn leven werd gered door het
feit, dat het verzwakte dier niet meer in staat
was zich aan mij vast te zuigen; als een be
zetene sloeg ik met een ijzeren staaf op den
zich om en om wentelenden tegenstander in.
Opeens zakte het gedierte, dat zich geheel had
opgeblazen, in elkaar. Triomfantelijk verscheen
ik met mijn buit aan de- oppervlakte en was
de held van den dag.
Menigmaal stel ik uit overmoed een kleine
poliep in de gelegenheid zich aan mijn beenen
vast te zuigen. Het duikerpak is van gummi
en daardoor is het beest niet in staat mij in
gevaar te brengen.
De duiker oogst bijzonder veel roem wan
neer hij de pohep levend aan boord brengt.
Op het droge ..is de dictator der diepte volko
men machteloos en kan men 'hem zonder veel
moeite in stukken snijden. Vaak laat ik mij,
met eenige dezer beestjes om mijn onderste
ledematen gekneld, naar boven trekken en
ontsla me vervolgens van mijn wel wat lastige
„aanhangers".
De polier is bijzonder eigenwijs of stijfhoof
dig, al naar men 't wil nemen. Hij laat zich
liever m reepen snijden dan dat hij prijs geeft,
wat hij eenmaal in zijn macht meent te hebben.
Ik neem dan ook soms een steen mee naar
boven met een poliep er aan. Men pakt de
steen beet en kan er dan verzekerd van zjjn
het dier eveneens in zijn bezit te krijgen.
ZJN EERSTE GEDACHTE.
Een jong student leest in een boek der ont
dekkingen: „De nacht in de Poolstreek duurt
141 dagen".
„Hè wat een prachtige plaats om iemand,
die met een kwitantie komt, te vragen of hij
morgen terug wil komen."
OP HET POSTKANTOOR.
Boertje: „Menheer, ik zou wel een tillegram
willen versturen, hoe gaat dat?"
Beambte: „Hier heb je een formulier, daar
kun je dan op schrijven wat je wilt."
Boertje (bekijkt het formulier en zegt): „hei
je niet een mooier papiertje mit een paor
bloempies er op, want mien wief is vandaog
jaorig; en zie heuft graag een felesetaotie mit
bloempies of een meulentje, want anders liekt
bet zoo kaal hè."
DE HEERSCHZUCHTIGE.
„Wat beteekent dat, Louise „De Prinses
was zeer heerschzuchtig?" vroeg de onder
wijzeres.
„Dat de prinses naar een 'heer zuchtte, juf
frouw," antwoordde Louise blozend:
ALLES DRAADLOOS.
't Wordt te erg, zeide eer. getrouwd man,
sedert ik 'n radiotoestel in huis heb genomen
gaat alles draadloos, zelfs miin sokken wor
den draadloos gestopt en nu schijnen de knoop
jes van miin overhemd ook draadloos te wor-
en aangenaaid.
HIJ HAD 'T ANDERS GEZEGD.
„Is het waar of niet, dat je tegen je vrien
den vertelt, dat ik zulke groote voeren neb?"
vroeg zij woedend.
„Neen, neen, maak je niet zoo kwaad," suste
hij. „Hel eenige wat ik gezegd heb is, dat jé
al half uitgekleed bent als je je schoenen hebt
uitgedaan