Model Vleeschhouwerij CONRAD KENTER, Zijlweg 130 i**. Haarlem GEMEENTERAAD. Rund-, Kalfs- en Varkensvleesch, Worst en fijne Vleeschwaren in groote verscheidenheid. Het adres voor fijn Kalffsvleesch. Waarheen Nederland? b. d. Julianalaan Kijkjes Buiten. offeren om looneischen van werknemers te bevredigen; evenmin is het mogelijk voor fa- frikanten van afgewerkte artikelen industrieele vrede te koopen ten koste van afnemers. Werkstakngen en „lock-outs" zijn er bij de wetgeving verboden ;ook laat de regeering van een corporatieven Staat niet toe, dat langs Radio-zenders het Gezag van dien Staat worit ondergraven. Bestudeering van de wetgeving in Italië is verfrisschend. De werknemers heb ben er leeren inzien, dat met hun belangen niet minder doch nu verstandiger dan voor been wordt rekening gehouden. Aanleiding tot dit korte opstel was een artikel in dit blad hetweik tot titel had: „Het fascisme in Haarlem" Bij enkele lezers wekte het wrevel en ergerns. Dat intusschen de Redactie van dit blad het „hoor en wederhoor" wil toepassen en in haar kolommen gast vrijheid toepast ook voor ons, die zoo heel anders gewend zijn. is een feit dat we dank baar memoreeren. Aerdenhout, Juli 1933. W. VERBURG. Aan de ingezetenen der Gemeente Bloemendaal. Bloemendaal, Juli 1933 L.S. Zooals U bekend zal zijn, gaat de heer J. C. Laan, oud-wethouder en raadslid, de gem. Bloe mendaal metterwoon verlaten, meente Bloemendaal metterwoon verlaten. In verband met zijn groote werkkracht en jjvur, welke hij in dienst der gemeenschap be toonde en waarvan wij Bloemendalers nu de schoone vruchten plukken, ligt het in onze be doeling den heer Laan, vóór zijn vertrek naar elders, een herinnering aan te bieden en daar mede tevens onzen dankt te betuigen voor alles wat hij in 't belang onzer gemeente deel en tot stand bracht. Ter verwezenlijking van ons doel verzoeken wij U elkie gift. hoe klein ook vóór 10 Augus tus a.s. te zenden aan den Penningmeester. Het Comité, P. DORHOUT MEES E. A. W. HIRSCHFELD J. J. LANSDORP JOH. MEEUWÏG C. B. POSTHUMUS MEYES P. RIJNIERSE C. D. VAN DER VLIET P. W. WALLER H. M. VAJN WEEL, Penningm., Blotemendaaischeweg 198, Overveen. EEN PLAAGGEEST. Smit was aan het verhuizen. Omdat verhuis- mannen nog al ruw met den boei omgaan, be sloot hij, een kostbare staande klok zelf naar de nieuwe woning te brengen. Dat viel hem echter niet gemakkelijk. Uitgeput van den ongewonen arbeid, zette hij onderweg de klok voorzichtig tegen een huis en wischte zich het zweet van zijn voorhoofd. Een vriend zag het tooneeltje en zeide: „Maar kerel, waarom draag je niet liever een horloge?" Het nieuwe huis. Vreugde en bloemen. De heer J. C. Laan exit. Tewerkgestelden und kein Ende. Heemschut waakt. Iets over gemeentelijke paden over particuliere wegen, griezelige leerkrachten en doorgezaagde boomstammen. Zoo heeft de Raad dan voor het eerst ver gaderd in De Nagtegaal en wel, dat spreekt vanzelf, in de nieuwe raadszaal diezelfde raadszaal zou een redenaar zeggen die als eetzaal in de vroegere behuizing zoo menigmaal een vroolijke en feestelijk gestemde schare zich zag verzamelen, gereed om onder jok en vroolijkheid te genieten van de aardsche gaven... ai, onze tijden leenen zich te schaarsch voor verstrooiing en festijn en de aardsche gaven... men moet de debatten tusschen de heeren Schulz en Dorhout Mees maar eens be luisteren, om, mocht het noodig zijn, op de hoogte te komen van den nood der tijden, die „het rijke Bloemendaal" (wij zeggen het niet; onze hoofdredacteur heeft het gezegd) al even min heeft ontzien als andere gemeenten. Maar toch... een vroolijke toon was er. Mocht dit te sterk zijn: een opgewekt geluid, dat den Voorzitter ten monde uitging toen hij der.-Raad geluk wenschte met zijn nieuw Raadhuis. Ge voelens van vreugde en van dankbaarheid deden zich in dit oogenblik gelden, zij het, dat se getemperd werden door de verdrietige over weging, dat de berg van raadhuisplannen een Nagtegaal gebaard heeft en gezegde plannen, mocht het vraagstuk van den raadhuisbouw te zijner tijd weer ter tafel komen, weinig meer dan vergeelde archiefstukken zullen blijken te zijn. Intusschen, er is vreugde, de vreugde, die het besef, te mogen werken in een voor het doel geschikte omgeving vermag te schenken. En geschikt is het nieuwe raadhuis. Er is stilte, om zich naar den eisch te verdiepen in den arbeid. Er is ruimte, om de stukken, die de wet vereischt te bezitten, te kunnen op bergen. Er is een omgeving, die wat fleur en vrooljjkheid wil schenken aan het grauwe all edagsbes taan. Zou de Voorzitter zijn Raad dan niet feliciteeren met zijn nieuwen zetel van be stuur en hem op deze plaats vruchtdragenden arbeid toewenschen Dank bracht Jhr. den Tex ook aan vriende lijke geesten, die hunnerzijds van hun gevoelens blijk hadden gegeven: Mr. A. J. Enschedé, van en Vaarzon Morelletje, de heer Dorhouf Mees, die een portret van de Koningin had geschonken, de buurtvereeniging Aerdenhout- Bentveld en Bloemendaal's Bloei, die voor een bloemstuk hadden gezorgd zoo goed als de aanneemer der verbouwing. En, last not least, dankte hij Wethouder Prinsenberg, aan wiens voortvarendheid en vakkennis de gemeente in niet geringe mate har nieuwe raadhuis dankt. Wel, wat kunnen wij van onzen kant anders dan de lof zingen van de nieuwe raadszaal? Het geheel heeft een cachet van sobere deftig heid, met als vroolijke toets de een paar weken geleden aangekochte schilderijen van Koningin, dat, laat ons eerlijk zijn, wat ons den schilder De Heer en een portret van de betreft, door een van recenter datum mag worden vervangen. De acoustiek komt raadsleden met een be scheiden stemgeluid maar weinig te hulp, het geen, vreezen we, het verslag van de rede voeringen van een deel der S.D.A.P.-fractie niet altijd ten goede zal komen. De verslag- aangevraagde credieten voor wegverbetering op diverse plaatsen in de gemeente. Hiertoe behoorde o.m. de vernieuwing van de Julianalaan.De werkzaamheden, die hier mede gemoeid zijn en waarvoor tewerk gestelden zullen worden gebruikt, bracht de kwestie der werkloozensteun in deze gemeente weer eens op het tapijt. De heer Quarles van Ufford gaf in over weging, de loonen, die de gemeente thans garandeert, eens te herzien. De toestand is op het oogenblik zoo, dat men ontslag neemt uit zijn particuliere betrekking, om bij de ge meente te gaan werken, waar men verzekerd is van een loon, dat uitgaat boven hetgeen in het vrije bedrijf wordt verdiend. De heer Schulz kwam daartegen in net geweer. Vooreerst vroeg hij den vorigen spreker, om zijn bewering met bewijzen te staven en deelde mede, dat, zijn er inderdaad lieden, die hun werkkring prijs geven om de gemeente tot last te worden, deze niet anders verdienen dan van steun te worden uitge sloten. Wat echter de loonen betreft, waarvoor de werkloozen hier werken, men moet deze loonen niet vergelijken met die, welke in de noodlijdende bedrijven als land- en tuinbouw worden betaald. Men zie ook eens naar beter betaalde vakken. Overigens: als de heer Quarles van Ufford het cijfer van f 26.per week noemt, vestigt Spr. er de aandacht op, dat de werklooze, die dit bedrag verdient, gehuwd moet zijn en zes kinderen moeten hebben en een gezin van acht personen heeft aan genoemd bedrag het tegen deel van te veel. De heer Cassee, erkennende, dat er een prikkel moet blijven om uit de arbeidsver- schaffing der gemeente weer in het vrije bedrijf te komen, vroeg, waartoe de gemeentelijke enquête dient, als gevallen, als de heer Quarles signaleerde, haar onbekend blijven Daartegenover deelde de heer Dorhout Mees mede, alleen voor de gevraagde credieten tc zullen stemmen, als de loonen der werkloozen verlaagd zouden worden. De voorzitter antwoordde de sprekers, dat aanwijzingen, als thans door den heer Quarles in den raad zijn gebracht, tot dusver met ter kennis van het gemeentebestuur zijn gekomen. Wat verlaging der loonen der tewerkgestel den betreft. Spr. betwijfelt, of deze inderdaad te laag zijn, Spr. heeft gelegenheid gehad, zich te vergewissen van de moodige gezinsuitgaven en is voorshands van meening, dat deze hef thans geldende loon rechtvaardigen. Wethouder Prinsenberg (die uitnemend de kunst verstaat, een debat over het doods punt heen te helpen) liet de heeren nog een poosje elkaar de respectievelijke argumenten toewerpen hoorde de bezwaren aan van den heer Luden, die den kapitaaldienst door de in uitzicht gestelde werken te zwaar belast achtte en die van den heer Dorhout Mees, die- vroeg, waar men heen ging, als de begrooting wordt overschreden met kapitalen ter uit voering van werken als deze, om toen een voudig dev raag te stellen, wat de raad liever deed: de werkloozen uit wandelen sturen terwijl ze toch op de een of andere manier Daarna was de agenda op een oor na gevild. De woningbouwvereeniging „Bosch en Duin" krijgt verlaging van rente voor de door de gemeente verleende voorschotten en de woning bouwvereeniging „St. Jozef" mag over een renteloos voorschot van duizend guldentjes be schikken, om schuurtjes te repareeren en straatjes aan te leggen. De jongens en meisjes van de O.L. school te Vogelenzang zullen voortaan drie inplaats van vier uur per week gymnastiekles krijgen. Er zjjn zwaarder offers geeischt. Bjj de ingekomen stukken, waarvan het restant alsnu in behandeling kwam was aller eerst een antwoord van B. en W. op een voor stel van den heer Schulz, om Jeugavereeni- gingen vrijdom van strandgeld toe té staan, wanneer ze aan het Bloemendaalsche strand komen kampeeren. Het advies van B. en W. was afwijzend en de heer Schulz kon er zich mee vereenigen, dat de Jeugdvereenigingen in de gelegenheid zullen worden gesteld, een eigen kamp te betrekken. Dan was er een verzoek van de vereeniging Aerdenhout-Bentveld, on\ den aanleg van een fietspad en van een wandelpad langs Elswouds- laan en Bovenweg te bevorderen. Het bleek iets heel moeilijks te zjjn, waar genoemds ver eeniging op aanstuurt, omdat de ondergrond van de Elswoudslaan geen gemeente- maar particulier bezit is, waardoor B. en W. niet ten onrechte huiverig zijn, op grond, die men niet dan in bruikleen heeft, paden aan te leggen. De heer Luden zette uiteen, waarom de toe stand zoo gecompliceerd is, doch beloofde inmiddels zijn aandacht aan deze kwestie te zullen blijven wpden_ En 'dan was er ten slotte nog een verzoek van het Verbond voor Nationaal Herstel, om een onderzoek in te stellen naar eventueele revolutionaire gezindheid bij leerkrachten, ver bonden aan het plaatselijk lager onderwijs en in voorkomende gevallen dergelijke leerkrach ten te ontslaan en hun geestverwanten niet te benoemen. Dit stuk werd voor kennisgeving aange nomen, de gebruikelijke straf voor dergelijke kinderachtigheden. Bij de rondvraag wilde de heer Cassee wet houder Prinsenberg een paar banken langs den Hoogen Duin en Daalschen weg afbedelen. Deze betoogde, dat er momenteel geen geld voor is. Bij de begrooting zal men nader zien. ,,'t Kan bijna voor niets!" zeide heer Dorhout Mees. „Een boomstam overlangs doorgezaagd, een paar korte einden als pooten en wat tak ken voor leuning en klaar is Cornelis". De spreker had gelijk. En 't staat bovendien zoo rustiek! Lezing van ir. G. J. Blink voor „De Rotterdamsche Korenbeurs". In een vergadering van „De Rotterdamsche Korenbeurs" in het Kurhaus te Scheveningen gehouden, heeft de heer ir. G. J. Blink, voor zitter van den Nederlandschen industrie- en handelsraad voor land- en tuinbouw, een rede gehouden, getiteld „Waarheen Nederland?" Spr. merkte op, dat Nederland uit een periode is gekomen van stijgend welvaart van oecono- mischen groei, gebaseerd op continuïteit, de periode n.l. van omstreeks 1890 tot 1914, In dit tijdperk hebben wij on3 gewend aan de ge dachte, dat de lijn van dien tijd ten eeuwigen dage zou kunnen worden doorgetrokken. Met de mogelijkheid van rampen hielden wij geen rekening. niet gelukt, zoekt ook weer ieder land op eigen terrein emplooi voor oeconomische activiteit, die men elders niet meer kan ontplooien. Aldus weer activiteit van anderen verdringende. Zoo is ook Nederland veel terrein elders kwijt geraakt en wordt ook Nederland ge dwongen om ter wille van het heden anderer activiteit in zekere mate buiten zijn grenzen te bannen, opdat de eigen bevolking in het leven zal blijven. Ten slotte de vraag: „Waarheen Neder land?" beantwoordende, merkte spr. op, dat, waar men ook rondziet, men overal een men taliteit vindt, die achteruit ziet, die doet, als of er geen toekomst is, die anders zijn zal dan het heden en die aanpassing vereischt. De groote landen geven meer blijk dan de kleine van het bezit dezer verkeerde mentali teit en gaan steeds daarin vóór. De kleine landen, waaronder ons land, treft in mindere mate het verwijt, dat zij het herstel tegen houden. Nederland moet meer dan tot nu toe de aanpassing aan nieuwe toestanden zoeken zoo, dat het zich minder richt op hetgeen een maal was, zich meer laat leiden door de weten schap, dat veel van hetgeen achter ons ligt en ons aan zich verknocht maakte door de betee- kenis, die het toen had, plaats zal moeten maken voor andere richtingen, die vroeger niet mo gelijk waren, maar die zich nu beter aanpassen aan de gewijzigde verhoudingen. Spr. erkende, dat veel van wat nu gebeurt, ook dan zal moeten geschieden en dat in aller eerste instantie zijn beroep slechts resulteerde in een gewijzigde mentaliteit tegenover het wereldgebeuren. Maar deze gewijzigde menta liteit, zou zij eenmaal overal zijn doorgedron gen, zal ook invloed oefenen op onze daden. Zoowel bij de positieve als bij de negatieve maatregelen op velerlei gebied in Nederland, is steeds de achtergedachte: hoe houden wij in stand, wat op basis van vroegere omstandig heden is opgebouwd? Echter zou bij alles moeten vooropstaan de overtuiging: wij moeten ons aanpassen aan de nieuwe verhoudingen, die groeien, ook al kunnen wjj er niet aan ont komen, dat wij het vroeger bestaande nog tijdelijk handhaven. De verkeerde geestelijke oriëntatie maakt, dat er een streven is om uitvoering van tij delijke hulpmaatregelen zoo te doen geschieden, alsof zij voor een verre toekomst bestemd waren. Men verliest veelal uit het oog, dat het grootste kapitaal van een land zetelt in zijn bevolking, in haar kundigheden, activiteit, initiatef en verantwoordelijkheidsbesef. Nederland moet naar de toekomst, naar de aanpassing. Zelfs waar ons land zich om prac- tische redenen nog niet kan losmaken van het verleden, moet toch door alles heen de over tuiging veld winnen, dat wü slechts door nieuw leven voor ons zeiven of onze kinderen den toestand van natuurlijke welvaart kunnen hernieuwen, dien wij ons herinneren, verloren hebben en terugwenschen. Spr. pleitte voor zulk een ver- veranderde mentaliteit. Waarheen Nederland? Naar de toekomst, naar de aanpassing, naar activiteit, naar leven! Gedachtenwisseling. Van de gelegenheid tot gedachtenwisseling maakte gebruik de heer S. van W ij k, die vroeg, of er geen onveranderlijke waarheden zijn, waarvan wij geen afstand moeten doen en waarheen wij juist terug moeten gaan. Die waarheden zijn wellicht verkeerd toegepast, maar wij moeten het historisch gewordene van ons volk opnieuw van een vasten grondslag GESCHUWD EN GEMINACHT. Ieder schuwt de brandnetel wegens het mle- ïenzuur dat zoo onaangenaam op onze huid kan inwerken. Ieder gaat ze verachtelijk voorbij, om dat ze slechts woont langs oude muren, schut tingen en ongeschoonde heggen, in onderwallen en kuilen, op puin, afval en ,mesthoopen. Zoo'n brandnetel kan pijn doen. Maar als je ze behoedzaam aanpakt, dan behoef je voor 't „branden" nog niet zoo beangst te zijn. Alleen wie ondoordacht zijn hand in 't netel- loof steekt, wordt zijn dwaasheid met vinnige steken betaald gezet. Die steken zijn 't werk van de brandharen, welke overal op de bladeren voorkomen. Zoo'n brandbaar is hol en eindigt in een knopje, dat glashard is en heel gemak kelijk afbreekt. Doordat dit altijd schuin ge beurt, komt aan 't afgeknotte haar een fijne punt, die dan de huid van de aanraker binnen dringt en daar een druppeltje mierenzuur in achterlaat. Daarom blijven de weidedieren met de tong van de brandnetel af. 't Is lang niet algemeen bekend, dat er twee soorten van brandnetels zijn, de groote en de kleine. In de taal der geleerden heeten ze Urtica dióica, d.i. tweehuizige brandnetel en Urtica urens, brandende brandnetel. De eerste heeft hartvormige kruisgewijs tegenovergestelde bla deren. Ze lijken wel wat op de doovennetel. De bloemen vallen door haar groene kleur weinig In 't oog. Die van de groote vormen op de eene plant lange trossen van meeldraadbloempjes, op de andere komen alleen stamperbloempjes voor. De veerkrachtige meeldraden zijn voor 't open gaan sterk naar binnen omgebogen. Als de tros hu een stootje krijgt of als je een der roodach tige bloemdekblaadjes met een naald naar bui ten buigt, dan strekken zich de meeldraden en werpen het stuifmeel in een wolkje uit. Het zelfde gebeurt 's morgens wel door de zonne stralen. De wind moet dan maar zorgen, dat het wolkje op een vrouwelijke plant in de buurt neerkomt. Natuurlijk Is het vee niet op de brandnetel gesteld. Het laat niet alleen deze plant staan maar ook de witte doovenetel, die dezelfde woonplaatsen heeft als gene. Aardig is het, op te merken, hoe de koetong om de doovenetel heen glijdt zonder ze aan te raken. Als de koe het sappige geurige kruid kende, zou ze het Keker graag eten. kerst zwart. gevers hebben een uitstekende plaats en het publiek zal naar behooren kunnen zitten, kijken en luisteren. De blijde inkomste van den raad in het nieuwe raadhuis achter den rug zijnde, was helaas onmiddellijk de uittocht van een zijner leden aan de orde. De heer J. C. Laan had bericht gezonden van bedanken wegens vertrek uit de ge meente. Het was de heer Luden, die, sprekende voor den geheelen raad het scheidende raadslid, (de heer Laan was jammer genoeg afwezig) dank en hulde bracht voor al wat hij in een periode van 19 jaar, waarvan 9 jaar als wet houder, voor de gemeente heeft gedaan. De heer Luden schetste den heer Laan als een man, die zich ten volle heeft gegeven aan de taak, waartoe hij geroepen was en voor de vervulling waarvan hij dag en nacht heeft gearbeid. De gemeente fraaier, aantrekkelijker te' maken is zijn streven geweest en de bewijzen zijn er in meer dan voldoende mate, dat hij in dat pogen geslaagd is. De gemeente heeft een net van wegen als men elders bezwaarlijk zal aantreffen. De rioleering der gemeente kreeg onder den heer Laan haar beslag. Scholenbouw en verlichting hadden zijn aan dacht en al heeft hij natuurlijk dit alles niet alleen kunnen volbrengen, hij gaf er den stopt toe en verdient daarom hulde, dank en waar- deering. Toen de teekenen van instemming met dit woord waren verstorven was er even een zwijgen in de vergadering, als wachtte men op het een of ander. Waarop gewacht werd bleek na een besloten zitting, toen de heer Luden nogmaals het woord nam, om voor te stellen, als blijvend teeken van dankbaarheid voor het werk van den heer Laan een laan of plein naar hem te noemen. Een voorstel, dat met algemeene stemmen werd aangenomen. De geloofsbrieven van het nieuw inkomend lid, den heer C. B. Posthumus Meyies werden hierna nagezien en in orde bevonden. De volgende vergadering zal hij geïnstalleerd worden. Een heel rijtje agendapunten werden hierna aangenomen, als suppletoire begrootingen van de bedrijven, balansen en rekeningen over 1932 van dezelfde takken van dienst, de be- heersverordening van gas- en waterbedrijf, ge wijzigd als de vorige vergadering door den heer De Lestrieux Hendrichs geadviseerd en onderhouden zullen moeten worden, óf ze voor hun inkomsten laten werken in productieve werkverschaffing. voudig de vraag te stellen, wat de raad liever resultaat. De credieten werden toegestaan en de wegen komen eerstdaags in reparatie. Maar het debat tusschen de heeren Quarles en Schulz was nog niet ten einde. De laatste verlangde preciseering van de door den heer Quarles beoogde gevallen. Het bleek toen, dat de beer Quarles meer de bedoeling, had gehad, er op te wijzen, dat werkloozen van elders hun diensten in Bloemendaal voor minder dan Bloemendaalsche werkkrachten verdienen, aan bieden, hetgeen het ontslag van gezegde plaatselijke werkkrachten ten gevolge heeft en het getal werkloozen doet stijgen. Het debat raakte allengs wat verward, voor al toen de heer Schulz de annexatiespoken weer zag aansluipen en de Voorzitter stak er dan toen ook maar een speldje bjj. Toen gingen we Heemschutten. De heer J. G. Verbeek heeft destijds den grond gekocht, die den hoek Kerkplein-Bloemendaalsche Weg vormt, met de bedoeling, daar een auto- showTOom te bouwen. B. en W. vreesden, dat een gebouw, uitge voerd volgens de ingediende bouwplannen, het aspect van dit gedeelt van het dorp niet ten goede zou komen, vroegen om advies bij Heem schut eu deze bond adviseerde alsmede in af- wijzenden geest. De heer Cassee deed een goed woord voor den aanvrager, er op wijzende, dat het toch wel ontmoedigend is, wanneer men eerst van een gemeente grond koopt in goed ver- trouwen,dat men daarop naar eigen inzicht zal mogen bouwen en zijn plannen door die zelfde gemeente dan den bodem ingeslagen ziet. Maar in het vervolg van het debat ging men wat dieper óp de zaak in en beroerde de teere kwestie of oude schoonheid (van kerk en omgeving) gespaard moet blijven of con cessies moet doen aan de eischen van een nieuwen tijd. 't Werd een moeilijk geval. De oplossing van moeilijke gevallen bereikt mten meestal door het volgen van den gulden middenweg en zoo ging het ook hier. Den heer Verheek zal in overweging worden gegeven, een nieuw plan te laten ontwerpen, dat meer in overeen stemming is met kerk en plein en de gemeente zal hem tegemoet komen in de kosten, die aan zoo'n nieuw plan vastzitten. Toen volgden de verslagjaren, met een tijde lijke schijnwelvaart, welke eiken wezenleken ondergrond misten. En daarna kwamen tien jaren van liquidatie, waarin de wereld en Ne derland zich gedroegen, alsof men de bloei periode, welke in 1914 was onderbroken, onver anderd kon continueeren. Zoo zijn wij gekomen in de tegenwoordige, al gemeene crisis. Spr. betoogde voorts, dat, op welken politieken grondslag men het oecono mische leven organiseere, crises zullen blijven periodiek terugkeerende aspecten der oecono mische wereld-organisatie. Crises zijn gr.oeikwalen. Zoo lang er groei is, zullen zjj zich manifes teeren. Onze voorouders hebben ze, moeten doorworstelen. Onze kinderen en kleinkinderen zullen het ook moeten doen. Spr. citeerde in dit verband en boekje, in 1885 geschreven. Hij stelde in het licht, dat een crisis niets anders is dan een verbreking van het even wicht, waarop de wereld oeconomisch was op gebouwd, omdat de factoren, waarop deze op bouw steunde, veranderd zijn. De eenige uitweg uit een crisis loopt langs aanpassing aan de nieuwe verhoudingen. De oude verhoudingen zijn er niet meer en kunnen niet kunstmatig in stand gehouden of opnieuw geschapen worden. Ons past slechts één houding: streven naar het nieuwe evenwicht. f Onze tijd is een tijd van overgang naar nieuwen voorspoed. een tijd van groote ellende in het heden. Van ellende echter, die wij door moeten maken, willen wij ooit weer tot voorspoed komen. Maar wij moeten de ellende zoo weinig mogelijk rek ken, door ons vast te klampen aan het onhoud bare verleden. Echter kunnen wij niet volstaan met het oog op de toekomst gevestigd te houden. Wij moeten ook voor het loopend, dagelijksche leven zorgen. Ook al weten wij, dat de komst van betere tijden daardoor verdaagd wordt. Het heden eischt, dat wij blijven leven. Daar om moeten wij het bestaande wel eens vast houden, al weten wij, dat wij het toch in de toekomst zullen verliezen. Daarbij komt, dat de geheele wereld op het oogenblik één worsteling is om vast te houden, wat men eenmaal heeft. Aan den invloed hiervan kan ons land zich niet onttrekken Ieder land streeft ernaar om ook voor anderen dezelfde oeconomische daden voort te zetten, waaraan men zich gewend had. En waar dit voorzien. Spr. dacht hierbij o.m. aan het per- soonijke verantwoordelijkheidsbesef van den ondernemer. Aan de oude vormen kunnen wij natuurlijk niet meer vasthouden, maar de oude grondslagen van recht en gerechtigheid moeten blijven geërbiedigd. Daarom is verkeerd de afschaffing van den gouden standaard, als zij niet onvermijdelijk is. Want schuld is schuld. De heer J. S c h i 11 h u i s, lid der Tweede Kamer, betoogde, dat de verstoring veroor zaakt is door den wereldoorlog, maar dat daar mee niet is aangetoond, dat de oude basis on juist zou zijn. Onze oeconomen hebben ge waarschuwd dat zekere waarheden 'niet mochten worden genegeerd. De gevaren, waarop zij hebben gewezen, hebben zich voltrokken. Zoo kwamen de voorspellingen der oeconomen, naar wie men niet geluisterd heeft, uit. Spr. memoreerde in dit verband de oeconomische conferentie van Parijs in 1927 en het rapport der commissie-Trip, waarin gelijkluidende uit spraken worden gedaan als te Parijs gedaan zijn. Onnadenkendheid, gebrek aan samenwer king en verwaarloozing van oeconomische waar heden maken, dat wij niet snel uit de crisis komen. Wat ir. Blink uit den tijd acht, is niet de basis onzer samenleving. Ir. Blink, de debaters beantwoordende, merkte op, dat de debaters meer een nadere uiteenzetting hadden gegeven van zijn betoog dan een bestrijding. Spr. heeft zich bewogen op economisch gebied en in zijn betoog niet de zedelijke waarden betrokken, waarop de heer van Wijk heeft gewezen. Spr. had voorts geens zins bedoeld te zeggen, dat Nederland den ge heelen opzet, dien het heeft, moet afbreken Maar wij moeten naar een nieuw verband toe. Wij moeten niet probeeren om, wat onder oude verhoudingen mogelijk was, so wie so in stand te houden. Wat betreft het door den heer van Wijk be sproken concrete punt, de regeering heeft met de grootste duidelijkheid deen blijken, geen inflatie te wenschen, en daarom moeten wjj achter de regeering staan! (Applaus). Wat de door den heer Schilthuis besproken principieele basis betreft, moeben wij natuurlijk geen wijzigingen aanbrengen, maar op de prin cipieele grondslagen, die zich in den loop van eeuwen ontwikkeld hebben, moeten wij ons aan passen aan de nieuwe omstandigheden. N.R.C. Smidskinderen zijn vonken gewoon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 5