TWEEDE BLAD JIM, DE ZOON VAN BOBBY Losse Blaadjes. Vacantie! Brokjes Levenswijsheid. Slavernij. MUZIEK. SCHAAKRUBR1EK. Éi 'iiil ifg PREDIKBEURTEN. „Ha, (het is vacantietijd!" Klinkt uit alle monden ïec&er vindt het even fijn, Om eens waarlijk vrij te zijn, Door geen plicht gebonden. t Zij in ten/t of in pension Of hótiel gezeten, Ieder wenscht thans met een lach Het bestaan van allen dag 'n Poosje te vergeten. Nu eens even niet gedacht Aan de donk're tijden! Zet de zorgen aan den kant; Zoek vermaak aan zee en strand Of in bosch en heide! Heb je in vacantietijd Nieuwe kracht geknegen, Dan, vervuld van levenslust Kim j' er weer. goed uitgerust, Voor een jaartje tegen! (Nadruk verboden) Heden is het een eeuw geleden, dat te Chelsea in Engeland William Wilberforce is gestorven, die heel zijn leven besteed heeft aan het doel, den menschenhandel te onderdrukken en de slavernij af te schaffen. Heeft deze menschen- vriend niet het recht, dat wij hem heden her denken? De loop der geschiedenis is toch merkwaar dig! Hoe goed herinner ik mij uit mijn school jaren de wijze, waarop ons het feit werd ver teld. Slavernij, het klonk als een woord uit een andere wereld, die vreemde wereld van vroeger, waarin ook de ridderverhalen speelden en de tachtigjarige oorlog en al die andere romanti sche gebeurtenissen uit de geschiedenisboekjes. Slavernij, het klonk even onwezenlijk als oorlog. Maar later, toen we volwassen waren gewor den, daar werd plotseling dde romantische ge beurtenis van vroeger een feit. Oorlog, wie had ooit gedacht, dat Üeze zaak uit het verleden in onze dagen zou wederkeeren. De moderne tijd enoorlog?! Ja, maar niet meer de oorlog van vroeger; in den modernen tijd de moderne oorlog, zooveel gruwelijker dan het schilderach tige ouderwetsche krijgsbedrijf. Kent de moderne tijd ook nog slavernij? Ja, de ouderwetsche slavernij, waartegen Wilber force heeft gestreden, is zoo goed als verdwenen, maar er bestaat een moderne slavernij, welke veel afschuwelijker nog is dan het bestaan van onzen goeden ouden vriend uit den schooltijd: oom Tom in zijn negerhut. Het zijn niet louter negers meer, die in slavernij verkeeren, maar evenzeer blanken. Slavernij is een internatio naal verschijnsel; men kent slaven in allerlei kleuren: zwart, bruin, rood, geel en blank. En zoo Wilberforce geen navolgers had, die zijn nobel streven tot voorbeeld hebben genomen, zou het er treurig uitzien met de toekomst der menschheid. De nobele man, dien wij heden herdenken, heeft de slavernij in beginsel over wonnen, maar het zai vermoedelijk nog wel een eeuw duren, aleer zij ook uit de praktijk is verdwenen. Wat is eigenlijk het beginsel geweest, dat Wilberforce tot zijn levenswerk heeft bezield? De overtuiging, dat een mensch, onverschillig tot welk ras hij behoortonverschillig welke plaats hij inneemt in de maatschappij; onver schillig tot wélke gevoelens of inzichten zijn bi- zondere aanleg hem drijft, in de eerste plaats mensch is en mensch moet blijven. Mensch, dat is een vrij en soeverein wezen met recht op een eigen, persoonlijk leven en op eerbiediging van zijn eigen, persoonlijke ont wikkelingsmogelijkheden. Mensch dat is lid van een gemeenschap, metgezel op de levens reis, deelgenoot aan hetzelfde bestaan. Mensch, dat is makker, kameraad, broeder. Zoo is naar dit beginsel de mensch een vrij wezen, alleen gebonden door den natuurlijken, spontanen band der onderlinge maatschappe lijke verplichtingen. Naar dit beginsel Is er geen wezenlijk onderscheid tusschen den éénen mensch en den anderen; in het mysterie van het mensch-zijn lossen de tegenstellingen en verschillen zich op. Men begrijpt, dat in een dergelijken gedach- tengang geen plaats is voor de veronderstelling, als zou de ééne mensch koopwaar kunnen zijn in de handen van den ander. Handel in men- schen, menschenmarkt, het worden in dit kader afschuwelijke begrippen. Slavernij is een woord met een zeer uitge breide beteekenis. Mien past het ook wel toe op de innerlijke onvrijheid van den mensch jegens zichzelf. Men kan de slaaf zijn van zijn liefhebberijen, van zijn hartstochten, van zijn slechte gewoonten. Maar deze slavernij, hoe treurig ook zij in haar gevolgen kan zijn, is toch tenslotte een persoonlijke zaak, een soort ziekte, waarvan de oorzaak in den patient zélf is gelegen en waarvoor hij door behandeling van zijn kwaal genezing moet zoeken. De slavernij, welke Wilberforce heeft willen afschaffen, is echter van anderen a,ard. Zij be treft de afhankelijkheid van den eenen mensch van den ander, de heerschappij van den eenen mensch over den ander. En de Epgelsehe regeering moge in het be gin der vorige eeuw op aanstichten van Wilber- door G. Th. ROTMAN, De man veegt, van verbazing paf, De {dazen van zijn kijker af; Hij tuurt opnieuw, van woede bleek, Maar wederom ziet hij geen steek Nu wordt hij paars, hij knarsetandt, Hij smijt den kijker ini het zand, En woest, dat iets hem niet wil lukken, Trapt hij het ding in honderd stukken. 6. Dan gaat hij mopp'rend heen, maar c'ra Sluipt Jim hem heimlijk achterna; Zij komen bij een vllegmachien, Zoo'n ding had, Jim nog nooit gezien; Maar als do doctor binnengaat, Denkt Jim ,,'k Ga mee, dat kan geen kwaad! Licht dat ik zoo in Holland kom! Ja, ja, ik ben nog niet zoo dom!" 7. Nog nauw'lijks zijn zij beiden binnen, Ofrrr! de luchtreis gaat beginnen. Jim echter denkt: ,,'k Ga mij verstbppen! Want krijgen ze mij in de doppen, D;an wordt ik bij mijn vei gepakt En, hopla! uit het raam gesmakt! En 'k weet niet, of ik bij zoo'n val Wel onbeschadigd blijven zai- 8. Doch na verloop van twee, drie dage: Begon de honger hem te plagen; Hij hoorde, hoe de doctor belde En brood met kaas en melk bestelde Waarop de man zijn plaats verliet; Waarom ja, kijk dat weet, weet ik niet! Maar onderwijl werd keurig net Al het bestelde klaargezet. force den handel in negerslaven hebben ver, boden en de vrijlating van alle slaven in de koloniën hebben gelast, ook na deze ver blijdende daad is de slavernij nog in allerlei vorm bestendig gebleven. Wie Wilberforce, den kampioen voor de af schaffing van de slavernij, een eeuw na zijn dood wil eeren, kan dit niet beter doen dan dcor zich af te vragen, of inderdaad de men- scheiijke persoonlijkheid op dit cogenblik onder alle omstandigheden voldoende waarborgen voor haar vrijheid en ontwikkeling geniet. Is er geen plekje meer in de wereld, waar de mensch niet meer is dan een gedresseerd huisdier, volledig afhankelijk van een meester, die vergeet, dat hij met dengene, over wien hij heerschappij voert, tot dezelfde orde van schepselen be hoort? Als wij ons gaan verdiepen in het eigenlijke wezen der slavernij, dan zal ons blijken, hoe zeer deze nog een vaste en algemeene instel ling uitmaakt van onze maatschappij. Lang zal ons onderzoek niet hebben te duren en ingewik keld zal hét niet zijn. Want alom en vlak bij ons ontwaren wij verschijnselen, welke een be roep doen op den geest van William Wilber force en op allen, die genegen zijn zijn levens werk voort te zetten. H. G. CANNEGIETER ONZE HERTENKAMP EN ZIJN BEWONERS. In onze hertenkamp en hoenderhof heerscht weer een opgewekt dierenleven; nieuwe bewoners zijn er sinds het voorjaar in geboren, vele vroe gere maakten voor hen plaats en verhuisden naar andere oorden, waar zij de vreugde hun ner nieuwe eigenaren uitmaken. Toch bleven ons nog 14 herten getrouw en dezen zagen de familie dit voorjaar uitgebreid met zeven nieu we telgen. Helaas ontvielen hun drie daarvan, zoodat men thans nog vier dezer slanke diertjes rcnd de kudde ziet dartelen. Hoe mak onze herten ook zijn, het blijven min of meer schuwe dieren en daarom geven ze er den voorkeur aan, cok 's nachts, zelfs in het wintergetij, buiten te slapen of te herkauwen, inplaats van een plekje te zoeken in den beschuttenden stal. Deze zoe ken ze alleen op, om er bij erge regenbuien eens te schuilen, of om het hooi te nuttigen uit den welvcorzienen ruif, als er niet voldoende gras te vinden is in de weide. Maar men store hen niet aan den ruif, door den stal binnen te gaan; onmiddellijk nemen ze dan de vlucht. Naast de herten, zijn het vooral de pauwen, die de aandacht van het publiek trekken, en nu mag onze hoenderhof er zich in verheugen juist van de duurste en zeldzaamste soort, de zwart- vleugelpauw, niet minder dan vijf volwassen exemplaren te bezitten. Het verschil in kleuren pracht tusschen deze en de gewone soort, waar van er één volwassen haan hier rondstapt, is opvallend: men lette slechts op hun vleugels, die in hun kleurschakeeringen aan het vest van een Duitsehen commis-voyageur doen denken. Dank zij de goede zorgen van een gans, in het broeden zeer bekwaam, zijn er nu cok vier jonge zwartvleugelpauwen ten tooneele verschenen. Men kan hen zien wandelen met hun voedster moeder, die en passant ook nog met goed ge volg een ei van den gewonen pauw heeft uit gebroeid. Zoo gaat het vice versa, een andere be woonster der hof, een kalkoen, bebroedde met succes twee ganzen en twee kalkoeneleren en stapt nu nog zorgzaam met haar gemengde familie over het veld. Zuiverwitte pauwen, zoo als men die hier aantreft, zijn stellig niet min der fraai dan de zwaï tvleugelige en kostbaar zijn ze ook. De inventaris telt er één volwassen hen en één jonge haan van, terwijl helaas geen enkel ei van hen gevonden werd. Te midden van eendjes en krielkippetjes, duiven en poele pe taten, allen van de goede soort, herbergt de hof tal van kalkoenen; nog dit voorjaar kwamen vijf en twintig jonggeborenen dit aantal vergroo- ten. Daaronder zijn er drie, wier klem-verande ring bij het opgroeien met belangstelling wordt gevolgd: het zijn, of liever het zullen lavendel- kleurige kalkoenen worden, naar de edelmoedige schenker van de eieren verzekerd heeft; voor- loopig zijn ze nog vaalbruin. Onder de jongste aanwinsten mogen ook de vijf en twintig parel hoenders gerekend worden, die dit jaar in deze diergaarde geboren zijn; onder hen zijn ook eenige zuiver witte. Hoenders zijn mede goed vertegenwoordigd en men treft er fraaie spe cimen bij aan. Zie b.v. dien Javaanschen haan, in zijn haaraehtig kleed, wiens veeren geen schacht met een vlag vertoonen, doch den bouw van haren hebben; zwart is zijn vleesch en daarom is het voor de consumptie ongescliikt hoewel sommigen het blijkbaar toch niet ver smaden. Men beschouwe ook eens die Japansche hoenders; en de forsche Paduahcenders, die hun breeden veerenkuif zoo fier doen uitwap peren bij het loopen. Onder de ganzen zijn het nog altijd de beide mannelijke sluierganzen, in hun wolk van witte dons gehuld, die de meeste bewondering opwek ken. Jammer, dat hier nog altijd een vro-uwtjes- sluiergans ontbreekt! Aan Knobbelganzen is er geen gebrek in deze vogelkolonie. Nog dit jaar heeft een kalkoen zeven eieren dier krachtige vogels uitgebroed; de volwassen knobbelganzen hadden geen zin in dit werk. Op en langs den vijver gaat het lustig vogelleven onverpoosd voort; daar zwemmen en duiken ze, of trippelen op den oever, al die zwanen, ganzen en eenden. Welk een verschil met den vroegeren Kom van Saxenburg, waar het zelfs niet mogelijk bleek een paar simpele goudkarpers in het leven te houden. Daar staan ze ook, naast de rotsjes, waarvan het water klaterend neergulpt, onze zoo juist aangekomen kampeerders: de reigers en ooievaren. Een zorg zame hand had al dadelijk voor een lekker maal bij hun aankomst gezorgd en daartoe dezen vijver en dien van Duin en Daal met een sleepnet afgevischt en een voorraad kleine visch- jes bijeengebracht, die thans in een kaar in den vijver zijn opgepot. Daar de watervogels van tijd tot tijd niet afkeerig zijn van een groen blaadje, snoepten ze langzamerhand de geheele beplan ting op, die ter bekleeding van den rotswand der aanvoergcot mc-et dienen, die het water naar het valletje voert. Nu is het mogelijk, dat ze klimop bladeren zullen versmaden, waarom dan ook eenige klimopstruiken thans daar zijn geplant. Het is jammer, dat het neerstroomende water een onoogelijke bruine afzetting op de rotsjes maakt; zonder veel kosten is daartegen echter weinig te doen. Voor wij den kamp verlaten, nog even een blik geworpen in den hertenstal. In de loggia, wij zullen dit ingebouwde ge deelte maar met dien deftigen naam aanduiden, zit warempel een koekoek. En ze heeft het er best naar den zin in de ruime kcoi. Geen vijan den belagen haar hier, en de oppasser zorgt met milde hand voor rupsen en wormen; vooral voor die (leelijke?) harige rupsen, die door alle vogels, behalve de koekoek, worden verafschuwd, omdat hun haartjes, in den maag gebracht, hen noodlottig zouden worden. Voor de koekoek zijn ze echter een delicatesse. In de volières naast den kamp is geen plaatsje onbezet; verschillende fazanten zijn er paars gewijze bijeengebracht in gezelschap van duiven en marmotten. Het bekende kwakkelvrouwtje, dat zich ook in een der fazantenverblijven op- Jneld, is helaas dcod gegaan. Twee Vlaamsehe gaaien, die stellig tot de mooiste vogelsoort behooren, die in onze streken voorkomen, toonen hun schoonste kleurenpracht, zoo afstekend bij den eenvoudigen tooi van hun buren, de ekster en de kerkkouwtjes. De vlugge marmotjes zijn vooral de lievelingen der kin deren; steeds, als de marmottenfamilie zich uit breidt, dagen er liefhebbers op, om ze voor hun kinderen te koopen; de vraag overtreft echter altijd het aanbod. Tenslotte kunnen wij nog vermelden, dat er plannen bestaan, om de ruimte tusschen de twee volières, die nu door een heesterboschje gescheiden zijn, te benutten en deze eveneens als vogelverblijf in te richten. Men denkt er n.l. aan, deze ruimte van kooi tot kooi te overspan nen door een koepelvormig dak. Dit lijkt ons een gelukkige gedachte, omdat daar dan tal van kleine siervcgeltjes kunnen rondvliegen en nes telen en ieder zal zich kunnen verlustigen in dit aantrekkelijk schouwspel onzer gevederde vrien den. HET OPHANGEN VAN GORDIJNEN. Vensters moeten op zoodanige wijze van gor dijnen voorzien zijn, dat licht en zon volop in de kamers binnen kunnen komen. In de moderne huizen met de veelal breede, lage ramen, moet men bij de aanschaffing van gordijnen rekening houden met het feit, dat voor deze afmeting weer geheel andere ver- eiseht worden, dan voor ouderwetsche hooge ramen. De glasgordijnen zullen liefst wit of crème gekozen worden en zoo weinig mogelijk van de ramen bedekken, doch 's avonds als de lamp op is, geven donkere dichtgeschoven gor dijnen iets intiems aan het interieur. Men ge voelt zich dan zoo echt „thuis" ver weg van al het drukke gedoe, dat vooral het groote stadsleven geeft. Heeft men een kamer met er ker, waarin de kinderen een groot deel van den dag verblijven, dan is het meest practi- sche slechts de heide zijramen van glasgordij nen te voorzien; het middenraam blijft vrij en wordt alleen 's avonds evenals de beide zijra men door de afsluitgordijnen bedekt. Glasgordijnen, zooals men vroeger veel zag, die over elkander gaan en opgenomen worden aan den onderkant, ziet men in de moderne huizen niet, hetgeen een gelukkig verschijnsel is, daar zich in de plinten vooral 's winters veel stof verzameld. 'T STOND ER TOCH. Een heer kwam een hoedenwinkel binnen. „Meneer", zeide hij, „u hebt een biljet voor uw venster gehangen, waarop staat: „Wij halen op verzoek ieder artikel uit dé étalagekasten." „Juist, meneer,"- antwoordde de bediende. „Wilt u dan eens even dien grooten, mooien hoed van f 25 uit de kast halen, die daar mid den in ligt?" „Met genoegen, meneer," zeide de bediende. Na vijf minuten gewurmd te hebben, had hij den hoed uit de étalagekast gehaald en legde hem op de toonbank. „Als 't u blieft, meneer!" „Dank u zeer, meneer," zeide de bezoeker, „Ik moet hier dadelijk met mijn vrouw voorbij, ziet u, en als ze dien hoed in het oog krijgt, kost me dat f 25. Dank u wel, hoor, Bonjour, meneer!" GEM. CONCERTZAAL. Volksconcert door H. O. V. op 20 Juli. Een avond van enthousiasme ondanks de warmte. Reeds de frisch en fleurig gespeelde Figaro-ouverture van Mozart bracht ons in de ware stemming van overgave en ontvankelijk heid om te luisteren naar het vele schoone, wat het programma verder beloofde. Aller eerst de aria „Nun beut die Flur" uit Haydn's Schöpfung. Edoch de zangeres van den avond, Mevr. veurmanNienhuis kon ons slechts matig bekoren. Wel heeft Mevr. Veurman een van nature lieve stem, doch zij had ons inziens beter gedaan met eenige liederen van Mozart of Schuman met klavierbegeleiding te bren gen, dan zich te wagen aan orchestwerk. Haydn's aria kan er nog net mee door, deze licht a!ansprekende, verrukkelijke muziek ^gteit niet zulke zware eischen als de na de pauze gezongen „Elisa's Traum" uit Lohengrin. Deze lag de zangeres geenszins. Haar medium is wat de draagkracht en sonoriteit aangaat beslist onvoldoende, zij kwam heel dikwijls niet boven het orchest uit, terwijl het lagere kopregister gevoileerd klinkt tot in de hoogte een enkele toon plotseling fel uitschiet. Ook kunnen wij niet inzien, waarom de zangeres het blijkbaar noodig vond alle consonnanten in te slikken, hetgeen aan haar voordracht be grijpelijkerwijze niet ten goede kwam. Laat Mevr. Veurman eens een jaar lang bij een be kwaam leeraar spraakles nemen, ook de "kracht van haar stem zal er bij winnen en dan zul len wij het op prijs stellen haar nog eens te hooren. Het orkest voerde voorts uit de Symphonie- militaire van Haydn, een werk uit den over gangstijd van den meester van het monothe- matische naar het polythematische. Overigens een van zijn bekendste en zonder twijfel best geslaagde werken. In het tweede deel, waaraan blijkens de aanwending van eenige marschmotie- ven, de symphonie haar naam te danken heeft, bewonderden wij -'t entrain waarmede Marinus Adam zijn schare aanvoerde en tot een mooi geheel wist te vereenigen. Na de pauze hoorden wij de orchest-suite „Jeux d'enfants" van Bizet, een charmant werk van dezen te jong gestorven componist. Sierlijk van bouw, en van verbluffend knappe orchestratie, wist de H. O. V. dit oeuvre, waarin de verschillende stemmingen, welke in het spel van het kind tot uitdrukking komen, uitnemend weer te geven. Tot slot volgde dan de bekende Capriccio Italien van Tschaikows- ky, welke Marinus Adam ons bracht, fonke- Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schaikredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem. PROBLEEM No. 389. H. M e nd e s da Costa. (30.12.45 2.8.1923). Mat in vier zetten. Stand der stukken: Wit; Kh4, Dhl, Pe7, Pfl, b3, d6, f2, f6. Zwart: Ke5, d4, d7, e6, f7, h6. Dit probleem werd met den eersten prijs be kroond in een wedstrijd van den Nederland- schen Schaakbond. Dr. A. G OLLAND f. In het Nationaal Schaakgebouw te 's Gra- venhage werd Zaterdagmiddag 22 Juli een der meesters, die deelnemen aan het tournooi om het kampioenschap van Nederland, Dr. A. G. Oiland, uit Driebergen, midden in de partij door den dood overvallen. Hoe tragisch een der- elijk geheel onverwacht einde ook is, voor den ouden meester, die geheel opging in zijn ge liefd koninklijk spel, is deze matzetting door den Dood wellicht de schoonste die denkbaar is. Want dr. Oiland wa3 een kunstenaar, die schaak-speelde om de schoonheid van het spel. Niets wordt in den regel zoo slordig aange leerd als het schaakspel, schreef Dr. Oiland reeds op 23-jarigen leeftijd in zijn leerboekje. „Honderden ontmoet men, die beweren schaakspeler te zijn en niet eens de allereerste beginselen van het spel kennen. Zij hebben den waren geest van het schaakspel, die mengeling van wetenschap en kunst nimmer begrepen en zullen van de aarde verdwijnen, zonder ooit een oogenblik waar. schaakgenot gesmaakt te hebben." Zijn meestertitel verwierf hij in 1901 te Haarlem, in den toen gehouden internationalen wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond. Sindsdien heeft hij in vele binnen- en buiten- landsche tournooien prijzen behaald. Behalve door dr. Euwe, den tegenwoordigen kampioen van Nederland, is hij nooit in matches verslagen, welke hij ontelbare malen met de beste spelers heeft gespeeld. Dr. Oiland, die op 13 April 1867 te Utrecht werd geboren, is aan de Nederlandsche Schaak wereld nog te vroeg ontvallen. Wij hadden hem nog zoo gaarne in het meestertournooi zien spelen, dat a.s. Maandag te Scheveningen in het Oranje Hotel aanvangt. Hij heeft zijn meesterschap tot zijn verschei den behouden. Hij ruste in vrede! OPLOSSING PROBLEEM No. 386. (Hans Joiner), Stand der stukken: Wit: Kdl, Da8, Td3, Tel, Le3, Lh7, Pe7, Pgl, e4, f2. Zwart: Ke5, Dhl, Ta4, Th4, Lb7, Pd6, Pf6, e6, h6. 1. Le3g5 enz. Goede opiossing ontvangen van: H. W. van Dort, te Haarlem. lend van kleur en gloed als de chianti van het zonnige zuiden. Een en al bezieling en laaiende hartstocht. Een werk dat ook in den borst van ons koele Noorderlingen iets bracht wat naar zuidelijk enthousiame zweemde: staande brachten wij aan het slot den talentvollen dirigent een ovatie, waarin deze het orchest welverdiend liet deelen. C. Ned. Herv. Kerkgenootschap Santpoort. V.m. 10 uur, de heer F. E. van Leeneren, Theol. Cand. Leiden. Ned. Herv, Gem. Prov. Ziekenhuis bij Santpoort. V.m. 10.30 uur, Ds. H. J. Visser. Ned. Hervormde Evangelisatie te Santpoort. V.m. 10 uur Joh. Mensink, Amsterdam. Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal. V.m. 10 uur, Ds. W. Dankbaar, Pred. te Kuinre. Overveen. V.m. 10 uur, Ds. P. A. Klap, Em. pred. te Haarlem. Geref. Kerk H. V. Haarlem en Omstreken. Kerkzaal „Blauwe Kruis". V.m. 10 urn- en n.m. 5 uur Ds. P. A. E. Sillevis Smitt. In beide diensten H. Avondmaal., Gerei'. Kerk te Bloemendaal. V.m. 10 uur, Drs. J. C. Brussaard. Bediening H. Avondmaal. N.m 5 uur, Drs. J. C. Brussaard. Nabetrachting. De Vrije Katholieke Kerk, Popellaan Kinheimpark. V.m. 10.30 uur, Gezongen H. Mis. Woensdag 2 Augustus. Geen Dienst. Donderdag 3 Augustus. V.m. 7.30 uur, Gesproken H. Mis.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3