TWEEDE BLAD iéi is P!w*.ik ij® Losse Blaadjes. De veilige gulden! I Brokjes Levenswijsheid. Met afgezetten motor. De Aquariumtentoonstelling in Thysse's Hof. SCHAAKRUBRIEK. i „Neef" sprak gist'ren Tante Antje ,,'kLas zooeven in het krantje Dat de gulden veilig staat, En er was zoo'n consternatie Over moog'lijke inflatie, Want geen mensen had daarbij baat! En die gouden standaard, die ze In het buitenland verliezen, Kost ze dat geen lieve duit? Daarvan snap ik heusch geen jota; Van die dingen heb 'kgeen nota! Leg jij mij dat nu eens uit." „Met plezier" zei 'k „lieve Tante, 'tls eenvoudig, wat de kranten Willen zeggen, kort verteld: Elke gulden blijft berekend Honderd centen. Dat beteekent, Dat-ie veilig is gesteld. Krijgen we hier nu inflatie, Dan is dat voor heel de natie Heusch nog zoo plezierig niet. Elke gulden, dien u spaarde, Heeft dan plots'ling minder waarde, Dus dat geeft een hoop verdriet!" „Neef" sprak Tante ,,'k zal 't onthouen.' 't Blijkt, je kan geen mensch vertrouwen! Al is mijn bezit maar klein, 'k Blijf de guldens, die 'kkan sparen In m'n ouwe kous bewaren! Dat zal 't allerveiligst zijn!" (Nadruk verboden) Wanneer een electrische tram over een brug rijdt, bestaat soms geen gelegenheid om onder wijl met den stroom verbonden te blijven. De wagen schuift dan enkele meters op eigen kracht voort. Of eigenlijk is dit een verkeerde uitdrukking, want het is niet de eigen kracht, welke den wagen op gang houdt, maar deze blijft in beweging doordat de wet der traagheid haar werking uitoefent. Bü sommige manoeuvres in de lucht zet de bestuurder van een vliegtuig den motor af; zijn machine glijdt dan door de werking van dezelfde wet verder. Deze vlucht zander motor duurt ook slechts kort, maar zij maakt een organisch bestanddeel van tie vliegtechniek uit. Tot de sterkste toeren in een ouderwetsch circus behoorde de salto mort ale, de dooden- sprong, een geweldig waagstuk, dat den toe schouwers den adem deed inhouden van bewon dering en angst. De acrobaat, die diit moeilijke kunststuk volbracht, moest door woeste muziek opgezweept worden tot een geweldige vaart. Zette hij zich dan af tot den sprang, dan zweeg plotseling de muziek midden in een noot en onder ademlooze stilte zweefde de man door het circus. Ook tijdens zoo'n sprong verricht de kunstenmaker geen arbeid; hij drijft op de ener gie, welke hij bij den aanloop en den afzet ge nomen heeft. De wet der traagheid helpt hem door deze leegte heen. Aan zoo'n electrische tram op een brug, aan zoo'n vliegtuig met afgezetten motor, aan zoo'n acrobaat tijdens den sprong terwijl de muziek awijgt, doen ons de menschen denken in die perioden van 't leven, waarin geen beweegrede nen hen tot de daad bezielen, geen drijfveeren werken, geen prikkels hen aanzetten, maar waarin zij met de werktuiglijkheid van de wet der zwaartekracht voortglijden om over het doode -punt heen te komen. Er bestaan zulke leegten in ieders leven. Het zijn de leemten in de belangstelling, de open ruimten tusschen twee met plannen en doel einden geplaveide wegen, de bruggen over het vacuum, het luchtledig, Wet niet. Tijdperken, waarin de stroom is uitgeschakeld, de motor is afgezet, het contact ontbreekt. Dooie, saaie, ziel- looze tijdperken, waarin men zichzelf te veel is en men door den weerstand van wrok of ver driet, teleurstelling of verveling van elke han deling wordt teruggehouden. Maar ook in zulke tijdperken staat het leven niet stil. De passagiers in de tram willen ver der, ook tijdens den rit over de brug waar de stroom ontbreekt. De vliegenier zou met zijn machine te pletter vallen, als hij, ook nu de motor is afgezet, er den gang niet in hield. En de toeschouwers in het circus zouden zich be kocht achten, indien de acrobaat vóór de rui'mte tusschen de twee springplanken bleef staan. De passagiers: plicht en verantwoordelijkheid, afspraak en dienst, belofte, verbintenis. De vlieger: onze persoonlijkheid, die lot en leven van zichzelf en zijn gezin in de hand heeft en bestuurt. De toeschouwers: onze werkgevers en klanten, onze opzichters en chefs, onze huisge- nooten en medearbeiders. W-e kunnen hen niet in den steek laten, als we zoo'n stroomloos stuk leven zonder drijfveer of prikkel moeten doorloopen. Slechts weinigen kunnen zich een dergelijke weelde veroorloven. Ik heb lang geleden een schoenmaker gekend, die voortreffelijk werk leverde. Ik heb een paar schoenen in mijn bezit, die na een kwart eeuw nog onversleten zijn en nog nooit voor reparatie in aanmerking zijn ge komen. Deze degelijke vakman werkte voor de eeuwigheid. Maar soms gebeurde het, dat de klanten te vergeefs bij hem aanklopten. Dan stak hij zijn hoofd door het venster van zijn werkplaats en snauwde; „Vandaag heb ik geen zin!" En met een gemelijk gebaar smakte hij 't venster dicht. De verleiding is soms groot, dezen zonderling «a te volgen. Hoevaak gebeurt het ook ons, dat we „vandaag geen zin" hebben. Dan zegt de volksmond: wie geen zin heeft, moet zin maken! Maar dit „zin maken" is geen gemakkelijke bezigheid. Er zijn virtuozen in het leven gelijk de schoen maker van toen, die met zorgvuldigheid en ijver degelijk werk leveren, doch alleen onder één voorwaarde: ze moeten een prikkel tot werken hebben. Wanneer die prikkel ontbreekt, zijn ze verlamd. Maar ijegenovea- deze levenskunstenaars, die toch eigenlijk dilettanten zijn, staan de beroeps kunstenaars, die zich hebben geoefend in de salto mortale, in den sprong over dood en leeg levensgebied heen. Deze oefening is even moeilijk als die van den vlieger, die met afgezetten motor manoeuvreert. Zij vergt geduld, volharding en zelfbeheersching. Zelfbeheersching vooral, 't Werk onder den op windenden aandrang van het verlangen, het doel, het succes, valt gemakkelijk. Maar rustig door te werken pok zoolang tijdelijk de drijf veeren en beweegredenen en prikkels ontbreken, dit gelukt slechts den mensch, die zich er in heeft geoefend, op „eigen kracht" door' te varen. H. G. CANNEGIETER H. De vorige maal brak ik mijn bespreking van de aquariumtentoonstelling in Thysse's Hof af, bij aquarium no. 18, dat, ik zou baast zeggen, de beroemd geworden Maanvisschen (Ptero- phyllum), bevatte. Sedert haar invoer, nu ongeveer 6 jaar geleden, heeft deze visch een waren zegetocht gemaakt door Europa, waar ze thans in bijna geen enkel tropisch aquarium meer ontbreekt. De statige rustige visschen, met hun gedistingeerde vorm en sobere zwart- op-wit teekening, kunnen dan ook met recht als de koningen van het aquarium betiteld worden. De eigenaardige vlakke lichaamsvorm maakt het dezen visch mogelijk In zijn vader land, het Amazonestroomgebied, te leven tus schen de stevige, loodrecht omhoog rijzende waterplanten (riet), waarmede daar de oevers zijn begroeid, en die veel ruimte naar boven, maar weinig naar de zijkanten vrij laten. Oqk is deze visch door zijn hoogte voor de meeste roofvisschen veilig, daar deze wel een prooi kunnen inslikken, maar niet in staat zijn, daar van stukken af te bijten, en zulke breede brokken als onze visch representeert zijn niet in zijn geheel in te slikken. In dit zelfde aquarium bevindt zich nog een andere interessante visch, n.l. de Argusvisch, een eveneens sterk in de lengte afgeplatte vischsoort, die op een mat-gouden ondergrond donker olijfgroene, ronde vlekken vertoont. Deze visch behoort eigenlijk in 't zoete water niet thuis Het is een echte zeevisch, die de koraalriffen van tropische zeeën bevolkt, en dus eigenlijk behoort tot de meestal schitte rend gekleurde koraalvisschen. Zonderling ge noeg kan deze visch echter ook aan het zoete water gewend worden, hetgeen met het ten toongestelde exemplaar, dat daarin reeds ruim 1 jaar he'eft doorgebracht, in welken tijd het ongeveer het dubbele zijner oorspronkelijke lengte bereikte, bewezen wordt. Wij verlaten nu voor een oogenblik de langs de zijwanden opgestelde aquaria om die van de middentafel in oogenschouw te nemen. Aquarium 20 en 21 bevatten eenige vertegen woordigers uit de zoo uitgebreide familie, de bij de aquariumliefhebbers „zalmen" genoemd worden, waarbij ik echter moet opmerken, dat de bij ons om zjjn vleesch zoo zeer geschatte zalm en zijn naaste verwant, de forel, niet tot deze familie behooren. Met onze echte zalm hebben zij echter de eigenschap gemeen, dat zij vaak (niet altijd) behalve de gewone groote rugvin, nog een tweede, kleiner vinnetje het z.g. vetvinnetje hebben, dat kort voor de staart is gelegen. In aquarium no. 20 zijn van deze familie de grootere soorten ondergebracht, in no. 21 de kleinere. Vooral onder deze kleinere soorten treft men schitterend gekleurde vischjes aan. Daar is om te beginnen het kleine, nauwelijks 3 c.M. lang wordende Riozalmpje, afkomstig van Rio de Janeiro, een prachtig bloedrood gekleurd vischje, dat als een robijn in 't hel dere water flonkert. Verder de prachtig getee- kende Pristella, een zilverachtig vischje, waar van de meeste vinnen een diepzwart, imet hel derwit omzoomd vlekje dragen. Daar is verder het prachtige lantaarndragertje, een vischje, waarvan de oogen als diamant schitteren, en dat boven op den staartwortel een lichtend goud vlekje draagt, dat als een vonk in 't zon licht gloeit en waaraan het diertje zijn naam dankt. Tenslotte is daar nog de door zijn zon derling, waaiervormig staartje opvallende Stevardia, die aan zijn kiewbogen een draad vormig verlengsel draagt, dat in een klein vlaggetje eindigt. Dit zonderlinge verlengsel wordt echter zóó vlak tegen het lichaam ge dragen, dat nauwkeurige waarneming vereischt wordt, om het te bemerken. Aquarium no. 22 bevat eenige sub-tropische baarzen, vischjes, die nu eens geen tropische temperatuur van het water noodig hebben en dus zonder extra verwarming in een ver warmd vertrek kunnen worden overwinterd. De prachtig geteeken-de Schijfbaars, afkomstig uit de staat New York, spant wat kleuren pracht betreft hier wel de kroon, maar ook het Pauwoogbaarsje, zoo genoemd naar het vlekje in de rugvin, dat ons aan de bekende „oogen" in de staart van een pauw doet denken, mag zich wel laten bewonderen. Aan den anderen kant van de ta-. zijn twee groote bakken (de No's 23 en 24) met levend- barende visschen opgesteld. Dit zijn visschen, die geen eieren leggen, maar direct levende jongen ter wereld brengen. De eieren komen dus in het moederlichaam tot ontwikkeling. Hiervoor is een inwendige bevruchting der eieren noodzakelijk en daartoe is de aarsvin bij het mannetje tot een buisvormig copula tieorgaan omgevormd. In No. 23 is de prachtige Molienisia Velifera ondergebracht, een vischje, dat pl.m. 8 c.M. lang wordt en een rugvin draagt, die in uit- gespreiden toestand wel 3 c.M. hoog kan zijn. Deze rugvin is bezaaid met zilveren en gouden vlekjes, die den indruk maken als was de vin met edelsteenen ingelegd. Van dit vischje komt een zwarte variëteit voor, die onder de aquarium-liefhebbers des te hooger geschat wordt, naarmate ze meer vol komen zwart is. In Aq-ari'im No. 24 komen enkele van deze kostbare pikzwarte exemplaren voor, en ook enkele minder waardevolle exemplaren, die nog eenige zilverachtige stippen vertoonen, maar die m.i. daardoor juist nog mooier zijn. Verder komen in beide bakken verschillende variëteiten voor van den zwaarddrager, zoo ge noemd, omdat de onderste stralen der staart vin buitengewoon verlengd zijn, zoodat het lijkt of de visch een zwaard meedraagt, dat dezelfde lengte als het lichaam kan bereiken. Verder komen in beide bakken verschillende variëteiten van het z.g. Plaatje (een verbaste ring van den latijnschen naam Platypoecilus) voor, een vischje, dat zeer variabel is vanj kleur. Men heeft blanke, roode, gele, blauwe, en gemengdkleurige plaatjes. Bovendien laten zij zich met de vorige soort, den zwaarddrager zeer gemakkelijk kruisen, waaruit allerlei zonderling gekleurde krui singsproducten ontstaan, welke soms ook een zwaard kunnen vertoonen. Wij gaan nu weer naar de bakken aan den wand terug. Aquarium No. 25 bevat de prachtig geteeken- de Haplochilus van Cap Lopez, afkomstig dus van de westkust van Afrika. Dit vischje is niet zoo gemakkelijk te hou den, daar 't zeer gevoelig is voor waterver- versching, die het niet kan verdragen. De vischjes worden dan ook met het water waarin zij bij den eigenaar thuis werden ge houden, naar de tentoonstelling gebracht. Daar het diertje bovendien vrij schuw is, moet het in gedempt licht en bij een dichte beplanting worden gehouden. Men moet vooral niet na laten, dit prachtige vischje eens aandachtig te bekijken! De bakjes 27 en 28, 35 en, 36 bevatten de iabyrinthvisschen, waarover de vorige maal reeds wat verteld werd. Ik wil er hier alleen nog op wijzen, dat in het bakje 36, dat de aan oud-Indisch gasten welbekende Ikan sepat bevat, intusschen de eitjes uit het schuimnest zijn uitgekomen. Een der surveilleerende heeren zal belangstellende bezoekers gaarne de mikroskopisch-kleine met het bloote oog nog net waarneemoare jonge vischjes toonen. Daar de tentoonstelling ook nog gedurende de geheele maand Juli o-pen blijft, zal ik een volgende week nog wat vertellen over de ove rige bakjes met zoetwatervisschen, en dan eveneens een beschrijving geven van de zee water afdeeling, die een geheel aparten tak van de aquariumliefhebberij vertegenwoordigt. Ik wil er hier alleen op wijzen, dat onze tentoonstelling juist verleden Woensdag van het Zoölogisch-Station in Den Helder een heele collectie zeer bijzondere zeedieren uit de Noordzee afkomstig, ontving, die het bezich tigen overwaard zijn. s. TREPANG EN POLIEPEN. Een carrière onder den zeespiegel. door USEJOSO. (Beroepsduiker aan het Oceanographisch station in de Feter-de-Groote-bocht te Kams- jatka). Dé Japansche duiker Usejoso is reeds dertig jaar verbonden aan het juist genoemde instituut en geeft in het volgende een verslag van eenige zijner avonturen op den oceaanbodem. Het eiland Engeln genoemd naar een Russischen veldheer ligt in de Peter-de- Groote bocht; voor storm en wind is het veilig. Het is zoo klein, dat men te voet in vijftien minuten van de Noord- naar de Zuidkust kan kernen. Het ontbreekt dan ook op nagenoeg iedere kaart. Dit eilandje wordt niettemin door Russische geleerden en tevens door trepang- visschers bewoond. De onderzoekers van het oceanografisch station laten ons, duikers, steeds opnieuw in onze gummi-uitrustingen naar den zeebodem afdalen, waar wij soms uren achtereen doorbrengen met de studie der poliepen. Het doel der visschers is echter een ander. Het zeedier, dat den voor den Europeaan vreemden naam „trepang" draagt, wordt door Chineesche smullers n.l. als een delicatesse be schouwd. Deze gastronomen weten de lekker nij op zes verschillende manieren toe te be reiden. De trepang ziet er uit als een exotische plant. Het kleine ongedierte doet denken aan een banaan, heeft geen oogen noch ooren en is in het bezit van sensibele vangarmen. De trepangvisschers moeten nu als duiker (dus in een zelfde pak als ik) in de diepte verdwijnen om him handelsobject te van-gen. Beneden dreigt hun een groot gevaar: de reuzenpoliep. Dit beest verblijft gewoonlijk op plaatsen, waar zich ook de beste trepang be vindt. Het is dus de kunst de trepang te grijpen, zonder zelf door den poliep te worden gepakt. Dat gedrocht houdt zich bij voorkeur op in kleine, rustige bochten, waar steile rotsen zijn. Het is een kuddedier, zoodat men gewoonlijk met kleine troepen te doen heeft. Het zee monster heeft een eigenschap, die het bijzon der te stade komt: het neemt kleur en vorm aan van de omgeving. Het ongeoefende oog kan het niet van den bodem onderscheiden. Een waagstuk en een kunststuk tevens is het zno'n dier ongemerkt te naderen, want de poliepen zijn buitengewoon sluw. Een hunner treffende eigenschappen is, hun spaarzaamheid wat voedsel betreft. Ten einde in slechte tijden niet van leeftocht verstoken te zijn, houden zij er een soort provisiegrot op na. Hierin bergen zij mosselen op, met welker consumptie zij zich te zijner tijd vermaken. Zoo lang de nood nog niet aande poliep is. verslindt hij evenwel lekkerder hapjes. Hij verbergt zich tusschen groote steenen of rotsen en steekt een vangarm uit. Ik ben vaak in de gelegenheid geweest de toepassing eener zoodanige list van dichtbij waar te nemen. De vangarm, die er als een zeeplant uitziet, maar aanvankelijk grijs is, wordt langzamerhand groen. Als een onschuldig watergewas schom melt dan het vreeselijke instrument tusschen de echte planten. In ademlooze spanning héb ik vaak visschen gadegeslagen, die niets ver moedend kwamen aanzwemmen. Nauwelijks bevindt het slachtoffer zich binnen het bereik van de levende lasso, of de geduldige jager trekt de vangarmen in. Er ontstaat een vrees wekkende strik die plotseling aanzwelt en de Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem. PROBLEEM No. 386. Hans Johner, (Zurich). Mat in twee zetten. i Stand der stukken. Wit; Kdl, Da8, Td3, Tel, Le3, Lh7, Pe7, Pgl, e4, f2. Zwart; Ke5, Dhl, Ta4, Thé, Lb7, Pd6, Ff6, e6, h6. KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND. Van 1523 Juli a.s. zal te 's Gravenhage de wedstrijd worden gehouden. Door het Bestuur van den Nederlandschen Schaakbond zijn de navolgende 10 Nederland- sche schaakspelers toegelaten: Dr. M. Euwe, Amsterdam, titelhouder; P. L. J. Rassers, (Breda), Jhr. mr. J. H. O. van den Bosch, ('s Gravenhage)H. W.. Felderhof (Zaan dam) A W. Hamming, (Leiden)P. F. van Hoom (Amsterdam); E. A. Mulder, (Amster dam); dr. A. G. Oland (Driebergen); F. A. Spinhoven (Amsterdam); mr. J. A. Wolthuis, (Groningen). De wedstrijd zal plaats hebben, in het Na tionaal Schaakgebouw, Van Speykstraat 1, 's Gravenhage, met uitzondering van de derde en vierde ronde, welke te Leiden zullen wor den gespeeld op een nader te bepalen plaats. De prijzen bedragen 40.30.20.en 10.— gld. Bovendien hebben de 4 of 5 hoogstuitkomen- den het recht, mede te spglen in een klein meestertournooi met 3 of 4 bui'tenlandsche mees ters, dat te 's Gravenhage of Scheveningen zal worden gehouden (27 of 29 Juli als aanvangs datum, welke nog moet worden vastgesteld.) De groote bondswedstrijden zullen van 31 Juli—5 Augustus te Scheveningen plaats hebben. Bovenvermeld rijk schaakprogramma houdt voor een deel verband met de viering van het 60-jarig bestaan van den Nederlandschen Schaakbond. OPLOSSING PROBLEEM No. 382. (S. Lewmann.) Stand der stukken: Wit: Ka2, Df6, Ta3, Te8, Lc4, Pd4, Pfl, d2. Zwart: Ke4, Tf2, Tg5, Le6, Lg-3, Pf4, Pg2. 1. Pd4b5, enz. OPLOSSING PROBLEEM No. 383. (Fr. Herben). Stand der stukken: wit: Ke2, Dgl, Tb8, Tf6, La3, Pf4, Ph8, b2 c6, d3, e7. Zwart: Ke5, La2, Pf7, Pg7, c7, d4, e6, f5, h6, h7. 1. b2b4, enz. Snoevende manieren wijzen op gemis aan kracht. De mensch duidt zijn eigen karakter nooit scherper aan dan door de wijze, waarop hij anderen afteekent. EINDSPELSTUDIE No. 109. F. Lazard (Parijs). Wit aan zet remise. Stand der stukken.. Wit; Kb5, Td4, Pf4, c5. Zwart: Ke7, Lh3, c2, c7, e2. HAARLEMSCHE SCHAAKVEREENIGING. In de laatst gehouden ledenvergadering van de Haarlemsche Schaakvereeniging is tot voor zitter gekozen de heer P. Egas, te Aerdenhout. De afgetreden voorzitter, de heer Louis J. Vreugde, die c-m gezondheidsredenen, zijn func tie wenschte neer te leggen werd door den heer Egas onder hartelijk applaus der vele leden toe gesproken. Wanneer men weet, dat de heer P. Egas minstens 15 jaar voorzitter geweest is van den Soerabaiaschen Schaakbond en deze tot de bloeiendste club van Nederlandsch India heeft gemaakt, kunnen wij de Haarlemsche vereeniging met haren nieuwen voorzitter ge- lukwenschen. Op '19 Juni j.l. gaf de Nederlandsche meester J. Davidson (Amsterdam) een simultaanvoor- stelling in de gewone clubzaal der vereeniging, in de „Sociëteit Vereeniging", Zijlweg ta Haarlem. Binnen 2% uur werden 12 partijen door den simultaanspeler gewonnen, en 3 remise ge maakt, tegen de beeren A. A. J. Ridderhof, P. Ozinga en J. Cohen (Bloemendaal). Een prachtig resultaat voor meester David son. In de Haarlemsche Schaakvereeniging is thans één zomerwedstrijd aangevangen in een groep. Belangstellenden zijn welkom, eiken Maan dagavond van 812 uur, ALS MEN OM EEN KOPJE KOFFIE SPEELT. 1 Schaakmeester O. C. Müller verhuisde in het begin der tachtiger jaren van Duitschland naar Engeland, waar hij thans nog woont. Hij ver telt in Britisch Chess Magarine een en ander over zijn ervaringen bij het spel in de schaak- café's van Purcell en Simpson, welke reeds lang niet meer bestaan. Een Fransch edelman en een Italiaansche graaf speelden altijd een partij om een kopje koffie ter waarde van 30 ets., verrekend echter in contanten. Toen de Italiaan op een avond 36 kopjes koffie gewon nen had en om betaling vroeg, liet de Fransch- man op een groot dienblad 36 kopjes koffie aanrukken en liet niet na, zijn tegenstander 'er opmerkzaam op te maken, dat hij mocht drin ken zoolang de koffie nog heet was! buit omvat om haar meedoogenloos omlaag te sleuren en naar binnen te werken. In mijn leven heb ik tallooze poliepen gezien kleine, maar ook exemplaren van 100, ja zelfs 300 K.G. Een reuzenpoliep kan met zijn vang armen den fiinksten duiker vermorzelen; het is soms met den ongelukkige al afgeloopén, wanneer hij tracht te vluchten en halverwege tusschen bodem en waterspiegel zweeft. Wan neer men zoo'n geweldenaar ontmoet, doet men het best, ijlings aan het touw te trekken en te zorgen, dat men uit de buurt komt. De jacht op kleine exemplaren is echter een aanbevelenswaardig tijdverdrijf, dat de moeite zeer loont omdat het vleesch der poliepen uit stekend smaakt. Het doet aan paddestoelen denken en wordt in China duur betaald. Euro peanen hebben er echter meest een afschuw van. Eens ben ik zoo'n beest bijna ten prooi ge vallen. Ik ontmoette er een, zoo gevaarlijk als ik er nog geen gezien had. Ik wilde al aan het touw trekken, toen ik bedacht dat mijn kameraden mij zouden uitlachen en spotten met mijn vermeende lafhartigbe'd. Ik ging derhalve tot den aanval over. De poliep, die door de aanwezigheid van een vreemd wezen blijkbaar nerveus werd, veranderde van kleur. Het was een fantastisch gezicht. Van grijs ging de tint over in melkwit en plotseling werd het beest inktzwart. Ik stiet cien vijand een zwaren ijzeren stang in den kop Het gevolg was, dat ik op hetzelfde moment met een straal zwarte vloeistof werd over goten. zoodat ik niets meer kon zien. Ik dacht, dat mijn hart stil stond. Plotseling voelde ik een hevigen druk, die op mijn beenen werd uit geoefend. Het monster had ze met een vang- erm omklemd. Mijn leven werd gered door het feit, dat het verzwakte dier niet meer in staat was zich aan mij vast te zuigen; als een be zetene sloeg ik met een ijzeren staaf op den zich om en om wentelenden tegenstander in. Opeens zakte het gedierte, dat zich geheel had opgeblazen, in elkaar. Triomfantelijk verscheen ik met mijn buit aan de- oppervlakte en was de held van den dag. Menigmaal stel ik uit overmoed een kleine poliep in de gelegenheid zich aan mijn beenen vast te zuigen. Het duikerpak is van gummi en daardoor is het beest niet in staat mij in gevaar te brengen. De duiker oogst bijzonder veel roem wan neer hij de pohep levend aan boord brengt. Op het droge ..is de dictator der diepte volko men machteloos en kan men 'hem zonder veel moeite in stukken snijden. Vaak laat ik mij, met eenige dezer beestjes om mijn onderste ledematen gekneld, naar boven trekken en ontsla me vervolgens van mijn wel wat lastige „aanhangers". De polier is bijzonder eigenwijs of stijfhoof dig, al naar men 't wil nemen. Hij laat zich liever m reepen snijden dan dat hij prijs geeft, wat hij eenmaal in zijn macht meent te hebben. Ik neem dan ook soms een steen mee naar boven met een poliep er aan. Men pakt de steen beet en kan er dan verzekerd van zjjn het dier eveneens in zijn bezit te krijgen. ZJN EERSTE GEDACHTE. Een jong student leest in een boek der ont dekkingen: „De nacht in de Poolstreek duurt 141 dagen". „Hè wat een prachtige plaats om iemand, die met een kwitantie komt, te vragen of hij morgen terug wil komen." OP HET POSTKANTOOR. Boertje: „Menheer, ik zou wel een tillegram willen versturen, hoe gaat dat?" Beambte: „Hier heb je een formulier, daar kun je dan op schrijven wat je wilt." Boertje (bekijkt het formulier en zegt): „hei je niet een mooier papiertje mit een paor bloempies er op, want mien wief is vandaog jaorig; en zie heuft graag een felesetaotie mit bloempies of een meulentje, want anders liekt bet zoo kaal hè." DE HEERSCHZUCHTIGE. „Wat beteekent dat, Louise „De Prinses was zeer heerschzuchtig?" vroeg de onder wijzeres. „Dat de prinses naar een 'heer zuchtte, juf frouw," antwoordde Louise blozend: ALLES DRAADLOOS. 't Wordt te erg, zeide eer. getrouwd man, sedert ik 'n radiotoestel in huis heb genomen gaat alles draadloos, zelfs miin sokken wor den draadloos gestopt en nu schijnen de knoop jes van miin overhemd ook draadloos te wor- en aangenaaid. HIJ HAD 'T ANDERS GEZEGD. „Is het waar of niet, dat je tegen je vrien den vertelt, dat ik zulke groote voeren neb?" vroeg zij woedend. „Neen, neen, maak je niet zoo kwaad," suste hij. „Hel eenige wat ik gezegd heb is, dat jé al half uitgekleed bent als je je schoenen hebt uitgedaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3