Wy geven als St. Nicolaas surprise LEEKDAMS GLASWERK TWEEDE BLAD Weil. J. HOFHUIS SIGH, SSOARSTTIN, PIJPER, TftBAK Fa. v. VASTENHOVEN Ostadestraat 4 Telefoon 10443 Sinds 189$ Haarl. Goöp. Diner-Ter. inior, Losse Blaadjes. In afwachting. Brokjes Levenswijsheid. Surprises. Inwijding. Uii de Redactie-kamer. SCHAAKRUBRIEK Teleï. 233253 f 5-ietters gd! Gram Ct$.~ B L1307 jsi m -i m 3> O m 00 35, RICHTING JHT 1902. rdam, met :n van het 1 tot debat rerdere bg- iterstaande HAAR JLTJE" V.) zal op precies, m nctaal, met geven van bedrijven lg van dit succes is sn tekort), l" van dit atsen zoo voiie zaal het Jeugd- De straten zijn vol kijkers, Die kopers willen zijn, Want 't Sinterklaasfeest nadert Tot vneugd' van groot en klein! 't Portret van Sinterklaasje Staart overal ons aan. In ied're etalage Zie 'k mooie dingen staan. De jeugd zingt oude liedjes; Hoe popelt 't kinderhart. Want niemand van de kleinen Denkt ernstig aan de gard! De oud'ren zijn in actie! Surprises moeten klaar; Een leuk Sint-Niklaasriimpje Vermaakt de ganse schaar. Zo breekt al gauw de avond Van 5 December aan, Waarop ontelb're schoentjes Weer bij de schoorsteen staan. Al beeft des Bisschops buidel Dit jaar geen groot gewicht, De kindi:ren vergeten Dat doet hij niet zo licht! (Nadruk verboden) een te sterk bewijs van gebrek aan liefderijk inzicht zjjn. Een onschuldiger euvel, maar toch ook aan onnadenkendheid te wijten, is, dat men zijn kind met waardeloos speelgoed afscheept. Er bestaat geen grooter leed dan te moeten kleu ren met verf die niet afgeeft, te moeten tim meren met een hamer die ombuigt, op hang papier te schrijven, met een kruiwagen te wer ken, die onder de eerste bevrachting bezwijkt. Het onschuldigste Dog ziin de goedbedoelde surprises van suikerwerk, die sprekend op een appel of een stuk worst gelijken. Toch verra den dergelijke fopperijen ook een ontoereikende belangstelling voor het gevoelsleven van het kind. Want men geeft toch geschenken om plei- zier, maar niet om verdriet te doen. En er is geen verdrietiger ervaring dan te bijten in iets dat anders smaakt dan men had verwacht. Als men een dozijn papieren en doozen moet uitpakken en van het kastje naar den muur moet loopen om eindelijk het begeerde voorwerp machtig te worden, dan is dit een beproeving van bet geduld maar het blijft een gezonde sport. Zelfs als er tenslotte in het pak niets dan een rauwe aardappel zit, kan het slacht offer zelf hartelijk meelachen om deze grap. Maar een appel wekt bepaalde verwach tingen. Als men in den appel bijt en men proeft marsepein, of men bijt in een bonbon en men proeft zeep, dan heeft men reden om nijdig te worden. Marsepein is een heerlijke lekkernij en een appel een even kostelijke versnapering. Maar als men de een voor den ander houdt, wordt men van beide onpasselijk. Er ligt in een dergelflke verwisseling iets weeïgs, dat ver want is aan het gevoel dat men krijgt bij het aanschouwen van travestie. Ook de heerlijkste heerlijkheden eischen ieder haar eigen vorm en plaats. Een kind voelt zich evengoed als een volwassene bedrogen, wanneer men door een dergelijke verwisseling het verwachte geluk bedelft. De groote kunst ifj ook in zijn surprises fijngevoelig te blijven! H. G. CANNEGIETER Sinterklaas is niet alleen de heilige van de weldadigheid maar ook van de vindingrijkheid. Hij scherpt het vernuft en prikkelt de verbeel ding. Het is voor menigeen moeilijk, iets nieuws te bedenken. Het geven van geschenken -is een gave, gelijk elke andere. Er bestaan te dezen opzichte talenten en brekebeenen. Maar iede: i naar vermogen doet toch zijn best, voor zijn verwanten en vrienden iets toepasselijks te ver zinnen. Eigenlijk is het toch ook weer de liefde, dia vindingrijk maakt. Men moet zich moeite ge ven, om een geschikt en aardig cadeau uit te zoeken. Met een ontdekkingstocht naar den winkel komt men niet klaar. Daaraan vooraf moet een andere ontdekkingstocht gaan. Om iemands wenschen en behoeften te raden, moet men zich heelemaal in hem kunnen verplaatsen, z'ch heelemaal in zijn persoonlijkheid en om standigheden kunnen verdienen. En dat kan men alleen als men liefheeft. Het oog der liefde ziet scherp. Sinterklaasdag is een beproeving van onze liefde. Lukt het ons niet, juist datgene te vin den, waarmee wij onzen huisgenoot of vriend waarlijk zouden verblijden, dan is dit een be denkelijk teeken voor onze gevoelens te zijnen opzichte. Het geschenk is de toetssteen van onze genegenheid, de graadmeter voor onze belangstelling. Sinterklaas is de strenge exami nator, die ons proefwerk opgeeft in het mooiste en moeilijkste vak van het leven: de kunst van liefhebben. Ach, hoe weinigen verstaan die kunst, hoe velen zakken voor dit examen! Men maakt het zich vaak te gemakkelijk en vergenoegt zich met een onverschillige greep uit den voorraad, welke de winkels tentoon stellen. Met een massa-artikel moet onze uit verkorene zich tevreden stellen, met een banaal voorwerp zonder persoonlijk cachet. De winkeliers komen hun klanten bereid willig tegemoet. Ook voor menschen, die zelf de gave der fantasie missen, hebben zjj raad gevonden. Dat is de surprise, welke de aardig heid van <le verrassing brengt. De fabrikanten hebben op dit terrein heel wat vindingrijkheid geopenbaard, en het is ai- leen jammer, dat aan den Sinterklaasavond het winkelen moet voorafgaan, want daarbij heeft men reeds kennis gemaakt met al die vaak geestige vondsten, welke men op het feest zelf als een fopperij in ontvangst zal moeten nemen. Men moet dan een gezicht trek ken, of men ten hoogste verbaasd of geïnteres seerd is, maar haar doel heeft de surprise ge mist. De voorbereiding van het Sinterklaasfeest voor volwassenen is moeilijker dan voorzoover zij de kinderen betreft. De volwassenen kennen alles, bezitten alles, begrijpen alles. Maar de verlanglijst van kinderen is nog oneindig lang. Daarom maken de ouders, ooms en tantes van de kmdergeschenken minder werk dan van de cadeaux aan volwassenen. Een kinderhand is gauw gevuld, denken zij. Helaas, hoe verkijken zij zich op het kind! Ook in het kind moet de liefde zich verplaatsen, zich verdiepen. Maar al te veel nog blijkt de genegenheid voor kindeken van oppervlakkigen aard. Anders zou men zorgvuldiger zijn met zijn geschenken. Ik spreek nu niet over oorlogsspeelgoed, want ik zou het een beleediging voor mijn le zers achten als ik van hen nog veronderstelde, dat ze hun kleuters tinnon soldaatjes of nage lt, r akte revolvers cadeau'zouden doen. Dat zou Een Sinterklaasvertelling door H. G. CANNEGIETER (Nadruk verboden.) Zoo stonden ze dan eensklaps voor het moeilijke opvoedingsprobleem: „Zullen we 't haar vertellen of niet?" Hun kleine Fientje was een gevoelig meiske en zeer vatbaar voor angst. Zorgvuldig ont hielden ze het kind de kennismaking met de bekende sprookjes vol gruwelen. Maar moeilijk konden ze haar den omgang verbieden met buurtgenootjes, die de schattigheid zelf waren, maar die niettemin een boosaardig genot don- den in. bangmakerij. Dag aan dag kwam Fientje thuis met een zorgelijk gezichtje, want Truus had haar ver teld, dat er 's avonds booze mannen in 't don ker loopen, die de kindertjes van hun bed rooven en meenemen naar het bosch. Of Ag- niet had gezegd, dat er een duivel is. die je hartje zwart maakt ais je jokt, en dit was heusch waan, want Agnietje had het van haar grootmoeder zélf. Of de draden van de electri- sehe tram konden neervallen en als ze je raak ten, dan was je dood. 'Of nog erger: als 't onweerde kwam er brand. Of het allerergste: er zou oorlog komen en dan werden alle men schen dood gemaakt. Vaak riep Fientje, als ze 's avonds in bed tog, om Moeder, want dan was ze zoo bang En 's nachts droomde ze eng en dan kon ze niet weer in slaap komen. En nu kwam Sinterklaas. Elsje zei, dat hij met zijn paard over de daken reed, en hieraan moest Fientje maar aldoor denken, wanne: Moeder haar naar bed had gebracht. Als het dak nu eens niet sterk genoeg was om zoo'n paard te dragen? En dat paard zakte eens door het dak en kwam met zijn hoeven juist boven op haar bedje terecht! Van elk geluid schrok Fientje, als ze aan die mogelijkheid dacht. Marie had gezegd, dat haar broer, die al op school ging. Sinterklaas in de stad was tegen gekomen met Zwarte Piet. En Zwarte Piet bad den zak bij zich, waarin hij stoute kin deren stopt. En Fientje was eiken dag stout: ze zeurde met het aankleeden, kwam niet da delijk als Moeder haar riep om te eten en ze was gister brutaal tegen Moeder geweest. Ze zou vast in den zak moeten! Zoo was Sinterklaas een nieuwe bedreiging en de lekkernijen, die Fientje eiken morgen in haar schoen bij den haard vond, wogen niet cp tegen de angsten, welke het paard en de zak haar eiken avond berokkenden. Derhalve besloten Vader en Moeder haar m te wijden. Vader had, -afgezien van. het angstwekkende, toch al een bezwaar tegen die Sinterklaas-voordengekhouderij, want deze ondermijnde het vertrouwen in de ouders. Als zij eenmaal zouden moeten bekennen, dat ze het kind maar wat op de mouw hadden ge speld, zou dit, scherpzinnig al het was, al licht de gevolgtrekking maken, dat gewichti ger en heiliger waarheden tenslotte eveneens slechts fopperij zouden blijken te zijn. Aldus kwam op den laatsten dag van No vember het hooge woord er uit: er bestaat geen Sinterklaas. Hg heeft vroeger bestaan; 't was een man, die erg lief voor de men schen was en die in den kouden winter de armen, stilletjes allerlei dingen in huis bracht. waaraan ze behoefte hadden. En omdat dit zoo mooi van hem was, volgen wij op zijn verjaardag zijn voorbeeld en doen dan net als hij tijdens zijn leven gedaan heeft. Ter her innering aan zijn goede daden verkieeden de menschen zich dan als Sinterklaas en zijn knecht en brengen zij de kinderen geschenken. „Je hoeft dus niet meer bang te zijn voor dat paard, want dat is maar een grapje net als die zak waarin Zwarte Piet de kinderen stopt." Maar Marie's moeder heeft toch zélf ge zegdwierp Fientje tegen met een be trokken gezicht. „Luister eens, Fientje, je moet er met Mario er, met je andere vriendinnetjes maar niet over praten. Dit blijft een geheimpje tusschen ons beiden. Later zegt Marie's moeder het ook wel aan Marie, maar jij moet het haar nu niet vertellen, want dat zou niet aardig zijn voor haar moeder. Want moeders hooren zoo iets aan haar kinderen te vertellen. Doe dus tegenover Marie en Truus en Agnietje maar net, of je nog aan Sinterklaas gelooft. Zullen we dat afspreken?" „Fientje. je hebt je schoen nog niet opge zet!", zei Vader, toen zijn dochter hem wel ie rusten gewenscht had- Fientje bromde wat en liep norsch de kamer deur uit. Vader riep haar terug. ,,Zei je wat, Fientje?" Er bestaat immers geen Sinterklaas!", mokte ze. .Hoor eens, Fientje", zei Vader en trok haar op zijn knie. „Daarom kunnen we 't spelletje van Sinterklaas toch wel spelen? 't Is toch een mooi spelletje! Je speelt toch ook wel vader en moeder met je poppen. En dan zeg je toch ook niet: 't zijn maar dingen van hout? En je hebt toch ook wel pleizier gehad om die jongens, die hier laatst aan de deur kwamen, als Sinte Maarten verkleed? En toen je de vorige week mee mocht naar de kindervoorstelling, wist je toch ook wel, dat die kabouters op het tooneel geen echte ka- bcuters waren, maar schoolkinderen? Je zei immers zélf, dat de broer van Marie de koning der dwergen was. Nou. en je hebt het toen toch r.et zoo mooi gevonden, of 't echte dwergen waren geweest. Zet dus je schoentje maar gauw op, en dan zullen we eens afwachten, wat er morgen weer inligt." Met een pruilerig gezitht zette Fientje haar schoen bij den baard. Maar het versje wilde haar niet over de lippen komen. Toch was ze den volgenden morgen be nieuwd, en ze sloop, evenals vorige dagen, nog in haar ^nachtpon de trap af om haar dage- lijksch geschenk in ontvangst te nemen. Haar gezichtje klaarde op, toen ze een prachtigen, glanzend groenen kikker vond, die met choco lade gevuld bleek te zijn. Marie's moeder bad haar meegevraagd naar de stad, waar m ow i'unohroom Sinterklaas en zijn knecht te gast 'zouden komen. „Vind je 't niet eng?", vroeg Marie. „Ik wel, zeg! Als hij ons nou eens een hand wil geven, of in die akelige zak wil stoppen." Fientje glimlachte geheimzinnig en zei mets. Maar ze wou eigenlijk wel, dat ze ook zelf nog aan Sinterklaas geloofde, 't Was toch wel prettig, zoo'n beetje griezelen. „Zeg, wil ik je eens wat heel geks vertel len?", fluisterde Marie haar onderweg in het oor. „Mijn broer zegt, dat de jongens op school zeggen, dat Sinterklaas niet bestaat. Moeder was zoo kwaad op hem, toen hij dat vertelde. Stout van die jongens, hè?" „Sinterklaas bestaat wèl!", zei Fientje snib big. En ze was óók kwaad op die jongens- In de lunchroom was het vol moeders met kinderen. En allemaal kregen ze van Sinter klaas een hand en van Piet een suikerbeestje. Fientje nam Sinterklaas met scherp onder zoekende oogen op. Maar toen hij haar een band gaf, voelde ze een rilling door haar lichaam gaan. En het suikerbeestje van Piet liet ze van bedremmeldheid vallen. Op den terugweg moesten ze in een drukke winkelstraat wachten, omdat er een opstop ping was. Alles keek uit, moeders tilden haar kinderen op, opdat ze beter kenden zien, want Sinterklaas kwam voorbijrijden. In een versierde auto passeerde hij, met Piet aan zijn zij- Hij groette de kinderen en dezen riepen hoera! Maar het ontging Fientje niet, dat deze Sinterklaas er anders uitzag dan straks in de lunchroom, en dat Piet veel kleiner en mager der was dan de zwarte reus van daarnet. Ze vond het niets prettig en kwam ontstemd thuis. Daar vond ze Moeder druk in de weer. Ze scharrelde met touwtjes en doozen en pak papier. „Wil je me helpen?", vroeg Moeder haar. „Waarmee? Wat ben je eigenlijk aan het doen?" „Ik heb allerlei aardige dingen gekocht en die ga ik nu inpakken. Want Sinterklaas moet toch ook bij Oma komen. Je weet, dat Oma altijd zoo'n last heeft van koude vingers en nu zitten hier in dit pakje een paar heer lijke wollen handschoenen. Maar nu moeten we er nog een versje bij maken." ,„Een versje?" „Ja, een Sinterklaasversje. Dat zal Oma aardig vinden. Hier heb ik al iets: Oma, als je uit wilt gaan Trek dan warme wanten aan, Die van wol mooi zijn geweven, Sinterklaas wil ze je geven." „Heb je dat zélf gemaakt, Moeder?", riep Fientje bewonderend uit. Ja, maar wis moet het Oma nu brengen? Als ik het zelf doe, is er niks aan, vind je niet? Maar ook daarvoor heb ik al iets ge vonden Ik heb neef Albert gevraagd, je weet wel, die student die altijd zoo wild met je spielt, of die als Sinterklaas verkleed bij Oma wil komen. Hij -heeft een vriend, die ge knipt is voor Zwarte Piet-. Dan zal ik er zelf ook naar toe gaan, om te kijken wat voor ge zicht Oma trekt. Zou je mee willen?" „Hè-ja-ja-ja!", riep Fientje. „Wat zal dat grappig wezen. Wanneer gaan we? Strak jes ai?" „Welnee kind! Dat doen we immers op den verjaardag van Sinterklaas zélf; dus nog een paar nachtjes slapen." ,Zeg Moes, ik zou Oma ook wei wat willen g-cven. Weet jij iets, wat ze prettig zou vinden?" ,Ze wou graag een nieuwe portemonnee. Zullen we die morgen samen gaan koopen?" „En dan brengen we dat ook bij neef Albert? Dan kan hij dat óók geven, als hg voor Sin terklaas speelt. Zeg, Moes, zei je laatst niet, dat de echte Sinterklaas, toen die nog leefde, altijd stilletjes naar arme kinderen ging om die wat lekkers te brengen? Kunnen we dan ook niet wat voor de axme kinderen koo pen en neef Albeit vragen, of hij dat ook stil- eg'es bij hen wil brengen?" ,Kind, dat vind ik een pracht-idee. Maar wat zullen we voor de arme kinderen koopen. Bedenk jij maar eens wat, als je vanavond m je bed ligt. We hebben den tijd nog tot morgen." gebeld werd en, na wat gestommel in de ves- ip Toen Fientje 's avonds onder de dekens ge stopt was, kon ze niet dadelijk in slaap komen. Ze moest al maar dingen bedenken, die arme kinderen prettig zouden vinden. Maar aan het paard, dat door het dak zou zakken en aan den zak van Zwarte Piet dacht ze niet. Met spanning za-g ze den Sinterklaasavond tegemoet. Ze was geheel vervuld van de pret c!.ie haar stond te wachten. Maar toen de taxi voorstond, waarin Vader en Moeder haar naar Oma zouden meenemen, vond ze dit uitstapje toch wel een beetje eng. Ze had weinig aandacht voor de verhalen van Oma en voor de aanhalingen van de tan tes en ooms. Ze was blij, dat er nog een stuk of wat kinderen van de partij waren, al waren deze neefjes en nichtjes ouder dan zij. Maar ook bij hun spelletjes was ze verstrooid. Ze wachtte al maar door op de groote gebeur tenis. Een schok ging haar door de leden toen er gebeld werd en, na wat gestommel in de ves tibule de deur van de kamer wijd werd open gedaan. Daar bad je Sinterklaas, in vol ornaat, veel mooier en deftiger dan de Sinterklaas uit de luchroom, en daar had je den joligen nik ker met een gebloemden zak vol doozen en pakjes. Fientje was geheel onder den indruk. En geen oo-genblik heeft ze tijdens d-it hoog eerwaardig bezoek aan neef Albert gedacht, ook niet, toen ze een paar uur later thuis op haar bedje lag, omringd door den overvloed van geschenken, het eene al mooier dan 't andere. Prof. R. P. van Calcar (Leiden) is mede werker geworden aan de Telegraaf. In opvol ging van prof. Storm van Leeuwen Hij schrijft vlot en wat hij zegt is soms belangrijk, In het ochtendblad van Zondag 25 Nov. j.l. bespreekt hij nut en gevaar van celstraf. De geleerde werkt er, de lijder aan engtevrees wordt er voor zijn leven ongelukkig. Bij toe passing van straf mag de rechter dus niet nalaten een onderzoek in te stellen naar de persoon van den dader. Prof. van Calcar maakt echter een slecht figuur door de wijze waarop hij zijn overleden collega Bolland be spreekt. Bolland zou hebben geleken op Hitier door het houden van donder-reden. Beiden zouden denzelfden afkeer hebben gehad van .de vredesvoorwaarden" en „de Staatsrechte lijke instellingen". „Bij beiden ook het zoeken naar de verantwoordelijkheid bij het Joden dom". Zooveel woorden, zooveel onwaarheden, Het donderen van Bolland had niets van de schreeuwpogingen van den duitschen dema goog. Bolland was een geleerd, fijngevoelig, geestdriftig maar innerlijk beschaafd en wijs man. In groote trekken genomen, was hij conservatief, minnaar van het gezag, dat hij openlijk eerbiedigde ook al kwam het van hem niet bevriende zijde op hem af. Als milicien werd hij tot kruiwagenstraf veroordeeld om dat hij zich vergreep aan een meerdere die in zijn tegenwoordigheid min handelde tegen over een zieligen mindere, niet omdat hij iets nad tegen het gezag". Ook tegen straf revolteerde Bolland niet, noch in de prakijk als jongeling, noch als philosoof (prof. van Calcar schrijft: phyio- soof!) in zijne beschouwingen. Straf, op zich zelf z.i. verkeerd als leed toe- orengend noemt hij rechtmatig als in de samenleving onvermijdelijke vergelding. Aan de straf verinwendigt zich volgens hem de geest van het recht (laat ons zeggen: bij den dader) tot een gevoel van plicht, dat als „ge weten" spreekt. En met instemming haalt Bolland ergens Hegei's uitspraak aan, dat „de haat tegen de wet is het sjibböleth, waarin de dweepzucht, de zwakhoofdigheid en de huichelarij der goede bedoelingen, zich te ken nen geeft en onverschillig welk gewaad zij omdoet, openbaart wat zij is". Socrates was niet de laatste wijze, die het hoofd boog voor de wet. Bolland heeft nooit anders gedaan. Het is zijne nagedachtenis aantasten het, zooais deze oud-collega doet, te doen voorkomen alsof Bolland een soort revolutionair dema goog was. Bij de hebben de verbruikers steeds vrijen toegang tot het bedrijf en de magazijnen. Alleen dan heeft U waarborg voor bereiding en kwaliteit. Bestelt das daar Uwe maaltijden Levering tegen kostprijs Prospectus op aanvrage. BAKENESSERGRACHT 27 TELEF. 14393. Oplossingen, bijdragen, enz., te richten aan den Schaakredacteur, Bloemendaalscheweg 42, Bloe- mendaal. PROBLEEM No. 444. H. L. Schuld, (1875—1920). Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ka7, Dg8, Td4, Lal, Pd8, Ph6, 06. Zwart: Ke5, Tf4, Tf5, f7. Dit probleem verwierf een eervolle vermel ding in een wedstrijd van „Western Daily Mer cury." PARTIJ No. 204. Gespeeld in het tournooi te Linz, 6 Septem ber 1934. Wit. Zwart. G. Kump. G. Eibensteiner GEWEIGERD DAMEGAMBIET. 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pbl—o3 d7~d5 4. Lelg5 c7c6 5. e2e3 Pb8—<J7 6. Pgl—f3 Dd8a5 7. Lg5xf6 Pd7 X f6 8. Pf3d2 Lf8b4 9. Ddl—c2 0—0 10. a2a3 Tf8e8 11. Tal—cl Lb4xc3 12. Dc2Xc3 Da5Xc3 13. Tclxc3 e6e5 14. d4Xe5 Te8xe5 15. Lfle2 Lc8—f5 16. f2—f3 Een groote verzwakking. 1 6Ta8e8 17. g2g4 Beter was 17. Pd2—fl, d5—d4; 18. Tc3—b3. 1 7d5—<34! 18. Tc3b3 Lf5c2! 19. e3e4 Lc2xb3 20. Pd-2 x b3 Pf6Xc4! Opgegeven. Aan dit tournooi, waarin de eerste en tweede prijs gedeeld werden door Prof. Becker, (Weenen) en Eliskases (Innsbruck), elk met 11 punten (uit 13 partgen), werd ook deelge nomen door de Nederlandsche hoofdklasse spelers Dr. v. Doesburgh (Bussum) en Th. de Jong, (Winterswijk). De meester H. Miiller (Weenen) verwierf den derden prijs, terwijl de Jong den vierden prijs behaalde met 8 punten. Verder ontvingen Dr. Gruber, Dr. v. Doesburg, Schenk en Eibensteiner nog prijzen in den vorm. van boekwerken (de eerste drie 7% punt, de laatste 7 p.) OPLOSSING EINDSPELSTUDIE (Dr. H. Neustadth) 1862—1909. Stand der stukken: Wit: Kf2, Dg8, Le4. Zwart: Kd2, Del. 1. Dg8d5t, Kd2c3! (op 1 cl wint Wit door 2. Dd5c5t, Kcl— b4t, Kb2—cl; 4. Kf2—el, enz.); 2, Kc3b33. Le4—d5f, Kb3—b2; 4. Kb2bl5. Ld5—e4t, Kbl—a2; 6. Ka2b27. Da4—b4t, Kb2—cl; 8. Wit wint. In deze studie is zeer mooi het Dd5—e5t Kc3d2; 3. De5Xal is pat! Goede uitwerking ontvangen van: man, te Haarlem. No. 122. Kd2— b2; 3. Dc5 Dd5c5f, Dc5d4t, Dd4a4+, Kf2—el en valletje 2. en Zwart H. Straat- CORRESPONDENTIE. Haarlem H. W. v. D. 1. Dg5t, Kdl; 2. Dglf, Kd2; 3. Dal. en Zwart is pat!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1934 | | pagina 3