TWEEDE BLAD
AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA
EN PIETJE ROET.
Losse Blaadjes.
Droog!
Brokjes Levenswijsheid.
Hoogtepunt.
De Nederlandsche Vrijmetselarij
en de Nederlandsche Regeering.
Een ambtswoning.
De Haarl. Coëp. Diner-Verg.
;PIÖ£ W£G£H BR-ERGtR WUVAART
S&HAASCHOEKJE.
HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD VAN
22 JUNI 1934. No. 25.
„Bah, wat is het nat en aak'lig;
Wat is 't weer verbazend slecht!"
Hoeveel malen hebben w'allen
Niet iets dergelijks gezegd,
Als de regen nederstroomde
En het uit was met de vreugd,
Daar w"ons op een prettig tochtje
Met mooi weer hadden verheugd.
Maar wanneer de landerijen
Stoven in de zomerzon
En men voor 't gewas te velde
Best wat vocht gebruiken kon,
Als in bijna alle streken
Groot gebrek aan water is
En men leest in alle kranten:
„Met den graanoogst loopt het mis",
Als het gras in hooi verandert
Vóór het nog is afgemaaid,
Als op 't veld staat te verbranden
Wat de landman heeft gezaaid,
Wanneer ied're struik en heester
Met verschrompeld loover prijkt
En de bodem van 't riviertje
Wel een mulle zandweg lijkt,
Als één onvoorzichtig, vonkje
Bosch en heide zet in vlam
En men iedereen hoort zuchten:
,,'k Wou, dat er maar regen kwam".
Dan pas gaan we goed beseffen
Puffend in den zonneschijn
Welk een zegen milde regen
In den zomer wel kan zijn!
(Nadruk verboden)
De langste dag ligt weer achter ons. Nu gaat
de zon dalen, onmerkbaar aanvankelijk, maar
voordat wij er op bedacht zijn, is het uit met
haar rijk. Reeds is het hoogtepunt overschreden.
Er ligt in het hoogtepunt iets angstwekkends.
Het geluk kan ondragelijk zijn. We hebben er
naar verlangd, het liet op zich wachten, we
gingen twijfelen aan zijn bestaan. Zooals wij
twijfelen aan het bestaan van de zon, wanneer
in de gure dagen van Maart sneeuw de velden
bedekt. Dan lijkt de zomer een sprookje.
„Het geluk? Een sprookje!", brommen we
grimmig. En we halen minachtend de schouders
op over de naïeven, die in het sprookje geloo-
,ven. v
Maar de zon stoort zich aan ongeloof niet.
Onbekommerd om onzen twijfel gaat zij de haar
voorgeschreven weg en klimt en klimtEn
ineens verrast ons de zomer! Het sprookje is
werkelijkheid geworden.
Sprookjes kunnen niet duren. Het geluk is
vergankelijk. De zon stijgt tot haar hoogte
punt, maar dan gaat ze weer dalen. Onvermij
delijkonverbiddelijkDe grauwe tijd
keert terug.
Zomer en winter wisselen elkaar af in de
natuur, maar in het menscheoleven komt aan
die afwisseling een einde. Een mensch kan veel
zomers beleven, zijn loopbaan kent laagte- en
hoogtepunten, maar toch gaat het met hem
eenmaal voorgoed bergafwaarts en de grauwe
tijd van den ouderdom maakt voor geen
nieuwe lente meer plaats. Aan 't eind zijner
dagen wacht hem de dood.
Het is deze droefgeestige gast, die zich op 't
hoogtepunt aankondigt en die de volle zomer
zon met een sluier van tranen verduistert.
Daarom stemt het geluk triest en daarom be
angstigt het.
Deze triestheid en deze angst zijn de prijs,
waarmee de onvolkomen mensch zijn geluk be
taalt. Wie door het geluk wordt ontstemd,
bewijst, dat hij, hoewel op het hoogtepunt
staande, nog niet de volwassenheid heeft be
reikt. Hij is bij zijn tijd ten achter gebleven;
hij is als kind in de illusie blijven hangen en
heeft zich het begrip van de werkelijkheid niet
op het leven veroverd.
Wie op het hoogtepunt staat, overziet het
heelal. Zijn blik is onbelemmerd; naar alle
zijde: schouwt hij in het wijde; zoowel hetgeen
vóór hem als hetgeen achter hem ligt, wordt
hem duidelijk en klaar. Daarom kan hij zoo
rustig kijken; op dit verheven standpunt krijgt
hij vrede met het verleden en vrede ook met de
toekomst. Noch het rumoerige leven daar aan
zijn voet, noch de stille onzichtbare dood in de
verte verbijsteren hem. Hij kent niet langer de
wroeging om wat voorbijging noch de zorg over
hetgeen te geschieden staat.
Slechts op het hoogtepunt geniet men den
vrijen blik. Men zegt wel, dat menschen die
liet lijden niet kennen, het leven niet leeren
begrijpen en dit is waar. Even waar is echter,
dat men het leven niet leert begrijpen, zoolang
men het geluk niet kent. Teveel vergeten wij
dat ook het geluk een onverbrekelijk deel van
het bestaan uitmaakt en dat hij, die het geluk
niet ervaart, een even onvolgroeid mensch is
als de mensch zonder smart.
Slechts door het hoogtepunt bereikt de zon
herfst en winter. En wijl zij door het hoogte
punt is gegaan, kan zij in vrede bij het korten
der dagen aan de kimmen verdwijnen. Het is
of de herinnering aan haar toppunt van glorie
haar kracht geeft om te gloeien met dien zeld
zaam schoonen, geheimzinnigen glans van den
winterdag. Ook een zonsondergang kan indruk
wekkend van schoonheid zijn.
Zoo sterft gelaten de mensch, die op zijn
hoogtepunt het geluk heeft gekend. Zijn dood is
als een zonsondergang in den winter, die der
einder rood kleurt met een zwak maar zuivel
licht. Het licht, dat de naglans is van de
zomerweelde. Het licht, dat de poort opent tct
de eeuwige duisternis en deze haar schrikwek
kend karakter ontneemt. Met dit licht zinkt
men vredig in slaap, zooais een kind met eeti
lach op de wangen in slaap valt aan het eind
van een feestelijken dag en nadroomt over zijn
spelen.
Zoo kan men op het hoogtepunt denken aan
den onvermijdelijken val, zonder hierbij triest
of angstig te worden. Wat men gevoelt, wat
alles overheerscht, is de erkentelijkheid vooi
den rijkdom, dien men in de volheid van. zijn
geluk heeft beleefd. Uit dezen overvloed zal men
kunnen putten ook wanneer straks de kou het
gebeente verstijft.
Uit overvloed van zonlicht is de brandstof
ontstaan, waarmee wij in den winter ons warm
stoken. Uit overvloed van geluk ontstaan df
herinneringen, waaraan wij ons op den ouder
dag koesteren.
Wij zijn niet wanhopig, als wij over het
hoogtepunt heen zijn. Wij hebben een blik mo
gen werpen over de onmetelijke einders van het
heelal met zijn rijkdommen en mogelijkheden.
De muziek der sferen omruischte ons als een
lied van Mahler, weemoedig maar grootsch,
uitgaande boven alle benepenheden en ons mee
opheffend naar de grenzelooze hemelen.
H. G. CANNEGIETER
door G. TH. ROTMAN.
Men verzoekt ons opname van het volgende
door het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmet
selaren onder het Groot-Oosten der Nederlan
den, aan de regeering gezonden adres, met
onderschrift:
's-GRAVENHAGE, den 12 Juni 1934.
Aan den Minister van Justitie en aan de
Leden van de Eerste Kamer der Staten
Generaal.
Excellentie, Hoogedelgestrenge Heeren.
Het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetse
laren onder het Grootoosten der Nederlanden
moge de volgende beschouwingen onder Uwe
welwillende aandacht brengen.
Volgens het Voorloopig verslag van de Com
missie van Rapporteurs over het ontwerp van
wet houdende voorzieningen ter bescherming
van de openbare orde zouden eenige leden
gaarne van den Minister vernemen of het zich
uitlaten in beleedigenden zin over b.v. vrijmet
selaren, ingevolge de bedoelde artikelen ook
strafbaar zal zijn.
Deze leden hadden in het algemeen bezwaar
tegen het strafbaar stellen van beleediging
eener collectiviteit, daar zulks een belemme
ring zoude kunnen zijn voor de meeningsvrij-
heid in politicis.
Aangezien de Nederlandsche Orde van Vrij
metselaren zich strikt onthoudt van elke be
moeienis met de politiek, heeft laatstgenoemde
opmerking voor haar, als collectiviteit, geen
belang, maar het komt het Hoofdbestuur min
der juist voor, de beleediging eener collectivi
teit alleen te zien met betrekking tot de mee-
ningsvrijheid in politicis.
In verband daarmede vraagt het Hoofdbe
stuur Uw aandacht voor de wijze (nader te
blijken uit een eerstdaags te verschijnen ge
schrift) waarop de Vrijmetselarij voortdurend
in een deel van de Nederlandsche pers bloot
staat aan beleediging, laster en verdachtma
king.
Het gaat hier dus voor ons niet om mee
ningsvrijheid in politicis, maar wel of het nog
langer toelaatbaar zal blijven, dat in een be
schaafd" en ordelijke samenleving als in Ne
derland, groepen van duizenden trouwe staats
burgers en van mannen, levende uit religieuze
en hooge geestelijke en zedelijke beginselen,
voortdurend bloot staan aan uitlatingen in be
doelde Pers, welke hen verdacht en minder
waardig kunnen maken in de oogen van hunne
medeburgers.
Het moest toch eigenlijk niet mogelijk zijn,
dat de Orde van Vrijmetselaren onder het
Grootoosten der Nederlanden, waartoe w-
scheidene leden van het Huis van Oranje heb
ben behoord, en die in haar Ordegrondwet
„eisriu genuth'zauninêid aan'de wetten'des'
lands' en deze cisch onverzwakt handhaaft,
ook ten aanzien van de beoordeeling van hen,
die tot de Orde wenschen te worden toegela
ten voortdurend wordt gebrandmerkt als
strijd te voeren tegen de maatschappelijke
orde; bet moest, niet mogelijk zijn, dat de Orde
en hare leden voortdurend wordt voorgesteld
als strijd te voeren tegen den Christelijken
godsdienst.
Kortheidshalve zullen wij ons moeten ont
houden van een opsomming van de vele vor
men van beleediging, waaraan wij bij voortdu
ring blootstaan; uit de openbare geschriften
zijn zij U wellicht voldoende bekend.
Vrijheid is o.m. een der elementen der Vrij
metselarij en zij zal nimmer aan de vrije uiting
van meening den teugel willen aanleggen;
maar zij acht die vrijheid met het oog op de
openbare orde alleen mogelijk in gebondenheid.
Het misbruik, dat althans ten opzichte der
Vrijmetselarij, van de meeningsvrijheid wordt
gemaakt, is niet vereenigbaar met juiste be
grippen ten aanzien van die openbare orde;
dit misbruik is onvereenigbaar met hetgeen de
betamelijkheid en de zorgvuldigheid, beiden
65. Dat was den brave man te veel. „Wacht
maar, dievenpak, ik zal jé leeren, mijn appels
te stelen!" riep hij. Hij holde naar de keuken
greep een emmer, vulde dezen aan de pomp
tot aan den rand met water en sloop toen,
den emmer voorzichtig voor zich uit houdend,
op z'n teenen naar de schutting.
66.1n dien tusschentijd had de veldwachter
besloten, voorgoed een eind aan de zaak te
maken. Hij maakte eerst een diepe kniebui
ging en veerde toen als een kangoeroe omhoog,
pakte Joosje bij z'n middel en trok hem in
één ruk van den tak. Rompeldebompel rolden de
laatste appeltjes, die nog aan den boom hin
gen, op den grond.
't Zonnehuis.
Vele jaren geleden, toen Mr. G. K. van Ho-
endorp. als Commissaris der Koningin, af
trad. gingen al enkele stemmen op voor een
nieuwe Commissaris-woning. Zeer zeker had
het groote huis aan de Nieuwe Gracht alle
staatsie voor een dergeijk verblijf, maar mo
dern was het niet meer. Toen stelde men zich
tevreden met deze ambtswoning, waarin dan
ook Z.Exc. Mr. Dr. Roëll nog woont. Lang zal
dit niet duren, want de Villa ,,'t Zonnehuis"
aan de Paviljcenslaan te Haarlem zal in de
toekomst dienst doen als ambtswoning van den
Commissaris der Koningin in Noord-Holland.
Wanneer dit zal ingaan?
De woning grenst onmiddellijk aan het Gou
vernementsgebouw of Provinciehuis, waarin de
Griffie is gevestgd en waar de vergaderingen
der Provinciale Staten plaats hebben. Het is
een groot, keurig gebouwd heerenhuis met ge-
pleisterden voorgevel en zou wat grootte be
treft een zeer goed effect maken als „het
huis" van een buiten. Ons lijkt het een ge
bouw toe van niet ouder dan 40 jaar, hoog
stens 50.
Het ligt aan de Paviljoenslaan naar den
Kleinen Houtweg toe. Het heele rijtje huizen
hier is van jongen datum. De naam Paviljoens
laan herinnert natuurlijk aan het Paviljoen
Welgelegen, terwijl de grond een deel is vaD
de Baan, maar niet van wat wij nu als de
Baan kennen, maar de Baan, het Speelveld,
gegeven door Hertog Albrecht van Beieren.
We zullen hier niet het handvest in extenso
copieeren. Iedereen kan het ten archieve vin
den in het Handvestenboek. Wij ontleenen
daaraan:
Aelbrecht, bij Godes genade Palentsgrave op
den Rijn eiiz. doen' kond allen luden, dat wij
aengesien hebben menigen truwen dienst, die
ons onze lieve ende getruwe stede van Haer-
lem gedaan hebben ende noch doen sullen,
ende hebben hem fde stad) gracie gedaen en
gegeven die Baen, die lelt buiten den Houtpoirt
van Houtwaut, dat die bliven zal leggende tot
eenen Speelvelde, zonder eenich ander oirbaen
daer op te doen, ten ewigen dagen, also groet
en alss cleln als zij nu ter tijd daer leit". Die
brief werd te 's Gravenhage geschreven 20
Februari 1389.
Omdat nog een restantje van het terrein n.l.
tot aan de trambaan, Kinderspeelplaats is
meent men dat de heele Baan nX van de
Baan af tot hier, alleen als zoodanig was ge
geven. Dat is niet het geval. De historieschrij
ver Allau meent, dat het terrein meer ten
dienste van meer bejaarde lieden was geschon
ken.
Als de historicus Ds. S. Ampsing over de
Baan spreekt, zegt hij o.a.:
Of spelen op de Baen, met p\jl, of kloat,
of bal,
Een yder dat hem lust en naer zijn welgeval.
In elk geval zien we daaruit, dat in Ds. Amp-
sings tijd men er zich vermaakte met boog
schieten, kaatsen, balslaan, enz., enz.
Evenwel was reeds in het la*iet der 1.5e
eeuw, een deel van de Baan afgenomen voor
weidegrond. Het gras-ge r--s we-d verhuurd ten
voordeele van de Sint Bavokerk.
Koning Lódèfvijk Napoleöh van Holland
kocht in 1806 het Paviljoen Welgelegen. De
tuin was wat ondiep, (nog te zien aan het hek
achter het brongebouwtje) en toen werd de
Baan aan 's Konings erf getrokken. Er zou een
plantentuin komen, maar alles viel in duigen,
toen Z. M. in den nacht van 2 op 3 Juli 18J.0
ons land verliet. Eerst in 1832 werden de lemie-
ten tusschen Rijk en Gemeente weer vastge
steld, de Baan kwam los van het park. Men
maakte er een groot grasveld van'. Eenige
plekken groen van het Frederikspark herinne
ren er nog aan. De Koekamp ziet men her
haaldelijk op oude afbeeldingen. Vroeger vond
men (toen de Groote Houtpoort bij het Ver-
walft stond) het was voor de kinderen te ver
om te spelen en nu wordt het zachtjesaan daar
bij 't Zuidelijk deel toch centrmn.
Van G. J. BETTINK,
Al ruim 24 jaar Uw goede en billijke hulp bij:
VERHUIZING
SCHOONMAAK
GASTEN
ZIEKTE
voor verzorging Uwer maaltijden.
Geen lidmaatschap.
Ook bezorging in de buitengemeenten.
BAKENESSERGRACHT No. 27,
TEL. 14393 TEL. 1439S
en won 19 partijen, verloor er slechts 4, terwijl
9 remise werden. De duur van de blindséance
was 12% uur!
Beroemde blindspelers vóór Dr. Aljechin
waren: Louis Paulsen (18331891), die in
1857 te New York 5 partijen en Paul Mor-
phy (18371884), die in 1858 te Parijs 8
partijen blind speelde. Harry Nelson
Pillsbury (1872—1906) speelde in 1902 te
Moscou 22 partijen. Richard Réti (1889
1929) in 1928 te San Paulo 29 partijen en de
tegenwoordige Belgische Kampioen G. Kol*
tanowski (Antwerpen) in 1931 te Antwer
pen 30 partijen zonder naar het bord te Zien.
Reeds in 1925 speelde Dr. Aljechin 28 par
tijen blind in zijn tegenwoordige woonplaat3
Parijs. Zooals men weet is hij in Frankrijk ge
naturaliseerd.
J
S3.
OPLOSSING
No.
d2,
d7,
onmibare elementen in
het maatschappelijk
eischen.
Daarom wendt het
de openbare orde, in
leven onafwijsbaar
Hoofdbestuur zich tot
67. Floep! Op 't zelfde oogenblik, dat de
veldwachter Joosje op den grond zette, kwam
er een complete stortzee over de schutting
precies op het hoofd van dien armen veldwach
ter! Dadelijk daarop volgde een tweede vloed
golf, daar baas Pruimepit blijkbaar z'n em
mer niet in ééns leeggegoten had. Je begrijpt,
dat Joosje van de gelegenheid gebruik maakte
om het hazenpad te kiezen!
68. Heelemaal buiten adem kwam hij thuis.
Daar vond hij z'n vriend Pietje al; Hektor was
namelijk regelrecht naar huis gehold. „Kijk
m'n schoenen eens", zeide Pietje, z'n been
oplichtend. Joosje keek. Inderdaad, de halve
zool hing er los bij! „Jongejonge", zei Joosje,
„wat heb jij 'n zwarte voeten!" Maar toen be
dacht hij zich, dat Pietje een neger was!
U met het verzoek het wel daarheen te willen
leiden, dat het aanhangig wetsontwerp in dien
zin zal worden begrepen en toesenast, dat, in
het belang der openbare orde, de Orde van
Vrijmetselaren of andere groepen van vrijmet
selaren tegen beleediging in het openbaar wor
den gevrijwaard-.
Met de meeste hoogachting.
Namens het Hoofdbestuur,
w.g. H. van Tongeren, Grootmeeester.
w.g. A. F. L. Faubel, Grootsecretaris,
„Wij kennen tal van eerbiedwaardige Neder
landers, die op de hoogte van het geestelijk
zedelijk en maatschappelijk streven dezer vrij
metselaren, zich ergeren aan de kuiperijen en
de schimpende taal, waaraan ook hier te lande
vrijmetselaren, in de laatste jaren wel eens
bloot staan. Onstichtelijk zijn die schrijverijen
zeker. Voor zoover wij weten streeft de vrij
metselarij naar eenheid van maatschappij én
enkeling zonder zich daarbij te laten leiden
door dwang, van buiten en leert zij in den
strijd om het bestaan de vrije zedelijke per
soonlijkheid tot haar recht te doen komen in
een zoeken naar die waarheid die vrij maakt
door binding aan het allerhoogste. Door ri
tualen, lithurgie en symboliek wekt ze op tot
devotie. Het schijni dat sommige geestelijken
van oordeel zijn, dat dit alleen mag geschieden
op de wijze die hun bepaald kerkgenootschap
voorschrijft. In Nederland heeft altijd voor
ieder burger de vrijheid gegolden om zalig
te werden op zijne wijze en dit zal hier wel
altijd zoo blijven. Daarom lijkt het wel nuttig,
dat, het bestuur dezer geestelijke groep dui
delijk te kennen geeft dat ook zij zich niet in
een hoek laat dringen'.
SCHERTSPROBLEEM
(Ci. Göller).
Stand der stukken:
Wit: Kei, Ddl, Tal, Thl. a2, b2. c2,
e2, f2, g2, h2.
Zwart: Ke8, Dd8, Ta8, Th8. al. b7. c7,
e7, f7, g7, h7.
Gevraagd was, in hoeveel zetten men dezen
stand kan opbouwen, beginnende bij de nor
male aanvangsstelling. Zulks kan in 12 zet
ten, als vo-lgt:
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. Pf3g5, Pf6—g4; 3.
Pg5—e6, Pg4e34. Pe6Xf8, Pe3Xfl; 5.
Thlxfl, Th8Xf86. Tfl—hl, Tf8—h8; 7.
Pblc3, Pb8c68. Pc3—a4, Pc6—a5; 9.
Pa4b6, Pa5—b3; 10. Pb6Xc8, Pb3xcl; 11.
Tal X cl, Ta8Xc8; 12. Tel—al, Tc8a8.
PROBLEEM No. 427.
J. T. Kouwenhoven,
(1851—1921).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken;
Wit: Ka7, Dal, Td2. Lh5, Pe8, Pg5, c3, g3.
Zwart: Ke5, Lgl, a3, d4.
PARTIJ No. 195.
Zevende matchpartij, gespeeld te Freiburg
20 April 1934.
Wit: Zwart:
E. Bcgoljubow, Dr. A. Aljechin,
(Triberg). (Parijs).
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan
den Schaakredacteur, BLOEMENDAALSCHE-
WEG 42, BLOEMEND AAL.
PROBLEEM No. 426.
A. F. Arguelles
(Barcelona).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kd2, Dd4, Td5, Tel, Lb4, Le2, PbS,
Pc6, f4.
Zwart: Ke6, Dg2, Td6, Lf8, Pg7, f6, f7
Dit probleem werd met den eersten prijs
hekroond in een wedstrijd van „II Problema'
f1932).
BEROEMDE BLINDSPELERS.
Het wereldrecord voor blindspelen staat op
naam van den wereldkampioen, Dr. A. Alje
chin (Parijs). Hij speelde den 25sten Juli
1933 in Chicago 32 partjjen, tegelijkertijd zon
der naar het bord te kijken, zoogenaamd blind,
AAN GEN OMEN DAMEGAMBIET.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
10.
11.
12.
13.
d7d5
d5Xc4
Pg8—f6
c7c5
e7e6
a7a6
Pb8a6
b7b5
10. Lc4d3
voortzetten.
c5c4
Pc6b4
Pb4 X c2
Lc8b7
wilde
d2d4
c2c4
Pfl—f3
e2e3
LflXc4
0—0
Ddl—e2
Tfl—dl
De Flohr-variant.
9. Lc4b3
Op 9. d4Xc5, Dd8c7;
Dr. Aljechin met Fe6—1b4
9
Lb3c2
a2a3
Dc2Xc2
Pbl—c3
Dreigt e3e4 met overwegend spel.
1 3Pf6d5!
14. Pc3e2
Na 14. e3e4, Pd-5Xc3; 15. b2Xc3, Lf8—e7
zou Wit geen voldoende compensatie hebben
voor het vijandelijke Looperpaar.
1 4Pd5—f6!
Verhindert e3e4. De strijd om deizen zeer
gewichtigen zet leidt tot een dood punt.
15. Pe2—c3 Pf6d5
16. Pc3e2 Pd5—f6
17. Pe2c3 Pf6—d5
Remise.
Nadat de 26e partij met remise geëindigd
was, behoorde de match om het wereldkam
pioenschap wederom tot het verleden. Dr. A.
Aljechin won 8 partijen, verloor er 3 en maakte
15 partijen remise, zoodat hij met 15% punt
de match won en zijn titel behield.
Wat wij vooral in dezen wedstrijd hebben
kunnen bewonderen, is de onuitputtelijke
schepping van nieuwe, ongewone varianten in
de opening door den wereldkampioen. Hjj on
dernam de stoutste aanvallen in het Midden
spel en zijn buitengewone kracht en volhar
ding in de verdediging waren zeldzaam. Bo-
goljubow verdient niet minder bewondering
voor de wijze waarop hij den wereldkampioen,
reeds in de opening voor problemen plaatste.
Elke uitdaging in de partij nam hij aan met
grooten moed. De moeilijkste middenspelen wist
hij te beheerschen, terwijl hij een kunstenaar
is in het opbouwen der partij. Daartegenover
stond helaas zijn plotseling ineenstorten op
menig oogenblik, als ware zijn wil in tech
nische gedeelten in eens verlamd. En toch......
een prachtig schaaksteekspel om niet te ver
geten.