Wy geven als St. Nicolaas surprise LEEKDAMS GLASWERK
TWEEDE BLAD
Weil. J. HOFHUIS
SIGH, SSOARSTTIN, PIJPER, TftBAK
Fa. v. VASTENHOVEN
Ostadestraat 4
Telefoon 10443
Sinds 189$
Haarl. Goöp. Diner-Ter.
inior,
Losse Blaadjes.
In afwachting.
Brokjes Levenswijsheid.
Surprises.
Inwijding.
Uii de Redactie-kamer.
SCHAAKRUBRIEK
Teleï. 233253
f
5-ietters
gd!
Gram
Ct$.~
B
L1307
jsi
m
-i
m
3>
O
m
00
35,
RICHTING
JHT 1902.
rdam, met
:n van het
1 tot debat
rerdere bg-
iterstaande
HAAR
JLTJE"
V.) zal op
precies, m
nctaal, met
geven van
bedrijven
lg van dit
succes is
sn tekort),
l" van dit
atsen zoo
voiie zaal
het Jeugd-
De straten zijn vol kijkers,
Die kopers willen zijn,
Want 't Sinterklaasfeest nadert
Tot vneugd' van groot en klein!
't Portret van Sinterklaasje
Staart overal ons aan.
In ied're etalage
Zie 'k mooie dingen staan.
De jeugd zingt oude liedjes;
Hoe popelt 't kinderhart.
Want niemand van de kleinen
Denkt ernstig aan de gard!
De oud'ren zijn in actie!
Surprises moeten klaar;
Een leuk Sint-Niklaasriimpje
Vermaakt de ganse schaar.
Zo breekt al gauw de avond
Van 5 December aan,
Waarop ontelb're schoentjes
Weer bij de schoorsteen staan.
Al beeft des Bisschops buidel
Dit jaar geen groot gewicht,
De kindi:ren vergeten
Dat doet hij niet zo licht!
(Nadruk verboden)
een te sterk bewijs van gebrek aan liefderijk
inzicht zjjn.
Een onschuldiger euvel, maar toch ook aan
onnadenkendheid te wijten, is, dat men zijn
kind met waardeloos speelgoed afscheept. Er
bestaat geen grooter leed dan te moeten kleu
ren met verf die niet afgeeft, te moeten tim
meren met een hamer die ombuigt, op hang
papier te schrijven, met een kruiwagen te wer
ken, die onder de eerste bevrachting bezwijkt.
Het onschuldigste Dog ziin de goedbedoelde
surprises van suikerwerk, die sprekend op een
appel of een stuk worst gelijken. Toch verra
den dergelijke fopperijen ook een ontoereikende
belangstelling voor het gevoelsleven van het
kind. Want men geeft toch geschenken om plei-
zier, maar niet om verdriet te doen. En er is
geen verdrietiger ervaring dan te bijten in iets
dat anders smaakt dan men had verwacht.
Als men een dozijn papieren en doozen moet
uitpakken en van het kastje naar den muur
moet loopen om eindelijk het begeerde voorwerp
machtig te worden, dan is dit een beproeving
van bet geduld maar het blijft een gezonde
sport. Zelfs als er tenslotte in het pak niets
dan een rauwe aardappel zit, kan het slacht
offer zelf hartelijk meelachen om deze grap.
Maar een appel wekt bepaalde verwach
tingen. Als men in den appel bijt en men proeft
marsepein, of men bijt in een bonbon en men
proeft zeep, dan heeft men reden om nijdig te
worden. Marsepein is een heerlijke lekkernij
en een appel een even kostelijke versnapering.
Maar als men de een voor den ander houdt,
wordt men van beide onpasselijk. Er ligt in een
dergelflke verwisseling iets weeïgs, dat ver
want is aan het gevoel dat men krijgt bij het
aanschouwen van travestie.
Ook de heerlijkste heerlijkheden eischen ieder
haar eigen vorm en plaats. Een kind voelt
zich evengoed als een volwassene bedrogen,
wanneer men door een dergelijke verwisseling
het verwachte geluk bedelft. De groote kunst
ifj ook in zijn surprises fijngevoelig te blijven!
H. G. CANNEGIETER
Sinterklaas is niet alleen de heilige van de
weldadigheid maar ook van de vindingrijkheid.
Hij scherpt het vernuft en prikkelt de verbeel
ding. Het is voor menigeen moeilijk, iets nieuws
te bedenken. Het geven van geschenken -is een
gave, gelijk elke andere. Er bestaan te dezen
opzichte talenten en brekebeenen. Maar iede: i
naar vermogen doet toch zijn best, voor zijn
verwanten en vrienden iets toepasselijks te ver
zinnen.
Eigenlijk is het toch ook weer de liefde, dia
vindingrijk maakt. Men moet zich moeite ge
ven, om een geschikt en aardig cadeau uit te
zoeken. Met een ontdekkingstocht naar den
winkel komt men niet klaar. Daaraan vooraf
moet een andere ontdekkingstocht gaan. Om
iemands wenschen en behoeften te raden, moet
men zich heelemaal in hem kunnen verplaatsen,
z'ch heelemaal in zijn persoonlijkheid en om
standigheden kunnen verdienen. En dat kan
men alleen als men liefheeft. Het oog der liefde
ziet scherp.
Sinterklaasdag is een beproeving van onze
liefde. Lukt het ons niet, juist datgene te vin
den, waarmee wij onzen huisgenoot of vriend
waarlijk zouden verblijden, dan is dit een be
denkelijk teeken voor onze gevoelens te zijnen
opzichte. Het geschenk is de toetssteen van
onze genegenheid, de graadmeter voor onze
belangstelling. Sinterklaas is de strenge exami
nator, die ons proefwerk opgeeft in het mooiste
en moeilijkste vak van het leven: de kunst van
liefhebben. Ach, hoe weinigen verstaan die
kunst, hoe velen zakken voor dit examen!
Men maakt het zich vaak te gemakkelijk en
vergenoegt zich met een onverschillige greep
uit den voorraad, welke de winkels tentoon
stellen. Met een massa-artikel moet onze uit
verkorene zich tevreden stellen, met een banaal
voorwerp zonder persoonlijk cachet.
De winkeliers komen hun klanten bereid
willig tegemoet. Ook voor menschen, die zelf
de gave der fantasie missen, hebben zjj raad
gevonden. Dat is de surprise, welke de aardig
heid van <le verrassing brengt.
De fabrikanten hebben op dit terrein heel
wat vindingrijkheid geopenbaard, en het is ai-
leen jammer, dat aan den Sinterklaasavond
het winkelen moet voorafgaan, want daarbij
heeft men reeds kennis gemaakt met al die
vaak geestige vondsten, welke men op het
feest zelf als een fopperij in ontvangst zal
moeten nemen. Men moet dan een gezicht trek
ken, of men ten hoogste verbaasd of geïnteres
seerd is, maar haar doel heeft de surprise ge
mist.
De voorbereiding van het Sinterklaasfeest
voor volwassenen is moeilijker dan voorzoover
zij de kinderen betreft. De volwassenen kennen
alles, bezitten alles, begrijpen alles. Maar de
verlanglijst van kinderen is nog oneindig lang.
Daarom maken de ouders, ooms en tantes van
de kmdergeschenken minder werk dan van de
cadeaux aan volwassenen. Een kinderhand is
gauw gevuld, denken zij.
Helaas, hoe verkijken zij zich op het kind!
Ook in het kind moet de liefde zich verplaatsen,
zich verdiepen. Maar al te veel nog blijkt de
genegenheid voor kindeken van oppervlakkigen
aard. Anders zou men zorgvuldiger zijn met
zijn geschenken.
Ik spreek nu niet over oorlogsspeelgoed,
want ik zou het een beleediging voor mijn le
zers achten als ik van hen nog veronderstelde,
dat ze hun kleuters tinnon soldaatjes of nage
lt, r akte revolvers cadeau'zouden doen. Dat zou
Een Sinterklaasvertelling
door
H. G. CANNEGIETER
(Nadruk verboden.)
Zoo stonden ze dan eensklaps voor het
moeilijke opvoedingsprobleem: „Zullen we 't
haar vertellen of niet?"
Hun kleine Fientje was een gevoelig meiske
en zeer vatbaar voor angst. Zorgvuldig ont
hielden ze het kind de kennismaking met de
bekende sprookjes vol gruwelen. Maar moeilijk
konden ze haar den omgang verbieden met
buurtgenootjes, die de schattigheid zelf waren,
maar die niettemin een boosaardig genot don-
den in. bangmakerij.
Dag aan dag kwam Fientje thuis met een
zorgelijk gezichtje, want Truus had haar ver
teld, dat er 's avonds booze mannen in 't don
ker loopen, die de kindertjes van hun bed
rooven en meenemen naar het bosch. Of Ag-
niet had gezegd, dat er een duivel is. die je
hartje zwart maakt ais je jokt, en dit was
heusch waan, want Agnietje had het van haar
grootmoeder zélf. Of de draden van de electri-
sehe tram konden neervallen en als ze je raak
ten, dan was je dood. 'Of nog erger: als 't
onweerde kwam er brand. Of het allerergste:
er zou oorlog komen en dan werden alle men
schen dood gemaakt.
Vaak riep Fientje, als ze 's avonds in bed
tog, om Moeder, want dan was ze zoo bang
En 's nachts droomde ze eng en dan kon ze
niet weer in slaap komen.
En nu kwam Sinterklaas. Elsje zei, dat hij
met zijn paard over de daken reed, en hieraan
moest Fientje maar aldoor denken, wanne:
Moeder haar naar bed had gebracht. Als het
dak nu eens niet sterk genoeg was om zoo'n
paard te dragen? En dat paard zakte eens
door het dak en kwam met zijn hoeven juist
boven op haar bedje terecht! Van elk geluid
schrok Fientje, als ze aan die mogelijkheid
dacht.
Marie had gezegd, dat haar broer, die al op
school ging. Sinterklaas in de stad was tegen
gekomen met Zwarte Piet. En Zwarte Piet
bad den zak bij zich, waarin hij stoute kin
deren stopt. En Fientje was eiken dag stout:
ze zeurde met het aankleeden, kwam niet da
delijk als Moeder haar riep om te eten en ze
was gister brutaal tegen Moeder geweest. Ze
zou vast in den zak moeten!
Zoo was Sinterklaas een nieuwe bedreiging
en de lekkernijen, die Fientje eiken morgen
in haar schoen bij den haard vond, wogen niet
cp tegen de angsten, welke het paard en de
zak haar eiken avond berokkenden.
Derhalve besloten Vader en Moeder haar m
te wijden. Vader had, -afgezien van. het
angstwekkende, toch al een bezwaar tegen
die Sinterklaas-voordengekhouderij, want deze
ondermijnde het vertrouwen in de ouders. Als
zij eenmaal zouden moeten bekennen, dat ze
het kind maar wat op de mouw hadden ge
speld, zou dit, scherpzinnig al het was, al
licht de gevolgtrekking maken, dat gewichti
ger en heiliger waarheden tenslotte eveneens
slechts fopperij zouden blijken te zijn.
Aldus kwam op den laatsten dag van No
vember het hooge woord er uit: er bestaat
geen Sinterklaas. Hg heeft vroeger bestaan;
't was een man, die erg lief voor de men
schen was en die in den kouden winter de
armen, stilletjes allerlei dingen in huis bracht.
waaraan ze behoefte hadden. En omdat dit
zoo mooi van hem was, volgen wij op zijn
verjaardag zijn voorbeeld en doen dan net als
hij tijdens zijn leven gedaan heeft. Ter her
innering aan zijn goede daden verkieeden de
menschen zich dan als Sinterklaas en zijn
knecht en brengen zij de kinderen geschenken.
„Je hoeft dus niet meer bang te zijn voor
dat paard, want dat is maar een grapje net als
die zak waarin Zwarte Piet de kinderen stopt."
Maar Marie's moeder heeft toch zélf ge
zegdwierp Fientje tegen met een be
trokken gezicht.
„Luister eens, Fientje, je moet er met Mario
er, met je andere vriendinnetjes maar niet
over praten. Dit blijft een geheimpje tusschen
ons beiden. Later zegt Marie's moeder het
ook wel aan Marie, maar jij moet het haar nu
niet vertellen, want dat zou niet aardig zijn
voor haar moeder. Want moeders hooren zoo
iets aan haar kinderen te vertellen. Doe dus
tegenover Marie en Truus en Agnietje maar
net, of je nog aan Sinterklaas gelooft. Zullen
we dat afspreken?"
„Fientje. je hebt je schoen nog niet opge
zet!", zei Vader, toen zijn dochter hem wel
ie rusten gewenscht had-
Fientje bromde wat en liep norsch de kamer
deur uit. Vader riep haar terug.
,,Zei je wat, Fientje?"
Er bestaat immers geen Sinterklaas!",
mokte ze.
.Hoor eens, Fientje", zei Vader en trok haar
op zijn knie. „Daarom kunnen we 't spelletje
van Sinterklaas toch wel spelen? 't Is toch
een mooi spelletje! Je speelt toch ook wel
vader en moeder met je poppen. En dan zeg
je toch ook niet: 't zijn maar dingen van
hout? En je hebt toch ook wel pleizier gehad
om die jongens, die hier laatst aan de deur
kwamen, als Sinte Maarten verkleed? En
toen je de vorige week mee mocht naar de
kindervoorstelling, wist je toch ook wel, dat
die kabouters op het tooneel geen echte ka-
bcuters waren, maar schoolkinderen? Je zei
immers zélf, dat de broer van Marie de koning
der dwergen was. Nou. en je hebt het toen toch
r.et zoo mooi gevonden, of 't echte dwergen
waren geweest. Zet dus je schoentje maar
gauw op, en dan zullen we eens afwachten,
wat er morgen weer inligt."
Met een pruilerig gezitht zette Fientje haar
schoen bij den baard. Maar het versje wilde
haar niet over de lippen komen.
Toch was ze den volgenden morgen be
nieuwd, en ze sloop, evenals vorige dagen, nog
in haar ^nachtpon de trap af om haar dage-
lijksch geschenk in ontvangst te nemen. Haar
gezichtje klaarde op, toen ze een prachtigen,
glanzend groenen kikker vond, die met choco
lade gevuld bleek te zijn.
Marie's moeder bad haar meegevraagd naar
de stad, waar m ow i'unohroom Sinterklaas
en zijn knecht te gast 'zouden komen.
„Vind je 't niet eng?", vroeg Marie. „Ik wel,
zeg! Als hij ons nou eens een hand wil geven,
of in die akelige zak wil stoppen."
Fientje glimlachte geheimzinnig en zei
mets. Maar ze wou eigenlijk wel, dat ze ook
zelf nog aan Sinterklaas geloofde, 't Was toch
wel prettig, zoo'n beetje griezelen.
„Zeg, wil ik je eens wat heel geks vertel
len?", fluisterde Marie haar onderweg in het
oor. „Mijn broer zegt, dat de jongens op school
zeggen, dat Sinterklaas niet bestaat. Moeder
was zoo kwaad op hem, toen hij dat vertelde.
Stout van die jongens, hè?"
„Sinterklaas bestaat wèl!", zei Fientje snib
big. En ze was óók kwaad op die jongens-
In de lunchroom was het vol moeders met
kinderen. En allemaal kregen ze van Sinter
klaas een hand en van Piet een suikerbeestje.
Fientje nam Sinterklaas met scherp onder
zoekende oogen op. Maar toen hij haar een
band gaf, voelde ze een rilling door haar
lichaam gaan. En het suikerbeestje van Piet
liet ze van bedremmeldheid vallen.
Op den terugweg moesten ze in een drukke
winkelstraat wachten, omdat er een opstop
ping was. Alles keek uit, moeders tilden haar
kinderen op, opdat ze beter kenden zien,
want Sinterklaas kwam voorbijrijden. In een
versierde auto passeerde hij, met Piet aan zijn
zij- Hij groette de kinderen en dezen riepen
hoera!
Maar het ontging Fientje niet, dat deze
Sinterklaas er anders uitzag dan straks in de
lunchroom, en dat Piet veel kleiner en mager
der was dan de zwarte reus van daarnet. Ze
vond het niets prettig en kwam ontstemd
thuis.
Daar vond ze Moeder druk in de weer. Ze
scharrelde met touwtjes en doozen en pak
papier.
„Wil je me helpen?", vroeg Moeder haar.
„Waarmee? Wat ben je eigenlijk aan het
doen?"
„Ik heb allerlei aardige dingen gekocht en
die ga ik nu inpakken. Want Sinterklaas moet
toch ook bij Oma komen. Je weet, dat Oma
altijd zoo'n last heeft van koude vingers en
nu zitten hier in dit pakje een paar heer
lijke wollen handschoenen. Maar nu moeten we
er nog een versje bij maken."
,„Een versje?"
„Ja, een Sinterklaasversje. Dat zal Oma
aardig vinden. Hier heb ik al iets:
Oma, als je uit wilt gaan
Trek dan warme wanten aan,
Die van wol mooi zijn geweven,
Sinterklaas wil ze je geven."
„Heb je dat zélf gemaakt, Moeder?", riep
Fientje bewonderend uit.
Ja, maar wis moet het Oma nu brengen?
Als ik het zelf doe, is er niks aan, vind je
niet? Maar ook daarvoor heb ik al iets ge
vonden Ik heb neef Albert gevraagd, je weet
wel, die student die altijd zoo wild met je
spielt, of die als Sinterklaas verkleed bij
Oma wil komen. Hij -heeft een vriend, die ge
knipt is voor Zwarte Piet-. Dan zal ik er zelf
ook naar toe gaan, om te kijken wat voor ge
zicht Oma trekt. Zou je mee willen?"
„Hè-ja-ja-ja!", riep Fientje. „Wat zal dat
grappig wezen. Wanneer gaan we? Strak
jes ai?"
„Welnee kind! Dat doen we immers op den
verjaardag van Sinterklaas zélf; dus nog een
paar nachtjes slapen."
,Zeg Moes, ik zou Oma ook wei wat willen
g-cven. Weet jij iets, wat ze prettig zou
vinden?"
,Ze wou graag een nieuwe portemonnee.
Zullen we die morgen samen gaan koopen?"
„En dan brengen we dat ook bij neef Albert?
Dan kan hij dat óók geven, als hg voor Sin
terklaas speelt. Zeg, Moes, zei je laatst
niet, dat de echte Sinterklaas, toen die nog
leefde, altijd stilletjes naar arme kinderen ging
om die wat lekkers te brengen? Kunnen we
dan ook niet wat voor de axme kinderen koo
pen en neef Albeit vragen, of hij dat ook stil-
eg'es bij hen wil brengen?"
,Kind, dat vind ik een pracht-idee. Maar
wat zullen we voor de arme kinderen koopen.
Bedenk jij maar eens wat, als je vanavond m
je bed ligt. We hebben den tijd nog tot morgen."
gebeld werd en, na wat gestommel in de ves-
ip
Toen Fientje 's avonds onder de dekens ge
stopt was, kon ze niet dadelijk in slaap komen.
Ze moest al maar dingen bedenken, die arme
kinderen prettig zouden vinden. Maar aan het
paard, dat door het dak zou zakken en aan
den zak van Zwarte Piet dacht ze niet.
Met spanning za-g ze den Sinterklaasavond
tegemoet. Ze was geheel vervuld van de pret
c!.ie haar stond te wachten. Maar toen de taxi
voorstond, waarin Vader en Moeder haar naar
Oma zouden meenemen, vond ze dit uitstapje
toch wel een beetje eng.
Ze had weinig aandacht voor de verhalen
van Oma en voor de aanhalingen van de tan
tes en ooms. Ze was blij, dat er nog een stuk
of wat kinderen van de partij waren, al waren
deze neefjes en nichtjes ouder dan zij. Maar
ook bij hun spelletjes was ze verstrooid. Ze
wachtte al maar door op de groote gebeur
tenis.
Een schok ging haar door de leden toen er
gebeld werd en, na wat gestommel in de ves
tibule de deur van de kamer wijd werd open
gedaan. Daar bad je Sinterklaas, in vol ornaat,
veel mooier en deftiger dan de Sinterklaas uit
de luchroom, en daar had je den joligen nik
ker met een gebloemden zak vol doozen en
pakjes. Fientje was geheel onder den indruk.
En geen oo-genblik heeft ze tijdens d-it hoog
eerwaardig bezoek aan neef Albert gedacht,
ook niet, toen ze een paar uur later thuis op
haar bedje lag, omringd door den overvloed
van geschenken, het eene al mooier dan 't
andere.
Prof. R. P. van Calcar (Leiden) is mede
werker geworden aan de Telegraaf. In opvol
ging van prof. Storm van Leeuwen Hij
schrijft vlot en wat hij zegt is soms belangrijk,
In het ochtendblad van Zondag 25 Nov. j.l.
bespreekt hij nut en gevaar van celstraf. De
geleerde werkt er, de lijder aan engtevrees
wordt er voor zijn leven ongelukkig. Bij toe
passing van straf mag de rechter dus niet
nalaten een onderzoek in te stellen naar de
persoon van den dader. Prof. van Calcar
maakt echter een slecht figuur door de wijze
waarop hij zijn overleden collega Bolland be
spreekt. Bolland zou hebben geleken op Hitier
door het houden van donder-reden. Beiden
zouden denzelfden afkeer hebben gehad van
.de vredesvoorwaarden" en „de Staatsrechte
lijke instellingen". „Bij beiden ook het zoeken
naar de verantwoordelijkheid bij het Joden
dom". Zooveel woorden, zooveel onwaarheden,
Het donderen van Bolland had niets van de
schreeuwpogingen van den duitschen dema
goog. Bolland was een geleerd, fijngevoelig,
geestdriftig maar innerlijk beschaafd en wijs
man. In groote trekken genomen, was hij
conservatief, minnaar van het gezag, dat hij
openlijk eerbiedigde ook al kwam het van hem
niet bevriende zijde op hem af. Als milicien
werd hij tot kruiwagenstraf veroordeeld om
dat hij zich vergreep aan een meerdere die
in zijn tegenwoordigheid min handelde tegen
over een zieligen mindere, niet omdat hij iets
nad tegen het gezag".
Ook tegen straf revolteerde Bolland niet,
noch in de prakijk als jongeling, noch als
philosoof (prof. van Calcar schrijft: phyio-
soof!) in zijne beschouwingen.
Straf, op zich zelf z.i. verkeerd als leed toe-
orengend noemt hij rechtmatig als in de
samenleving onvermijdelijke vergelding. Aan
de straf verinwendigt zich volgens hem de
geest van het recht (laat ons zeggen: bij den
dader) tot een gevoel van plicht, dat als „ge
weten" spreekt. En met instemming haalt
Bolland ergens Hegei's uitspraak aan, dat „de
haat tegen de wet is het sjibböleth, waarin
de dweepzucht, de zwakhoofdigheid en de
huichelarij der goede bedoelingen, zich te ken
nen geeft en onverschillig welk gewaad zij
omdoet, openbaart wat zij is". Socrates was
niet de laatste wijze, die het hoofd boog voor
de wet. Bolland heeft nooit anders gedaan. Het
is zijne nagedachtenis aantasten het, zooais
deze oud-collega doet, te doen voorkomen
alsof Bolland een soort revolutionair dema
goog was.
Bij de
hebben de verbruikers steeds vrijen toegang
tot het bedrijf en de magazijnen.
Alleen dan heeft U waarborg
voor bereiding en kwaliteit.
Bestelt das daar Uwe maaltijden
Levering tegen kostprijs Prospectus
op aanvrage.
BAKENESSERGRACHT 27 TELEF. 14393.
Oplossingen, bijdragen, enz., te richten aan den
Schaakredacteur, Bloemendaalscheweg 42, Bloe-
mendaal.
PROBLEEM No. 444.
H. L. Schuld,
(1875—1920).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ka7, Dg8, Td4, Lal, Pd8, Ph6, 06.
Zwart: Ke5, Tf4, Tf5, f7.
Dit probleem verwierf een eervolle vermel
ding in een wedstrijd van „Western Daily Mer
cury."
PARTIJ No. 204.
Gespeeld in het tournooi te Linz, 6 Septem
ber 1934.
Wit. Zwart.
G. Kump. G. Eibensteiner
GEWEIGERD DAMEGAMBIET.
1. d2d4 Pg8—f6
2. c2c4 e7e6
3. Pbl—o3 d7~d5
4. Lelg5 c7c6
5. e2e3 Pb8—<J7
6. Pgl—f3 Dd8a5
7. Lg5xf6 Pd7 X f6
8. Pf3d2 Lf8b4
9. Ddl—c2 0—0
10. a2a3 Tf8e8
11. Tal—cl Lb4xc3
12. Dc2Xc3 Da5Xc3
13. Tclxc3 e6e5
14. d4Xe5 Te8xe5
15. Lfle2 Lc8—f5
16. f2—f3
Een groote verzwakking.
1 6Ta8e8
17. g2g4
Beter was 17. Pd2—fl, d5—d4; 18. Tc3—b3.
1 7d5—<34!
18. Tc3b3 Lf5c2!
19. e3e4 Lc2xb3
20. Pd-2 x b3 Pf6Xc4!
Opgegeven.
Aan dit tournooi, waarin de eerste en tweede
prijs gedeeld werden door Prof. Becker,
(Weenen) en Eliskases (Innsbruck), elk met
11 punten (uit 13 partgen), werd ook deelge
nomen door de Nederlandsche hoofdklasse
spelers Dr. v. Doesburgh (Bussum) en Th. de
Jong, (Winterswijk). De meester H. Miiller
(Weenen) verwierf den derden prijs, terwijl de
Jong den vierden prijs behaalde met 8 punten.
Verder ontvingen Dr. Gruber, Dr. v. Doesburg,
Schenk en Eibensteiner nog prijzen in den vorm.
van boekwerken (de eerste drie 7% punt, de
laatste 7 p.)
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE
(Dr. H. Neustadth)
1862—1909.
Stand der stukken:
Wit: Kf2, Dg8, Le4.
Zwart: Kd2, Del.
1. Dg8d5t, Kd2c3! (op 1
cl wint Wit door 2. Dd5c5t, Kcl—
b4t, Kb2—cl; 4. Kf2—el, enz.); 2,
Kc3b33. Le4—d5f, Kb3—b2; 4.
Kb2bl5. Ld5—e4t, Kbl—a2; 6.
Ka2b27. Da4—b4t, Kb2—cl; 8.
Wit wint.
In deze studie is zeer mooi het
Dd5—e5t Kc3d2; 3. De5Xal
is pat!
Goede uitwerking ontvangen van:
man, te Haarlem.
No. 122.
Kd2—
b2; 3. Dc5
Dd5c5f,
Dc5d4t,
Dd4a4+,
Kf2—el en
valletje 2.
en Zwart
H. Straat-
CORRESPONDENTIE.
Haarlem H. W. v. D. 1. Dg5t, Kdl; 2. Dglf,
Kd2; 3. Dal. en Zwart is pat!