TWEEDE BLAD
JIM, DE ZOON VAN BOBBY
Losse Blaadjes.
Vacantie!
Brokjes Levenswijsheid.
Slavernij.
MUZIEK.
SCHAAKRUBR1EK.
Éi
'iiil
ifg
PREDIKBEURTEN.
„Ha, (het is vacantietijd!"
Klinkt uit alle monden
ïec&er vindt het even fijn,
Om eens waarlijk vrij te zijn,
Door geen plicht gebonden.
t Zij in ten/t of in pension
Of hótiel gezeten,
Ieder wenscht thans met een lach
Het bestaan van allen dag
'n Poosje te vergeten.
Nu eens even niet gedacht
Aan de donk're tijden!
Zet de zorgen aan den kant;
Zoek vermaak aan zee en strand
Of in bosch en heide!
Heb je in vacantietijd
Nieuwe kracht geknegen,
Dan, vervuld van levenslust
Kim j' er weer. goed uitgerust,
Voor een jaartje tegen!
(Nadruk verboden)
Heden is het een eeuw geleden, dat te Chelsea
in Engeland William Wilberforce is gestorven,
die heel zijn leven besteed heeft aan het doel,
den menschenhandel te onderdrukken en de
slavernij af te schaffen. Heeft deze menschen-
vriend niet het recht, dat wij hem heden her
denken?
De loop der geschiedenis is toch merkwaar
dig! Hoe goed herinner ik mij uit mijn school
jaren de wijze, waarop ons het feit werd ver
teld. Slavernij, het klonk als een woord uit een
andere wereld, die vreemde wereld van vroeger,
waarin ook de ridderverhalen speelden en de
tachtigjarige oorlog en al die andere romanti
sche gebeurtenissen uit de geschiedenisboekjes.
Slavernij, het klonk even onwezenlijk als oorlog.
Maar later, toen we volwassen waren gewor
den, daar werd plotseling dde romantische ge
beurtenis van vroeger een feit. Oorlog, wie had
ooit gedacht, dat Üeze zaak uit het verleden
in onze dagen zou wederkeeren. De moderne tijd
enoorlog?! Ja, maar niet meer de oorlog
van vroeger; in den modernen tijd de moderne
oorlog, zooveel gruwelijker dan het schilderach
tige ouderwetsche krijgsbedrijf.
Kent de moderne tijd ook nog slavernij? Ja,
de ouderwetsche slavernij, waartegen Wilber
force heeft gestreden, is zoo goed als verdwenen,
maar er bestaat een moderne slavernij, welke
veel afschuwelijker nog is dan het bestaan van
onzen goeden ouden vriend uit den schooltijd:
oom Tom in zijn negerhut. Het zijn niet louter
negers meer, die in slavernij verkeeren, maar
evenzeer blanken. Slavernij is een internatio
naal verschijnsel; men kent slaven in allerlei
kleuren: zwart, bruin, rood, geel en blank. En
zoo Wilberforce geen navolgers had, die zijn
nobel streven tot voorbeeld hebben genomen, zou
het er treurig uitzien met de toekomst der
menschheid. De nobele man, dien wij heden
herdenken, heeft de slavernij in beginsel over
wonnen, maar het zai vermoedelijk nog wel een
eeuw duren, aleer zij ook uit de praktijk is
verdwenen.
Wat is eigenlijk het beginsel geweest, dat
Wilberforce tot zijn levenswerk heeft bezield?
De overtuiging, dat een mensch, onverschillig
tot welk ras hij behoortonverschillig welke
plaats hij inneemt in de maatschappij; onver
schillig tot wélke gevoelens of inzichten zijn bi-
zondere aanleg hem drijft, in de eerste plaats
mensch is en mensch moet blijven.
Mensch, dat is een vrij en soeverein wezen
met recht op een eigen, persoonlijk leven en op
eerbiediging van zijn eigen, persoonlijke ont
wikkelingsmogelijkheden. Mensch dat is lid
van een gemeenschap, metgezel op de levens
reis, deelgenoot aan hetzelfde bestaan. Mensch,
dat is makker, kameraad, broeder.
Zoo is naar dit beginsel de mensch een vrij
wezen, alleen gebonden door den natuurlijken,
spontanen band der onderlinge maatschappe
lijke verplichtingen. Naar dit beginsel Is er
geen wezenlijk onderscheid tusschen den éénen
mensch en den anderen; in het mysterie van
het mensch-zijn lossen de tegenstellingen en
verschillen zich op.
Men begrijpt, dat in een dergelijken gedach-
tengang geen plaats is voor de veronderstelling,
als zou de ééne mensch koopwaar kunnen zijn
in de handen van den ander. Handel in men-
schen, menschenmarkt, het worden in dit
kader afschuwelijke begrippen.
Slavernij is een woord met een zeer uitge
breide beteekenis. Mien past het ook wel toe
op de innerlijke onvrijheid van den mensch
jegens zichzelf. Men kan de slaaf zijn van zijn
liefhebberijen, van zijn hartstochten, van zijn
slechte gewoonten. Maar deze slavernij, hoe
treurig ook zij in haar gevolgen kan zijn, is
toch tenslotte een persoonlijke zaak, een soort
ziekte, waarvan de oorzaak in den patient zélf
is gelegen en waarvoor hij door behandeling
van zijn kwaal genezing moet zoeken.
De slavernij, welke Wilberforce heeft willen
afschaffen, is echter van anderen a,ard. Zij be
treft de afhankelijkheid van den eenen mensch
van den ander, de heerschappij van den eenen
mensch over den ander.
En de Epgelsehe regeering moge in het be
gin der vorige eeuw op aanstichten van Wilber-
door
G. Th. ROTMAN,
De man veegt, van verbazing paf,
De {dazen van zijn kijker af;
Hij tuurt opnieuw, van woede bleek,
Maar wederom ziet hij geen steek
Nu wordt hij paars, hij knarsetandt,
Hij smijt den kijker ini het zand,
En woest, dat iets hem niet wil lukken,
Trapt hij het ding in honderd stukken.
6. Dan gaat hij mopp'rend heen, maar c'ra
Sluipt Jim hem heimlijk achterna;
Zij komen bij een vllegmachien,
Zoo'n ding had, Jim nog nooit gezien;
Maar als do doctor binnengaat,
Denkt Jim ,,'k Ga mee, dat kan geen kwaad!
Licht dat ik zoo in Holland kom!
Ja, ja, ik ben nog niet zoo dom!"
7. Nog nauw'lijks zijn zij beiden binnen,
Ofrrr! de luchtreis gaat beginnen.
Jim echter denkt: ,,'k Ga mij verstbppen!
Want krijgen ze mij in de doppen,
D;an wordt ik bij mijn vei gepakt
En, hopla! uit het raam gesmakt!
En 'k weet niet, of ik bij zoo'n val
Wel onbeschadigd blijven zai-
8. Doch na verloop van twee, drie dage:
Begon de honger hem te plagen;
Hij hoorde, hoe de doctor belde
En brood met kaas en melk bestelde
Waarop de man zijn plaats verliet;
Waarom ja, kijk dat weet, weet ik niet!
Maar onderwijl werd keurig net
Al het bestelde klaargezet.
force den handel in negerslaven hebben ver,
boden en de vrijlating van alle slaven in de
koloniën hebben gelast, ook na deze ver
blijdende daad is de slavernij nog in allerlei
vorm bestendig gebleven.
Wie Wilberforce, den kampioen voor de af
schaffing van de slavernij, een eeuw na zijn
dood wil eeren, kan dit niet beter doen dan
dcor zich af te vragen, of inderdaad de men-
scheiijke persoonlijkheid op dit cogenblik onder
alle omstandigheden voldoende waarborgen voor
haar vrijheid en ontwikkeling geniet. Is er geen
plekje meer in de wereld, waar de mensch niet
meer is dan een gedresseerd huisdier, volledig
afhankelijk van een meester, die vergeet, dat
hij met dengene, over wien hij heerschappij
voert, tot dezelfde orde van schepselen be
hoort?
Als wij ons gaan verdiepen in het eigenlijke
wezen der slavernij, dan zal ons blijken, hoe
zeer deze nog een vaste en algemeene instel
ling uitmaakt van onze maatschappij. Lang zal
ons onderzoek niet hebben te duren en ingewik
keld zal hét niet zijn. Want alom en vlak bij
ons ontwaren wij verschijnselen, welke een be
roep doen op den geest van William Wilber
force en op allen, die genegen zijn zijn levens
werk voort te zetten.
H. G. CANNEGIETER
ONZE HERTENKAMP EN ZIJN BEWONERS.
In onze hertenkamp en hoenderhof heerscht
weer een opgewekt dierenleven; nieuwe bewoners
zijn er sinds het voorjaar in geboren, vele vroe
gere maakten voor hen plaats en verhuisden
naar andere oorden, waar zij de vreugde hun
ner nieuwe eigenaren uitmaken. Toch bleven
ons nog 14 herten getrouw en dezen zagen de
familie dit voorjaar uitgebreid met zeven nieu
we telgen. Helaas ontvielen hun drie daarvan,
zoodat men thans nog vier dezer slanke diertjes
rcnd de kudde ziet dartelen. Hoe mak onze
herten ook zijn, het blijven min of meer schuwe
dieren en daarom geven ze er den voorkeur aan,
cok 's nachts, zelfs in het wintergetij, buiten te
slapen of te herkauwen, inplaats van een plekje
te zoeken in den beschuttenden stal. Deze zoe
ken ze alleen op, om er bij erge regenbuien eens
te schuilen, of om het hooi te nuttigen uit den
welvcorzienen ruif, als er niet voldoende gras
te vinden is in de weide. Maar men store hen
niet aan den ruif, door den stal binnen te gaan;
onmiddellijk nemen ze dan de vlucht.
Naast de herten, zijn het vooral de pauwen,
die de aandacht van het publiek trekken, en nu
mag onze hoenderhof er zich in verheugen juist
van de duurste en zeldzaamste soort, de zwart-
vleugelpauw, niet minder dan vijf volwassen
exemplaren te bezitten. Het verschil in kleuren
pracht tusschen deze en de gewone soort, waar
van er één volwassen haan hier rondstapt, is
opvallend: men lette slechts op hun vleugels,
die in hun kleurschakeeringen aan het vest van
een Duitsehen commis-voyageur doen denken.
Dank zij de goede zorgen van een gans, in het
broeden zeer bekwaam, zijn er nu cok vier jonge
zwartvleugelpauwen ten tooneele verschenen.
Men kan hen zien wandelen met hun voedster
moeder, die en passant ook nog met goed ge
volg een ei van den gewonen pauw heeft uit
gebroeid. Zoo gaat het vice versa, een andere be
woonster der hof, een kalkoen, bebroedde met
succes twee ganzen en twee kalkoeneleren en
stapt nu nog zorgzaam met haar gemengde
familie over het veld. Zuiverwitte pauwen, zoo
als men die hier aantreft, zijn stellig niet min
der fraai dan de zwaï tvleugelige en kostbaar zijn
ze ook. De inventaris telt er één volwassen hen
en één jonge haan van, terwijl helaas geen enkel
ei van hen gevonden werd. Te midden van
eendjes en krielkippetjes, duiven en poele pe
taten, allen van de goede soort, herbergt de hof
tal van kalkoenen; nog dit voorjaar kwamen
vijf en twintig jonggeborenen dit aantal vergroo-
ten. Daaronder zijn er drie, wier klem-verande
ring bij het opgroeien met belangstelling wordt
gevolgd: het zijn, of liever het zullen lavendel-
kleurige kalkoenen worden, naar de edelmoedige
schenker van de eieren verzekerd heeft; voor-
loopig zijn ze nog vaalbruin. Onder de jongste
aanwinsten mogen ook de vijf en twintig parel
hoenders gerekend worden, die dit jaar in deze
diergaarde geboren zijn; onder hen zijn ook
eenige zuiver witte. Hoenders zijn mede goed
vertegenwoordigd en men treft er fraaie spe
cimen bij aan. Zie b.v. dien Javaanschen haan,
in zijn haaraehtig kleed, wiens veeren geen
schacht met een vlag vertoonen, doch den bouw
van haren hebben; zwart is zijn vleesch en
daarom is het voor de consumptie ongescliikt
hoewel sommigen het blijkbaar toch niet ver
smaden. Men beschouwe ook eens die Japansche
hoenders; en de forsche Paduahcenders, die
hun breeden veerenkuif zoo fier doen uitwap
peren bij het loopen.
Onder de ganzen zijn het nog altijd de beide
mannelijke sluierganzen, in hun wolk van witte
dons gehuld, die de meeste bewondering opwek
ken. Jammer, dat hier nog altijd een vro-uwtjes-
sluiergans ontbreekt!
Aan Knobbelganzen is er geen gebrek in deze
vogelkolonie. Nog dit jaar heeft een kalkoen
zeven eieren dier krachtige vogels uitgebroed; de
volwassen knobbelganzen hadden geen zin in dit
werk. Op en langs den vijver gaat het lustig
vogelleven onverpoosd voort; daar zwemmen en
duiken ze, of trippelen op den oever, al die
zwanen, ganzen en eenden. Welk een verschil
met den vroegeren Kom van Saxenburg, waar
het zelfs niet mogelijk bleek een paar simpele
goudkarpers in het leven te houden. Daar staan
ze ook, naast de rotsjes, waarvan het water
klaterend neergulpt, onze zoo juist aangekomen
kampeerders: de reigers en ooievaren. Een zorg
zame hand had al dadelijk voor een lekker
maal bij hun aankomst gezorgd en daartoe
dezen vijver en dien van Duin en Daal met een
sleepnet afgevischt en een voorraad kleine visch-
jes bijeengebracht, die thans in een kaar in den
vijver zijn opgepot. Daar de watervogels van tijd
tot tijd niet afkeerig zijn van een groen blaadje,
snoepten ze langzamerhand de geheele beplan
ting op, die ter bekleeding van den rotswand der
aanvoergcot mc-et dienen, die het water naar het
valletje voert. Nu is het mogelijk, dat ze klimop
bladeren zullen versmaden, waarom dan ook
eenige klimopstruiken thans daar zijn geplant.
Het is jammer, dat het neerstroomende water
een onoogelijke bruine afzetting op de rotsjes
maakt; zonder veel kosten is daartegen echter
weinig te doen. Voor wij den kamp verlaten,
nog even een blik geworpen in den hertenstal.
In de loggia, wij zullen dit ingebouwde ge
deelte maar met dien deftigen naam aanduiden,
zit warempel een koekoek. En ze heeft het er
best naar den zin in de ruime kcoi. Geen vijan
den belagen haar hier, en de oppasser zorgt
met milde hand voor rupsen en wormen; vooral
voor die (leelijke?) harige rupsen, die door alle
vogels, behalve de koekoek, worden verafschuwd,
omdat hun haartjes, in den maag gebracht, hen
noodlottig zouden worden. Voor de koekoek zijn
ze echter een delicatesse.
In de volières naast den kamp is geen plaatsje
onbezet; verschillende fazanten zijn er paars
gewijze bijeengebracht in gezelschap van duiven
en marmotten. Het bekende kwakkelvrouwtje,
dat zich ook in een der fazantenverblijven op-
Jneld, is helaas dcod gegaan.
Twee Vlaamsehe gaaien, die stellig tot de
mooiste vogelsoort behooren, die in onze streken
voorkomen, toonen hun schoonste kleurenpracht,
zoo afstekend bij den eenvoudigen tooi van hun
buren, de ekster en de kerkkouwtjes. De vlugge
marmotjes zijn vooral de lievelingen der kin
deren; steeds, als de marmottenfamilie zich uit
breidt, dagen er liefhebbers op, om ze voor hun
kinderen te koopen; de vraag overtreft echter
altijd het aanbod.
Tenslotte kunnen wij nog vermelden, dat er
plannen bestaan, om de ruimte tusschen de
twee volières, die nu door een heesterboschje
gescheiden zijn, te benutten en deze eveneens
als vogelverblijf in te richten. Men denkt er n.l.
aan, deze ruimte van kooi tot kooi te overspan
nen door een koepelvormig dak. Dit lijkt ons
een gelukkige gedachte, omdat daar dan tal van
kleine siervcgeltjes kunnen rondvliegen en nes
telen en ieder zal zich kunnen verlustigen in dit
aantrekkelijk schouwspel onzer gevederde vrien
den.
HET OPHANGEN VAN GORDIJNEN.
Vensters moeten op zoodanige wijze van gor
dijnen voorzien zijn, dat licht en zon volop in
de kamers binnen kunnen komen.
In de moderne huizen met de veelal breede,
lage ramen, moet men bij de aanschaffing van
gordijnen rekening houden met het feit, dat
voor deze afmeting weer geheel andere ver-
eiseht worden, dan voor ouderwetsche hooge
ramen. De glasgordijnen zullen liefst wit of
crème gekozen worden en zoo weinig mogelijk
van de ramen bedekken, doch 's avonds als de
lamp op is, geven donkere dichtgeschoven gor
dijnen iets intiems aan het interieur. Men ge
voelt zich dan zoo echt „thuis" ver weg van
al het drukke gedoe, dat vooral het groote
stadsleven geeft. Heeft men een kamer met er
ker, waarin de kinderen een groot deel van
den dag verblijven, dan is het meest practi-
sche slechts de heide zijramen van glasgordij
nen te voorzien; het middenraam blijft vrij en
wordt alleen 's avonds evenals de beide zijra
men door de afsluitgordijnen bedekt.
Glasgordijnen, zooals men vroeger veel zag,
die over elkander gaan en opgenomen worden
aan den onderkant, ziet men in de moderne
huizen niet, hetgeen een gelukkig verschijnsel
is, daar zich in de plinten vooral 's winters
veel stof verzameld.
'T STOND ER TOCH.
Een heer kwam een hoedenwinkel binnen.
„Meneer", zeide hij, „u hebt een biljet voor
uw venster gehangen, waarop staat: „Wij halen
op verzoek ieder artikel uit dé étalagekasten."
„Juist, meneer,"- antwoordde de bediende.
„Wilt u dan eens even dien grooten, mooien
hoed van f 25 uit de kast halen, die daar mid
den in ligt?"
„Met genoegen, meneer," zeide de bediende.
Na vijf minuten gewurmd te hebben, had hij
den hoed uit de étalagekast gehaald en legde
hem op de toonbank.
„Als 't u blieft, meneer!"
„Dank u zeer, meneer," zeide de bezoeker, „Ik
moet hier dadelijk met mijn vrouw voorbij, ziet
u, en als ze dien hoed in het oog krijgt, kost
me dat f 25. Dank u wel, hoor, Bonjour,
meneer!"
GEM. CONCERTZAAL.
Volksconcert door H. O. V. op
20 Juli.
Een avond van enthousiasme ondanks de
warmte. Reeds de frisch en fleurig gespeelde
Figaro-ouverture van Mozart bracht ons in de
ware stemming van overgave en ontvankelijk
heid om te luisteren naar het vele schoone,
wat het programma verder beloofde. Aller
eerst de aria „Nun beut die Flur" uit Haydn's
Schöpfung. Edoch de zangeres van den avond,
Mevr. veurmanNienhuis kon ons slechts
matig bekoren. Wel heeft Mevr. Veurman een
van nature lieve stem, doch zij had ons inziens
beter gedaan met eenige liederen van Mozart
of Schuman met klavierbegeleiding te bren
gen, dan zich te wagen aan orchestwerk.
Haydn's aria kan er nog net mee door, deze
licht a!ansprekende, verrukkelijke muziek ^gteit
niet zulke zware eischen als de na de pauze
gezongen „Elisa's Traum" uit Lohengrin. Deze
lag de zangeres geenszins. Haar medium is
wat de draagkracht en sonoriteit aangaat
beslist onvoldoende, zij kwam heel dikwijls
niet boven het orchest uit, terwijl het lagere
kopregister gevoileerd klinkt tot in de hoogte
een enkele toon plotseling fel uitschiet. Ook
kunnen wij niet inzien, waarom de zangeres
het blijkbaar noodig vond alle consonnanten
in te slikken, hetgeen aan haar voordracht be
grijpelijkerwijze niet ten goede kwam. Laat
Mevr. Veurman eens een jaar lang bij een be
kwaam leeraar spraakles nemen, ook de "kracht
van haar stem zal er bij winnen en dan zul
len wij het op prijs stellen haar nog eens te
hooren.
Het orkest voerde voorts uit de Symphonie-
militaire van Haydn, een werk uit den over
gangstijd van den meester van het monothe-
matische naar het polythematische. Overigens
een van zijn bekendste en zonder twijfel best
geslaagde werken. In het tweede deel, waaraan
blijkens de aanwending van eenige marschmotie-
ven, de symphonie haar naam te danken heeft,
bewonderden wij -'t entrain waarmede Marinus
Adam zijn schare aanvoerde en tot een mooi
geheel wist te vereenigen.
Na de pauze hoorden wij de orchest-suite
„Jeux d'enfants" van Bizet, een charmant
werk van dezen te jong gestorven componist.
Sierlijk van bouw, en van verbluffend knappe
orchestratie, wist de H. O. V. dit oeuvre,
waarin de verschillende stemmingen, welke in
het spel van het kind tot uitdrukking komen,
uitnemend weer te geven. Tot slot volgde dan
de bekende Capriccio Italien van Tschaikows-
ky, welke Marinus Adam ons bracht, fonke-
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den
Schaikredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 389.
H. M e nd e s da Costa.
(30.12.45 2.8.1923).
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit; Kh4, Dhl, Pe7, Pfl, b3, d6, f2, f6.
Zwart: Ke5, d4, d7, e6, f7, h6.
Dit probleem werd met den eersten prijs be
kroond in een wedstrijd van den Nederland-
schen Schaakbond.
Dr. A. G OLLAND f.
In het Nationaal Schaakgebouw te 's Gra-
venhage werd Zaterdagmiddag 22 Juli een der
meesters, die deelnemen aan het tournooi om
het kampioenschap van Nederland, Dr. A. G.
Oiland, uit Driebergen, midden in de partij
door den dood overvallen. Hoe tragisch een der-
elijk geheel onverwacht einde ook is, voor den
ouden meester, die geheel opging in zijn ge
liefd koninklijk spel, is deze matzetting door
den Dood wellicht de schoonste die denkbaar
is. Want dr. Oiland wa3 een kunstenaar, die
schaak-speelde om de schoonheid van het spel.
Niets wordt in den regel zoo slordig aange
leerd als het schaakspel, schreef Dr. Oiland
reeds op 23-jarigen leeftijd in zijn leerboekje.
„Honderden ontmoet men, die beweren
schaakspeler te zijn en niet eens de allereerste
beginselen van het spel kennen. Zij hebben den
waren geest van het schaakspel, die mengeling
van wetenschap en kunst nimmer begrepen en
zullen van de aarde verdwijnen, zonder ooit een
oogenblik waar. schaakgenot gesmaakt te
hebben."
Zijn meestertitel verwierf hij in 1901 te
Haarlem, in den toen gehouden internationalen
wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond.
Sindsdien heeft hij in vele binnen- en buiten-
landsche tournooien prijzen behaald. Behalve
door dr. Euwe, den tegenwoordigen kampioen van
Nederland, is hij nooit in matches verslagen,
welke hij ontelbare malen met de beste spelers
heeft gespeeld.
Dr. Oiland, die op 13 April 1867 te Utrecht
werd geboren, is aan de Nederlandsche Schaak
wereld nog te vroeg ontvallen. Wij hadden
hem nog zoo gaarne in het meestertournooi
zien spelen, dat a.s. Maandag te Scheveningen
in het Oranje Hotel aanvangt.
Hij heeft zijn meesterschap tot zijn verschei
den behouden. Hij ruste in vrede!
OPLOSSING PROBLEEM No. 386.
(Hans Joiner),
Stand der stukken:
Wit: Kdl, Da8, Td3, Tel, Le3, Lh7, Pe7, Pgl,
e4, f2.
Zwart: Ke5, Dhl, Ta4, Th4, Lb7, Pd6, Pf6,
e6, h6.
1. Le3g5 enz.
Goede opiossing ontvangen van: H. W. van
Dort, te Haarlem.
lend van kleur en gloed als de chianti van het
zonnige zuiden. Een en al bezieling en laaiende
hartstocht. Een werk dat ook in den borst van
ons koele Noorderlingen iets bracht wat naar
zuidelijk enthousiame zweemde: staande
brachten wij aan het slot den talentvollen
dirigent een ovatie, waarin deze het orchest
welverdiend liet deelen.
C.
Ned. Herv. Kerkgenootschap Santpoort.
V.m. 10 uur, de heer F. E. van Leeneren,
Theol. Cand. Leiden.
Ned. Herv, Gem. Prov. Ziekenhuis bij
Santpoort.
V.m. 10.30 uur, Ds. H. J. Visser.
Ned. Hervormde Evangelisatie te Santpoort.
V.m. 10 uur Joh. Mensink, Amsterdam.
Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal.
V.m. 10 uur, Ds. W. Dankbaar, Pred. te
Kuinre.
Overveen.
V.m. 10 uur, Ds. P. A. Klap, Em. pred. te
Haarlem.
Geref. Kerk H. V. Haarlem en Omstreken.
Kerkzaal „Blauwe Kruis".
V.m. 10 urn- en n.m. 5 uur Ds. P. A. E. Sillevis
Smitt. In beide diensten H. Avondmaal.,
Gerei'. Kerk te Bloemendaal.
V.m. 10 uur, Drs. J. C. Brussaard. Bediening
H. Avondmaal.
N.m 5 uur, Drs. J. C. Brussaard. Nabetrachting.
De Vrije Katholieke Kerk,
Popellaan Kinheimpark.
V.m. 10.30 uur, Gezongen H. Mis.
Woensdag 2 Augustus.
Geen Dienst.
Donderdag 3 Augustus.
V.m. 7.30 uur, Gesproken H. Mis.