Model Vleeschhouwerij CONRAD KENTER, Zijlweg 130 i**.
Haarlem
GEMEENTERAAD.
Rund-, Kalfs- en Varkensvleesch, Worst en fijne Vleeschwaren in groote verscheidenheid.
Het adres voor fijn Kalffsvleesch.
Waarheen Nederland?
b. d. Julianalaan
Kijkjes Buiten.
offeren om looneischen van werknemers te
bevredigen; evenmin is het mogelijk voor fa-
frikanten van afgewerkte artikelen industrieele
vrede te koopen ten koste van afnemers.
Werkstakngen en „lock-outs" zijn er bij de
wetgeving verboden ;ook laat de regeering van
een corporatieven Staat niet toe, dat langs
Radio-zenders het Gezag van dien Staat worit
ondergraven. Bestudeering van de wetgeving
in Italië is verfrisschend. De werknemers heb
ben er leeren inzien, dat met hun belangen
niet minder doch nu verstandiger dan voor
been wordt rekening gehouden.
Aanleiding tot dit korte opstel was een
artikel in dit blad hetweik tot titel had: „Het
fascisme in Haarlem" Bij enkele lezers wekte
het wrevel en ergerns. Dat intusschen de
Redactie van dit blad het „hoor en wederhoor"
wil toepassen en in haar kolommen gast
vrijheid toepast ook voor ons, die zoo heel
anders gewend zijn. is een feit dat we dank
baar memoreeren.
Aerdenhout, Juli 1933.
W. VERBURG.
Aan de ingezetenen der Gemeente
Bloemendaal.
Bloemendaal, Juli 1933
L.S.
Zooals U bekend zal zijn, gaat de heer J. C.
Laan, oud-wethouder en raadslid, de gem. Bloe
mendaal metterwoon verlaten,
meente Bloemendaal metterwoon verlaten.
In verband met zijn groote werkkracht en
jjvur, welke hij in dienst der gemeenschap be
toonde en waarvan wij Bloemendalers nu de
schoone vruchten plukken, ligt het in onze be
doeling den heer Laan, vóór zijn vertrek naar
elders, een herinnering aan te bieden en daar
mede tevens onzen dankt te betuigen voor alles
wat hij in 't belang onzer gemeente deel en tot
stand bracht.
Ter verwezenlijking van ons doel verzoeken
wij U elkie gift. hoe klein ook vóór 10 Augus
tus a.s. te zenden aan den Penningmeester.
Het Comité,
P. DORHOUT MEES
E. A. W. HIRSCHFELD
J. J. LANSDORP
JOH. MEEUWÏG
C. B. POSTHUMUS MEYES
P. RIJNIERSE
C. D. VAN DER VLIET
P. W. WALLER
H. M. VAJN WEEL, Penningm.,
Blotemendaaischeweg 198,
Overveen.
EEN PLAAGGEEST.
Smit was aan het verhuizen. Omdat verhuis-
mannen nog al ruw met den boei omgaan, be
sloot hij, een kostbare staande klok zelf naar de
nieuwe woning te brengen. Dat viel hem echter
niet gemakkelijk. Uitgeput van den ongewonen
arbeid, zette hij onderweg de klok voorzichtig
tegen een huis en wischte zich het zweet van
zijn voorhoofd.
Een vriend zag het tooneeltje en zeide:
„Maar kerel, waarom draag je niet liever een
horloge?"
Het nieuwe huis. Vreugde en bloemen. De heer J. C.
Laan exit. Tewerkgestelden und kein Ende. Heemschut
waakt. Iets over gemeentelijke paden over particuliere wegen,
griezelige leerkrachten en doorgezaagde boomstammen.
Zoo heeft de Raad dan voor het eerst ver
gaderd in De Nagtegaal en wel, dat spreekt
vanzelf, in de nieuwe raadszaal diezelfde
raadszaal zou een redenaar zeggen die
als eetzaal in de vroegere behuizing zoo
menigmaal een vroolijke en feestelijk gestemde
schare zich zag verzamelen, gereed om onder
jok en vroolijkheid te genieten van de aardsche
gaven... ai, onze tijden leenen zich te schaarsch
voor verstrooiing en festijn en de aardsche
gaven... men moet de debatten tusschen de
heeren Schulz en Dorhout Mees maar eens be
luisteren, om, mocht het noodig zijn, op de
hoogte te komen van den nood der tijden, die
„het rijke Bloemendaal" (wij zeggen het niet;
onze hoofdredacteur heeft het gezegd) al even
min heeft ontzien als andere gemeenten.
Maar toch... een vroolijke toon was er. Mocht
dit te sterk zijn: een opgewekt geluid, dat den
Voorzitter ten monde uitging toen hij der.-Raad
geluk wenschte met zijn nieuw Raadhuis. Ge
voelens van vreugde en van dankbaarheid
deden zich in dit oogenblik gelden, zij het, dat
se getemperd werden door de verdrietige over
weging, dat de berg van raadhuisplannen een
Nagtegaal gebaard heeft en gezegde plannen,
mocht het vraagstuk van den raadhuisbouw
te zijner tijd weer ter tafel komen, weinig
meer dan vergeelde archiefstukken zullen
blijken te zijn.
Intusschen, er is vreugde, de vreugde, die
het besef, te mogen werken in een voor het
doel geschikte omgeving vermag te schenken.
En geschikt is het nieuwe raadhuis. Er is
stilte, om zich naar den eisch te verdiepen in
den arbeid. Er is ruimte, om de stukken, die
de wet vereischt te bezitten, te kunnen op
bergen. Er is een omgeving, die wat fleur en
vrooljjkheid wil schenken aan het grauwe
all edagsbes taan.
Zou de Voorzitter zijn Raad dan niet
feliciteeren met zijn nieuwen zetel van be
stuur en hem op deze plaats vruchtdragenden
arbeid toewenschen
Dank bracht Jhr. den Tex ook aan vriende
lijke geesten, die hunnerzijds van hun gevoelens
blijk hadden gegeven: Mr. A. J. Enschedé,
van en Vaarzon Morelletje, de heer Dorhouf
Mees, die een portret van de Koningin had
geschonken, de buurtvereeniging Aerdenhout-
Bentveld en Bloemendaal's Bloei, die voor een
bloemstuk hadden gezorgd zoo goed als de
aanneemer der verbouwing.
En, last not least, dankte hij Wethouder
Prinsenberg, aan wiens voortvarendheid en
vakkennis de gemeente in niet geringe mate
har nieuwe raadhuis dankt.
Wel, wat kunnen wij van onzen kant anders
dan de lof zingen van de nieuwe raadszaal?
Het geheel heeft een cachet van sobere deftig
heid, met als vroolijke toets de een paar
weken geleden aangekochte schilderijen van
Koningin, dat, laat ons eerlijk zijn, wat ons
den schilder De Heer en een portret van de
betreft, door een van recenter datum mag
worden vervangen.
De acoustiek komt raadsleden met een be
scheiden stemgeluid maar weinig te hulp, het
geen, vreezen we, het verslag van de rede
voeringen van een deel der S.D.A.P.-fractie
niet altijd ten goede zal komen. De verslag-
aangevraagde credieten voor wegverbetering
op diverse plaatsen in de gemeente.
Hiertoe behoorde o.m. de vernieuwing van
de Julianalaan.De werkzaamheden, die hier
mede gemoeid zijn en waarvoor tewerk
gestelden zullen worden gebruikt, bracht de
kwestie der werkloozensteun in deze gemeente
weer eens op het tapijt.
De heer Quarles van Ufford gaf in over
weging, de loonen, die de gemeente thans
garandeert, eens te herzien. De toestand is op
het oogenblik zoo, dat men ontslag neemt uit
zijn particuliere betrekking, om bij de ge
meente te gaan werken, waar men verzekerd
is van een loon, dat uitgaat boven hetgeen in
het vrije bedrijf wordt verdiend.
De heer Schulz kwam daartegen in net
geweer. Vooreerst vroeg hij den vorigen
spreker, om zijn bewering met bewijzen te
staven en deelde mede, dat, zijn er inderdaad
lieden, die hun werkkring prijs geven om de
gemeente tot last te worden, deze niet anders
verdienen dan van steun te worden uitge
sloten.
Wat echter de loonen betreft, waarvoor
de werkloozen hier werken, men moet deze
loonen niet vergelijken met die, welke in de
noodlijdende bedrijven als land- en tuinbouw
worden betaald. Men zie ook eens naar beter
betaalde vakken.
Overigens: als de heer Quarles van Ufford
het cijfer van f 26.per week noemt, vestigt
Spr. er de aandacht op, dat de werklooze, die
dit bedrag verdient, gehuwd moet zijn en zes
kinderen moeten hebben en een gezin van acht
personen heeft aan genoemd bedrag het tegen
deel van te veel.
De heer Cassee, erkennende, dat er een
prikkel moet blijven om uit de arbeidsver-
schaffing der gemeente weer in het vrije bedrijf
te komen, vroeg, waartoe de gemeentelijke
enquête dient, als gevallen, als de heer
Quarles signaleerde, haar onbekend blijven
Daartegenover deelde de heer Dorhout Mees
mede, alleen voor de gevraagde credieten tc
zullen stemmen, als de loonen der werkloozen
verlaagd zouden worden.
De voorzitter antwoordde de sprekers, dat
aanwijzingen, als thans door den heer Quarles
in den raad zijn gebracht, tot dusver met ter
kennis van het gemeentebestuur zijn gekomen.
Wat verlaging der loonen der tewerkgestel
den betreft. Spr. betwijfelt, of deze inderdaad
te laag zijn, Spr. heeft gelegenheid gehad, zich
te vergewissen van de moodige gezinsuitgaven
en is voorshands van meening, dat deze hef
thans geldende loon rechtvaardigen.
Wethouder Prinsenberg (die uitnemend de
kunst verstaat, een debat over het doods
punt heen te helpen) liet de heeren nog een
poosje elkaar de respectievelijke argumenten
toewerpen hoorde de bezwaren aan van den
heer Luden, die den kapitaaldienst door de
in uitzicht gestelde werken te zwaar belast
achtte en die van den heer Dorhout Mees, die-
vroeg, waar men heen ging, als de begrooting
wordt overschreden met kapitalen ter uit
voering van werken als deze, om toen een
voudig dev raag te stellen, wat de raad liever
deed: de werkloozen uit wandelen sturen
terwijl ze toch op de een of andere manier
Daarna was de agenda op een oor na gevild.
De woningbouwvereeniging „Bosch en Duin"
krijgt verlaging van rente voor de door de
gemeente verleende voorschotten en de woning
bouwvereeniging „St. Jozef" mag over een
renteloos voorschot van duizend guldentjes be
schikken, om schuurtjes te repareeren en
straatjes aan te leggen. De jongens en meisjes
van de O.L. school te Vogelenzang zullen
voortaan drie inplaats van vier uur per week
gymnastiekles krijgen. Er zjjn zwaarder offers
geeischt.
Bjj de ingekomen stukken, waarvan het
restant alsnu in behandeling kwam was aller
eerst een antwoord van B. en W. op een voor
stel van den heer Schulz, om Jeugavereeni-
gingen vrijdom van strandgeld toe té staan,
wanneer ze aan het Bloemendaalsche strand
komen kampeeren. Het advies van B. en W.
was afwijzend en de heer Schulz kon er zich
mee vereenigen, dat de Jeugdvereenigingen in
de gelegenheid zullen worden gesteld, een eigen
kamp te betrekken.
Dan was er een verzoek van de vereeniging
Aerdenhout-Bentveld, on\ den aanleg van een
fietspad en van een wandelpad langs Elswouds-
laan en Bovenweg te bevorderen. Het bleek
iets heel moeilijks te zjjn, waar genoemds ver
eeniging op aanstuurt, omdat de ondergrond
van de Elswoudslaan geen gemeente- maar
particulier bezit is, waardoor B. en W. niet ten
onrechte huiverig zijn, op grond, die men niet
dan in bruikleen heeft, paden aan te leggen.
De heer Luden zette uiteen, waarom de toe
stand zoo gecompliceerd is, doch beloofde
inmiddels zijn aandacht aan deze kwestie te
zullen blijven wpden_
En 'dan was er ten slotte nog een verzoek
van het Verbond voor Nationaal Herstel, om
een onderzoek in te stellen naar eventueele
revolutionaire gezindheid bij leerkrachten, ver
bonden aan het plaatselijk lager onderwijs en
in voorkomende gevallen dergelijke leerkrach
ten te ontslaan en hun geestverwanten niet te
benoemen.
Dit stuk werd voor kennisgeving aange
nomen, de gebruikelijke straf voor dergelijke
kinderachtigheden.
Bij de rondvraag wilde de heer Cassee wet
houder Prinsenberg een paar banken langs
den Hoogen Duin en Daalschen weg afbedelen.
Deze betoogde, dat er momenteel geen geld
voor is. Bij de begrooting zal men nader zien.
,,'t Kan bijna voor niets!" zeide heer Dorhout
Mees. „Een boomstam overlangs doorgezaagd,
een paar korte einden als pooten en wat tak
ken voor leuning en klaar is Cornelis".
De spreker had gelijk. En 't staat bovendien
zoo rustiek!
Lezing van ir. G. J. Blink voor
„De Rotterdamsche Korenbeurs".
In een vergadering van „De Rotterdamsche
Korenbeurs" in het Kurhaus te Scheveningen
gehouden, heeft de heer ir. G. J. Blink, voor
zitter van den Nederlandschen industrie- en
handelsraad voor land- en tuinbouw, een rede
gehouden, getiteld „Waarheen Nederland?"
Spr. merkte op, dat Nederland uit een periode
is gekomen van stijgend welvaart van oecono-
mischen groei, gebaseerd op continuïteit, de
periode n.l. van omstreeks 1890 tot 1914, In dit
tijdperk hebben wij on3 gewend aan de ge
dachte, dat de lijn van dien tijd ten eeuwigen
dage zou kunnen worden doorgetrokken. Met
de mogelijkheid van rampen hielden wij geen
rekening.
niet gelukt, zoekt ook weer ieder land op eigen
terrein emplooi voor oeconomische activiteit,
die men elders niet meer kan ontplooien. Aldus
weer activiteit van anderen verdringende.
Zoo is ook Nederland veel terrein elders
kwijt geraakt en wordt ook Nederland ge
dwongen om ter wille van het heden anderer
activiteit in zekere mate buiten zijn grenzen te
bannen, opdat de eigen bevolking in het leven
zal blijven.
Ten slotte de vraag: „Waarheen Neder
land?" beantwoordende, merkte spr. op, dat,
waar men ook rondziet, men overal een men
taliteit vindt, die achteruit ziet, die doet, als
of er geen toekomst is, die anders zijn zal dan
het heden en die aanpassing vereischt.
De groote landen geven meer blijk dan de
kleine van het bezit dezer verkeerde mentali
teit en gaan steeds daarin vóór. De kleine
landen, waaronder ons land, treft in mindere
mate het verwijt, dat zij het herstel tegen
houden.
Nederland moet meer dan tot nu
toe de aanpassing aan nieuwe
toestanden zoeken
zoo, dat het zich minder richt op hetgeen een
maal was, zich meer laat leiden door de weten
schap, dat veel van hetgeen achter ons ligt en
ons aan zich verknocht maakte door de betee-
kenis, die het toen had, plaats zal moeten maken
voor andere richtingen, die vroeger niet mo
gelijk waren, maar die zich nu beter aanpassen
aan de gewijzigde verhoudingen.
Spr. erkende, dat veel van wat nu gebeurt,
ook dan zal moeten geschieden en dat in aller
eerste instantie zijn beroep slechts resulteerde
in een gewijzigde mentaliteit tegenover het
wereldgebeuren. Maar deze gewijzigde menta
liteit, zou zij eenmaal overal zijn doorgedron
gen, zal ook invloed oefenen op onze daden.
Zoowel bij de positieve als bij de negatieve
maatregelen op velerlei gebied in Nederland,
is steeds de achtergedachte: hoe houden wij in
stand, wat op basis van vroegere omstandig
heden is opgebouwd? Echter zou bij alles
moeten vooropstaan de overtuiging: wij moeten
ons aanpassen aan de nieuwe verhoudingen,
die groeien, ook al kunnen wjj er niet aan ont
komen, dat wij het vroeger bestaande nog
tijdelijk handhaven.
De verkeerde geestelijke oriëntatie maakt,
dat er een streven is om uitvoering van tij
delijke hulpmaatregelen zoo te doen geschieden,
alsof zij voor een verre toekomst bestemd
waren. Men verliest veelal uit het oog, dat het
grootste kapitaal van een land zetelt in zijn
bevolking, in haar kundigheden, activiteit,
initiatef en verantwoordelijkheidsbesef.
Nederland moet naar de toekomst, naar de
aanpassing. Zelfs waar ons land zich om prac-
tische redenen nog niet kan losmaken van het
verleden, moet toch door alles heen de over
tuiging veld winnen, dat
wü slechts door nieuw leven voor
ons zeiven of onze kinderen den
toestand van natuurlijke welvaart
kunnen hernieuwen,
dien wij ons herinneren, verloren hebben en
terugwenschen. Spr. pleitte voor zulk een ver-
veranderde mentaliteit. Waarheen Nederland?
Naar de toekomst, naar de aanpassing, naar
activiteit, naar leven!
Gedachtenwisseling.
Van de gelegenheid tot gedachtenwisseling
maakte gebruik de heer S. van W ij k, die
vroeg, of er geen onveranderlijke waarheden
zijn, waarvan wij geen afstand moeten doen en
waarheen wij juist terug moeten gaan. Die
waarheden zijn wellicht verkeerd toegepast,
maar wij moeten het historisch gewordene van
ons volk opnieuw van een vasten grondslag
GESCHUWD EN GEMINACHT.
Ieder schuwt de brandnetel wegens het mle-
ïenzuur dat zoo onaangenaam op onze huid kan
inwerken. Ieder gaat ze verachtelijk voorbij, om
dat ze slechts woont langs oude muren, schut
tingen en ongeschoonde heggen, in onderwallen
en kuilen, op puin, afval en ,mesthoopen.
Zoo'n brandnetel kan pijn doen. Maar als je
ze behoedzaam aanpakt, dan behoef je voor
't „branden" nog niet zoo beangst te zijn.
Alleen wie ondoordacht zijn hand in 't netel-
loof steekt, wordt zijn dwaasheid met vinnige
steken betaald gezet. Die steken zijn 't werk van
de brandharen, welke overal op de bladeren
voorkomen. Zoo'n brandbaar is hol en eindigt
in een knopje, dat glashard is en heel gemak
kelijk afbreekt. Doordat dit altijd schuin ge
beurt, komt aan 't afgeknotte haar een fijne
punt, die dan de huid van de aanraker binnen
dringt en daar een druppeltje mierenzuur in
achterlaat. Daarom blijven de weidedieren met
de tong van de brandnetel af.
't Is lang niet algemeen bekend, dat er twee
soorten van brandnetels zijn, de groote en de
kleine. In de taal der geleerden heeten ze Urtica
dióica, d.i. tweehuizige brandnetel en Urtica
urens, brandende brandnetel. De eerste heeft
hartvormige kruisgewijs tegenovergestelde bla
deren. Ze lijken wel wat op de doovennetel. De
bloemen vallen door haar groene kleur weinig
In 't oog. Die van de groote vormen op de eene
plant lange trossen van meeldraadbloempjes, op
de andere komen alleen stamperbloempjes voor.
De veerkrachtige meeldraden zijn voor 't open
gaan sterk naar binnen omgebogen. Als de tros
hu een stootje krijgt of als je een der roodach
tige bloemdekblaadjes met een naald naar bui
ten buigt, dan strekken zich de meeldraden en
werpen het stuifmeel in een wolkje uit. Het
zelfde gebeurt 's morgens wel door de zonne
stralen. De wind moet dan maar zorgen, dat
het wolkje op een vrouwelijke plant in de buurt
neerkomt.
Natuurlijk Is het vee niet op de brandnetel
gesteld. Het laat niet alleen deze plant staan
maar ook de witte doovenetel, die dezelfde
woonplaatsen heeft als gene. Aardig is het, op
te merken, hoe de koetong om de doovenetel
heen glijdt zonder ze aan te raken. Als de koe
het sappige geurige kruid kende, zou ze het
Keker graag eten.
kerst zwart.
gevers hebben een uitstekende plaats en het
publiek zal naar behooren kunnen zitten, kijken
en luisteren.
De blijde inkomste van den raad in het
nieuwe raadhuis achter den rug zijnde, was
helaas onmiddellijk de uittocht van een zijner
leden aan de orde.
De heer J. C. Laan had bericht gezonden
van bedanken wegens vertrek uit de ge
meente.
Het was de heer Luden, die, sprekende voor
den geheelen raad het scheidende raadslid,
(de heer Laan was jammer genoeg afwezig)
dank en hulde bracht voor al wat hij in een
periode van 19 jaar, waarvan 9 jaar als wet
houder, voor de gemeente heeft gedaan.
De heer Luden schetste den heer Laan
als een man, die zich ten volle heeft gegeven
aan de taak, waartoe hij geroepen was en voor
de vervulling waarvan hij dag en nacht heeft
gearbeid.
De gemeente fraaier, aantrekkelijker te'
maken is zijn streven geweest en de bewijzen
zijn er in meer dan voldoende mate, dat hij in
dat pogen geslaagd is. De gemeente heeft een
net van wegen als men elders bezwaarlijk zal
aantreffen. De rioleering der gemeente kreeg
onder den heer Laan haar beslag.
Scholenbouw en verlichting hadden zijn aan
dacht en al heeft hij natuurlijk dit alles niet
alleen kunnen volbrengen, hij gaf er den stopt
toe en verdient daarom hulde, dank en waar-
deering.
Toen de teekenen van instemming met dit
woord waren verstorven was er even een
zwijgen in de vergadering, als wachtte men
op het een of ander. Waarop gewacht werd
bleek na een besloten zitting, toen de heer
Luden nogmaals het woord nam, om voor te
stellen, als blijvend teeken van dankbaarheid
voor het werk van den heer Laan een laan of
plein naar hem te noemen. Een voorstel, dat
met algemeene stemmen werd aangenomen.
De geloofsbrieven van het nieuw inkomend
lid, den heer C. B. Posthumus Meyies werden
hierna nagezien en in orde bevonden. De
volgende vergadering zal hij geïnstalleerd
worden.
Een heel rijtje agendapunten werden hierna
aangenomen, als suppletoire begrootingen van
de bedrijven, balansen en rekeningen over
1932 van dezelfde takken van dienst, de be-
heersverordening van gas- en waterbedrijf, ge
wijzigd als de vorige vergadering door den
heer De Lestrieux Hendrichs geadviseerd en
onderhouden zullen moeten worden, óf ze voor
hun inkomsten laten werken in productieve
werkverschaffing.
voudig de vraag te stellen, wat de raad liever
resultaat. De credieten werden toegestaan en
de wegen komen eerstdaags in reparatie.
Maar het debat tusschen de heeren Quarles
en Schulz was nog niet ten einde. De laatste
verlangde preciseering van de door den heer
Quarles beoogde gevallen. Het bleek toen, dat
de beer Quarles meer de bedoeling, had gehad,
er op te wijzen, dat werkloozen van elders hun
diensten in Bloemendaal voor minder dan
Bloemendaalsche werkkrachten verdienen, aan
bieden, hetgeen het ontslag van gezegde
plaatselijke werkkrachten ten gevolge heeft en
het getal werkloozen doet stijgen.
Het debat raakte allengs wat verward, voor
al toen de heer Schulz de annexatiespoken
weer zag aansluipen en de Voorzitter stak er
dan toen ook maar een speldje bjj.
Toen gingen we Heemschutten. De heer J.
G. Verbeek heeft destijds den grond gekocht,
die den hoek Kerkplein-Bloemendaalsche Weg
vormt, met de bedoeling, daar een auto-
showTOom te bouwen.
B. en W. vreesden, dat een gebouw, uitge
voerd volgens de ingediende bouwplannen, het
aspect van dit gedeelt van het dorp niet ten
goede zou komen, vroegen om advies bij Heem
schut eu deze bond adviseerde alsmede in af-
wijzenden geest.
De heer Cassee deed een goed woord voor
den aanvrager, er op wijzende, dat het toch
wel ontmoedigend is, wanneer men eerst van
een gemeente grond koopt in goed ver-
trouwen,dat men daarop naar eigen inzicht
zal mogen bouwen en zijn plannen door die
zelfde gemeente dan den bodem ingeslagen
ziet.
Maar in het vervolg van het debat ging men
wat dieper óp de zaak in en beroerde de
teere kwestie of oude schoonheid (van kerk
en omgeving) gespaard moet blijven of con
cessies moet doen aan de eischen van een
nieuwen tijd.
't Werd een moeilijk geval. De oplossing
van moeilijke gevallen bereikt mten meestal
door het volgen van den gulden middenweg en
zoo ging het ook hier. Den heer Verheek zal
in overweging worden gegeven, een nieuw plan
te laten ontwerpen, dat meer in overeen
stemming is met kerk en plein en de gemeente
zal hem tegemoet komen in de kosten, die
aan zoo'n nieuw plan vastzitten.
Toen volgden de verslagjaren, met een tijde
lijke schijnwelvaart, welke eiken wezenleken
ondergrond misten. En daarna kwamen tien
jaren van liquidatie, waarin de wereld en Ne
derland zich gedroegen, alsof men de bloei
periode, welke in 1914 was onderbroken, onver
anderd kon continueeren.
Zoo zijn wij gekomen in de tegenwoordige, al
gemeene crisis. Spr. betoogde voorts, dat, op
welken politieken grondslag men het oecono
mische leven organiseere, crises zullen blijven
periodiek terugkeerende aspecten der oecono
mische wereld-organisatie.
Crises zijn gr.oeikwalen.
Zoo lang er groei is, zullen zjj zich manifes
teeren. Onze voorouders hebben ze, moeten
doorworstelen. Onze kinderen en kleinkinderen
zullen het ook moeten doen. Spr. citeerde in dit
verband en boekje, in 1885 geschreven.
Hij stelde in het licht, dat een crisis niets
anders is dan een verbreking van het even
wicht, waarop de wereld oeconomisch was op
gebouwd, omdat de factoren, waarop deze op
bouw steunde, veranderd zijn.
De eenige uitweg uit een crisis loopt langs
aanpassing aan de nieuwe verhoudingen. De
oude verhoudingen zijn er niet meer en kunnen
niet kunstmatig in stand gehouden of opnieuw
geschapen worden. Ons past slechts één
houding: streven naar het nieuwe evenwicht.
f
Onze tijd is een tijd van overgang
naar nieuwen voorspoed.
een tijd van groote ellende in het heden. Van
ellende echter, die wij door moeten maken,
willen wij ooit weer tot voorspoed komen. Maar
wij moeten de ellende zoo weinig mogelijk rek
ken, door ons vast te klampen aan het onhoud
bare verleden.
Echter kunnen wij niet volstaan met het oog
op de toekomst gevestigd te houden. Wij moeten
ook voor het loopend, dagelijksche leven zorgen.
Ook al weten wij, dat de komst van betere
tijden daardoor verdaagd wordt.
Het heden eischt, dat wij blijven leven. Daar
om moeten wij het bestaande wel eens vast
houden, al weten wij, dat wij het toch in de
toekomst zullen verliezen.
Daarbij komt, dat de geheele wereld op het
oogenblik één worsteling is om vast te houden,
wat men eenmaal heeft. Aan den invloed
hiervan kan ons land zich niet onttrekken
Ieder land streeft ernaar om ook voor anderen
dezelfde oeconomische daden voort te zetten,
waaraan men zich gewend had. En waar dit
voorzien. Spr. dacht hierbij o.m. aan het per-
soonijke verantwoordelijkheidsbesef van den
ondernemer. Aan de oude vormen kunnen wij
natuurlijk niet meer vasthouden, maar de oude
grondslagen van recht en gerechtigheid moeten
blijven geërbiedigd. Daarom is verkeerd de
afschaffing van den gouden standaard, als zij
niet onvermijdelijk is. Want schuld is schuld.
De heer J. S c h i 11 h u i s, lid der Tweede
Kamer, betoogde, dat de verstoring veroor
zaakt is door den wereldoorlog, maar dat daar
mee niet is aangetoond, dat de oude basis on
juist zou zijn. Onze oeconomen hebben ge
waarschuwd dat zekere waarheden 'niet mochten
worden genegeerd. De gevaren, waarop zij
hebben gewezen, hebben zich voltrokken. Zoo
kwamen de voorspellingen der oeconomen,
naar wie men niet geluisterd heeft, uit. Spr.
memoreerde in dit verband de oeconomische
conferentie van Parijs in 1927 en het rapport
der commissie-Trip, waarin gelijkluidende uit
spraken worden gedaan als te Parijs gedaan
zijn. Onnadenkendheid, gebrek aan samenwer
king en verwaarloozing van oeconomische waar
heden maken, dat wij niet snel uit de crisis
komen. Wat ir. Blink uit den tijd acht, is niet
de basis onzer samenleving.
Ir. Blink, de debaters beantwoordende,
merkte op, dat de debaters meer een nadere
uiteenzetting hadden gegeven van zijn betoog
dan een bestrijding. Spr. heeft zich bewogen
op economisch gebied en in zijn betoog niet de
zedelijke waarden betrokken, waarop de heer
van Wijk heeft gewezen. Spr. had voorts geens
zins bedoeld te zeggen, dat Nederland den ge
heelen opzet, dien het heeft, moet afbreken
Maar wij moeten naar een nieuw verband toe.
Wij moeten niet probeeren om, wat onder oude
verhoudingen mogelijk was, so wie so in stand
te houden.
Wat betreft het door den heer van Wijk be
sproken concrete punt, de regeering heeft met
de grootste duidelijkheid deen blijken, geen
inflatie te wenschen, en daarom moeten wjj
achter de regeering staan! (Applaus).
Wat de door den heer Schilthuis besproken
principieele basis betreft, moeben wij natuurlijk
geen wijzigingen aanbrengen, maar op de prin
cipieele grondslagen, die zich in den loop van
eeuwen ontwikkeld hebben, moeten wij ons aan
passen aan de nieuwe omstandigheden.
N.R.C.
Smidskinderen zijn vonken gewoon.