TWEEDE BLAD AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA EN PIETJE ROET. Losse Blaadjes. Droog! Brokjes Levenswijsheid. Hoogtepunt. De Nederlandsche Vrijmetselarij en de Nederlandsche Regeering. Een ambtswoning. De Haarl. Coëp. Diner-Verg. ;PIÖ£ W£G£H BR-ERGtR WUVAART S&HAASCHOEKJE. HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD VAN 22 JUNI 1934. No. 25. „Bah, wat is het nat en aak'lig; Wat is 't weer verbazend slecht!" Hoeveel malen hebben w'allen Niet iets dergelijks gezegd, Als de regen nederstroomde En het uit was met de vreugd, Daar w"ons op een prettig tochtje Met mooi weer hadden verheugd. Maar wanneer de landerijen Stoven in de zomerzon En men voor 't gewas te velde Best wat vocht gebruiken kon, Als in bijna alle streken Groot gebrek aan water is En men leest in alle kranten: „Met den graanoogst loopt het mis", Als het gras in hooi verandert Vóór het nog is afgemaaid, Als op 't veld staat te verbranden Wat de landman heeft gezaaid, Wanneer ied're struik en heester Met verschrompeld loover prijkt En de bodem van 't riviertje Wel een mulle zandweg lijkt, Als één onvoorzichtig, vonkje Bosch en heide zet in vlam En men iedereen hoort zuchten: ,,'k Wou, dat er maar regen kwam". Dan pas gaan we goed beseffen Puffend in den zonneschijn Welk een zegen milde regen In den zomer wel kan zijn! (Nadruk verboden) De langste dag ligt weer achter ons. Nu gaat de zon dalen, onmerkbaar aanvankelijk, maar voordat wij er op bedacht zijn, is het uit met haar rijk. Reeds is het hoogtepunt overschreden. Er ligt in het hoogtepunt iets angstwekkends. Het geluk kan ondragelijk zijn. We hebben er naar verlangd, het liet op zich wachten, we gingen twijfelen aan zijn bestaan. Zooals wij twijfelen aan het bestaan van de zon, wanneer in de gure dagen van Maart sneeuw de velden bedekt. Dan lijkt de zomer een sprookje. „Het geluk? Een sprookje!", brommen we grimmig. En we halen minachtend de schouders op over de naïeven, die in het sprookje geloo- ,ven. v Maar de zon stoort zich aan ongeloof niet. Onbekommerd om onzen twijfel gaat zij de haar voorgeschreven weg en klimt en klimtEn ineens verrast ons de zomer! Het sprookje is werkelijkheid geworden. Sprookjes kunnen niet duren. Het geluk is vergankelijk. De zon stijgt tot haar hoogte punt, maar dan gaat ze weer dalen. Onvermij delijkonverbiddelijkDe grauwe tijd keert terug. Zomer en winter wisselen elkaar af in de natuur, maar in het menscheoleven komt aan die afwisseling een einde. Een mensch kan veel zomers beleven, zijn loopbaan kent laagte- en hoogtepunten, maar toch gaat het met hem eenmaal voorgoed bergafwaarts en de grauwe tijd van den ouderdom maakt voor geen nieuwe lente meer plaats. Aan 't eind zijner dagen wacht hem de dood. Het is deze droefgeestige gast, die zich op 't hoogtepunt aankondigt en die de volle zomer zon met een sluier van tranen verduistert. Daarom stemt het geluk triest en daarom be angstigt het. Deze triestheid en deze angst zijn de prijs, waarmee de onvolkomen mensch zijn geluk be taalt. Wie door het geluk wordt ontstemd, bewijst, dat hij, hoewel op het hoogtepunt staande, nog niet de volwassenheid heeft be reikt. Hij is bij zijn tijd ten achter gebleven; hij is als kind in de illusie blijven hangen en heeft zich het begrip van de werkelijkheid niet op het leven veroverd. Wie op het hoogtepunt staat, overziet het heelal. Zijn blik is onbelemmerd; naar alle zijde: schouwt hij in het wijde; zoowel hetgeen vóór hem als hetgeen achter hem ligt, wordt hem duidelijk en klaar. Daarom kan hij zoo rustig kijken; op dit verheven standpunt krijgt hij vrede met het verleden en vrede ook met de toekomst. Noch het rumoerige leven daar aan zijn voet, noch de stille onzichtbare dood in de verte verbijsteren hem. Hij kent niet langer de wroeging om wat voorbijging noch de zorg over hetgeen te geschieden staat. Slechts op het hoogtepunt geniet men den vrijen blik. Men zegt wel, dat menschen die liet lijden niet kennen, het leven niet leeren begrijpen en dit is waar. Even waar is echter, dat men het leven niet leert begrijpen, zoolang men het geluk niet kent. Teveel vergeten wij dat ook het geluk een onverbrekelijk deel van het bestaan uitmaakt en dat hij, die het geluk niet ervaart, een even onvolgroeid mensch is als de mensch zonder smart. Slechts door het hoogtepunt bereikt de zon herfst en winter. En wijl zij door het hoogte punt is gegaan, kan zij in vrede bij het korten der dagen aan de kimmen verdwijnen. Het is of de herinnering aan haar toppunt van glorie haar kracht geeft om te gloeien met dien zeld zaam schoonen, geheimzinnigen glans van den winterdag. Ook een zonsondergang kan indruk wekkend van schoonheid zijn. Zoo sterft gelaten de mensch, die op zijn hoogtepunt het geluk heeft gekend. Zijn dood is als een zonsondergang in den winter, die der einder rood kleurt met een zwak maar zuivel licht. Het licht, dat de naglans is van de zomerweelde. Het licht, dat de poort opent tct de eeuwige duisternis en deze haar schrikwek kend karakter ontneemt. Met dit licht zinkt men vredig in slaap, zooais een kind met eeti lach op de wangen in slaap valt aan het eind van een feestelijken dag en nadroomt over zijn spelen. Zoo kan men op het hoogtepunt denken aan den onvermijdelijken val, zonder hierbij triest of angstig te worden. Wat men gevoelt, wat alles overheerscht, is de erkentelijkheid vooi den rijkdom, dien men in de volheid van. zijn geluk heeft beleefd. Uit dezen overvloed zal men kunnen putten ook wanneer straks de kou het gebeente verstijft. Uit overvloed van zonlicht is de brandstof ontstaan, waarmee wij in den winter ons warm stoken. Uit overvloed van geluk ontstaan df herinneringen, waaraan wij ons op den ouder dag koesteren. Wij zijn niet wanhopig, als wij over het hoogtepunt heen zijn. Wij hebben een blik mo gen werpen over de onmetelijke einders van het heelal met zijn rijkdommen en mogelijkheden. De muziek der sferen omruischte ons als een lied van Mahler, weemoedig maar grootsch, uitgaande boven alle benepenheden en ons mee opheffend naar de grenzelooze hemelen. H. G. CANNEGIETER door G. TH. ROTMAN. Men verzoekt ons opname van het volgende door het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmet selaren onder het Groot-Oosten der Nederlan den, aan de regeering gezonden adres, met onderschrift: 's-GRAVENHAGE, den 12 Juni 1934. Aan den Minister van Justitie en aan de Leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Excellentie, Hoogedelgestrenge Heeren. Het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetse laren onder het Grootoosten der Nederlanden moge de volgende beschouwingen onder Uwe welwillende aandacht brengen. Volgens het Voorloopig verslag van de Com missie van Rapporteurs over het ontwerp van wet houdende voorzieningen ter bescherming van de openbare orde zouden eenige leden gaarne van den Minister vernemen of het zich uitlaten in beleedigenden zin over b.v. vrijmet selaren, ingevolge de bedoelde artikelen ook strafbaar zal zijn. Deze leden hadden in het algemeen bezwaar tegen het strafbaar stellen van beleediging eener collectiviteit, daar zulks een belemme ring zoude kunnen zijn voor de meeningsvrij- heid in politicis. Aangezien de Nederlandsche Orde van Vrij metselaren zich strikt onthoudt van elke be moeienis met de politiek, heeft laatstgenoemde opmerking voor haar, als collectiviteit, geen belang, maar het komt het Hoofdbestuur min der juist voor, de beleediging eener collectivi teit alleen te zien met betrekking tot de mee- ningsvrijheid in politicis. In verband daarmede vraagt het Hoofdbe stuur Uw aandacht voor de wijze (nader te blijken uit een eerstdaags te verschijnen ge schrift) waarop de Vrijmetselarij voortdurend in een deel van de Nederlandsche pers bloot staat aan beleediging, laster en verdachtma king. Het gaat hier dus voor ons niet om mee ningsvrijheid in politicis, maar wel of het nog langer toelaatbaar zal blijven, dat in een be schaafd" en ordelijke samenleving als in Ne derland, groepen van duizenden trouwe staats burgers en van mannen, levende uit religieuze en hooge geestelijke en zedelijke beginselen, voortdurend bloot staan aan uitlatingen in be doelde Pers, welke hen verdacht en minder waardig kunnen maken in de oogen van hunne medeburgers. Het moest toch eigenlijk niet mogelijk zijn, dat de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, waartoe w- scheidene leden van het Huis van Oranje heb ben behoord, en die in haar Ordegrondwet „eisriu genuth'zauninêid aan'de wetten'des' lands' en deze cisch onverzwakt handhaaft, ook ten aanzien van de beoordeeling van hen, die tot de Orde wenschen te worden toegela ten voortdurend wordt gebrandmerkt als strijd te voeren tegen de maatschappelijke orde; bet moest, niet mogelijk zijn, dat de Orde en hare leden voortdurend wordt voorgesteld als strijd te voeren tegen den Christelijken godsdienst. Kortheidshalve zullen wij ons moeten ont houden van een opsomming van de vele vor men van beleediging, waaraan wij bij voortdu ring blootstaan; uit de openbare geschriften zijn zij U wellicht voldoende bekend. Vrijheid is o.m. een der elementen der Vrij metselarij en zij zal nimmer aan de vrije uiting van meening den teugel willen aanleggen; maar zij acht die vrijheid met het oog op de openbare orde alleen mogelijk in gebondenheid. Het misbruik, dat althans ten opzichte der Vrijmetselarij, van de meeningsvrijheid wordt gemaakt, is niet vereenigbaar met juiste be grippen ten aanzien van die openbare orde; dit misbruik is onvereenigbaar met hetgeen de betamelijkheid en de zorgvuldigheid, beiden 65. Dat was den brave man te veel. „Wacht maar, dievenpak, ik zal jé leeren, mijn appels te stelen!" riep hij. Hij holde naar de keuken greep een emmer, vulde dezen aan de pomp tot aan den rand met water en sloop toen, den emmer voorzichtig voor zich uit houdend, op z'n teenen naar de schutting. 66.1n dien tusschentijd had de veldwachter besloten, voorgoed een eind aan de zaak te maken. Hij maakte eerst een diepe kniebui ging en veerde toen als een kangoeroe omhoog, pakte Joosje bij z'n middel en trok hem in één ruk van den tak. Rompeldebompel rolden de laatste appeltjes, die nog aan den boom hin gen, op den grond. 't Zonnehuis. Vele jaren geleden, toen Mr. G. K. van Ho- endorp. als Commissaris der Koningin, af trad. gingen al enkele stemmen op voor een nieuwe Commissaris-woning. Zeer zeker had het groote huis aan de Nieuwe Gracht alle staatsie voor een dergeijk verblijf, maar mo dern was het niet meer. Toen stelde men zich tevreden met deze ambtswoning, waarin dan ook Z.Exc. Mr. Dr. Roëll nog woont. Lang zal dit niet duren, want de Villa ,,'t Zonnehuis" aan de Paviljcenslaan te Haarlem zal in de toekomst dienst doen als ambtswoning van den Commissaris der Koningin in Noord-Holland. Wanneer dit zal ingaan? De woning grenst onmiddellijk aan het Gou vernementsgebouw of Provinciehuis, waarin de Griffie is gevestgd en waar de vergaderingen der Provinciale Staten plaats hebben. Het is een groot, keurig gebouwd heerenhuis met ge- pleisterden voorgevel en zou wat grootte be treft een zeer goed effect maken als „het huis" van een buiten. Ons lijkt het een ge bouw toe van niet ouder dan 40 jaar, hoog stens 50. Het ligt aan de Paviljoenslaan naar den Kleinen Houtweg toe. Het heele rijtje huizen hier is van jongen datum. De naam Paviljoens laan herinnert natuurlijk aan het Paviljoen Welgelegen, terwijl de grond een deel is vaD de Baan, maar niet van wat wij nu als de Baan kennen, maar de Baan, het Speelveld, gegeven door Hertog Albrecht van Beieren. We zullen hier niet het handvest in extenso copieeren. Iedereen kan het ten archieve vin den in het Handvestenboek. Wij ontleenen daaraan: Aelbrecht, bij Godes genade Palentsgrave op den Rijn eiiz. doen' kond allen luden, dat wij aengesien hebben menigen truwen dienst, die ons onze lieve ende getruwe stede van Haer- lem gedaan hebben ende noch doen sullen, ende hebben hem fde stad) gracie gedaen en gegeven die Baen, die lelt buiten den Houtpoirt van Houtwaut, dat die bliven zal leggende tot eenen Speelvelde, zonder eenich ander oirbaen daer op te doen, ten ewigen dagen, also groet en alss cleln als zij nu ter tijd daer leit". Die brief werd te 's Gravenhage geschreven 20 Februari 1389. Omdat nog een restantje van het terrein n.l. tot aan de trambaan, Kinderspeelplaats is meent men dat de heele Baan nX van de Baan af tot hier, alleen als zoodanig was ge geven. Dat is niet het geval. De historieschrij ver Allau meent, dat het terrein meer ten dienste van meer bejaarde lieden was geschon ken. Als de historicus Ds. S. Ampsing over de Baan spreekt, zegt hij o.a.: Of spelen op de Baen, met p\jl, of kloat, of bal, Een yder dat hem lust en naer zijn welgeval. In elk geval zien we daaruit, dat in Ds. Amp- sings tijd men er zich vermaakte met boog schieten, kaatsen, balslaan, enz., enz. Evenwel was reeds in het la*iet der 1.5e eeuw, een deel van de Baan afgenomen voor weidegrond. Het gras-ge r--s we-d verhuurd ten voordeele van de Sint Bavokerk. Koning Lódèfvijk Napoleöh van Holland kocht in 1806 het Paviljoen Welgelegen. De tuin was wat ondiep, (nog te zien aan het hek achter het brongebouwtje) en toen werd de Baan aan 's Konings erf getrokken. Er zou een plantentuin komen, maar alles viel in duigen, toen Z. M. in den nacht van 2 op 3 Juli 18J.0 ons land verliet. Eerst in 1832 werden de lemie- ten tusschen Rijk en Gemeente weer vastge steld, de Baan kwam los van het park. Men maakte er een groot grasveld van'. Eenige plekken groen van het Frederikspark herinne ren er nog aan. De Koekamp ziet men her haaldelijk op oude afbeeldingen. Vroeger vond men (toen de Groote Houtpoort bij het Ver- walft stond) het was voor de kinderen te ver om te spelen en nu wordt het zachtjesaan daar bij 't Zuidelijk deel toch centrmn. Van G. J. BETTINK, Al ruim 24 jaar Uw goede en billijke hulp bij: VERHUIZING SCHOONMAAK GASTEN ZIEKTE voor verzorging Uwer maaltijden. Geen lidmaatschap. Ook bezorging in de buitengemeenten. BAKENESSERGRACHT No. 27, TEL. 14393 TEL. 1439S en won 19 partijen, verloor er slechts 4, terwijl 9 remise werden. De duur van de blindséance was 12% uur! Beroemde blindspelers vóór Dr. Aljechin waren: Louis Paulsen (18331891), die in 1857 te New York 5 partijen en Paul Mor- phy (18371884), die in 1858 te Parijs 8 partijen blind speelde. Harry Nelson Pillsbury (1872—1906) speelde in 1902 te Moscou 22 partijen. Richard Réti (1889 1929) in 1928 te San Paulo 29 partijen en de tegenwoordige Belgische Kampioen G. Kol* tanowski (Antwerpen) in 1931 te Antwer pen 30 partijen zonder naar het bord te Zien. Reeds in 1925 speelde Dr. Aljechin 28 par tijen blind in zijn tegenwoordige woonplaat3 Parijs. Zooals men weet is hij in Frankrijk ge naturaliseerd. J S3. OPLOSSING No. d2, d7, onmibare elementen in het maatschappelijk eischen. Daarom wendt het de openbare orde, in leven onafwijsbaar Hoofdbestuur zich tot 67. Floep! Op 't zelfde oogenblik, dat de veldwachter Joosje op den grond zette, kwam er een complete stortzee over de schutting precies op het hoofd van dien armen veldwach ter! Dadelijk daarop volgde een tweede vloed golf, daar baas Pruimepit blijkbaar z'n em mer niet in ééns leeggegoten had. Je begrijpt, dat Joosje van de gelegenheid gebruik maakte om het hazenpad te kiezen! 68. Heelemaal buiten adem kwam hij thuis. Daar vond hij z'n vriend Pietje al; Hektor was namelijk regelrecht naar huis gehold. „Kijk m'n schoenen eens", zeide Pietje, z'n been oplichtend. Joosje keek. Inderdaad, de halve zool hing er los bij! „Jongejonge", zei Joosje, „wat heb jij 'n zwarte voeten!" Maar toen be dacht hij zich, dat Pietje een neger was! U met het verzoek het wel daarheen te willen leiden, dat het aanhangig wetsontwerp in dien zin zal worden begrepen en toesenast, dat, in het belang der openbare orde, de Orde van Vrijmetselaren of andere groepen van vrijmet selaren tegen beleediging in het openbaar wor den gevrijwaard-. Met de meeste hoogachting. Namens het Hoofdbestuur, w.g. H. van Tongeren, Grootmeeester. w.g. A. F. L. Faubel, Grootsecretaris, „Wij kennen tal van eerbiedwaardige Neder landers, die op de hoogte van het geestelijk zedelijk en maatschappelijk streven dezer vrij metselaren, zich ergeren aan de kuiperijen en de schimpende taal, waaraan ook hier te lande vrijmetselaren, in de laatste jaren wel eens bloot staan. Onstichtelijk zijn die schrijverijen zeker. Voor zoover wij weten streeft de vrij metselarij naar eenheid van maatschappij én enkeling zonder zich daarbij te laten leiden door dwang, van buiten en leert zij in den strijd om het bestaan de vrije zedelijke per soonlijkheid tot haar recht te doen komen in een zoeken naar die waarheid die vrij maakt door binding aan het allerhoogste. Door ri tualen, lithurgie en symboliek wekt ze op tot devotie. Het schijni dat sommige geestelijken van oordeel zijn, dat dit alleen mag geschieden op de wijze die hun bepaald kerkgenootschap voorschrijft. In Nederland heeft altijd voor ieder burger de vrijheid gegolden om zalig te werden op zijne wijze en dit zal hier wel altijd zoo blijven. Daarom lijkt het wel nuttig, dat, het bestuur dezer geestelijke groep dui delijk te kennen geeft dat ook zij zich niet in een hoek laat dringen'. SCHERTSPROBLEEM (Ci. Göller). Stand der stukken: Wit: Kei, Ddl, Tal, Thl. a2, b2. c2, e2, f2, g2, h2. Zwart: Ke8, Dd8, Ta8, Th8. al. b7. c7, e7, f7, g7, h7. Gevraagd was, in hoeveel zetten men dezen stand kan opbouwen, beginnende bij de nor male aanvangsstelling. Zulks kan in 12 zet ten, als vo-lgt: 1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. Pf3g5, Pf6—g4; 3. Pg5—e6, Pg4e34. Pe6Xf8, Pe3Xfl; 5. Thlxfl, Th8Xf86. Tfl—hl, Tf8—h8; 7. Pblc3, Pb8c68. Pc3—a4, Pc6—a5; 9. Pa4b6, Pa5—b3; 10. Pb6Xc8, Pb3xcl; 11. Tal X cl, Ta8Xc8; 12. Tel—al, Tc8a8. PROBLEEM No. 427. J. T. Kouwenhoven, (1851—1921). Mat in twee zetten. Stand der stukken; Wit: Ka7, Dal, Td2. Lh5, Pe8, Pg5, c3, g3. Zwart: Ke5, Lgl, a3, d4. PARTIJ No. 195. Zevende matchpartij, gespeeld te Freiburg 20 April 1934. Wit: Zwart: E. Bcgoljubow, Dr. A. Aljechin, (Triberg). (Parijs). Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schaakredacteur, BLOEMENDAALSCHE- WEG 42, BLOEMEND AAL. PROBLEEM No. 426. A. F. Arguelles (Barcelona). Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kd2, Dd4, Td5, Tel, Lb4, Le2, PbS, Pc6, f4. Zwart: Ke6, Dg2, Td6, Lf8, Pg7, f6, f7 Dit probleem werd met den eersten prijs hekroond in een wedstrijd van „II Problema' f1932). BEROEMDE BLINDSPELERS. Het wereldrecord voor blindspelen staat op naam van den wereldkampioen, Dr. A. Alje chin (Parijs). Hij speelde den 25sten Juli 1933 in Chicago 32 partjjen, tegelijkertijd zon der naar het bord te kijken, zoogenaamd blind, AAN GEN OMEN DAMEGAMBIET. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 10. 11. 12. 13. d7d5 d5Xc4 Pg8—f6 c7c5 e7e6 a7a6 Pb8a6 b7b5 10. Lc4d3 voortzetten. c5c4 Pc6b4 Pb4 X c2 Lc8b7 wilde d2d4 c2c4 Pfl—f3 e2e3 LflXc4 0—0 Ddl—e2 Tfl—dl De Flohr-variant. 9. Lc4b3 Op 9. d4Xc5, Dd8c7; Dr. Aljechin met Fe6—1b4 9 Lb3c2 a2a3 Dc2Xc2 Pbl—c3 Dreigt e3e4 met overwegend spel. 1 3Pf6d5! 14. Pc3e2 Na 14. e3e4, Pd-5Xc3; 15. b2Xc3, Lf8—e7 zou Wit geen voldoende compensatie hebben voor het vijandelijke Looperpaar. 1 4Pd5—f6! Verhindert e3e4. De strijd om deizen zeer gewichtigen zet leidt tot een dood punt. 15. Pe2—c3 Pf6d5 16. Pc3e2 Pd5—f6 17. Pe2c3 Pf6—d5 Remise. Nadat de 26e partij met remise geëindigd was, behoorde de match om het wereldkam pioenschap wederom tot het verleden. Dr. A. Aljechin won 8 partijen, verloor er 3 en maakte 15 partijen remise, zoodat hij met 15% punt de match won en zijn titel behield. Wat wij vooral in dezen wedstrijd hebben kunnen bewonderen, is de onuitputtelijke schepping van nieuwe, ongewone varianten in de opening door den wereldkampioen. Hjj on dernam de stoutste aanvallen in het Midden spel en zijn buitengewone kracht en volhar ding in de verdediging waren zeldzaam. Bo- goljubow verdient niet minder bewondering voor de wijze waarop hij den wereldkampioen, reeds in de opening voor problemen plaatste. Elke uitdaging in de partij nam hij aan met grooten moed. De moeilijkste middenspelen wist hij te beheerschen, terwijl hij een kunstenaar is in het opbouwen der partij. Daartegenover stond helaas zijn plotseling ineenstorten op menig oogenblik, als ware zijn wil in tech nische gedeelten in eens verlamd. En toch...... een prachtig schaaksteekspel om niet te ver geten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1934 | | pagina 3